Stcrt. 2005, 3, datum inwerkingtreding 07-01-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met inachtneming van de volgende
leden regelen vastgesteld betreffende de inkomsten, die voor verrekening met het buitengewoon
pensioen in aanmerking komen.
2
-
a. De over enig kalenderjaar genoten inkomsten van de betrokkene worden op het buitengewoon
pensioen in mindering gebracht voor het bedrag, waarmede het buitengewoon pensioen,
ongeacht de vermeerdering of vergoeding ingevolge de artikelen 12, 13, 14 en 15, vermeerderd
met de inkomsten uit vermogen, alsmede met 75% van het genoten pensioen ingevolge
de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1965, 429) en de uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet en 70% van de overige
inkomsten de grondslag, waarover het buitengewoon pensioen is berekend, overschrijdt.
-
b. Tot de inkomsten van betrokkene als bedoeld onder a worden niet gerekend:
-
1e. inkomsten uit arbeid indien de betrokkene 65 jaar of ouder is;
-
2e. inkomsten uit arbeid, arbeidsvervangende inkomsten en inkomsten uit onderneming van
zijn echtgenoot;
-
3e. inkomsten uit vermogen, tot een bedrag van f 984,-
[Red: per 1 januari 2005: zevenhonderdeenentwintig euro en zesennegentig eurocent.]
.
3 Indien op grond van hetzelfde feit, als waaraan het genot van een buitengewoon pensioen
wordt ontleend, gelijktijdig een uitkering, een pensioen of andere inkomsten worden
genoten ten laste van het Rijk, de Republiek Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba,
de Republiek Indonesië, een publiekrechtelijk lichaam in een van deze gebieden of
een door het openbaar gezag aldaar ingesteld fonds, wordt het bedrag van het buitengewoon
pensioen, ongeacht de vermeerdering of vergoeding ingevolge de artikelen 12, 13, 14
en 15, met het bedrag van die uitkering, dat pensioen of die andere inkomsten verminderd,
nadat daarvan is afgetrokken het bedrag der compensatie ter zake van de premie ingevolge
de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet, hetwelk daarin is of naar
de voor de buitengewone pensioen geldende wettelijke maatstaven moet worden geacht
te zijn begrepen. Voor zover echter die uitkering, dat pensioen of die andere inkomsten
worden genoten uit hoofde van een vrijwillige verzekering, welke werd gesloten op
grond van een wettelijk verleende bevoegdheid, of uit hoofde van een verplichte verzekering,
welke voor eigen rekening is voortgezet, en door de Raad als zodanig wordt aangemerkt,
dan wel krachtens een wettelijke regeling van overeenkomstige strekking als de Ziektewet,
is het bepaalde in de vorige volzin niet van toepassing. Indien onder het pensioen
of andere inkomsten, bedoeld in de eerste volzin zijn begrepen bedragen, welke worden
genoten krachtens in andere wettelijke regelingen voorkomende bepalingen van overeenkomstige
strekking als die van de artikelen 12, 13, 14 en 15 worden die bedragen niet op het
buitengewoon pensioen in mindering gebracht; is evenwel een vermeerdering of vergoeding
ingevolge de artikelen 12, 13, 14 en 15 toegekend, dan wordt die vermeerdering of
vergoeding verminderd met het bedrag, dat genoten wordt krachtens de met die artikelen
overeenkomende bepalingen in andere wettelijke regelingen.
4 Tot de inkomsten bedoeld in dit artikel worden niet gerekend uitkeringen onder welke
benaming ook ingevolge of op de voet van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940-1945 (Stb. 1977, 494), de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1984, 94) en de Algemene Oorlogsongevallenregeling (Indonesië) (Stb. Ned.-Indië 1946, nr. 48) dan wel de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet
(Stb. 1980, 1).
5 De inkomsten worden aanvankelijk voorlopig geschat. Dit geschiedt voor de eerste
maal bij de toekenning van het buitengewoon pensioen en daarna zo vaak zulks door
de Raad nodig wordt geoordeeld. Na afloop van elk kalenderjaar worden de inkomsten
definitief vastgesteld. Bedragen zij minder dan is geschat, dan wordt het te veel
ingehoudene alsnog uitgekeerd; in het tegenovergestelde geval wordt het te weinig
ingehoudene hetzij teruggevorderd, hetzij door de Raad in door deze te bepalen termijnen
op de gepensioneerde of diens rechtverkrijgende(n) verhaald.