Wet houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat

Geraadpleegd op 05-12-2024.
Geldend van 01-01-1994 t/m 31-12-2005

Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op de artikelen 237b van de gemeentewet (Stb. 1931, 89) en 144b van de Provinciewet (Stb. 1962, 17), gewenst is bij wet regels te stellen met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan aan een gemeente of een provincie uit 's Rijks kas een bijdrage verlenen terzake van maatregelen ter bestrijding van de verkeersonveiligheid.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de verlening van bijdragen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan aan een provincie of een gemeente uit 's Rijks kas een bijdrage verlenen in de kosten van het beheer en onderhoud van waterstaatswerken met een functie voor de waterhuishouding of de waterkering.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de verlening van bijdragen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan aan de provincie Zeeland uit 's Rijks kas een bijdrage verlenen in de exploitatiekosten van de veerdiensten over de Westerschelde.

  • 2 Bij ministerieel besluit worden regels gesteld omtrent de verlening van de bijdrage bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

  • 1 De regels bedoeld in het tweede lid van de artikelen 1, 2 en 3 hebben betrekking op de tijdsduur van de geldigheid van de betrokken bijdrageregeling, de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een bijdrage in aanmerking te komen, de wijze van vaststelling van de uitkeringsbedragen per rechthebbende alsmede zonodig het totaalbedrag van de jaarlijks te verlenen bijdragen, de betaling van de bijdrage en de controle op de besteding daarvan.

  • 2 Voor zover het bijdragen in de kosten van het beheer en onderhoud van hoofdvaarwegen betreft kunnen in de regels tevens voorschriften worden gegeven ter bescherming van de hoofdvaarwegfunctie.

  • 3 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid van de artikelen 1 en 2 kunnen onderwerpen worden aangewezen ten aanzien waarvan krachtens die maatregel regels kunnen worden gesteld.

Artikel 5

  • 1 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid van de artikelen 1 en 2 treedt niet eerder in werking dan een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 2 Een ministerieel besluit als bedoeld in het tweede lid van artikel 3 treedt niet eerder in werking dan een maand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 6

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot 1 januari 1989.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 april 1991

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de zesde juni 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin