Besluit rangen politie

Geraadpleegd op 23-11-2024.
Geldend van 12-09-2003 t/m 21-02-2006

Besluit van 25 oktober 1994, houdende vaststelling van regels ten aanzien van de rangen van de politie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/U1612, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, nummer 439825/594/GBJ;

Gelet op artikel 51 van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 1994, nummer W04.94.0339);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 10 oktober 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA94/2256;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Voor de ambtenaren, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, en onder b indien zij zijn belast met de opsporing van alle strafbare feiten, en tweede lid van de Politiewet 1993, gelden de volgende rangen:

    • a. hoofdcommissaris;

    • b. commissaris;

    • c. hoofdinspecteur;

    • d. inspecteur;

    • e. brigadier;

    • f. hoofdagent;

    • g. agent;

    • h. surveillant van politie;

    • i. aspirant.

  • 2 Een in het eerste lid eerdergenoemde rang is hoger dan een later genoemde rang.

Artikel 2

  • 1 De volgende rangen zijn verbonden aan de volgende functies:

    • a. aspirant voor degene die op grond van artikel 3, eerste, tweede of derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie is aangesteld als aspirant;

    • b. surveillant van politie voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 4 en 5;

    • c. agent voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 6;

    • d. hoofdagent voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 7;

    • e. brigadier voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 8;

    • f. inspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 9 en 10;

    • g. hoofdinspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 11 en 12;

    • h. commissaris voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 13 en hoger;

    • i. hoofdcommissaris voor de functie van korpschef van een regionaal politiekorps en voor de functie van korpschef van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 2a

  • 3 Indien een ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993, ingevolge artikel 1, tweede lid, van hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Politiewet 1993 van rechtswege is overgegaan naar een politieregio dan wel naar het Korps landelijke politiediensten, en de hem opgedragen werkzaamheden feitelijk overeenkomen met de werkzaamheden verbonden aan een functie waaraan voor een ambtenaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993 een hogere rang is toegekend dan de rang van agent, kan aanstelling plaatsvinden in de daaraan verbonden rang mits betrokkene de daarmee overeenkomende rang reeds bekleedde op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993.

Artikel 2b

Aan de voorzitter van het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum, die is aangesteld als ambtenaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993 kan voor de duur van zijn voorzitterschap op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij koninklijk besluit de rang van hoofdcommissaris worden toegekend.

Artikel 2c

Aan de ambtenaar die is aangesteld als ambtenaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993 voor wie de rang van hoofdcommissaris heeft gegolden, kan voor de resterende duur van deze aanstelling op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij koninklijk besluit de titulaire rang van hoofdcommissaris worden toegekend.

Artikel 2d

Aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 1993, die is aangesteld in een functie waaraan de rang van commissaris is verbonden en die op uitzonderlijke wijze heeft bijgedragen tot de behartiging van de belangen van de Nederlandse politie, kan voor de resterende duur van deze aanstelling op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij koninklijk besluit de titulaire rang van hoofdcommissaris worden toegekend.

Artikel 3

  • 1 Voor de ambtenaar die op grond van de regeling van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 6 november 1992, nummer PRP92/U683, houdende regels ter uitvoering van artikel 3, vierde lid, van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel (Stcrt. 1992, 216) in een regionaal korps of het Korps landelijke politiediensten negatief verticaal geplaatst is, heeft, indien hij daartoe de aanvraag heeft gedaan, gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van dit besluit de rang die is verbonden aan de functie waaraan dezelfde salarisschaal is verbonden als de salarisschaal die is opgenomen in bijlage I van het Bezoldigingsreglement politie 1958 en voor hem gold voor het tijdstip waarop de negatieve verticale plaatsing plaatsvond.

  • 2 Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, na de termijn van vijf jaren niet in een functie is geplaatst waaraan dezelfde salarisschaal is verbonden als de salarisschaal die is opgenomen in bijlage I van het Bezoldigingsreglement politie 1958 en die voor hem gold voor het tijdstip waarop de negatieve verticale plaatsing plaatsvond, wordt, indien de ambtenaar daartoe de aanvraag heeft gedaan, de termijn van vijf jaren verlengd.

Artikel 4

De ambtenaar, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Politiewet 1993, die tot en met 31 maart 1994 de rang bekleedde van commissaris van rijkspolitie en die een functie bekleedt die is gewaardeerd op schaal 12 heeft de rang van commissaris.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 oktober 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de tweeëntwintigste november 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager