Besluit bevolkingsonderzoek

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-1996.
Geldend van 01-07-1996 t/m heden

Besluit van 1 augustus 1995, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid, van de Wet op het bevolkingsonderzoek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 april 1995, PAO/GZ-952378;

Gelet op de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid, van de Wet op het bevolkingsonderzoek;

Gezien het advies van de Gezondheidsraad (advies van 7 september 1994);

De Raad van State gehoord (advies van 27 juni 1995, no. W13.95.0195);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 juli 1995, no. PAO/GZ/95-6771;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Onderzoek bij een persoon in het kader van een bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet mag slechts worden verricht:

    • a. indien de te onderzoeken persoon meerderjarig is en onderdeel c niet van toepassing is: met de schriftelijke toestemming van de betrokkene;

    • b. indien de te onderzoeken persoon minderjarig is doch de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en onderdeel c niet van toepassing is: met de schriftelijke toestemming van de betrokkene alsmede de schriftelijke toestemming van de ouders die het ouderlijk gezag uitoefenen of van zijn voogd;

    • c. indien de te onderzoeken persoon twaalf jaar of ouder is en niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake: met de schriftelijke toestemming van de ouders die het ouderlijk gezag uitoefenen of van de voogd dan wel, indien hij meerderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger of van de echtgenoot of andere levensgezel van de betrokkene;

    • d. indien de te onderzoeken persoon de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt: met de schriftelijke toestemming van de ouders die het ouderlijk gezag uitoefenen of van zijn voogd.

  • 2 Indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder c en d, zich kennelijk verzet tegen een handeling waaraan hij wordt onderworpen wordt de toestemming, bedoeld in het eerste lid, onder c en d, geacht niet te zijn gegeven.

  • 3 Degene die toestemming heeft gegeven kan deze te allen tijde zonder opgaaf van redenen intrekken. Hij is terzake van de intrekking geen schadevergoeding verschuldigd.

Artikel 3

  • 1 Alvorens toestemming wordt gevraagd, draagt degene die het onderzoek verricht er zorg voor dat de persoon wiens toestemming is vereist, schriftelijk wordt ingelicht over:

    • a. het doel, de aard en de duur van het onderzoek;

    • b. de risico's die het onderzoek voor de gezondheid van de te onderzoeken persoon met zich zou brengen;

    • c. de risico's die het tussentijds beëindigen van het onderzoek voor de te onderzoeken persoon met zich zou brengen;

    • d. de bezwaren die het onderzoek voor de te onderzoeken persoon met zich zou brengen.

  • 2 De inlichtingen als bedoeld in het eerste lid worden op zodanige wijze verstrekt dat redelijkerwijs zeker is dat de betrokkene deze naar haar inhoud heeft begrepen. Hij krijgt een zodanige bedenktijd dat hij op grond van deze inlichtingen een zorgvuldig overwogen beslissing omtrent de gevraagde toestemming kan geven.

  • 3 Indien de te onderzoeken persoon de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt of niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, draagt degene die het onderzoek verricht ervoor zorg dat hij wordt ingelicht op een wijze die past bij zijn bevattingsvermogen.

Artikel 4

Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de wet bevat een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet:

  • a. de startdatum en de einddatum van het onderzoek;

  • b. een nauwkeurige beschrijving van het doel van het onderzoek;

  • c. een nauwkeurige beschrijving van de mogelijk schadelijke gevolgen van het onderzoek;

  • d. een beschrijving van de aard en inrichting van de lokaliteiten of ruimten waar het onderzoek verricht wordt.

Artikel 5

  • 1 Bij een aanvraag om een vergunning voor een bevolkingsonderzoek met behulp van een röntgenapparaat, moet indien voor het gebruik van dat apparaat een vergunning op basis van de Kernenergiewet vereist is, een afschrift van die vergunning dan wel van de aanvraag voor die vergunning worden overgelegd.

  • 2 Bij een aanvraag om een vergunning voor een bevolkingsonderzoek naar een ernstige ziekte of afwijking waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is, bevat de aanvraag een beschrijving van de bijzondere omstandigheden die het onderzoek rechtvaardigen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 1 augustus 1995

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vijfde september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager