Huisvestingswet

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2008 en zichtdatum 15-07-2009.
Geldend van 01-07-2008 t/m 30-06-2009

Wet van 1 oktober 1992, houdende regelen met betrekking tot woonruimte

Wij Beatrix bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en met het oog op de doorzichtigheid van de wetgeving wenselijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

    • b. woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

    • c. woonschip: schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

    • d. ligplaats: plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;

    • e. standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

    • f. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

    • g. huisvestingsverordening: de verordening, bedoeld in artikel 2;

    • h. huisvestingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

    • i. leegstaan; het niet of niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in gebruik zijn, alsmede een gebruik dat de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan de werking van deze wet;

    • j. huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

    • k. koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

    • l. economische binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

    • m. maatschappelijke binding aan een gebied: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

    • n. regio: een gebied dat uit een oogpunt van het functioneren van de woonruimtemarkt als een samenhangend geheel kan worden beschouwd.

  • 2 Voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder "eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek" wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend.

  • 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte mede begrepen:

    • a. een standplaats,

    • b. een ligplaats.

  • 5 Indien voor een woonruimte die niet verhuurd is en evenmin te huur wordt aangeboden, niet een maximale huurprijsgrens kan worden bepaald als bedoeld in het vierde lid, geldt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als huurprijs: de huurprijs die bij huur en verhuur als woonruimte redelijkerwijs zou kunnen worden overeengekomen, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen.

§ 2. De huisvestingsverordening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien het naar het oordeel van de gemeenteraad noodzakelijk is regelen te stellen met betrekking tot het in gebruik nemen of geven van woonruimte als bedoeld in hoofdstuk II, of met betrekking tot wijzigingen van de woonruimtevoorraad als bedoeld in hoofdstuk III, stelt de gemeenteraad een huisvestingsverordening vast.

  • 2 Ten behoeve van de toepassing van het eerste lid gaat de gemeenteraad in elk geval na hoe met regelen als in dat lid bedoeld, kan worden bewerkstelligd dat bij het in gebruik geven van woonruimten met een verhoudingsgewijs lage prijs zoveel mogelijk voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die, gelet op hun inkomen, in het bijzonder op die woonruimten zijn aangewezen. Tevens gaat de gemeenteraad na op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat bij het in gebruik nemen of geven van een standplaats voorrang wordt verleend aan woningzoekenden, die in een woonwagen wonen of hebben gewoond.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 70j, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

  • 2 Burgemeester en wethouders zenden een besluit tot vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening toe aan gedeputeerde staten. Zij zenden een afschrift van een zodanig besluit toe aan de inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet.

§ 3. Overeenkomsten inzake het in gebruik geven van woonruimte

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien een gemeente met een eigenaar van een of meer woonruimten een overeenkomst sluit over het in gebruik geven daarvan, is artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de in zodanige overeenkomst op te nemen bepalingen.

  • 2 Indien een gemeente een of meer overeenkomsten sluit, als bedoeld in het eerste lid, draagt zij er zorg voor, dat een belanghebbende bij een besluit ter uitvoering van zodanige overeenkomst, daarover zijn beklag kan doen bij een daartoe door burgemeester en wethouders ingestelde commissie, die haar taak onafhankelijk van de gemeente en van de betrokken eigenaar of eigenaren van woonruimte verricht. Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dient een bepaling te bevatten, er toe strekkende dat de uitspraken van de in de eerste volzin bedoelde commissie, voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van die overeenkomst, partijen bij de overeenkomst tot bindend advies strekken.

  • 3 Bij de uitvoering van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid worden de ingevolge artikel 61 ter zake van de woonruimteverdeling vastgestelde richtlijnen en de ingevolge artikel 67 of artikel 68 ter zake van de woonruimteverdeling gegeven aanwijzingen in acht genomen. Op de criteria die worden toegepast bij het in gebruik geven van woonruimten waarop de overeenkomst betrekking heeft, zijn de krachtens artikel 13 en in de artikelen 13a tot en met 13c gestelde regels van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk II. De huisvestingsvergunning

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening woonruimte aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mag worden genomen of gegeven, indien voor het in gebruik nemen daarvan geen huisvestingsvergunning is verleend. In afwijking van de eerste volzin is tot 1 januari 2003 in de in de bijlage genoemde betrokken gemeenten, alsmede in de krachtens artikel 2, vierde lid, aangewezen gemeenten, voor het in gebruik nemen of geven van een woonwagen op een standplaats een huisvestingsvergunning voor een standplaats vereist.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, kan niet betreffen:

    • a. woonruimten, bestemd voor inwoning;

    • b. woonwagens;

    • c. woonschepen.

  • 2 Behoudens het bepaalde in het vierde lid, kan, indien de koopprijs onderscheidenlijk de huurprijs daarvan de ter zake in het derde lid gestelde grens te boven gaat, een aanwijzing evenmin betreffen:

    • a. woonruimten die in gebruik zullen worden genomen door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en die hetzij niet eerder bewoond zijn geweest, hetzij sedert de eerste ingebruikname, dan wel gedurende ten minste de zes maanden waarin zij laatstelijk bewoond zijn geweest, bewoond werden door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en

    • b. andere woonruimten dan bedoeld onder a.

  • 3 De grenzen bedoeld in het tweede lid, bedragen:

    • a. voor de aanwijzing van woonruimten als bedoeld in dat lid, onder a: het in de betrokken gemeente geldende hoogste bedrag voor de koopsom van een woonruimte, voor het verkrijgen in eigendom waarvan aan degene die zodanige woonruimte als eigenaar zal bewonen, afhankelijk van de hoogte van diens inkomen, krachtens wettelijk voorschrift van overheidswege subsidie kan worden verstrekt;

    • b. voor de aanwijzing van woonruimten als bedoeld in dat lid, onder b: een twaalfde deel van het bedrag, op het tijdstip van de aanwijzing genoemd in artikel 16 van de Wet individuele huursubsidie (Stb. 1990, 394), dan wel het bedrag op het tijdstip van de aanwijzing genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Huursubsidiewet dan wel de Wet op de huurtoeslag.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, kunnen woonruimten als daar bedoeld worden aangewezen, voor zover zodanige aanwijzing in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de betrokken gemeente of in een of meer kernen, behorend tot die gemeente. Zodanige aanwijzing behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2 Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen die op een standplaats staat, of van een woonschip dat op een ligplaats ligt, aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van die standplaats onderscheidenlijk ligplaats.

§ 2. Melding van leegstand

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening bepalen dat de leegstand van woonruimten in daarbij aangegeven gevallen door de eigenaar aan burgemeester en wethouders dient te worden gemeld, zodra die leegstand langer duurt dan een daarbij aangegeven termijn van ten minste twee maanden.

§ 3. Criteria voor vergunningverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad wijst in de huisvestingsverordening de categorieën van woningzoekenden aan die met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening voorts bepalen dat een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte, slechts passend is voor een daarbij aangewezen gedeelte van de ingevolge artikel 9 aangewezen categorieën van woningzoekenden.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening tevens bepalen dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid stelt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening tevens criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in artikel 9, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.

  • 3 Tot de criteria, bedoeld in het tweede lid, kan mede behoren dat aan de woonruimte welke de woningzoekende verlaat, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte dringend behoefte bestaat.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening bovendien bepalen dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan personen die zijn geplaatst op een door burgemeester en wethouders aan de eigenaar van de betrokken woonruimte gedane voordracht.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid stelt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening tevens vast welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen om op een voordracht als bedoeld in het eerste lid te worden geplaatst en volgens welke criteria binnen die categorieën van woningzoekenden de rangorde naar urgentie wordt bepaald.

  • 3 Tot de criteria, bedoeld in het tweede lid, kan mede behoren dat aan de woonruimte welke de woningzoekende verlaat, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte dringend behoefte bestaat.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de bescherming van daarbij aan te geven categorieën van woningzoekenden regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 9, eerste lid, en de artikelen 10 tot en met 12.

Artikel 13a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in de huisvestingsverordening criteria vaststellen voor de verlening van huisvestingsvergunningen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen woningzoekenden die al of niet een economische of maatschappelijke binding hebben aan een in die verordening aangeduide regio.

  • 2 Indien de gemeenteraad toepassing geeft aan het eerste lid behoeft de vaststelling van die criteria voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen hun toestemming slechts onthouden indien naar hun oordeel:

    • a. het aangeduide gebied niet kan worden aangemerkt als een regio in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel n;

    • b. het beoogde onderscheid onnodig belemmerend zou zijn voor de huisvestingsmogelijkheden van woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met de regio, mede gelet op de huisvestingsmogelijkheden voor deze woningzoekenden in andere delen van de betrokken regio, of

    • c. het beoogde onderscheid onvoldoende is afgestemd op het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of op het huisvestingsbeleid van andere gemeenten.

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing voor zover een onderscheid als bedoeld in het eerste lid, is voorgeschreven in, dan wel uitdrukkelijk is toegelaten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61.

Artikel 13b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de betrokken gemeente of kern, in de huisvestingsverordening criteria vaststellen voor de verlening van huisvestingsvergunningen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen woningzoekenden die al of niet een economische of maatschappelijke binding hebben aan de gemeente of aan een tot de gemeente behorende kern.

  • 2 Indien de gemeenteraad toepassing geeft aan het eerste lid, behoeft de vaststelling van die criteria voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen hun toestemming slechts onthouden, indien het beoogde onderscheid naar hun oordeel:

    • a. onnodig belemmerend zou zijn voor de huisvestingsmogelijkheden van woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met de gemeente of kern, mede gelet op de huisvestingsmogelijkheden voor deze woningzoekenden in andere delen van de betrokken regio, of

    • b. onvoldoende is afgestemd op het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of op het huisvestingsbeleid van andere gemeenten.

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing voor zover een onderscheid als bedoeld in het eerste lid is voorgeschreven in, dan wel uitdrukkelijk is toegelaten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61.

Artikel 13c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:

    • a. waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen;

    • b. die als remigrant wensen terug te keren naar Nederland of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken;

    • c. aan wie op grond van een asielverzoek een van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, indien zij na die verlening voor de eerste maal woonruimte zoeken;

    • d. die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven, of

    • e. die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.

  • 2 Voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de gemeente of in een of meer kernen, behorend tot de gemeente, kunnen gedeputeerde staten bij het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 13b, tweede lid, onderscheidenlijk provinciale staten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61, toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, d en e.

§ 4. Registratie van woningzoekenden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in de huisvestingsverordening bepalen dat door burgemeester en wethouders een register van woningzoekenden wordt bijgehouden.

  • 2 Ingeval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt in de huisvestingsverordening tevens bepaald:

    • a. welke woningzoekenden voor inschrijving in het register in aanmerking komen;

    • b. welke gegevens met het oog op een goede toepassing van de verordening bij een verzoek om inschrijving moeten worden overgelegd;

    • c. hoe lang een inschrijving geldig blijft;

    • d. welke gegevens op het bewijs van inschrijving moeten worden vermeld;

    • e. in welke gevallen een inschrijving door burgemeester en wethouders kan worden doorgehaald.

  • 3 Bij de bepaling welke woningzoekenden voor inschrijving in het register in aanmerking komen, worden slechts criteria vastgesteld, die ingevolge de huisvestingsverordening bij de verlening van de huisvestingsvergunning overeenkomstig artikel 25 worden toegepast.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ingeval de gemeenteraad toepassing geeft aan artikel 11 of 12, geeft hij tevens toepassing aan artikel 14. In dat geval worden als woningzoekenden die voor inschrijving in het register in aanmerking komen, in elk geval aangewezen:

  • a. bij toepassing van artikel 11: de woningzoekenden die kunnen worden ingedeeld in een andere dan de laagste urgentiecategorie;

  • b. bij toepassing van artikel 12: de categorieën woningzoekenden die in aanmerking komen om op een voordracht als bedoeld in artikel 12, eerste lid, te worden geplaatst.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening regels stellen met betrekking tot centrale registratie van woningzoekenden die daartegen geen bedenkingen hebben. De eigenaars van woonruimte die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden, zijn verplicht aan die centrale registratie medewerking te verlenen.

  • 2 Tenzij de huisvestingsverordening anders bepaalt, kunnen burgemeester en wethouders eigenaren van woonruimte machtigen een of meer van hun bevoegdheden krachtens deze paragraaf uit te oefenen.

§ 5. Voordracht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De eigenaar van een woonruimte die is aangewezen overeenkomstig artikel 12, eerste lid, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden.

  • 2 Gelijktijdig met de melding, bedoeld in het eerste lid, kan de eigenaar aan burgemeester en wethouders een woningzoekende voordragen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de woonruimte zal worden bewoond door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en de woonruimte gedurende ten minste de zes maanden waarin deze laatstelijk bewoond is geweest, bewoond werd door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Tot uiterlijk twee weken nadat het ter beschikking komen van een woonruimte ingevolge artikel 18, eerste lid, is gemeld, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar een of meer woningzoekenden voordragen die behoren tot de ingevolge artikel 12, tweede lid, aangewezen categorieën.

  • 2 Bij het opstellen van de voordracht slaan burgemeester en wethouders acht op de rangorde naar urgentie, zoals die ingevolge artikel 12, tweede lid, is vastgesteld.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In afwijking van artikel 19, eerste lid, doen burgemeester en wethouders geen voordracht, indien aan de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende op grond van de ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 geldende eisen een huisvestingsvergunning kan worden verleend en er voor het doen van een voordracht geen in aanmerking komende woningzoekenden zijn ingeschreven wier behoefte aan woonruimte urgenter is dan die van de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de voordracht intrekken, indien de voordracht niet leidt tot de totstandkoming van een overeenkomst tussen de eigenaar en een der voorgedragen woningzoekenden, uit kracht waarvan die woningzoekende gerechtigd is de betrokken woonruimte voor bewoning in gebruik te nemen.

  • 2 Gelijktijdig met de intrekking van een voordracht overeenkomstig het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar opnieuw een of meer woningzoekenden voordragen die behoren tot de ingevolge artikel 12, tweede lid, aangewezen categorieën. Artikel 19, tweede lid, artikel 20 en het eerste lid van dit artikel zijn van toepassing.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan geen nieuwe voordracht meer worden gedaan, zodra 10 weken zijn verstreken nadat het ter beschikking komen van de woonruimte ingevolge artikel 18, eerste lid, is gemeld.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening nadere regels met betrekking tot de toepassing van deze paragraaf. Daarbij regelt hij in ieder geval de wijze waarop een woningzoekende, behorende tot een krachtens artikel 12, tweede lid, aangewezen categorie, desverzocht op de hoogte wordt gesteld van de toepassing die te zijnen aanzien is gegeven aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde voorschriften.

§ 6. Vergunningverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening regels met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop een huisvestingsvergunning kan worden aangevraagd;

    • b. de gegevens die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beoordeling van de aanvraag;

    • c. de termijn waarbinnen door burgemeester en wethouders op de aanvraag moet worden beslist;

    • d. de gegevens die ten minste in de beschikking op de aanvraag moeten worden vermeld.

  • 2 De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een aanvraag slechts in behandeling wordt genomen, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien de vergunning wordt verleend, vermelden burgemeester en wethouders in hun beschikking ten minste de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een huisvestingsvergunning wordt verleend, indien de aanvrager behoort tot een van de ingevolge artikel 9, eerste lid, aangewezen categorieën van woningzoekenden, voor zover wordt voldaan aan artikel 9, tweede lid.

  • 2 Ingeval voor de betrokken woonruimte toepassing is gegeven aan artikel 10, dient de woonruimte voor de aanvrager tevens passend te zijn, gelet op de ingevolge dat artikel gestelde regels.

  • 3 Ingeval voor de betrokken woonruimte toepassing is gegeven aan artikel 11, kan de vergunning worden geweigerd, indien er in het register van woningzoekenden voldoende voor de betrokken woonruimte in aanmerking komende woningzoekenden zijn ingeschreven, die behoren tot een hogere urgentiecategorie dan de aanvrager.

  • 4 Ingeval voor de betrokken woonruimte een voordracht is gedaan krachtens artikel 19, eerste lid, of artikel 21, tweede lid, en die voordracht niet is ingetrokken overeenkomstig artikel 21, eerste lid, dient de aanvrager voorts te zijn vermeld op die voordracht. Ingeval een voordracht ingevolge artikel 20 achterwege is gebleven, wordt de vergunning verleend aan de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende.

  • 5 Het bepaalde in het derde en vierde lid is niet van toepassing, indien de woonruimte zal worden bewoond door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek en de woonruimte gedurende ten minste de zes maanden waarin deze laatstelijk bewoond is geweest, bewoond werd door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Onverminderd artikel 9, tweede lid, wordt een huisvestingsvergunning voorts aan iedere aanvrager verleend, indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening te bepalen termijn van ten hoogste dertien weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het bepaalde krachtens de artikelen 9, 10, 11 en 12 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing:

    • a. ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan de voor de betrokken woonruimte ingevolge die onderafdeling geldende maximale huurprijsgrens;

    • b. ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen;

    • c. ingeval de woonruimte te koop wordt aangeboden: indien de koopprijs niet hoger is dan redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer.

  • 3 De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening regels met betrekking tot de wijze waarop de aanbieding dient plaats te vinden. De raad kan daarbij tevens regels stellen omtrent de wijze waarop aan burgemeester en wethouders moet worden aangetoond dat de aanbieding in overeenstemming met het bij en krachtens de wet bepaalde heeft plaatsgevonden, alsmede met betrekking tot de wijze waarop aan burgemeester en wethouders verslag moet worden uitgebracht over het verloop van de aanbiedingsprocedure.

  • 4 Het eerste lid is tot 1 januari 2003 niet van toepassing ten aanzien van een standplaats die is bestemd voor een woningzoekende die met een woonwagen op een standplaats staat die is gelegen op een van de in de bijlage genoemde regionale woonwagencentra.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een huisvestingsvergunning verlenen aan andere woningzoekenden dan bedoeld in artikel 9, eerste lid, voor zover wordt voldaan aan artikel 9, tweede lid, zonder dat de betrokken woonruimte overeenkomstig het bij en krachtens artikel 26, eerste en derde lid, bepaalde vruchteloos is aangeboden.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a. de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Van de bevoegdheden krachtens deze paragraaf kunnen burgemeester en wethouders mandaat verlenen aan eigenaren van woonruimte, voor zover het die woonruimte betreft.

Hoofdstuk III. Wijzigingen van de woonruimtevoorraad

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:

    • a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;

    • b. met andere woonruimte samen te voegen;

    • c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2 Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

  • 3 Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, wordt tevens aangewezen overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de gemeenteraad met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet noodzakelijk is.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, wordt verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad bepaalt in de huisvestingsverordening ten minste de voorwaarden en voorschriften die burgemeester en wethouders in het belang van de voorziening in de behoefte aan woonruimte aan de vergunning, bedoeld in artikel 30, eerste lid, kunnen verbinden.

§ 2. Splitsing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het is verboden een recht op een gebouw dat behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad bepaalt in de huisvestingsverordening ten minste:

    • a. de gronden die tot weigering van een vergunning als bedoeld in artikel 33 kunnen leiden;

    • b. de categorieën van gevallen waarin de beslissing op de aanvraag om een vergunning door burgemeester en wethouders wordt aangehouden;

    • c. de voorwaarden en voorschriften die burgemeester en wethouders aan de vergunning kunnen verbinden.

  • 2 De gronden en regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen slechts betrekking hebben op:

    • a. de samenstelling van de woonruimtevoorraad;

    • b. het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing;

    • c. het voorkomen van splitsing van rechten op gebouwen waarvan de toestand uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud zich geheel of ten dele tegen splitsing in appartementsrechten of de verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten verzet.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de toepassing van het eerste lid nadere regels worden gesteld.

§ 3. Vergunningverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening regels met betrekking tot:

    • a. de wijze waarop een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, of 33, kan worden aangevraagd;

    • b. de gegevens die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beoordeling van de aanvraag;

    • c. de termijn waarbinnen door burgemeester en wethouders op de aanvraag moet worden beslist;

    • d. de gegevens die ten minste in de beschikking op de aanvraag moeten worden vermeld.

  • 2 Indien van de vergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na ontheffing van een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een verzoek om zodanige ontheffing.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien de aanvraag niet is gedaan door de gebruiker, onderscheidenlijk de eigenaar van de woonruimte of het gebouw, zenden burgemeester en wethouders onverwijld aan deze een afschrift van de aanvraag.

  • 2 Burgemeester en wethouders stellen de gebruiker, onderscheidenlijk de eigenaar op diens verzoek, voor zover zulks nodig is voor de beoordeling van de aanvraag, in de gelegenheid de bij de aanvraag overgelegde gegevens in te zien, totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist. Zij verschaffen hem desgevraagd een afschrift daarvan tegen betaling van de kosten.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Gedurende vier weken nadat hem overeenkomstig artikel 36, eerste lid, mededeling is gedaan, kan de gebruiker, onderscheidenlijk de eigenaar zijn zienswijze kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders doen aan de aanvrager onverwijld mededeling van de kenbaar gemaakte zienswijzen.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken, indien:

  • a. niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting, onderscheidenlijk tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Inschrijving in de openbare registers van een akte als bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek vindt alleen plaats, indien onder de akte een notariële verklaring is opgenomen, dat ten tijde van het verlijden van de akte een vergunning als bedoeld in artikel 33 niet is vereist, dan wel onherroepelijk is geworden.

Hoofdstuk IV. Vordering en toewijzing van woonruimte

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Vordering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen, indien dat voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, van de eigenaar van een in de gemeente aanwezige leegstaande woonruimte, een leegstaand gebouw, niet zijnde een of meer woonruimten, of een leegstaand gedeelte van een zodanig gebouw, dan wel van een woonruimte die in strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zonder huisvestingsvergunning of vergunning ingevolge artikel 30 in gebruik genomen is, het gebruik daarvan als woonruimte vorderen. De vordering vindt niet plaats dan na overleg met de eigenaar. De vordering kan mede betrekking hebben op het gebruik van bij de woonruimte of het gebouw behorende of voor de toegang daartoe noodzakelijke andere ruimten en van de daarbij behorende centrale en nutsvoorzieningen.

  • 2 Ten aanzien van leegstaande woonruimte die laatstelijk door de eigenaar gedurende een termijn van ten minste een jaar onafgebroken als eigenaar is bewoond geweest, maken burgemeester en wethouders gedurende een termijn van een jaar na het tijdstip waarop de bewoning door de eigenaar een einde heeft genomen, geen gebruik van hun in het eerste lid omschreven bevoegdheid, tenzij er gewichtige redenen zijn om niettemin tot vordering over te gaan. Onder eigenaar wordt in dit lid degene verstaan, die eigenaar is in de zin van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3 Ten aanzien van leegstaande woonruimte die nimmer is bewoond geweest, maken burgemeester en wethouders gedurende een termijn van een jaar na het tijdstip waarop de woonruimte voor bewoning is gereedgekomen, geen gebruik van hun in het eerste lid omschreven bevoegdheid, tenzij er gewichtige redenen zijn om niettemin tot vordering over te gaan.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een vordering als bedoeld in artikel 40, eerste lid, vindt plaats voor een door burgemeester en wethouders bij hun besluit tot vordering bepaalde tijdsduur van ten hoogste tien jaar.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Tegelijkertijd met de bekendmaking van een last tot vordering wordt daarvan mededeling gedaan door aanplakking van een afschrift op of nabij de woonruimte, het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vordering betrekking heeft.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De last bevat ten minste:

  • a. een omschrijving van de woonruimte, het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarvan het gebruik wordt gevorderd, en van de ruimten of voorzieningen op het gebruik waarvan de vordering mede betrekking heeft;

  • b. de datum waarop de last is gegeven;

  • c. de termijn waarbinnen aan de vordering moet worden voldaan;

  • d. de tijdsduur waarvoor gevorderd wordt.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Tegen een besluit tot vordering als bedoeld in artikel 40, eerste lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 3 De werking van het in het eerste lid bedoelde besluit wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

  • 4 De Afdeling behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht en doet uiterlijk acht weken na de dag waarop het beroepschrift is ontvangen, uitspraak. Blijkt aan de Afdeling dat de zaak een gewone behandeling vordert, dan doet zij binnen dertien weken uitspraak.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De eigenaar van een woonruimte, een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met betrekking waartoe toepassing is gegeven aan artikel 40, eerste lid, is verplicht het gevorderde binnen de in de last aangegeven termijn ter beschikking van burgemeester en wethouders te stellen. Voor zover het gevorderde bestemd is om te worden gebruikt als woonruimte, wordt het, tenzij het in de voorafgaande periode eveneens gevorderd was, leeg aan burgemeester en wethouders ter beschikking gesteld.

  • 2 Het is een ieder verboden de uitvoering van de vordering van een woonruimte, een gebouw of een gedeelte van een gebouw te belemmeren. Indien de vordering betrekking heeft op een woonwagen of woonschip, is het een ieder verboden die woonwagen of dat woonschip te verplaatsen.

  • 3 Waar in het vervolg van dit hoofdstuk sprake is van de eigenaar van een overeenkomstig het eerste lid aan burgemeester en wethouders ter beschikking gestelde woonruimte of ter beschikking gesteld gebouw of gedeelte van een gebouw, wordt daaronder verstaan: degene die bevoegd zou zijn geweest tot het in gebruik geven van die woonruimte, dat gebouw of gedeelte van een gebouw, indien de vordering niet zou hebben plaats gevonden.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan het gevorderde de voorzieningen uit te voeren die noodzakelijk zijn met het oog op het beoogde gebruik ervan als woonruimte.

  • 2 Zij plegen tevoren zo mogelijk overleg met de eigenaar.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij hun besluit tot vordering bepalen burgemeester en wethouders de door de gemeente aan de eigenaar maandelijks verschuldigde vorderingsvergoeding.

  • 2 De vorderingsvergoeding wordt, met inachtneming van de geldende prijsvoorschriften, vastgesteld op een bedrag dat in het economisch verkeer redelijk is.

  • 3 Indien aan het gevorderde voorzieningen zijn uitgevoerd als bedoeld in artikel 46, worden deze bij het vaststellen van de vorderingsvergoeding buiten beschouwing gelaten.

  • 4 De gemeente vergoedt de eigenaar de kosten die deze redelijkerwijs heeft moeten maken met het oog op het leeg ter beschikking stellen van het gevorderde.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve, dan wel op een daartoe strekkend verzoek van de eigenaar het bedrag van de vorderingsvergoeding wijzigen, teneinde de vergoeding in overeenstemming te brengen met een voor het in gebruik geven van het gevorderde redelijke prijs. Artikel 47, tweede en derde lid, is met betrekking tot het in de eerste volzin bedoelde besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een vordering ten behoeve van een of meer verblijfsgerechtigden als bedoeld in artikel 60a, onder a, of een of meer woningzoekenden als bedoeld in artikel 68, eerste lid, kan, in afwijking van artikel 40, eerste lid, eerste volzin, betrekking hebben op een bij het vorderingsbesluit te bepalen aantal woonruimten, gebouwen, niet zijnde woonruimte, of gedeelten van zodanige gebouwen van dezelfde eigenaar, dat na het tijdstip waarop de vordering is gedaan, ter beschikking komt.

  • 3 Tegelijkertijd met de bekendmaking van de last tot vordering wordt hiervan mededeling gedaan in een of meer in de gemeente verspreide dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

  • 4 De eigenaar is verplicht elke woonruimte, elk gebouw als bedoeld in het eerste lid of elk gedeelte daarvan op het tijdstip waarop het ter beschikking komt, ter beschikking van burgemeester en wethouders te stellen, totdat het gevorderde aantal is bereikt.

  • 5 Zodra een terbeschikkingstelling als bedoeld in het derde lid heeft plaatsgevonden, bepalen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk de door de gemeente aan de eigenaar maandelijks verschuldigde vorderingsvergoeding voor het ter beschikking gestelde.

§ 2. Toewijzing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Zo spoedig mogelijk nadat het gevorderde ter beschikking van burgemeester en wethouders is gekomen, wijzen zij het ter bewoning toe aan een of meer met name te noemen personen.

  • 2 Bij de toewijzing wijzen burgemeester en wethouders de gebruiker op zijn verplichting ingevolge artikel 59.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij de toepassing van artikel 50, eerste lid, stellen burgemeester en wethouders de gebruiksvergoeding vast, die de gebruiker voor het enkele gebruik van de gevorderde woonruimte, het gevorderde gebouw of het gevorderde gedeelte van een gebouw, met de daarbij behorende onroerende aanhorigheden, aan de gemeente maandelijks is verschuldigd.

  • 3 Indien de vordering meer omvat dan het enkele gebruik van de woonruimte, het gebouw of het gedeelte van een gebouw, met de daarbij behorende onroerende aanhorigheden, kunnen burgemeester en wethouders bij hun besluit als bedoeld in het eerste lid tevens bepalen dat de gebruiker aan de gemeente een aanvullende vergoeding verschuldigd is ter dekking van de aan dat meerdere verbonden kosten.

  • 5 Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de gebruiker het door deze krachtens het eerste en derde lid verschuldigde bedrag, of een gedeelte daarvan, maandelijks betaalt aan de eigenaar van het gevorderde, ter gehele of gedeeltelijke betaling van de geldsommen die de gemeente krachtens artikel 47, eerste lid, aan de eigenaar verschuldigd wordt.

  • 6 Tegelijkertijd met de bekendmaking doen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van het gevorderde mededeling van een besluit als bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve, dan wel op daartoe strekkend verzoek van de gebruiker het bedrag van de gebruiksvergoeding of van de aanvullende vergoeding wijzigen teneinde die vergoeding in overeenstemming te brengen met een voor het betrokken gebruik redelijke prijs.

  • 2 Op een besluit tot wijziging van de gebruiksvergoeding is artikel 51, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Op een besluit tot wijziging van de aanvullende vergoeding is artikel 51, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De gebruiker is verplicht zich met betrekking tot het gevorderde te gedragen als ware hij een goed huurder.

  • 2 Indien de eigenaar van het gevorderde schade lijdt, doordat de gebruiker de ingevolge het eerste lid geldende verplichting niet nakomt, kan de eigenaar deze schade op de gemeente verhalen. Voor zover de schade het gevolg is van aan het gevorderde aangebrachte beschadigingen, kan de gemeente deze schade vergoeden door het ongedaan maken van die beschadigingen.

  • 3 De gebruiker is gehouden aan de gemeente de kosten te vergoeden die de gemeente heeft moeten maken voor de vergoeding van schade als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de toewijzing te beëindigen, indien de gebruiker de gebruiksvergoeding niet of niet tijdig betaalt of indien de gebruiker de ingevolge artikel 53 geldende verplichtingen niet nakomt.

  • 2 De gebruiker is verplicht het gevorderde te ontruimen binnen één maand na de bekendmaking van het besluit tot beëindiging van de toewijzing.

§ 3. Beëindiging van de vordering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders beëindigen de vordering:

    • a. indien tussen de gebruiker en de eigenaar een huurovereenkomst tot stand komt;

    • b. indien naar hun oordeel het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte het voortzetten van de vordering niet langer noodzakelijk maakt.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen de vordering op verzoek van de eigenaar tevens beëindigen, indien de eigenaar het gevorderde zo dringend voor eigen gebruik - vervreemding niet daaronder begrepen - nodig heeft, dat bij afweging van zijn belang tegen het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte handhaving van de vordering redelijkerwijs niet aanvaardbaar is.

  • 3 Burgemeester en wethouders geven niet eerder toepassing aan het eerste of tweede lid, dan vier weken nadat zij de gebruiker van hun voornemen daartoe op de hoogte hebben gesteld. Zij stellen de gebruiker in de gelegenheid zijn zienswijze op het voornemen kenbaar te maken.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders stellen in hun besluit tot beëindiging van de vordering het tijdstip vast waarop de vordering eindigt.

  • 2 Bij het bepalen van het tijdstip van beëindiging houden burgemeester en wethouders rekening met de tijd die de gebruiker redelijkerwijs nodig heeft om het gevorderde te ontruimen.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Behoudens het bepaalde in het derde lid, eindigt de vordering van rechtswege door het verstrijken van de overeenkomstig artikel 41 vastgestelde tijdsduur.

  • 2 De eigenaar van het gevorderde stelt de gebruiker ten minste drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomstig artikel 41 vastgestelde tijdsduur schriftelijk daarvan op de hoogte.

  • 3 Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in het tweede lid niet of niet tijdig voor het verstrijken van de daar genoemde tijdsduur is gedaan, eindigt de vordering met ingang van een door de eigenaar vast te stellen tijdstip, doch niet eerder dan drie maanden nadat hij dat tijdstip schriftelijk aan de gebruiker heeft medegedeeld.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gebruiker is verplicht het gevorderde onverwijld te ontruimen:

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Ingeval de vordering wordt beëindigd met toepassing van artikel 55, eerste lid, onder a, of tweede lid, is de eigenaar gehouden aan de gemeente de kosten te vergoeden van de overeenkomstig artikel 46 uitgevoerde voorzieningen, voor zover daarin niet reeds door afschrijving of op andere wijze is voorzien.

  • 2 Ingeval de vordering is geëindigd ingevolge het bepaalde in artikel 58 en voordien niet een nieuw besluit tot vordering als bedoeld in artikel 40 onherroepelijk is geworden, dan wel ingeval de vordering wordt beëindigd met toepassing van artikel 55, eerste lid, onder b, is de gemeente gehouden op verzoek van de eigenaar aan deze de kosten te vergoeden die hij redelijkerwijs moest maken met het oog op het herstel in de oude toestand en die hij ook daadwerkelijk heeft gemaakt.

Hoofdstuk V. Bovengemeentelijke voorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Voorziening in de huisvesting van bepaalde categorieën verblijfsgerechtigden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 60a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van het in deze paragraaf bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. verblijfsgerechtigden: vreemdelingen die in Nederland op grond van een asielverzoek rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • b. taakstelling: het aantal in opvangcentra of op gemeentelijke opvangplaatsen verkerende verblijfsgerechtigden in wier huisvesting per gemeente per kalenderhalfjaar dient te worden voorzien.

Artikel 60b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van verblijfsgerechtigden in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling.

  • 2 Behoudens toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 60c, eerste lid, geldt als taakstelling de uitkomst van de toepassing van de formule (a:b) * c, waarin wordt voorgesteld:

    • - met de letter a:

      het aantal inwoners van een gemeente volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waartoe het kalenderhalfjaar, bedoeld bij de letter c, behoort, dan wel het in plaats daarvan op grond van het derde lid vastgestelde aantal;

    • - met de letter b:

      het aantal inwoners van Nederland volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer per 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waartoe het kalenderhalfjaar, bedoeld bij de letter c, behoort;

    • - met de letter c:

      het door Onze Minister van Justitie in de Staatscourant bekendgemaakte totale aantal verblijfsgerechtigden in wier huisvesting in het bij die bekendmaking aan te geven kalenderhalfjaar naar verwachting zal dienen te worden voorzien.

  • 3 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie of de betrokken provincies zijn bevoegd het aantal inwoners van een gemeente per 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waartoe het kalenderhalfjaar, bedoeld in het tweede lid bij de letter c, behoort, vast te stellen voor de gemeenten die zijn betrokken bij een wijziging van de gemeentelijke indeling en waarvoor de datum van herindeling is gelegen op 1 januari van laatstbedoeld jaar. Bij deze vaststelling wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de inwonertallen van de samenstellende delen van de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten. Een vaststelling per 1 januari van het in de eerste volzin eerstbedoelde jaar wordt vóór 1 oktober van dat jaar bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4 De bekendmaking, bedoeld in het tweede lid bij de letter c, geschiedt ten minste dertien weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarop zij betrekking heeft.

  • 5 De met toepassing van de formule, bedoeld in het tweede lid, verkregen uitkomst wordt naar boven afgerond op een geheel getal.

Artikel 60c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Gedeputeerde staten zijn bevoegd taakstellingen die volgen uit de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 60b, tweede lid, te wijzigen, voor zover de verwezenlijking van het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of volkshuisvestingsbeleid of de samenhang tussen het door gemeenten gevoerde volkshuisvestingsbeleid dat vordert, met dien verstande dat de som van de aantallen verblijfsgerechtigden in wier huisvesting na die wijziging in de betrokken gemeenten te zamen dient te worden voorzien, niet afwijkt van de som van de aantallen die worden verkregen met toepassing van de formule, bedoeld in artikel 60b, tweede lid.

Artikel 60e

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk nalaten uitvoering te geven aan de verplichting, bedoeld in artikel 60b, eerste lid, voorzien gedeputeerde staten in de uitvoering namens burgemeester en wethouders en ten laste van de gemeente.

  • 2 Alvorens toepassing te geven aan het eerste lid plegen gedeputeerde staten overleg met burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente en stellen zij burgemeester en wethouders een termijn, waarbinnen zij alsnog zelf in de uitvoering van de verplichting, bedoeld in artikel 60b, eerste lid, kunnen voorzien, tenzij de geboden spoed zich daartegen verzet. De termijn, bedoeld in de eerste volzin, bedraagt ten hoogste zes maanden gerekend vanaf het einde van het kalenderhalfjaar waarop die verplichting van toepassing was.

  • 3 Indien gedeputeerde staten geheel of gedeeltelijk nalaten uitvoering te geven aan de verplichting, bedoeld in artikel 60b, eerste lid, voorziet Onze Minister in de uitvoering van die verplichting namens gedeputeerde staten en ten laste van de provincie.

  • 4 Alvorens toepassing te geven aan het derde lid pleegt Onze Minister overleg met gedeputeerde staten en stelt hij gedeputeerde staten een termijn, waarbinnen zij alsnog in de uitvoering van die verplichting kunnen voorzien, tenzij de geboden spoed zich daartegen verzet. Het tweede lid is niet van toepassing.

Artikel 60f

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Burgemeester en wethouders brengen binnen vier weken na afloop van het kalenderhalfjaar aan gedeputeerde staten verslag uit over de voortgang van de uitvoering van de verplichting, bedoeld in artikel 60b, eerste lid, met toezending van een afschrift van dat verslag aan Onze Minister van Justitie. Burgemeester en wethouders verstrekken daarbij tevens inzicht in de maatregelen die worden voorbereid of zijn genomen teneinde geheel uitvoering te geven aan de bedoelde verplichting.

  • 2 Gedeputeerde staten brengen binnen acht weken na afloop van het kalenderhalfjaar aan Onze Minister gemotiveerd verslag uit over het al dan niet toepassen van artikel 60c of artikel 60e, eerste en tweede lid, met toezending van een afschrift van dat verslag aan Onze Minister van Justitie.

Artikel 60g

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, treedt voor de toepassing van de artikelen 60c, 60e en 60f in de plaats van gedeputeerde staten.

§ 2. Provinciale beleidsregels en aanwijzingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Provinciale staten kunnen, voor zover de verwezenlijking van het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of het gebrek aan samenhang tussen het door de gemeenten gevoerde huisvestingsbeleid dat vordert, beleidsregels vaststellen met betrekking tot de in de hoofdstukken I, II en III geregelde onderwerpen.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bij de voorbereiding van een beleidsregel als bedoeld in artikel 61 plegen gedeputeerde staten overleg met de besturen van de gemeenten waarop de beleidsregel betrekking heeft.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Tegelijkertijd met de bekendmaking van een beleidsregel doen gedeputeerde staten daarvan mededeling aan Onze Minister.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor zover zulks ter verwezenlijking van een beleidsregel noodzakelijk is, kunnen gedeputeerde staten de gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders waarop de beleidsregel betrekking heeft, een aanwijzing geven.

  • 2 Alvorens een aanwijzing te geven plegen gedeputeerde staten overleg met burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente.

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Tegelijkertijd met de bekendmaking van een aanwijzing doen gedeputeerde staten daarvan mededeling aan provinciale staten en aan Onze Minister.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders is verplicht aan een aanwijzing gevolg te geven.

§ 3. Ministeriële aanwijzingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien in een gemeente bij het in gebruik geven van in die gemeente gelegen woonruimten met een verhoudingsgewijs lage prijs naar het oordeel van Onze Minister met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in onvoldoende mate voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die, gelet op hun inkomen, in het bijzonder op die woonruimten zijn aangewezen, kan hij het bestuur van die gemeente, zo nodig in afwijking van een beleidsregel als bedoeld in artikel 61, een aanwijzing geven met betrekking tot de in de hoofdstukken I, II en III geregelde onderwerpen.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van woningzoekenden worden aangewezen, wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft.

  • 2 Voor zover zulks met het oog op de huisvesting van een of meer personen, behorende tot een krachtens het eerste lid aangewezen categorie, noodzakelijk is, kan Onze Minister aan burgemeester en wethouders van een gemeente een aanwijzing geven met betrekking tot de voorziening in de huisvesting van die persoon of personen.

  • 3 Onze Minister stelt een regeling als bedoeld in het eerste lid slechts vast, indien omstandigheden van bijzondere aard daartoe naar zijn oordeel aanleiding geven. De regeling geldt voor een daarbij aangegeven periode van ten hoogste twee jaar.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Alvorens een aanwijzing te geven pleegt Onze Minister overleg met burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente. Indien een aanwijzing als bedoeld in artikel 67 afwijkt van een beleidsregel als bedoeld in artikel 61, pleegt hij tevens vooraf overleg met gedeputeerde staten van de betrokken provincie.

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders is verplicht aan een aanwijzing gevolg te geven.

Hoofdstuk VI. Beroep

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Binnen zes weken na verzending van een besluit tot vaststelling van een gebruiksvergoeding als bedoeld in artikel 51, eerste lid, of tot wijziging van de gebruiksvergoeding, bedoeld in artikel 52, kan degene aan wie de woonruimte in gebruik is gegeven, een uitspraak over de redelijkheid van dat besluit vragen aan de huurcommissie, bedoeld in artikel 21 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, in welker ressort de woonruimte is gelegen.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk ingediend. Onze Minister bepaalt aan welke voorwaarden het verzoek moet voldoen en welke gegevens daarbij moeten worden verstrekt of overgelegd.

  • 3 De huurcommissie doet binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek bedoeld in het eerste lid, schriftelijk uitspraak. Zij kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen. Zij stelt partijen van de duur van de verlenging in kennis.

  • 4 De uitspraak van de huurcommissie is met redenen omkleed. De huurcommissie vermeldt in haar uitspraak de gebruiksvergoeding die zij redelijk acht.

  • 5 De huurcommissie zendt bij aangetekend schrijven een afschrift van haar uitspraak aan de verzoeker en aan burgemeester en wethouders. Zij wijst daarbij op de in artikel 74, eerste lid, bedoelde mogelijkheid om de kantonrechter te verzoeken de gebruiksvergoeding vast te stellen, alsook op de vorm en de termijn die daarbij in acht moeten worden genomen.

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien noch de gebruiker, noch het college van burgemeester en wethouders binnen twee maanden na verzending van het in artikel 72, vijfde lid, bedoelde afschrift een verzoek richt tot de kantonrechter, overeenkomstig artikel 74, eerste lid, geldt als gebruiksvergoeding de vergoeding die de huurcommissie blijkens haar uitspraak redelijk acht.

  • 2 Een ingevolge het eerste lid verschuldigde gebruiksvergoeding mag in rekening worden gebracht met ingang van de datum die was vermeld in het besluit van burgemeester en wethouders tot vaststelling of tot wijziging van de gebruiksvergoeding, of, indien de huurcommissie in haar uitspraak een latere datum heeft vermeld, met ingang van die latere datum.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Gedurende twee maanden na verzending van een uitspraak van de huurcommissie als bedoeld in artikel 72, eerste lid, kunnen de gebruiker en burgemeester en wethouders de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonruimte is gelegen, schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken de gebruiksvergoeding vast te stellen. Indien het verzoek niet met redenen is omkleed, stelt de kantonrechter de verzoeker in de gelegenheid het verzuim binnen een door hem te bepalen termijn te herstellen.

  • 2 Een afschrift van de uitspraak van de huurcommissie, bedoeld in het eerste lid, wordt bij het verzoek gevoegd.

  • 4 De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken. De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de huurcommissie.

  • 5 Tegen deze beschikking staat hoger beroep noch beroep in cassatie open, met uitzondering van cassatie in het belang van de wet.

  • 6 Artikel 73, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de door de kantonrechter vastgestelde gebruiksvergoeding.

Hoofdstuk VII. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 3 Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen dat bestuursorganen die met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast, daarbij aan te geven gegevens verstrekken aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren. Bij de regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het tijdstip waarop, de frequentie waarmee en de vorm waarin de gegevens worden verstrekt. Tevens kan bij de regeling worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven gevallen.

Hoofdstuk VIII. Verdere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

§ 1. Verslaglegging

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet, die eigenaar zijn van in de gemeente gelegen woonruimten, alsmede andere eigenaren van in de gemeente gelegen woonruimten, aan hen verslag uitbrengen over de huisvesting in die woonruimten van personen, behorende tot daarbij aangegeven categorieën van woningzoekenden die door andere omstandigheden dan hun inkomen moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Onze Minister zendt telkens om de vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop deze wet is toegepast.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zendt Onze Minister binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 60a tot en met 60g aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die artikelen in de praktijk.

§ 2. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens deze wet, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een gedraging in strijd met een voorschrift, verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, of 33, is verboden.

  • 2 Het is verboden een afschrift van een last die overeenkomstig artikel 42 is aangeplakt, te verwijderen of onleesbaar te maken.

Hoofdstuk IX. Strafbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 84

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 45, 49, vierde lid, of 59, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 7, 8, 17, 18, 30, eerste lid, 33 of 83 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 3 De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij of krachtens artikel 75 aangewezen ambtenaren, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

Hoofdstuk XI. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 87

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 88

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De gemeenteraad stelt geen regels die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • 3 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • 4 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • 5 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • 6 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 90

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 91

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Artikel 4, tweede lid, tweede volzin, is niet van toepassing op overeenkomsten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor zover zij zijn totstandgekomen voor het tijdstip van in werking treden van de desbetreffende bepaling. Uiterlijk drie maanden na dat tijdstip verstrekken burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad een overzicht van voor de gemeente verbindende overeenkomsten waarop het bepaalde in de vorige volzin van toepassing is, en van de wijze waarop zij voornemens zijn te bevorderen dat die overeenkomsten worden aangevuld met een bepaling als bedoeld in artikel 4, tweede lid, tweede volzin.

  • 2 Een vergunning, voor het tijdstip van in werking treden van hoofdstuk II van deze wet verleend op grond van artikel 1, eerste lid, van de Woonruimtewet 1947 (Stb. H 291), wordt gelijkgesteld met een huisvestingsvergunning.

  • 3 Een woonruimte of gebouw of gedeelte daarvan, op het tijdstip van in werking treden van hoofdstuk IV van deze wet gevorderd op grond van artikel 7, eerste lid, van de Woonruimtewet 1947 (Stb. H 291), wordt gelijkgesteld met een woonruimte of gebouw of gedeelte daarvan, gevorderd op grond van artikel 40, met dien verstande dat in plaats van de artikelen 46 tot en met 51 de artikelen 13 en 14 van de Woonruimtewet 1947 (Stb. H 291) van toepassing blijven. Een vordering als bedoeld in de eerste volzin, die voor onbepaalde tijd is gedaan, wordt gelijkgesteld met een vordering, gedaan op het tijdstip van in werking treden van hoofdstuk IV van deze wet voor een tijdsduur van tien jaar. Een vordering als bedoeld in de eerste volzin, die voor bepaalde tijd is gedaan, eindigt op het tijdstip dat in het besluit tot vordering is bepaald.

  • 5 Aanvragen om vergunning, ingediend voor het in werking treden van de desbetreffende hoofdstukken van deze wet, worden voor zover nodig behandeld volgens het voordien geldende recht.

  • 6 Artikel 86 is niet van toepassing op woningen en gebouwen waarvan de wederrechtelijke ingebruikneming heeft plaatsgevonden voor het tijdstip waarop dat artikel in werking treedt.

  • 7 In hetgeen overigens met het oog op het in werking treden van deze wet regeling behoeft, wordt voorzien bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De verschillende bepalingen van deze wet of onderdelen daarvan treden in werking op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstippen.

  • 2 Deze wet kan worden aangehaald als Huisvestingswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 oktober 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

Uitgegeven de twintigste oktober 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage bij artikel 2, derde lid, artikel 5, artikel 26 en artikel 82 van de Huisvestingswet

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Regionaal woonwagencentrum

Gemeenten betrokken bij de afbouw of sanering van het regionale woonwagencentrum

DE HAERE, gelegen in Apeldoorn

APELDOORN

 

BRUMMEN

 

EPE

 

HATTEM

 

HEERDE

 

VOORST

VLIJMENSEWEG, gelegen in Den Bosch

DEN BOSCH

ESCAMPLAAN, LEIJWEG

 

beide gelegen in Den Haag

DEN HAAG

 

LEIDSCHENDAM

 

RIJSWIJK

 

ZOETERMEER

WIELDRECHTSE ZEEDIJK, gelegen in Dordrecht

DORDRECHT

WINTERWEG, gelegen in Enschede

ENSCHEDE

DE KRING, gelegen in Groningen

GRONINGEN

DE WAARDERVELDWEG, gelegen in Haarlem

HAARLEM

DE EGELSHOEK, gelegen in Hilversum

HILVERSUM

 

's-GRAVELAND

 

HUIZEN

 

LAREN

 

LOOSDRECHT

 

MUIDEN

 

NAARDEN

 

NEDERHORST DEN BERG

DE RAPE, gelegen in Hulst

HULST

 

AXEL

 

OOSTBURG

 

SAS VAN GENT

 

SLUIS-AARDENBURG

 

TERNEUZEN

TREKVAARTPLEIN, gelegen in Leiden

LEIDEN

 

HILLEGOM

 

KATWIJK

 

LEIDERDORP

 

LISSE

 

NOORDWIJK

 

OEGSTGEEST

 

RIJNSBURG

 

VOORSCHOTEN

DE VINKENSLAG, gelegen in Maastricht

MAASTRICHT

TEERSDIJK, gelegen in Nijmegen

NIJMEGEN

 

BEMMEL

 

BEUNINGEN

 

GENDT

 

GROESBEEK

 

HEUMEN

 

MILLINGEN AAN DE RIJN

 

MOOK EN MIDDELAAR

 

UBBERGEN

 

VALBURG

 

WIJCHEN

TUDDERENDERWEG, gelegen in Sittard

SITTARD

 

BEEK

 

BORN

 

GELEEN

 

SCHINNEN

 

STEIN

 

SUSTEREN

OUDE PONTWEG, gelegen in Velsen

VELSEN

BEUKBERGEN, gelegen in Zeist

ZEIST

 

DE BILT

 

DRIEBERGEN

 

MAARN

 

WIJK BIJ DUURSTEDE