Wet bezoldiging Raad van State en Algemene Rekenkamer

[Regeling vervallen per 13-02-2009.]
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006.
Geldend van 01-01-2006 t/m 27-04-2006

Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer opnieuw te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Bezoldiging vice-president van de Raad van State en staatsraden

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State wordt bepaald op € 9 422,06 per maand. De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt bepaald op € 8 838,15. De bezoldiging van de overige staatsraden wordt bepaald op € 8 291,27 per maand.

  • 2 Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden.

  • 3 Na het overlijden van de vice-president of van een staatsraad wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 210, datum inwerkingtreding 28-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State wordt bepaald op € 9 610,50 per maand. De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt bepaald op € 9 014,91. De bezoldiging van de overige staatsraden wordt bepaald op € 8 457,10 per maand.

2 Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden.

3 Na het overlijden van de vice-president of van een staatsraad wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 1, ontvangen de vice-president en de staatsraden een uitkering ter zake van veeljarige dienst, een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering, een ziektekostenvergoeding, een vergoeding van verplaatsingskosten en een vergoeding van telefoonkosten op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

  • 2 Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 1, ontvangen de staatsraden een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de vergoeding van reis- en verblijfkosten welke de vice-president ontvangt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de vergoeding voor kosten die aan de vervulling van het ambt van vice-president of staatsraad zijn verbonden en die voor eigen rekening komen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Staatsraden in buitengewone dienst, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet op de Raad van State, ontvangen een bezoldiging die een zodanig deel van de bezoldiging van een staatsraad bedraagt als overeenkomt met de vastgestelde omvang van de te verrichten taak.

  • 2 De overige staatsraden in buitengewone dienst genieten als zodanig geen bezoldiging. Zij ontvangen voor het deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad van State of zijn afdelingen een bij algemene maatregel van bestuur te regelen vergoeding. Wanneer zij buiten 's-Gravenhage of één der aangrenzende gemeenten woonachtig zijn, worden bovendien hun reis- en verblijfkosten vergoed op voet van de bepalingen geldende voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor burgerlijke Rijksambtenaren.

Hoofdstuk II. Bezoldiging voorzitter en overige leden van de Algemene Rekenkamer

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging van de president van de Algemene Rekenkamer wordt bepaald op € 9 422,06 per maand, die van de overige leden in gewone dienst op € 8 291,27 per maand.

  • 2 Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden.

  • 3 Na het overlijden van de president of van een ander lid in gewone dienst wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 210, datum inwerkingtreding 28-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

1 De bezoldiging van de president van de Algemene Rekenkamer wordt bepaald op € 9 610,50 per maand, die van de overige leden in gewone dienst op € 8 457,10 per maand.

2 Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden.

3 Na het overlijden van de president of van een ander lid in gewone dienst wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 4, ontvangen de president en de overige leden in gewone dienst een uitkering ter zake van veeljarige dienst, een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering, een ziektekostenvergoeding, een vergoeding van verplaatsingskosten en een vergoeding van telefoonkosten op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

  • 2 Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 4, ontvangen de leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, met uitzondering van de president, een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de vergoeding van reis- en verblijfkosten welke de president ontvangt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de vergoeding voor kosten die aan de vervulling van het ambt van president of lid in gewone dienst zijn verbonden en die voor eigen rekening komen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

De leden in buitengewone dienst genieten als zodanig geen bezoldiging. Zij ontvangen voor het deelnemen aan de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer een bij algemene maatregel van bestuur te regelen vergoeding. Wanneer zij buiten 's-Gravenhage of één der aangrenzende gemeenten woonachtig zijn, worden bovendien hun reis- en verblijfkosten vergoed op de voet van de bepalingen geldende voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor burgerlijke Rijksambtenaren.

Hoofdstuk III

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Indien Wij in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel een wijziging aanbrengen en bepalen, dat die wijziging een algemeen karakter draagt, brengen Wij bij algemene maatregel van bestuur met ingang van de datum, waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aan in de bezoldiging van de ingevolge deze wet bezoldigde functionarissen, onder nadere vaststelling, voor zoveel nodig, van de in de artikelen 1, eerste lid, en 4, eerste lid, genoemde bedragen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602) wordt geacht mede ter uitvoering te zijn gegeven van de artikelen 2, derde lid, en 4A, derde lid.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 september 1964

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. H. TOXOPEUS.

De Minister van Financiën,

H. J. WITTEVEEN.

Uitgegeven de dertigste oktober 1964.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.