Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 22-09-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 06-03-2002

Besluit van 22 maart 1994, houdende regels betreffende de rechtspositie van raads- en commissieleden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 4 oktober 1993, nr. BW93/U2069, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0656.);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 18 maart 1994, nr. BW94/276, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b. inwonertal: het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari;

  • c. lid van de raad: een lid van de raad, dat niet tevens lid van het college van burgemeester en wethouders is;

  • d. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de gemeente is gelegen;

  • e. tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap: het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap, bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde lid van de Kieswet;

  • f. lid van een commissie: een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 91 en 92 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Hoofdstuk 2. Vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten

Artikel 2

  • 1 Aan een lid van de raad wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel I bij dit besluit.

  • 2 De bedragen, genoemd in tabel I, worden per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaarvastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen inclusief bijzondere beloningen en bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 3 Aan een lid van de raad wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel II bij dit besluit.

  • 5 De bedragen, genoemd in de tabellen II en III, worden per januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 3

De raad kan bij verordening tot ten hoogste 20% naar beneden afwijken van de bedragen, genoemd in de tabellen I, II en III.

Artikel 4

De raad kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van de raad op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 5

  • 1 Indien ten aanzien van een gemeente toepassing is gegeven aan artikel 7 van het Rechtspositiebesluit wethouders, passen gedeputeerde staten, op voorstel van de gemeenteraad, voor een bepaald tijdvak, de indeling van de raadsleden in een van de klassen, genoemd in de tabellen I, II en III, dienovereenkomstig aan.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen na afloop van het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, een nieuw tijdvak vaststellen.

  • 3 Van de besluiten, genoemd in het eerste en tweede lid, doen gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk mededeling aan Onze Minister.

Artikel 6

  • 1 Overgang van een gemeente naar een hogere klasse in verband met toeneming van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin op 1 januari het inwonertal van die gemeente de minimumgrens van de volgende klasse heeft bereikt en blijkt dat zij die grens ook heeft bereikt op:

    • a. 1 januari van het volgende jaar, of

    • b. de dag voorafgaande aan een wijziging van de gemeentelijke indeling, waarbij zij is betrokken.

  • 2 Overgang van een gemeente naar een lagere klasse in verband met vermindering van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin het inwonertal van de gemeente op 1 januari voor de tweede achtereenvolgende maal beneden de minimumgrens van de klasse, waarin de gemeente tot dusver was ingedeeld, gedaald is.

  • 3 Voor gemeenten waarvan het inwonertal ten gevolge van grenscorrectie of wijziging van de gemeentelijke indeling wijziging heeft ondergaan, vindt overgang naar een hogere of lagere klasse plaats met ingang van de datum van de grenscorrectie of de wijziging van de gemeentelijke indeling. Hierbij geldt het inwonertal, zoals dit voor de eerste maal na die datum met inachtneming van die grenscorrectie of wijziging van de gemeentelijke indeling door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt openbaar gemaakt.

  • 4 Voor de eerste indeling van nieuw ingestelde gemeenten vindt het derde lid overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

De overgang van een gemeente naar een lagere klasse in verband met de vermindering van het aantal inwoners is niet van invloed op de geldende vergoeding voor de werkzaamheden en onkostenvergoeding van de op het tijdstip van overgang zittende leden van de raad tot hun aftreden.

Artikel 7a

De gemeente kan, naar bij verordening te stellen regels, aan het lid van de raad voor de uitoefening van het raadslidmaatschap benodigde computer- en communicatieapparatuur ter beschikking stellen. Het ter beschikking stellen van computerapparatuur kan geschieden door het bieden van een mogelijkheid tot deelname aan een voor het gemeentepersoneel geldende pc-privéregeling.

Artikel 8

  • 1 De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding worden door het lid van de raad genoten met ingang van de dag van de beëdiging.

  • 2 De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding eindigt op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

  • 3 Het lid van de raad dat in de loop van een kalenderjaar is beëdigd dan wel het lidmaatschap van de raad heeft beëindigd, ontvangt de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding naar evenredigheid met de periode van uitoefening van het lidmaatschap in bedoeld kalenderjaar.

Hoofdstuk 3. Secundaire voorzieningen

Artikel 9

  • 1 De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad met ingang van de dag van zijn aftreden een uitkering ten laste van de gemeente ontvangt, naar in de verordening te stellen regels.

  • 2 De uitkering heeft een maximumduur van twee jaar en bedraagt in het eerste jaar ten hoogste 80% en in het tweede jaar ten hoogste 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden, eventueel vermeerderd met het bedrag van de in het jaar voor het aftreden ontvangen vergoeding, bedoeld in artikel 4. De uitkering eindigt in ieder geval met ingang van de maand volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

  • 3 De raad kan bij verordening bepalen dat geen recht op uitkering bestaat indien het lid van de raad van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X 8 van de Kieswet.

Artikel 10

De raad kan bij verordening bepalen dat het gemeentebestuur ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen kan afsluiten, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

Artikel 11

  • 1 De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad, naar in de verordening te stellen regels, ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ontvangt ter zake van ziektekosten, waaronder de premie van een verzekering tegen ziektekosten.

  • 2 De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste een bepaald percentage van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 juncto de artikelen 5, 6 en 7.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde percentage is gelijk aan het werkgeversaandeel in de procentuele premie van de publiekrechtelijke ziektekostenregeling Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA Nederland).

Artikel 12

  • 1 De raad kan bij verordening bepalen dat in het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, deze vergoeding ten laste van de gemeente wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 De raad kan bij verordening bepalen dat in het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, deze vergoeding ten laste van de gemeente wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13

De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad, naar in de verordening te stellen regels, ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ontvangt ter zake van kosten voor scholing in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap, alsmede ter zake van kosten voor in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang.

Hoofdstuk 4. Vergoeding van leden van een commissie

Artikel 14

  • 1 De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximum-bedrag, genoemd in tabel IV, behorende bij dit besluit. De artikelen 2, tweede en vierde lid, en 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid kan artikel 6 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 3 Indien ten aanzien van een gemeente toepassing is gegeven aan artikel 7 van het Rechtspositiebesluit wethouders, kan de gemeenteraad, al dan niet voor een bepaald tijdvak, de indeling van de commissieleden in een van de klassen, genoemd in tabel IV, aanpassen.

Artikel 15

Ten aanzien van:

  • a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

  • b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kan de raad bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van de bedragen, genoemd in tabel IV.

Artikel 16

  • 1 De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van een commissie als bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet, een vaste vergoeding voor de werkzaamheden en een onkostenvergoeding wordt toegekend. De artikelen 2 tot en met 4 en 7a zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Het koninklijk besluit van 23 november 1976 tot uitvoering van de artikelen 64f en 64g van de gemeentewet (Stb. 621) wordt ingetrokken.

Artikel 18

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 maart 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D.IJ . W. de Graaff-Nauta

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de zevende april 1994

De Minister van Justitie a.i.,

E. van Thijn

Tabel I. Vergoeding van de werkzaamheden raadsleden

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Gemeenteklasse

Aantal inwoners gemeente

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

– 6 000

€ 143,39

2

6 001– 8 000

€ 158,82

3

8 001– 10 000

€ 184,69

4

10 001– 12 000

€ 214,18

5

12 001– 14 000

€ 250,94

6

14 001– 18 000

€ 315,83

7

18 001– 24 000

€ 391,16

8

24 001– 30 000

€ 491,90

9

30 001– 40 000

€ 607,16

10

40 001– 50 000

€ 775,51

11

50 001– 60 000

€ 842,67

12

60 001– 80 000

€ 920,72

13

80 001–100 000

€ 986,06

14

100 001–125 000

€ 1 057,31

15

125 001–150 000

€ 1 119,48

16

150 001–250 000

€ 1 186,64

17

250 001–375 000

€ 1 304,16

18

375 001–

€ 1 587,78

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 458, datum inwerkingtreding 11-09-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

Vergoeding voor de werkzaamheden

Klasse

Inwonertal

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

Tot en met 6 000

€ 167,86

2

6 001– 8 000

€ 185,93

3

8 001– 10 000

€ 216,21

4

10 001– 12 000

€ 250,74

5

12 001– 14 000

€ 293,77

6

14 001– 18 000

€ 369,74

7

18 001– 24 000

€ 457,92

8

24 001– 30 000

€ 575,86

9

30 001– 40 000

€ 710,79

10

40 001– 50 000

€ 851,64

11

50 001– 60 000

€ 925,39

12

60 001– 80 000

€ 1 011,10

13

80 001–100 000

€ 1 082,85

14

100 001–125 000

€ 1 161,09

15

125 001–150 000

€ 1 229,37

16

150 001–250 000

€ 1 303,12

17

250 001–375 000

€ 1 432,18

18

375 001–

€ 1 743,64

Tabel II. Onkostenvergoeding raadsleden

Gemeenteklasse

Aantal inwoners gemeente

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

– 6 000

€ 32,67

2

6 001– 8 000

€ 34,49

3

8 001– 10 000

€ 37,66

4

10 001– 12 000

€ 40,84

5

12 001– 14 000

€ 45,83

6

14 001– 18 000

€ 52,18

7

18 001– 24 000

€ 60,81

8

24 001– 30 000

€ 70,34

9

30 001– 40 000

€ 83,50

10

40 001– 50 000

€ 101,65

11

50 001– 60 000

€ 108,00

12

60 001– 80 000

€ 116,17

13

80 001–100 000

€ 122,97

14

100 001–125 000

€ 130,69

15

125 001–150 000

€ 137,50

16

150 001–250 000

€ 143,85

17

250 001–375 000

€ 163,81

18

375 001–

€ 196,49

Tabel III. Onkostenvergoeding raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking)

Gemeenteklasse

Aantal inwoners gemeente

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

– 6 000

€ 68,07

2

6 001– 8 000

€ 71,70

3

8 001– 10 000

€ 78,50

4

10 001– 12 000

€ 85,31

5

12 001– 14 000

€ 95,29

6

14 001– 18 000

€ 108,91

7

18 001– 24 000

€ 126,15

8

24 001– 30 000

€ 146,57

9

30 001– 40 000

€ 173,80

10

40 001– 50 000

€ 211,46

11

50 001– 60 000

€ 225,07

12

60 001– 80 000

€ 241,86

13

80 001–100 000

€ 255,93

14

100 001–125 000

€ 272,72

15

125 001–150 000

€ 286,34

16

150 001–250 000

€ 299,95

17

250 001–375 000

€ 340,79

18

375 001–

€ 409,31

Tabel IV. Vergoeding commissieleden

Gemeenteklasse

Aantal inwoners gemeente

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

– 10 000

€ 43,11

2

10 001– 20 000

€ 47,65

3

20 001– 50 000

€ 57,18

4

50 001–100 000

€ 70,34

5

100 001–250 000

€ 89,85

6

250 001–

€ 113,90