Regeling standaard luchtverkeerscircuits

Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 31-10-2009.
Geldend van 31-10-2009 t/m 11-12-2014

Regeling standaard luchtverkeerscircuits

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 10 en 27 van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

De bepalingen van deze regeling zijn van toepassing op luchtvaartuigen behorend tot het luchthavenverkeer van burgerluchthavens waar geen luchtverkeersleiding wordt gegeven en waarvoor de minister geen luchtverkeerscircuits heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 23a van de Regeling luchtverkeersdienstverlening.

Artikel 2

  • 1 De onderdelen van het ingevolge artikel 27, eerste lid, onder b van het Luchtverkeersreglement door luchtvaartuigen te vliegen luchtverkeerscircuit, zoals aangegeven in de bij deze regeling behorende bijlage, worden achtereenvolgens benoemd:

    • a. Runway/start- en landingsbaan;

    • b. Take off leg/startbeen;

    • c. Crosswind leg/dwarswindbeen;

    • d. Downwind leg/rugwindbeen;

    • e. Base leg/basisbeen;

    • f. Final leg/eindnaderingsbeen.

  • 2 Het luchtverkeerscircuit wordt gevlogen binnen een aan te wijzen luchtruimte van per start- en landingsbaan van een luchthaven vast te stellen afmetingen, hierna te noemen circuitgebied.

  • 3 Een standaard circuitgebied, zoals aangegeven in de bij deze regeling behorende bijlage, strekt zich uit van het luchthavenniveau tot een hoogte (Above Aerodrome Level: afgekort AAL) van 300 m (1000 ft) daar boven.

  • 4 De hoogte van het standaard luchtverkeerscircuit bedraagt 210 m (700 ft) AAL.

Artikel 3

Het volgen, aanvliegen en verlaten van het standaardluchtverkeerscircuit alsmede het afbreken van de eindnadering geschiedt op de wijze zoals vermeld in de volgende artikelen en zoals aangegeven in de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 4

Binnen een luchtverkeerscircuit is het niet toegestaan een ander luchtvaartuig in te halen.

Artikel 5

Het volgen van het standaardluchtverkeerscircuit geschiedt, met inachtneming van de bijlage bij deze regeling, op de volgende wijze:

  • a. Klim op het startbeen naar 210 m (700 ft) AAL. Om binnen het circuitgebied te blijven is een klimmende bocht naar het dwarswindbeen toegestaan.

  • b. Vlieg horizontaal op 210 m (700 ft) AAL.

  • c. Handhaaf op het rugwindbeen 210 m (700 ft) AAL.

  • d. Zet op het basisbeen de daling zodanig in dat de eindnadering kan worden ingezet op ten minste 91 m (300 ft) AAL.

  • e. Zet op het eindnaderingsbeen de eindnadering in.

Artikel 6

Indien er aanleiding bestaat de eindnadering af te breken gaat de vlieger over in een stijgvlucht waarna hij op een veilige wijze weer het luchtverkeerscircuit volgt.

Artikel 7

Bij het aanvliegen en invoegen worden de volgende voorschriften in acht genomen:

  • a. De invoegprocedure in het luchtverkeerscircuit wordt eerst uitgevoerd nadat de gezagvoerder kennis heeft genomen van de in het seinenvierkant uitgelegde grondtekens danwel overeenkomstige aanwijzingen heeft verkregen middels de havendienstradio.

  • b. De klim of daling naar circuithoogte geschiedt buiten het circuitgebied.

  • c. Het invoegen geschiedt op het rugwindbeen tegenover het midden van de landingsbaan. Het aanvliegen van deze invoegpositie geschiedt loodrecht op het rugwindbeen.

Artikel 8

Het luchtverkeerscircuit wordt verlaten onder een hoek van 45° halverwege het dwarswindbeen. De klim of daling tot kruishoogte vindt plaats buiten het circuitgebied.

Artikel 9

Indien en voor zover het overige circuitverkeer niet wordt gehinderd gelden de artikel 2, tweede lid, en 3 tot en met 8 niet ingeval van:

  • a. afwijkende voorschriften, die zijn gegeven op grond van plaatselijke omstandigheden;

  • b. vluchten verband houdende met het aanhaken, respectievelijk afwerpen van een reclame sleepnet, wat betreft de fase direct volgend op het aanhaken en direct voorafgaande aan het afwerpen;

  • c. spuitvluchten met een beladen landbouwvliegtuig, wat betreft de start en het verlaten van het luchtverkeercircuit, alsmede het bespuiten van terreinen gelegen in het circuit gebied;

  • d. gesimuleerde nood- en voorzorgslandingen.

Artikel 10

De regeling van de Directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst van 1 september 1982/nr. LVB/L24146, Stcrt. 1982/171 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling standaard luchtverkeerscircuits.

's-Gravenhage, 11 oktober 1993

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen