-
a. in het bezit zijn van:
-
b. in het bezit zijn van het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet uitgereikte
eindgetuigschrift Hoger Bouwkunst Onderricht;
-
c. in het bezit zijn van:
-
d. in het bezit zijn van het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet uitgereikte
getuigschrift Voortgezet Bouwkunst Onderricht;
-
e. met goed gevolg een door de Architectenraad ingesteld architectenexamen hebben afgelegd
vóór de datum waarop voor de eerste maal het examen, bedoeld in dit lid onder g, kan worden afgelegd;
-
f. in het bezit zijn van het diploma van de Stichting Instituut voor Architectuur I.V.A.,
afgegeven na een op ten minste vierjarige basis ingerichte opleiding van deze stichting
waarmee uiterlijk op 5 augustus 1988 is begonnen, en van een attest, afgegeven door
Onze Minister, waaruit blijkt dat de betrokkene een door of vanwege Onze Minister
ingesteld onderzoek dat een beoordeling behelst van de plannen die de betrokkene tijdens
een feitelijke praktijk van ten minste zes jaar op het gebied van de architectuur
heeft gemaakt en uitgevoerd, met goed gevolg heeft doorstaan, dan wel in het bezit
zijn van het diploma van genoemde Stichting, dat is behaald ter afsluiting van een
opleiding waarmee na 5 augustus 1988 is begonnen, mits die opleiding naar het oordeel
van Onze Minister voldoet aan de eisen van de artikelen 3 en 4 van de de richtlijn
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning
van de diploma’s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur,
tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening
van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PbEG 1985, L223/15);
-
g. met goed gevolg hebben afgelegd een overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VI ingericht en afgenomen examen voor architecten of daarvan, wegens ten genoegen van
Onze Minister aangetoonde uitzonderlijke bekwaamheid, van Onze Minister ontheffing
hebben verkregen;
-
h. met goed gevolg hebben afgelegd het examen ter afsluiting van een door Onze Minister
en na het horen van de representatief te achten beroepsorganisaties van architecten,
aangewezen opleiding;
-
i. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven
opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 21 van de richtlijn,
dan wel van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van
de richtlijn, die voldoet aan de in artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen, vergezeld
van een certificaat als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de richtlijn, of, met
inachtneming van de eisen die zijn gesteld in artikel 47, tweede lid, van de richtlijn,
met goed gevolg hebben afgelegd het examen in de architectuur ter afsluiting van een
opleiding die voldoet aan de in artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen;
-
j. in het bezit zijn van een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld
in artikel 49, eerste lid, eerste alinea, van de richtlijn, van een verklaring als
bedoeld in artikel 49, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn, of van een bevestigende
verklaring als bedoeld in artikel 49, tweede lid, van de richtlijn;
-
k. in het bezit zijn van een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld
in artikel 23, derde lid, eerste alinea, vierde lid, eerste alinea, of vijfde lid,
eerste alinea, van de richtlijn, vergezeld van een verklaring als bedoeld in dat derde
lid, tweede alinea, dat vierde lid, tweede alinea, of dat vijfde lid, tweede alinea;
-
l. in het bezit zijn van een certificaat dat overeenkomstig artikel 48, tweede lid, van
de richtlijn door het daartoe bij of krachtens de wet in een andere betrokken staat
aangewezen bevoegd gezag is afgegeven, inhoudende dat de betrokkene zich door de kwaliteit
van zijn prestaties op het gebied van architectuur in het bijzonder heeft onderscheiden,
zodat hij geacht wordt te voldoen aan de voorwaarden die in die staat worden gesteld
voor de uitoefening van werkzaamheden van architect onder de beroepstitel van architect;
-
m. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven
opleidingstitel op het gebied van architectuur, dat of die door het bureau, na een
daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
-
n. in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat
of andere titel op het gebied van architectuur, dat of die door het daartoe bij of
krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig
artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt
als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven
verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het
gebied van architectuur, of
-
o. in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van architectuur,
dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt ter
afsluiting van een opleiding die naar het oordeel van het bureau voldoet aan de in
artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen, of, ingeval die opleiding daaraan niet
voldoet, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.