Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Geraadpleegd op 14-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-01-2011.
Geldend van 12-01-2011 t/m 26-02-2011

Besluit van 14 juni 1994, houdende regels inzake de rechtspositie van de commissarissen van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 oktober 1993, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK93/U1799;

Gelet op de artikelen 65, 72 en 77 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, no. W04.93 0714);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, nr. BK94/409;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. bezoldiging: het bedrag per maand waarop een commissaris op grond van artikel 3 van dit besluit aanspraak kan maken;

  • c. commissaris: commissaris van de Koning;

  • d. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie.

Bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten

Artikel 3

  • 1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 10 325,86.

  • 2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

    • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

    • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 485,73.

  • 3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

  • 4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

  • 5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

  • 6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Artikel 3a

  • 1 Voor 1 april van elk jaar of binnen twee maanden na zijn beëdiging verstrekt de commissaris aan Onze Minister, dan wel een door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke hij verwacht over het desbetreffende kalenderjaar of gedeelte daarvan te zullen genieten, dan wel een verklaring, dat hij verwacht niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis aan neveninkomsten over dat jaar of een evenredig deel daarvan over het desbetreffende gedeelte van dat jaar te zullen genieten.

  • 2 Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt aan gedeputeerde staten het bedrag van de voorlopige aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de commissaris.

  • 3 De commissaris kan een verklaring inzenden dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven. In dit geval, alsmede indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn geen opgave of verklaring is ingezonden, bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.

  • 4 Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar zendt de commissaris of zenden zijn nabestaanden aan Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke over dat kalenderjaar zijn genoten, dan wel een verklaring dat over dat jaar niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis of, indien de commissaris een gedeelte van het kalenderjaar lid van gedeputeerde staten is geweest, een evenredig deel van dit bedrag, is genoten.

  • 5 Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde opgave of verklaring het bedrag van de definitieve aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de commissaris.

  • 6 Indien een opgave of verklaring als in het vierde lid bedoeld, niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is ontvangen, bedraagt de bezoldiging 65% over dat kalenderjaar van de bezoldiging op jaarbasis.

  • 7 De commissaris zendt aan Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar een afschrift van de aanslag voor de inkomstenbelasting over het betreffende kalenderjaar. Het bedrag van de uitbetaalde bezoldiging kan, al dan niet op verzoek van de commissaris, worden herzien, indien op grond van de onherroepelijk geworden aanslag in de inkomstenbelasting daartoe aanleiding blijkt te bestaan.

  • 8 Bij de toepassing van het vijfde, zesde en zevende lid vindt zo nodig terugbetaling of verrekening plaats.

Vakantie-uitkering

Artikel 4

De commissaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Artikel 4a

De commissaris heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Vergoeding bij waarneming

Artikel 5

  • 1 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, geniet voor die tijd, ten laste van de provincie, een vergoeding ten bedrage van de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Artikel 4, artikel 7 en artikel 8, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de waarneming geschiedt door een lid van gedeputeerde staten wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als zodanig wegens bezoldiging, vakantie-uitkering en telefoonkostenvergoeding wordt ontvangen.

  • 2 Onze Minister kan in bijzondere gevallen de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, vermeerderen met:

    • a. de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in voorkomende gevallen verminderd met hetgeen als lid van gedeputeerde staten wegens vaste onkostenvergoeding wordt ontvangen.

    • b. een tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Gratificatie bij dienstjubileum

Artikel 6

  • 1 Bij het volbrengen van een diensttijd als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, van 12,5, 25, 40 of 50 jaren in overheidsdienst, ontvangt de commissaris een gratificatie of desgewenst een geschenk, dan wel een combinatie van beide, één en ander met dien verstande dat de daaraan verbonden uitgaven bedragen: bij een 12,5 jarig dienstjubileum een kwart, 25-jarig dienstjubileum de helft, en bij een 40- en 50-jarig dienstjubileum eenmaal het bedrag van de bezoldiging, vermeerderd met een evenredig gedeelte van de vakantie-uitkering per maand, berekend naar de datum van het dienstjubileum. Dit bedrag wordt zonodig op een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond.

  • 2 Aan de commissaris die op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel eervol ontslag is of zal worden verleend en binnen een termijn van vijf jaren na de datum van ingang van ontslag, doch voor het 70e levensjaar recht zou hebben op een gratificatie, bedoeld in het eerste lid, kan een dienstjubileumgratificatie worden toegekend ter grootte van een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het eerste lid.

Computer- en communicatieapparatuur

Artikel 7

  • 1 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de commissaris op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    • a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    • b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 4 Voorzover de commissaris voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon, wordt ten laste van de provincie op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend.

  • 5 Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de commissaris verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

Verhuis- en pensionkosten

Artikel 8

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing in verband met de benoeming.

  • 2 Indien de commissaris na benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, heeft hij ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten.

  • 3 De commissaris heeft tevens aanspraak op een vergoeding voor verhuiskosten ten laste van de provincie ingeval van het na benoeming betrekken van tijdelijke huisvesting.

  • 4 De provincie kan een vergoeding toekennen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet-herbenoeming.

  • 5 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8a. Reis- en verblijfkosten

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

  • 2 Aan een kandidaat voor het ambt van commissaris worden reiskosten vergoed die zijn gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister of aan de vertrouwenscommissie.

  • 3 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8b

Indien aan de commissaris van de Koning een dienstauto ter beschikking is gesteld en hij voor het gebruik van deze dienstauto loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat deze belastingheffing door de provincie aan de commissaris van de Koning wordt vergoed. De vergoeding betreft ten hoogste de verschuldigde loon- en inkomstenbelasting voor het gebruik van de dienstauto.

Ambtswoning

Artikel 9

  • 1 Voor het bewonen van een ambtswoning wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12%.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister in zeer bijzondere gevallen de korting vaststellen op een lager percentage dan wel op een bepaald bedrag, mits dit eveneens minder beloopt dan 12% van de bezoldiging.

  • 3 Indien de commissaris een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder zijn.

Artikel 9a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

Voorzieningen in verband met ziekte

Artikel 12

  • 1 In geval van ziekte welke in overwegende mate haar oorzaak vindt:

    • a. in de aard van de aan de functie van commissaris verbonden werkzaamheden, of

    • b. in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en

    • c. niet aan eigen schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, kunnen de naar het oordeel van het college van gedeputeerde staten noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging, voor zover deze kosten ten laste van de commissaris blijven, aan de commissaris voor rekening van de provincie worden vergoed.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gewezen commissaris.

Buitengewoon verlof

Artikel 14

  • 1 De vrouwelijke commissaris heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Terugroepen bij afwezigheid

Artikel 16

  • 1 Een commissaris die buiten zijn provincie verblijft kan door Onze Minister wegens dringende redenen van dienstbelang worden teruggeroepen.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat aan een commissaris die een verblijf buiten zijn provincie wegens dringende redenen van dienstbelang voortijdig heeft beëindigd, ten laste van de provincie een schadeloosstelling wordt toegekend.

Schorsing

Artikel 17

De commissaris kan in het belang van een goede uitoefening van het ambt worden geschorst.

Artikel 18

  • 1 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.

  • 2 Gedurende een schorsing is het de commissaris als zodanig niet toegestaan de provinciale dienstgebouwen te betreden.

Ontslag

Artikel 19

  • 1 De commissaris wordt op zijn aanvraag ontslag verleend of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Aan de commissaris die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel op grond van een desbetreffende schriftelijke aanvraag heeft vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die overeenkomst.

    Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

  • 3 Het ontslag op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 4 Aan de commissaris wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 20

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de commissaris ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid wegens ziekte voor het vervullen van zijn ambt;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken;

    • c. andere gronden.

  • 2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a en b, van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder c, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. er sprake is van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van zes maanden,

    • b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van zes maanden te verwachten is.

  • 4 Bij de beoordeling of er sprake is van een situatie, als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt een medisch onderzoek ingesteld door een of meer door Onze Minister aangewezen geneeskundigen, en, indien de commissaris dit wenst, een door de commissaris aangewezen geneeskundige. De commissaris is verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek en wordt schriftelijk in kennis gesteld van het starten van het onderzoek en de in de vorige zin bedoelde mogelijkheid. Indien de commissaris geen medewerking verleent, is de in het derde lid, onder b, genoemde voorwaarde niet van toepassing.

  • 5 Voordat Onze Minister het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de commissaris na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

  • 6 Niet-herbenoeming vindt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet plaats dan nadat de commissaris in de gelegenheid is gesteld door Onze Minister te worden gehoord.

Uitkering bij overlijden

Artikel 22

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de commissaris wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde, ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overlijden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan: de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk waren van de bezoldiging van de commissaris.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden commissaris ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

Overleg

Artikel 23

Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de commissarissen wordt niet beslist dan nadat daarover overleg is gepleegd met de commissarissen.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24

Bij toepassing van artikel 39c van de Wet op de loonbelasting 1964:

Artikel 25

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking op 15 augustus 1994 en werkt terug tot 1 januari 1994.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 juni 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto