Wet nopens de naasting der aandelen in De Nederlandsche Bank N.V.

Geraadpleegd op 10-11-2024.
Geldend van 01-08-1948 t/m heden

Wet van 23 April 1948, houdende verklaring van het algemeen nut van de naasting van de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van De Nederlandsche Bank N.V. door de Staat en regeling dier naasting

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van De Nederlandsche Bank N.V. in eigendom te doen overgaan op de Staat der Nederlanden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Wij verklaren, dat het algemeen nut vordert, dat de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van De Nederlandsche Bank N.V. worden genaast door de Staat der Nederlanden.

  • 2 De bepalingen van de Onteigeningswet zijn op deze naasting niet van toepassing.

Artikel 2

De aandelen in het maatschappelijk kapitaal van De Nederlandsche Bank N.V. zijn van het tijdstip af, waarop dit artikel in werking treedt, door de Staat genaast en aan deze in volle en vrije eigendom overgegaan.

Artikel 3

  • 1 Hem, wiens aandeel ingevolge het bepaalde in artikel 2 is genaast, wordt, met inachtneming van de bepalingen dezer wet, een inschrijving verstrekt in het Grootboek der 2½-procents Nationale Schuld, bedoeld in artikel 1 van de Grootboekwet, ten belope van het tweevoud van het nominale bedrag van dat aandeel.

  • 2 De rente van de in het eerste lid bedoelde inschrijving gaat in op de eerste dag na afloop van het laatste boekjaar van De Nederlandsche Bank N.V., voorafgaande aan het tijdstip van het in werking treden van dit artikel, waarover het dividend betaalbaar is gesteld.

  • 3 Onze Minister van Financiën is gemachtigd, ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, inschrijvingen te openen in het Grootboek der 2½-procents Nationale Schuld.

Artikel 4

Indien een derde ten tijde der naasting een recht had op een aandeel, wordt, met inachtneming van de bepalingen dezer wet, bij de inschrijving, welke voor het genaaste aandeel is verstrekt, een aantekening gesteld van een overeenkomstig recht van die derde op de inschrijving.

Artikel 5

  • 1 De boeking van een inschrijving in het Grootboek der 2½-procents Nationale Schuld krachtens artikel 3 geschiedt door de directeur van de Grootboeken der Nationale Schuld tegen overlegging van een door de directie van De Nederlandsche Bank N.V. aan de rechthebbende op zijn verzoek af te geven schriftelijke verklaring nopens het recht van degene te wiens behoeve de inschrijving dient plaats te vinden.

  • 2 Het stellen van een aantekening krachtens artikel 4 geschiedt door de directeur van de Grootboeken der Nationale Schuld, gelijktijdig met de boeking van de inschrijving waarop de aantekening betrekking heeft, tegen overlegging van de schriftelijke verklaring bedoeld in het vorige lid, welke alsdan mede betrekking heeft op het recht van de derde. De schriftelijke verklaring wordt mede afgegeven op verzoek van die derde.

  • 3 De directie van De Nederlandsche Bank N.V. geeft de in het eerste en tweede lid bedoelde verklaring niet af dan tegen inlevering van het aandeelbewijs met bijbehorende talon en dividendbewijzen, welke niet betaalbaar zijn gesteld, of van andere door de directie nodig geachte bescheiden.

  • 4 Het verzoek van rechthebbenden tot afgifte van de in dit artikel bedoelde verklaring dient te zijn geschied binnen tien jaren na het tijdstip waarop dit artikel in werking treedt, op straffe van verlies van hun recht, behoudens bijzondere beschikking van Onze Minister van Financiën.

Artikel 6

  • 1 De inschrijvingen, ingevolge de bepalingen dezer wet tot stand gekomen, worden, voor de toepassing van hoofdstuk IV van het Besluit herstel rechtsverkeer en van de daarop berustende bepalingen, aangemerkt als effecten.

  • 2 De inschrijvingen en de daarbij aangetekende rechten van derden worden, voor die toepassing, geacht in de plaats te zijn getreden van de ingevolge artikel 2 genaaste aandelen, onderscheidenlijk van de rechten, welke derden ten tijde van de naasting op die aandelen hadden.

Artikel 7

  • 1 De vergoedingen, welke ingevolge artikel 79 der Grootboekwet in rekening worden gebracht voor de verrichtingen bij de Grootboeken ter uitvoering van deze wet, komen ten laste van de Staat.

  • 2 De vergoedingen, bedoeld in artikel 79 der Grootboekwet, ter zake van de eerste overschrijving van een inschrijving, ontstaan ingevolge de bepalingen dezer wet, naar de Grootboeken bedoeld in artikel 2 der Grootboekwet komen ten laste van de Staat, ingeval de bedoelde overschrijving geschiedt ten behoeve van degene aan wie de inschrijving ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 3 is verstrekt.

Artikel 8

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als "Wet nopens de naasting der aandelen in De Nederlandsche Bank N.V.".

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van de dag volgende op die harer afkondiging, behoudens de artikelen 2 tot en met 7, die op een nader door Ons te bepalen tijdstip in werking treden.

  • 3 Ons besluit, houdende bepaling als bedoeld in het vorige lid, wordt in het Staatsblad en in de Nederlandse Staatscourant geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Het Loo, 23 April 1948

WILHELMINA.

De Minister van Financiën,

P. LIEFTINCK.

De Minister van Justitie,

J. H. VAN MAARSEVEEN.

Uitgegeven de veertiende Mei 1948.

De Minister van Justitie,

J. H. VAN MAARSEVEEN.