Tijdelijk besluit uitstroombevorderende maatregel Defensie

[Regeling vervallen per 01-01-2004.]
Geraadpleegd op 31-10-2024.
Geldend van 18-02-2000 t/m 31-12-2003

Besluit van 15 juli 1994, houdende een uitstroombevorderende maatregel in het kader van de reductiemaatregelen voor militairen en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 17 maart 1994 nr. PAV3154/94007933; Directoraat-Generaal Personeel, Directie Postactieven, afd. Beleid en Management Postactieven;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 6 juni 1994 nr. WO7.94.0159);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 11 juli 1994 nr. PAV 3154/94017070;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. uitstroombevorderende maatregel: beslissing tot toekenning van aanvullende aanspraken, ingevolge artikel 4, eerste en derde lid, alsmede van een aanspraak op vrije geneeskundige verzorging ingevolge artikel 4, tweede lid, van dit besluit aan de werknemer;

  • b. werknemer:

    • 1. Een voor onbepaalde tijd bij het beroepspersoneel aangestelde militair, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c., ten eerste, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, die een leeftijd heeft bereikt van vijf jaar beneden de in artikel 39, tweede lid, onder a., van dat reglement genoemde leeftijd;

    • 2. Ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, alsmede degene die voor onbepaalde tijd werkzaam is in burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie op basis van een overeenkomst naar burgerlijk recht, die 55 jaar of ouder is, en aan wie, indien hij in dienst was gebleven, met ingang van de dag waarop hij aan de in artikel 114 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bedoelde voorwaarden voor ontslag zou hebben voldaan, op zijn aanvraag ontslag in de zin van dat artikel had kunnen worden verleend;

  • c. ontslag wegens overtolligheid: ontslag in de zin van artikel 39, tweede lid onder d. jo. artikel 43 van het Algemeen militair ambtenarenreglement, in de zin van artikel 116, eerste lid, onder b., van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, dan wel een daarmee vergelijkbare opzegging van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • d. wachtgeld: wachtgeld of uitkering, met inbegrip van vervolgwachtgeld of vervolguitkering, ingevolge de Militaire wachtgeldregeling 1961, Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, dan wel Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

  • e. wachtgeldperiode: periode die ingaat op de dag waartegen aan de werknemer ontslag wegens overtolligheid is verleend en eindigt op de dag waarop het wegens dat ontslag toegekende wachtgeld eindigt of geheel of gedeeltelijk vervalt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De werknemer voor wie in het kader van de reductie-operaties overtolligheid dreigt, of die bereid is zijn functie aan een met ontslag wegens overtolligheid bedreigde collega af te staan, kan een aanvraag indienen bij de tot het verlenen van ontslag bevoegde autoriteit tot het nemen van een uitstroombevorderende maatregel.

  • 2 Op de aanvraag wordt uiterlijk drie maanden na het indienen daarvan beslist.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Aan de werknemer die een aanvraag als genoemd in artikel 2 heeft ingediend en voor wie na een daartoe strekkend onderzoek binnen de rijksoverheid geen passende functie beschikbaar is, kan, tenzij om redenen van dienstbelang daartegen bedenkingen zijn, ontslag wegens overtolligheid worden verleend.

  • 2 Een aanvraag tot het nemen van een uitstroombevorderende maatregel wordt niet ingewilligd, als sprake is ontslag wegens overtolligheid, terwijl er sprake is van een omstandigheid op grond waarvan toekenning van wachtgeld is of kon worden geweigerd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b., ten eerste, heeft tenzij de toepassing van artikel 4 van de Militaire wachtgeldregeling 1961 tot een gelijkluidend of hoger bedrag zou leiden, gedurende de wachtgeldperiode aanspraak op een aanvulling op het ingevolge die toepassing geldende bedrag van het wachtgeld tot 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f., van de Militaire wachtgeldregeling 1961.

  • 3 De werknemer, genoemd in artikel 1, onderdeel b., ten tweede, heeft, tenzij de toepassing van artikel 11 van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie of van artikel 12 van het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie tot een gelijkluidend of hoger bedrag zou leiden, gedurende de wachtgeldperiode aanspraak op een aanvulling op het ingevolge die toepassing geldende bedrag van het wachtgeld tot 80% van de bezoldiging, als bedoeld in artikel 5 van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, respectievelijk artikel 5 van het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag, na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 1993. Dit besluit vervalt op 1 januari 2004, met dien verstande dat het van kracht blijft voor degene voor wie op 31 december 2003 een onderzoek als genoemd in artikel 3 van dit besluit, nog niet is afgerond, alsmede voor degene die op die datum aan dit besluit aanspraken kon ontlenen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit uitstroombevorderende maatregel Defensie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 juli 1994

Beatrix

De Minister van Defensie,

A. L. ter Beek.

Uitgegeven de drieëntwintigste augustus 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto