Typekeuringsregeling verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2012

Typekeuringsregeling verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verwarmingstoestel:

cv-ketel, luchtverwarmer of voorzetbrander;

b. besluit:

Besluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden;

c. verbrandingsgas:

mengsel van gassen en vaste of vloeibare stoffen, dat bij het verbruik van brandstoffen vrijkomt.

Hoofdstuk 2. Keuringsinstantie, tarief en symbool van typegoedkeuring

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het tarief dat door de keuringsinstantie aan de aanvrager in rekeningwordt gebracht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om een typekeuring als bedoeld in artikel 3 van het besluit, bedraagt ten hoogste

    € 703,36, exclusief BTW.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt jaarlijks door de keuringsinstantie verhoogd respectievelijk verlaagd met het percentage waarmee het indexcijfer voor de regelingslonen per uur van volwassen werknemers, inclusief vakantietoeslag en andere bijzondere uitkeringen, is gestegen respectievelijk is gedaald ten opzichte van het indexcijfer van het voorgaande jaar.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het symbool van typegoedkeuring, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat uit de volgende letter- en cijfercombinatie in de hierna aangegeven volgorde: NOx, twee letters waarmee het jaar van typegoedkeuring wordt aangeduid waarbij een A of B, als eerste letter, staat voor de kalenderjaren 1990 tot en met 1999 respectievelijk de kalenderjaren 2000 tot en met 2010, en de tweede letter het laatste getal van het desbetreffende kalenderjaar aanduidt, in die zin dat de letters L tot en met U duiden op respectievelijk 0 tot en met 9 alsmede, in drie cijfers, het volgnummer dat door de keuringsinstantie is toegekend aan het type waartoe het verwarmingstoestel behoort.

  • 2 Het symbool van typegoedkeuring wordt door de fabrikant of de importeur op duidelijk zichtbare en duurzame wijze op het verwarmingstoestel aangebracht.

Hoofdstuk 3. Typekeuring

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

§ 1. Keuringsopstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Open verwarmingstoestellen worden bij de keuring voorzien van een verticale verbrandingsgasafvoerpijp met een lengte van:

    • a. 0,5 m voor verwarmingstoestellen met een nominale belasting die kleiner is dan of gelijk is aan 93 kW;

    • b. 1 m voor verwarmingstoestellen met een nominale belasting die groter is dan 93 kW.

  • 2 De diameter van de verbrandingsgasafvoerpijp komt overeen met die vermeld in het desbetreffende installatievoorschrift.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Gesloten verwarmingstoestellen worden bij de keuring voorzien van een luchttoevoerpijp en een verbrandings-gasafvoerpijp die beide een lengte hebben die overeenkomt met de kortste lengte, vermeld in het desbetreffende installatievoorschrift. Daarbij monden de luchttoevoerpijp en de verbrandingsgasafvoerpijp in hetzelfde vlak uit.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voorzetbranders worden ter keuring geïnstalleerd op een daarvoor bestemde stookbuis van de instantie waar de keuring plaats heeft.

§ 2. Keuringsomstandigheden

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De keuring wordt uitgevoerd bij een nominale spanning van 230 V.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Indien het verwarmingstoestel is ontworpen voor aardgas, wordt het verwarmingstoestel tijdens de keuring aangesloten op Gas 25, onder een druk van 25 mbar of onder een druk als vermeld in het desbetreffende installatievoorschrift.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Indien het verwarmingstoestel is ontworpen voor een andere gasvormige brandstof dan aardgas, wordt het verwarmingstoestel bij de keuring gestookt met het gas waarvoor het verwarmingstoestel is ontworpen, onder een druk als vermeld in het desbetreffende installatievoorschrift.

  • 2 Indien het verwarmingstoestel kan worden gestookt met zowel propaan als butaan, wordt de keuring uitgevoerd met butaan.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Indien het verwarmingstoestel is voorzien van een warmtapwaterbereider, wordt de keuring uitgevoerd voor de situatie waarin het verwarmingstoestel slechts warmte levert voor ruimteverwarming.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De keuring van voorzetbranders die zijn uitgerust met externe verbrandingsluchtrecirculatie wordt uitgevoerd met het in het installatievoorschrift opgegeven percentage gerecirculeerd verbrandingsgas, uitgedrukt als een percentage CO2 of O2 in het mengsel verbrandingsgas/verbrandingslucht en met de in het installatievoorschrift opgegeven ten hoogste toegelaten temperatuur van de gerecirculeerde verbrandingsgassen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De keuring van cv-ketels en voorzetbranders wordt uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur, gelijk aan de verbrandingsluchttemperatuur, van 293 K met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 2 K in plus en min en een relatieve vochtigheid van de omgevingslucht en de verbrandingslucht van 70% met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 5% in plus en min.

  • 2 Indien uitvoering van de keuring bij de in het eerste lid voorgeschreven omgevingstemperatuur of vochtigheid van de omgevingslucht en de verbrandingslucht technisch niet mogelijk is, kan de keuring van cv-ketels en voorzetbranders in afwijking van het eerste lid worden uitgevoerd bij een andere temperatuur of luchtvochtigheid, mits daarbij wordt aangetoond dat deze cv-ketels en voorzetbranders functioneren op een wijze overeenkomend met die bij de in het eerste lid voorgeschreven temperatuur en luchtvochtigheid.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De keuring van luchtverwarmers wordt uitgevoerd bij een temperatuur van de verwarmingstoevoer-, omgevings- en verbrandingslucht van 296 K met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 5 K in plus en min en een vochtigheid van de omgevingslucht van ten minste 10g water per kg droge lucht.

  • 2 Indien uitvoering van de keuring bij de in het eerste lid voorgeschreven temperatuur of vochtigheid technisch niet mogelijk is, kan de keuring van luchtverwarmers in afwijking van het eerste lid worden uitgevoerd bij een andere temperatuur of luchtvochtigheid, mits daarbij wordt aangetoond dat deze luchtverwarmers functioneren op een wijze overeenkomend met die bij de in het eerste lid voorgeschreven temperatuur en luchtvochtigheid.

§ 3. Meetapparatuur en monstername

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bij open en gesloten verwarmingstoestellen, die zijn uitgevoerd met een parallelaansluiting bestemd om aan te sluiten op een luchttoevoer- en verbrandingsgasafvoersysteem, wordt het gehalte aan NOx en de temperatuur van het verbrandingsgas gemeten met behulp van een afzuiginrichting die voldoet aan de omschrijving van figuur 1, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bij gesloten verwarmingstoestellen met een concentrisch luchttoevoer- en verbrandingsgasafvoersysteem wordt het gehalte aan NOx en de temperatuur van het verbrandingsgas gemeten met behulp van een afzuiginrichting die voldoet aan de omschrijving van de figuren 2 en 3, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Ingeval een verwarmingstoestel is voorzien van een ronde uitlaat wordt de meetsonde over een afstand die gelijk is aan de middellijn van de uitlaat, in de uitlaat ingebracht en wel zodanig dat de meetsonde verticaal naar boven wijst.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Ingeval een verwarmingstoestel is voorzien van een rechthoekige uitlaat met een hydraulische diameter Dhydr wordt de meetsonde over een afstand van L = Dhydr = 4A/o in de uitlaat ingebracht, waarin A het opppervlak en O de omtrek van de doorsnede van de uitlaat is.

  • 2 Bij verwarmingstoestellen als bedoeld in het eerste lid worden twee metingen uitgevoerd, in die zin dat bij de eerste meting de meetsonde diagonaal naar rechtsboven en bij de tweede meting diagonaal naar linksboven wijst. Als meetresultaat geldt de gemiddelde waarde van deze metingen.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De aanzuigbuis van het meetapparaat wordt horizontaal in het hart van de verbrandingsgasafvoerpijp van het verwarmingstoestel geplaatst.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Condensaatvorming in de monstertransportleiding wordt voorkomen, zo nodig door de leiding te verwarmen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In de aanzuigbuis en de monstertransportleiding wordt geen rubber of siliconen toegepast, zodanig dat het verbrandingsgas daarmee in aanraking kan komen.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bij de keuring worden de onderstaande componenten gemeten met apparatuur waarvan de meetonnauwkeurigheid niet meer mag zijn dan de bij de desbetreffende component aangegeven waarde.

Component

Onnauwkeurigheid

N0 (stikstofoxide)

< 8% Rdg

N02 (stikstofdioxide)

< 8% Rdg

C02 (kooldioxide)

< 6% Rdg

O2 (zuurstof)

< 6% Rdg

Gasdrukken

< 2% Rdg

Relatieve vochtigheid

< 5% Rdg

Omgevingstemperatuur

< 1K

Temperatuur van het in- en uitgaand ketelwater

< 2K

Hoofdstuk 4. Berekening van de uitworp van NOx

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Voor de berekening van de uitworp van NOx wordt de massaconcentratie aan stikstofoxiden in het verbrandingsgas herleid tot verbrandingsgas met een volumegehalte aan zuurstof van 3%.

  • 2 Voor de berekening van de uitworp geldt als volume van het verbrandingsgas: het volume bij een temperatuur van 273 K en een druk van 101,3 kPa na aftrek van het volume van het erin aanwezige water, berekend als waterdamp.

§ 2. Berekening van de uitworp bij nominale, minimale en relatieve belasting

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De uitworp van NOx bij nominale belasting wordt bepaald na het bereiken van het temperatuurevenwicht waarbij het verwarmingstoestel zodanig is ingesteld dat:

    • a. de belasting bij:

      • 1º. aan/uit geregelde verwarmingstoestellen met instelbare belasting is ingesteld op de hoogste nominale belasting (100%);

      • 2º. voorzetbranders, is ingesteld op het in het desbetreffende installatievoorschrift opgegeven werkingsgebied van deze voorzetbranders;

      • 3º. de andere dan onder 1° en 2° genoemde verwarmingstoestellen is ingesteld op de nominale belasting.

    • b. het gemiddelde van de watertemperatuur aan de inlaat en de uitlaat van het verwarmingstoestel 343 K bedraagt, met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 3 K in plus en min, en het verschil tussen de afzonderlijk gemeten temperaturen 20 K bedraagt, met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 2 K in plus en min;

    • c. bij luchtverwarmers het transport van de verwarmingslucht is ingesteld volgens het desbetreffende installatievoorschrift (nominale luchthoeveelheid);

    • d. bij voorzetbranders de gas/luchtfactor zodanig is ingesteld dat de luchtfactor gelijk is aan 1,2 (CO2% = 9,6%).

  • 2 De gemeten uitworpwaarden worden aangeduid als ’Uitworpwaarde bij nominale belasting = Enom'

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De uitworp van NOx bij minimale belasting wordt bepaald na het bereiken van het temperatuurevenwicht waarbij het verwarmingstoestel zodanig is ingesteld dat:

    • a. de belasting bij:

      • 1º. aan/uit geregelde verwarmingstoestellen met instelbare belasting is ingesteld op de hoogste nominale belasting (100%);

      • 2º. hoog/laag geregelde verwarmingstoestellen is ingesteld op de in het installatievoorschrift opgegeven laagstand, met dien verstande dat, indien deze kleiner is dan 30%, op de nominale belasting wordt ingesteld (100%);

      • 3º. modulerende verwarmingstoestellen is ingesteld op 30% van de nominale belasting of op de laagste belasting van het regelbereik, indien deze hoger is dan 30%;

      • 4º. voorzetbranders is ingesteld op de in het installatievoorschrift opgegeven laagst mogelijke belasting.

    • b. de waterdoorstroming ongewijzigd is ten opzichte van de instelling genoemd in artikel 24, eerste lid, onder b;

    • c. bij luchtverwarmers het transport van de verwarmingslucht ongewijzigd is ten opzichte van de instelling genoemd in artikel 24, eerste lid, onder c;

    • d. bij voorzetbranders de gas/luchtfactor zodanig is ingesteld dat de luchtfactor gelijk is aan 1,4 (CO2% = 8%)

    • e. de waterretourtemperatuur 313 K bedraagt met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 3 K in plus en min;

  • 2 De gemeten uitworpwaarden worden aangeduid als ’Uitworpwaarde bij minimale belasting = Emin'

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Onverminderd de artikelen 24 en 25 wordt bij modulerende verwarmingstoestellen met een nominale belasting < 35kW en waarvan de minimale belasting van het modulatiegebied < 60% van de nominale belasting is, tevens de uitworp van NOx bepaald bij een realtieve belasting gelijk aan 60% van de nominale belasting.

  • 2 De uitworp van NOx bij de in het eerste lid genoemde relatieve belasting wordt bepaald na het bereiken van het temperatuurevenwicht waarbij het verwarmingstoestel zodanig is ingesteld dat:

    • a. de belasting gelijk is aan 60% van de nominale belasting;

    • b. de waterdoorstroming ongewijzigd is ten opzichte van de situatie genoemd in artikel 25, eerste lid, onder b;

    • c. bij luchtverwarmers het transport van de verwarmingslucht ongewijzigd is ten opzichte van de instelling genoemd in artikel 24, eerste lid, onder c;

    • d. bij voorzetbranders de gas/luchtfactor zodanig is ingesteld dat de luchtfactor gelijk is aan 1,2 (CO2% = 9,6%);

    • e. de waterretourtemperatuur 323 K bedraagt met een toegestane onnauwkeurigheidsmarge van 3 K in plus en min;

  • 3 De gemeten uitworpwaarden worden aangeduid als ’Uitworpwaarde bij relatieve belasting’ = ’E60'.

§ 3. Berekening van de gemiddelde waarde

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De gemiddelde waarde voor verwarmingstoestellen met een nominale belasting tot en met 31,5 kW is het rekenkundig gemiddelde van Enom en Emin.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De gemiddelde waarde voor aan/uit geregelde verwarmingstoestellen met een nominale belasting groter dan 31,5 kW wordt gelijkgesteld aan Enom.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De gemiddelde waarde voor hoog/laag geregelde verwarmingstoestellen met een nominale belasting groter dan 31,5 kW wordt berekend volgens de volgende formule:

belastingstand ’laag’ (Bl)

berekening gemiddelde waarde

Bl > 60 %

(Enom + 4*Emin)/5

60 % > Bl > 50 %

(Enom + 3*Emin)/4

50 % > Bl > 40 %

(Enom + 2*Emin)/3

40 % > Bl > 30 %

(Enom + Emin)/2

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De gemiddelde waarde voor modulerende verwarmingstoestellen met een nominale belasting groter dan 31,5 kW wordt berekend volgens de volgende formule:

minimale relatieve belasting van het modulatiegebied (Bm)

berekening gemiddelde waarde

Bm > 60 %

(Enom + 4*Emin)/5

Bm < 60 %

(Enom + 2*E6o + 2*Emin)/5

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 december 1995

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

De

Minister

van Economische Zaken,

G.J. Wijers

Bijlage behorend bij de artikelen 15 en 16 van Typekeuringsregeling verwarmingstoestellen luchtverontreiniging

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Figuur 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 41659.png

Figuur 2. – Meetsonde

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 41660.png

Figuur 3. – Plaats van de meetsonde

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Bijlage 41661.png