Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid

Geraadpleegd op 25-11-2024.
Geldend van 29-12-2005 t/m 30-04-2009

Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen de adviezen van de Sociale Verzekeringsraad van 4 juni 1992, nr. 922639, van 18 maart 1993, nr. 931476 en van 21 oktober 1993, nr. 935086;

Gelet op artikel 33, vijfde en zesde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en artikel 44, vijfde en zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Besluit:

Artikel 2

Onder inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz en artikel 50, eerste lid, van de Wajong, worden mede verstaan de volgende uitkeringen, indien deze ter zake van die arbeid worden verleend:

Artikel 3

Voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz en artikel 50, eerste lid, van de Wajong worden onder inkomsten uit arbeid, voor zover die arbeid niet in dienstbetrekking wordt verricht, verstaan de inkomsten verminderd met het bedrag aan premies welke op grond van artikel 2 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies ten behoeve van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de AAW zijn vastgesteld.

Artikel 4

Artikel 5

Het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat wordt uitbetaald aan degene ten aanzien van wie artikel 44 van de WAO toepassing vindt in onmiddellijke aansluiting op een periode waarin zowel artikel 30 als artikel 31 van de ZW gelijktijdig toepassing vonden, wordt gedurende maximaal zes maanden zodanig vastgesteld dat de som van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de inkomsten uit arbeid niet minder bedraagt dan laatstelijk aan ziekengeld en inkomsten uit arbeid met toepassing van voornoemd artikel 31 werd ontvangen.

Artikel 6

  • 1 Voor degene op wie op 31 december 1982 de artikelen 34 of 35 van de AAW of de artikelen 45 of 46 van de WAO van toepassing waren, wordt, zolang hij inkomsten uit arbeid blijft genieten, het per dag tot uitbetaling komende bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, met inachtneming van het tweede lid, aangevuld met het verschil tussen het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling kwam en het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling zou zijn gekomen indien artikel 34 van de AAW of artikel 45 van de WAO, zoals deze artikelen met ingang van 1 januari 1983 luidden, op 31 december 1982 van kracht zouden zijn geweest.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt met ingang van 1 januari 1983 verminderd met 1/6 deel van het in dat lid bedoelde verschil doch met tenminste € 1,04 per dag, zo de aanvulling echter een lager bedrag betreft met dat lagere bedrag, en ten hoogste € 2,08 per dag. Op 1 januari van elk volgend jaar wordt het bedrag van de aanvulling, zoals dat gold op 31 december daaraan voorafgaand, verminderd overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt voor de toepassing van de artikelen 7 en 8 niet aangemerkt als een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel 7

  • 1 Voor de persoon die:

    • a. op 1 augustus 1993 50 jaar of ouder was en

    • b. wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op 31 juli 1993 onder toepassing van artikel 34 van de AAW of artikel 45 van de WAO, zoals die artikelen toen luidden, tot uitbetaling is gekomen en op wie

    • c. vanaf 1 augustus 1993 tot 1 januari 1998 artikel 33 van de AAW of artikel 44 van de WAO van toepassing was; en op wie

    • d. vanaf 1 januari 1998 artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong van toepassing is, geldt, zolang deze artikelen op hem van toepassing blijven, een garantie-inkomen.

  • 2 Het garantie-inkomen, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de som van het in de maand juli 1993 aan de in dat lid bedoelde persoon gemiddeld per dag uitbetaalde bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering en het in die maand door deze persoon gemiddeld per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.

  • 4 De in het derde lid bedoelde aanvulling wordt, behoudens voor de toepassing van dat lid, aangemerkt als arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • 5 Aan de in het eerste lid bedoelde persoon wordt geen hoger bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald dan het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat tot uitbetaling zou zijn gekomen als artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong op die persoon niet van toe-passing zou zijn geweest.

Artikel 8

  • 1 Voor de persoon die:

    • a. op 1 augustus 1993 jonger was dan 50 jaar en

    • b. wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op 31 juli 1993 onder toepassing van artikel 34 van de AAW of artikel 45 van de WAO, zoals die artikelen toen luidden, tot uitbetaling is gekomen en op wie

    • c. vanaf 1 augustus 1993 tot 1 januari 1998 artikel 33 van de AAW of artikel 44 van de WAO van toepassing was; en op wie

    • d. vanaf 1 januari 1998 artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong van toepassing is;

      geldt, zolang deze artikelen op hem van toepassing blijven, een garantie-inkomen en een garantiebedrag.

  • 2 Het garantie-inkomen, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de som van het in de maand juli 1993 aan de in dat lid bedoelde persoon gemiddeld per dag uitbetaalde bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering en het in die maand door deze persoon gemiddeld per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.

  • 3 Het garantiebedrag, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het verschil tussen het garantie-inkomen, bedoeld in het tweede lid, en de som van het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat in de maand juli 1993 gemiddeld per dag aan de in het eerste lid bedoelde persoon tot uitbetaling zou zijn gekomen indien artikel 33 van de AAW of artikel 44 van de WAO, zoals die artikelen met ingang van 1 augustus 1993 luiden, in die maand van kracht zouden zijn geweest en het in die maand door vorenbedoelde persoon gemiddeld per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de AAW of artikel 45, eerste lid, van de WAO, zoals die artikelen toen luidden.

  • 4 Het in het derde lid bedoelde garantiebedrag wordt met ingang van:

    • a. 1 augustus 1997 verminderd met 82,5%;

    • b. 1 augustus 1998 verminderd met 100%.

  • 5 Het in het tweede lid bedoelde garantie-inkomen wordt verminderd met ingang van dezelfde datum en met hetzelfde bedrag als waarop onderscheidenlijk waarmee het garantiebedrag, bedoeld in het derde lid, wordt verminderd.

  • 7 De in het zesde lid bedoelde aanvulling wordt, behoudens voor de toepassing van dat lid, aangemerkt als arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • 8 Aan de in het eerste lid bedoelde persoon wordt geen hoger bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering uitbetaald dan het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat tot uitbetaling zou zijn gekomen als artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong op die persoon niet van toepassing zou zijn geweest.

Artikel 9

Voor de toepassing van het eerste lid van de artikelen 7 en 8 wordt een onderbreking van de toepassing van de artikelen artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong van minder dan een maand, niet als een onderbreking beschouwd.

Artikel 11

  • 2 Indien de som van het per dag tot uitbetaling komende bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering van de in het eerste lid bedoelde persoon en het door die persoon per dag genoten bedrag aan inkomsten uit arbeid, minder bedraagt dan het bij die arbeid behorende rechtens geldende loon, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd totdat deze som gelijk is aan dat rechtens geldende loon, doch ten hoogste tot 120% van het minimumloon.

  • 3 Het tweede lid is eveneens van toepassing ten aanzien van de persoon die:

    • a. geen begeleiding meer op zijn werkplek heeft als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet sociale werkvoorziening, maar die wel voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid, onderdeel a en b, zolang hij werkzaam blijft in de dienstbetrekking waarvoor die begeleiding was verkregen; of

    • b. geen noodzakelijke persoonlijke ondersteuning meer geniet als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, maar die wel voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid, onderdeel a en b, zolang hij werkzaam blijft in de dienstbetrekking waarvoor die persoonlijke ondersteuning was verkregen.

  • 4 Onder het in het tweede lid bedoelde minimumloon wordt verstaan het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of, indien het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet, gedeeld door 21,75. Indien werkgever en werknemer een arbeidsduur zijn overeengekomen die korter is dan de normale arbeidsduur dienen het in het tweede lid bedoelde rechtens geldende loon en het minimumloon naar evenredigheid te worden verminderd.

  • 5 Aan de in het eerste lid bedoelde persoon wordt geen hoger bedrag aan arbeidsonge-schiktheidsuitkering uitbetaald dan het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat tot uitbetaling zou zijn gekomen als artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 50 van de Wajong op die persoon niet van toepassing zouden zijn geweest.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1993.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 februari 1994

de

Staatssecretaris

voornoemd,

J. Wallage