Voor het aanbrengen van wijzigingen van den legger ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wegenwet, zijn de artikelen 3 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing, waarbij er rekening mee moet worden gehouden, dat
hetgeen in die artikelen wordt bepaald ten aanzien van het ontwerp van den legger
en de door Gedeputeerde Staten voorgenomen wijzigingen in dat ontwerp, geldt voor
het ontwerp-wijzigingslegger en de door Gedeputeerde Staten voorgenomen wijzigingen
in laatstbedoeld ontwerp,
het ontwerp in plaats van door Burgemeester en Wethouders ook door Gedeputeerde Staten
in tweevoud kan worden opgemaakt,
voor de onderteekende verklaringen en mededeelingen door Burgemeester en Wethouders
en Gedeputeerde Staten op de stukken te stellen, in de plaats komen die, bedoeld in
de artikelen 12 en 13,
de toezending van de kennisgevingen, als bedoeld in het eerste lid van artikel 5 geschiedt aan de besturen van de waterschappen, indien de voorgenomen wijzigingen
betrekking hebben op wegen, voor welke zij volgens den bestaanden legger of volgens
het ontwerp-wijzigingslegger aangewezen worden als het gezag, dat volgens artikel 17 van de Wegenwet heeft te zorgen, dat een weg in goeden staat verkeert, aan de betrokken spoorwegondernemingen,
indien de voorgenomen wijzigingen betrekking hebben op toegangswegen naar stations,
als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Spoorwegwet, aan hen, die in het kadaster voorkomen als rechthebbenden op wegen, op de zich daarin
bevindende bruggen en duikers, en op de onder afzonderlijk nommer opgenomen bruggen,
een en ander voor zoover de voorgenomen wijzigingen daarop betrekking hebben, en,
met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5, aan hen, die volgens den bestaanden legger of volgens het ontwerp-wijzigingslegger
als onderhoudplichtigen of als verplicht om tot het onderhoud bij te dragen, worden
aangewezen, indien ten opzichte van hunne verplichtingen wijziging in het ontwerp-wijzigingslegger
is opgenomen,
hetgeen volgens art. 11 geldt ten opzichte van den legger, geldt voor den wijzigingslegger.
Zoodra en voor zoover de in een wijzigingslegger opgenomen wijzigingen bij eindbeslissing
zijn vastgesteld of gehandhaafd, teekenen Gedeputeerde Staten die wijzigingen aan
in den legger met verwijzing naar den wijzigingslegger. Aan ieder van de twee exemplaren
van den legger wordt een exemplaar van den wijzigingslegger, die dan deel uitmaakt
van den legger, gehecht, alsmede afschrift of uittreksel van de wet, het besluit,
de overeenkomst of het vonnis, welke tot wijziging aanleiding gaven.