Uitvoeringsbesluit onderbouwing en uitvoering waardebepaling Wet waardering onroerende zaken

Geraadpleegd op 08-11-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m 20-02-2003

Besluit van 23 december 1994, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit onderbouwing en uitvoering waardebepaling Wet waardering onroerende zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 november 1994, nr. WV 94/498M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 12 december 1994, nr. W06.94.0695);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 21 december 1994, nr. WV 94/601U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt een instructie vastgesteld waarin regels zijn neergelegd voor de onderbouwing en de uitvoering van de waardebepaling van onroerende zaken op de voet van de wet.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden de vakbekwaamheidseisen vastgesteld waaraan degenen die de waardebepaling als bedoeld in de wet uitvoeren, moeten voldoen.

Artikel 3

De instructie bevat richtlijnen voor het plan van aanpak dat door de colleges van burgemeester en wethouders wordt ingediend bij de Waarderingskamer alvorens met de waardebepaling wordt begonnen. Het plan van aanpak verschaft in ieder geval informatie over:

  • 1°. het aantal en de soort van de te waarderen objecten, alsmede een indicatie van de totale waarde;

  • 2°. het aantal taxateurs en de mate waarin zij voldoen aan de vakbekwaamheidseisen;

  • 3°. de beschikbare objectgegevens;

  • 4°. de beschikbare marktgegevens;

  • 5°. het referentiemateriaal;

  • 6°. de toe te passen taxatiemethoden;

  • 7°. de periode waarin de taxatiewerkzaamheden zullen plaatsvinden; en

  • 8°. de wijze waarop door het college van burgemeester en wethouders een kwaliteitscontrole wordt toegepast.

Artikel 4

De instructie bevat richtlijnen voor het verzamelen, analyseren en registreren van marktinformatie die ten grondslag ligt aan de waardebepaling.

Artikel 5

De instructie bevat richtlijnen voor de toepassing van de te hanteren taxatiemethoden en een uitwerking van die methoden, alsmede voor de eisen waaraan de referentiestelsels per toe te passen methode moeten voldoen.

Artikel 6

De instructie bevat richtlijnen voor de onderbouwing van de taxatie ten behoeve van belanghebbenden in de vorm van een model-taxatieverslag. Het taxatieverslag bevat ten minste de objectaanduiding, de waarderelevante objectgegevens, de motivering van de individuele afwijking ten opzichte van de referentie-objecten en de getaxeerde waarde.

Artikel 7

De instructie bevat richtlijnen voor het uitvoeren van kwaliteitsanalyses door de colleges van burgemeester en wethouders en richtlijnen voor het rapporteren over deze analyses aan de Waarderingskamer.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit onderbouwing en uitvoering waardebepaling Wet waardering onroerende zaken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 december 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de negenentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager