Stb. 2007, 229, datum inwerkingtreding 04-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-12-2004.
1 De ambtenaar is vrij te bepalen wanneer hij vakantie opneemt, voor zoveel de belangen
van de dienst zich daartegen niet verzetten.
2 Vakantie wordt zoveel mogelijk opgenomen in aaneengesloten perioden van ten minste
vier uren.
3 De ambtenaar dient in elk kalenderjaar ten minste 120 uur vakantie op te nemen waarvan
ten minste 80 uur over een aaneengesloten periode indien hij is aangesteld voor een
wekelijkse arbeidsduur van 38 uur, en tot in evenredigheid lagere getallen indien
hij is aangesteld voor een wekelijkse arbeidsduur van minder dan 38 uur.
4 De commandant kan toestaan dat een ambtenaar in enig kalenderjaar meer uren vakantie
opneemt dan zijn aanspraak tot en met het lopende jaar bedraagt, met dien verstande
dat de opgenomen vakantie de aanspraak tot en met het lopende jaar nimmer met meer
dan 64 uren mag overschrijden. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een wekelijkse
arbeidsduur van minder dan 38 uur, wordt het in de vorige volzin bedoelde aantal uren
van de maximaal toegestane overschrijding verminderd naar evenredigheid van de arbeidsduur
waarvoor hij is aangesteld. De in een kalenderjaar teveel genoten vakantie wordt in
mindering gebracht op de aanspraak op vakantie over het eerstvolgende jaar.
5 De ambtenaar meldt het voornemen vakantie op te nemen ruimschoots van te voren.
6 Tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten, is het de ambtenaar
toegestaan op het voornemen vakantie op te nemen, terug te komen, dan wel het opnemen
niet voort te zetten. De vorige volzin geldt in geval van ziekte of ongeval alleen
indien de ambtenaar ten genoege van de commandant die ziekte of dat ongeval aantoont.
7 Wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken, kan de commandant
aan de ambtenaar verleende toestemming vakantie op te nemen intrekken, zowel vóór
als tijdens de vakantie. Indien de ambtenaar ten gevolge van het intrekken van de
toestemming vakantie op te nemen geldelijke schade lijdt, wordt deze hem vergoed.
8 Onverminderd het bepaalde in het derde lid wordt niet-opgenomen vakantie, waaronder
eventuele van vorige jaren overgeboekte vakantie, naar het volgende kalenderjaar overgeboekt
tot een maximum van 80 uren voor de ambtenaar die is aangesteld voor een wekelijkse
arbeidsduur van 38 uur, en tot een evenredig lager getal voor de ambtenaar die is
aangesteld voor een wekelijkse arbeidsduur van minder dan 38 uur. Onder onvolledige
werktijd wordt hierbij uitsluitend begrepen de situatie waarin de ambtenaar zijn arbeidsduur
heeft verminderd als bedoeld in de Wet aanpassing arbeidsduur.
9 Uitsluitend indien naar het oordeel van de commandant operationele of gewichtige
persoonlijke omstandigheden de ambtenaar hebben verhinderd vakantie op te nemen, kan
worden afgeweken van de overeenkomstig het achtste lid maximaal naar een volgend kalenderjaar
over te boeken vakantieaanspraken.