Gebleken is dat het aantal overtredingen in het kader van de WZV bij instellingen
van gezondheidszorg in het afgelopen jaar flink is toegenomen.
Met enige zorg heb ik geconstateerd dat besturen van instellingen van gezondheidszorg,
in het perspectief van de stelselherziening en de deregulering, in toenemende mate
naar eigen inzicht maatregelen treffen voor de instandhouding van hun infrastructuur.
Ofschoon dit voor de toekomst een perspectief is, zijn het wettelijk instrumentarium
en de verantwoordelijkheidstoedeling hier thans echter (nog) niet op ingericht.
De oorzaak kan liggen in het optreden van acute niet voorziene omstandigheden of acute
infrastructurele problemen, die het functioneren van (een deel van) de ziekenhuisvoorziening
bedreigen en die (mede) op aanwijzing van betrokken facetdeskundigen (brandweer, geneeskundige
inspectie e.a.) als niet te handhaven worden aangemerkt.
Indien zo’n geval zich voordoet, waarin zich laat aanzien dat (een onderdeel van)
de bouw niet anders dan in afwijking van de reguliere WZV-procedures kan worden gerealiseerd
en de vergunning nog niet is afgegeven, moet de betrokken beleidsdirectie van mijn
departement omtrent de uitvoering van enige maatregel worden geraadpleegd. Indien
een vergunning is afgegeven, reeds met de bouw is aangevangen en blijkt dat van de
in de vergunning opgenomen voorwaarde(n) moet worden afgeweken, dient de desbetreffende
functionaris van het College voor ziekenhuisvoorzieningen te worden geraadpleegd conform
de voorgeschreven procedure die in de vergunning is opgenomen. Ingeval van een academisch
ziekenhuis dient een functionaris van het Ministerie of een namens de Minister aangewezen
persoon te worden geraadpleegd. Indien zwartbouw is geconstateerd signaleert het College
dit, uit oogpunt van bouwbegeleiding, aan de Minister.
In gezamenlijk overleg kan dan worden bezien welke mogelijkheden er zijn om, binnen
het bestaande beleidskader, tot een adequate oplossing voor het geconstateerde probleem
te komen.