Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2005 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-07-2005 t/m 31-07-2005

Besluit van 21 december 1995, houdende vaststelling van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, het Kaderbesluit rechtspositie HBO, het Rechtspositiereglement wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en het Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoekpersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 24 juli 1995, nr. 95019 965, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 39, tweede lid, en 76, van de Wet op het voortgezet onderwijs; artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, 4.1.4. en 4.3.1., tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; artikel 58 van de Wet op de onderwijsverzorging; de artikelen 4.5, 9.74, tweede lid, 10.10, derde lid, 11.12, eerste lid, 12.5, 13.1., vijfde lid, 13.3., vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek; de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 1995, nr. W05.95.0411);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 15 december 1995, nr. AB 95034376, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Verlof en aanspraken bij ziekte en arbeidsongeschiktheid tijdens de dienstbetrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b. instelling:

  • c. betrokkene:

    De betrokkene, alsmede de gewezen betrokkene, die geen overheidswerknemer is in de zin van de WPA, kan aan dit besluit geen rechten ontlenen.

  • d. bevoegd gezag:

    Ten aanzien van:

    • - een rijksinstelling zonder rechtspersoonlijkheid: Onze Minister;

    • - een rijksinstelling met rechtspersoonlijkheid: het college van bestuur;

    • - een publiekrechtelijke provinciale instelling: het college van gedeputeerde staten, voor zover de provinciale staten niet anders bepalen, en, indien de provinciale staten dit wenselijk oordelen, met inachtneming van door hen te stellen regelen;

    • - een gemeentelijke instelling: het college van burgemeester en wethouders, voorzover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel, wanneer de instelling van meer dan één gemeente uitgaat, het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;

    • - een publiekrechtelijke regionale instelling: het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;

    • - een privaatrechtelijke instelling met of zonder rechtspersoonlijkheid: het instellingsbestuur.

  • e. lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;

  • f. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, zoals gedefinieerd in het voor de betrokkene van toepassing zijnde rechtspositiebesluit of rechtspositiereglement;

  • g. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

  • h. geneeskundig onderzoek: een onderzoek door of namens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dan wel een voor rekening van het bevoegd gezag komend onderzoek door de arbodienst;

  • i. geneeskundige verklaring: een geneeskundige verklaring, afgegeven op grond van het geneeskundig onderzoek;

  • j. bedrijfsgezondheidskundige begeleiding: de begeleiding door of namens een arbodienst, gericht op het voorkomen van ziekte en arbeidsongeschiktheid, dan wel op het eindigen daarvan.

  • k. WPA: de Wet privatisering ABP;

  • l. WAO: de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • m. AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • n. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • o. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • p. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;

  • q. arbeidsongeschiktheidsuitkering: een uit enig dienstverband van de betrokkene voortvloeiende en aan hem periodiek uitbetaalde uitkering terzake van het op grond van ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk ongeschikt zijn om passende, dan wel gangbare arbeid te verrichten;

  • r. passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de betrokkene is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

  • s. gangbare arbeid: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is en waarmee hij kan verdienen, hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.

    Niet daaronder wordt verstaan een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de sociale werkvoorziening;

  • t. WAO uitkering: een op grond van de WAO toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering;

  • u. werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering terzake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enig dienstverband van betrokkene;

  • v. suppletie: een uitkering na ontslag krachtens hoofdstuk 3 van dit besluit terzake van een op het moment van ontslag bestaande arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% in de zin van de WAO;

  • w. invaliditeitspensioen: een invaliditeitspensioen als bedoeld in paragraaf 8 van het pensioenreglement;

  • x. herplaatsingstoelage: een toelage bij herplaatsing als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement;

  • y. buitengewoon verlof: een met instandhouding van de arbeidsovereenkomst of aanstelling, tussen een instelling en de bij die instelling in dienst zijnde betrokkene, overeengekomen periode van verlof, zonder behoud van bezoldiging;

  • z. ZW: de Ziektewet;

  • aa. ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet;

  • bb. WW: de Werkloosheidswet;

  • cc. BBWO: Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs;

  • dd. de OOW: de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

  • ee. fase 2 en fase 3 van de OOW: fase 2 respectievelijk fase 3, bedoeld in artikel 94, tweede lid, OOW;

  • y. arbodienst: een arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

  • z. deskundige persoon: een deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet.

Artikel 2. Bedrijfsgezondheidszorg

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene geniet bedrijfsgezondheidskundige begeleiding overeenkomstig het bepaalde in dit besluit.

  • 2 De bedrijfsgezondheidskundige begeleiding van de betrokkene geschiedt door of vanwege de deskundige persoon of de arbodienst in samenwerking met het bevoegd gezag.

  • 3 De betrokkene is gehouden mee te werken aan geneeskundig onderzoek en bedrijfsgezondheidskundige begeleiding van de deskundige persoon of de arbodienst, welke voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit.

  • 4 Onverminderd de mogelijkheid de deskundige persoon of de arbodienst rechtstreeks te consulteren ter zake van met zijn arbeidssituatie samenhangende gezondheidsproblemen kan de betrokkene het bevoegd gezag verzoeken hem in verband hiermee aan een onderzoek vanwege de deskundige persoon of de arbodienst te onderwerpen.

Artikel 3. Ziekte en arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene die wegens ziekte geheel of gedeeltelijk verhinderd is zijn arbeid te verrichten, geniet van rechtswege geheel of gedeeltelijk verlof.

  • 2 Onder zijn arbeid wordt verstaan de functie van betrokkene, dan wel het samenstel van zijn werkzaamheden en de voorwaarden waaronder die verricht worden.

  • 3 Tijdens het geheel of gedeeltelijk verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid wordt de betrekking van de betrokkene geacht naar aard en omvang ongewijzigd te blijven, zulks onverminderd:

    • a. artikel 20 en artikel 20a;

    • b. de mogelijkheid om de dienstbetrekking, dan wel de betrekkingsomvang, op verzoek van betrokkene geheel of gedeeltelijk te beëindigen, onderscheidenlijk te verminderen;

    • c. de mogelijkheid van beëindiging van de dienstbetrekking, dan wel vermindering van de betrekkingsomvang, wanneer de dienstbetrekking voor bepaalde tijd, onderscheidenlijk de uitbreiding van de betrekkingsomvang voor bepaalde tijd is overeengekomen;

    • d. de mogelijkheid van een ontslag op staande voet wegens dringende redenen;

    • e. de mogelijkheid van beëindiging van de dienstbetrekking op grond van gewichtige redenen, waaronder de mogelijkheid om het dienstverband te doen beëindigen in verband met de opheffing van de betrekking.

  • 4 De betrokkene is verplicht zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag mededeling te doen van zijn verhindering, zijn medewerking te verlenen aan een krachtens dit besluit opgedragen geneeskundig onderzoek en ook overigens de hem in dit verband door de deskundige persoon, de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gegeven voorschriften na te leven.

  • 5 Het bevoegd gezag dat krachtens dit besluit een geneeskundig onderzoek heeft opgedragen kan, in afwachting van de conclusie daarvan, de betrokkene in dringende gevallen van medische aard de toegang verbieden tot het gebouw of de gebouwen waarin hij zijn werkzaamheden gewoonlijk verricht. Indien blijkens een geneeskundige verklaring gevaar voor besmetting met een besmettelijke ziekte bestaat, geldt dit verbod van rechtswege.

  • 6 Ten aanzien van de betrokkene, werkzaam aan een instelling voor voortgezet onderwijs met een cursusduur van minder dan 12 maanden, is dit besluit van toepassing, met dien verstande dat hij geen aanspraak heeft op doorbetaling van zijn bezoldiging, op aanvulling van zijn WAO-uitkering, tot zijn bezoldiging, dan wel op enige andere uitkering ingevolge dit besluit of aanvulling daarop, onder welke benaming dan ook, in een periode waarin hij geen aanspraak op bezoldiging zou hebben gehad, indien hij niet arbeidsongeschikt was geweest.

Artikel 4. Verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene die geheel of gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd is zijn dienstbetrekking te vervullen, behoudt gedurende een termijn van 12 maanden zijn volle bezoldiging. Vervolgens geniet de betrokkene over de verlofuren wegens ziekte 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid van de WAO een tijdvak vast stelt, gedurende hetwelk de betrokkene jegens het bevoegd gezag aanspraak op bezoldiging heeft, geniet de betrokkene over dat tijdvak 80% van zijn bezoldiging over de verlofuren wegens ziekte.

  • 2 Gedurende de periode van zwangerschap- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 9, wordt de termijn van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, alsmede de termijn die aanvangt na afloop van deze termijn van 12 maanden en duurt tot het einde van het dienstverband, bedoeld in het eerste lid, opgeschort.

  • 3 Indien de betrokkene een ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering dan wel een WAO-uitkering is toegekend, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag, waarop hij ingevolge de in het eerste lid bedoelde bezoldiging recht heeft. Ingeval betrokkene recht heeft op een ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering dan wel een WAO-uitkering uit hoofde van één of meer dienstbetrekkingen wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de dienstbetrekking, waaruit de bezoldiging wordt doorbetaald, naar rato van het totaal aan inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 4 Indien, als gevolg van het handelen of het nalaten van handelingen door betrokkene, de ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering dan wel een WAO-uitkering geheel of gedeeltelijk geweigerd wordt, dan wel blijvende of tijdelijke vermindering ondergaat, wordt deze uitkering voor de toepassing van het derde lid geacht steeds onverminderd te zijn genoten.

  • 5 Ten aanzien van de betrokkene, die zijn arbeid aan meer dan één instelling verricht, worden voor de toepassing van dit artikel zijn werkzaamheden overeenkomstig zijn verzoek al dan niet als één geheel beschouwd, tenzij hier tegen op grond van een geneeskundige verklaring bezwaren bestaan.

  • 6 Indien de betrokkene geen machtiging afgeeft om de ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering dan wel een WAO-uitkering te doen uitbetalen aan zijn bevoegd gezag, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan het betrokken bevoegd gezag.

  • 7 Ter bepaling van de periode van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid voor zijn betrekking samengeteld indien zij elkaar met een periode van minder dan 4 weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van 4 weken blijven perioden, waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten buiten beschouwing.

Artikel 5. Verlof voor ten hoogste 55% van de betrekking

[Vervallen per 11-02-2005]

Artikel 6. Ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag en de betrokkene zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.

  • 2 Het bevoegd gezag is verplicht de lokalen, werktuigen, hulpmiddelen en gereedschappen waarin of waarmee het de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de betrokkene in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

  • 3 Het bevoegd gezag is jegens de betrokkene aansprakelijk voor de schade die de betrokkene in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij het aantoont dat het de in het tweede lid bedoelde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van betrokkene.

  • 4 Het bevoegd gezag kan uit hoofde van het eerste lid de werknemer schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen naar hetgeen met het oog op de omstandigheden redelijk te achten is.

  • 5 Het bevoegd gezag is bij aansprakelijkheid uit hoofde van het derde lid verplicht de betrokkene schadeloos te stellen, kosten te vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming te verlenen.

  • 6 De schadeloosstelling vergoedt ten minste de loonschade van de betrokkene tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid, voor zover deze niet wordt gedekt door het recht van de werknemer op loondoorbetaling bij ziekte, een eventuele vergoeding van kosten op grond van artikel 43 of op een wettelijke of bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

  • 7 Het derde tot en met zesde lid van dit artikel blijven buiten toepassing ten aanzien van de betrokkene die zonder aannemelijke redenen verzuimd heeft aan het bevoegd gezag binnen 30 dagen mededeling te doen van het bestaan van een omstandigheid als bedoeld in het derde of vierde lid.

Artikel 7. Voortgezet verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid binnen vier weken

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ter bepaling van de in artikel 4, eerste lid, genoemde termijn wordt een opnieuw ingegaan verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid als een voortzetting van het vorige verlof beschouwd, tenzij het nieuwe verlof zich voordoet nadat de betrokkene gedurende ten minste vier weken zijn dienst daadwerkelijk volledig had hervat.

Artikel 8. Controle bij hervatting

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Ten aanzien van de betrokkene die verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geniet, kan het bevoegd gezag bepalen, dat hij zijn arbeid slechts zal mogen hervatten indien blijkens een geneeskundige verklaring, waarbij is bepaald de mate, waarin de hervatting kan geschieden, daarvoor toestemming is verleend. Deze toestemming is in ieder geval vereist, wanneer de betrokkene gedurende meer dan één jaar evenbedoeld verlof volledig heeft genoten.

  • 2 De betrokkene die verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geniet kan, doch niet vaker dan éénmaal in een tijdvak van één maand, het bevoegd gezag schriftelijk verzoeken hem te doen onderwerpen aan een onderzoek door de deskundige persoon of de arbodienst, ter verkrijging van een geneeskundige verklaring als bedoeld in het eerste lid. Het bevoegd gezag is gehouden binnen 14 dagen aan dit verzoek te voldoen.

Artikel 9. Zwangerschaps- en bevallingsverlof

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De vrouwelijke betrokkene heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

  • 2 Gedurende het zwangerschap- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, heeft de vrouwelijke betrokkene aanspraak op haar volle bezoldiging.

  • 3 Indien aan de vrouwelijke betrokkene een uitkering op grond van Hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet Arbeid en Zorg is toegekend, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag, waarop zij ingevolge het tweede lid recht heeft.

  • 4 Indien de vrouwelijke betrokkene recht heeft op een uitkering als bedoeld in het derde lid, maar deze uitkering als gevolg van het achterwege laten van een aanvraag daartoe door de vrouwelijke betrokkene niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het derde lid geacht toch te zijn genoten.

  • 5 De betrokkene doet ten minste vier weken voor de dag waarop de bevalling over zes weken is te verwachten aan het bevoegd gezag mededeling van de datum van ingang van het zwangerschapsverlof.

Artikel 10. Besmettelijke ziekten van derden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene, die in contact staat of kort geleden heeft gestaan met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn arbeid niet verrichten en heeft geen toegang tot de dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen, waarin en waarop hij zijn werkzaamheden gewoonlijk verricht dan met toestemming van de deskundige persoon of de arbodienst.

  • 2 De betrokkene die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het bevoegd gezag. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door de deskundige persoon of de arbodienst gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.

  • 3 Gedurende de periode, dat de betrokkene ingevolge dit artikel zijn arbeid niet verricht, geniet hij zijn volle bezoldiging.

Artikel 11. Regels voor het bevoegd gezag met betrekking tot de reïntegratie van de zieke betrokkene

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag is gehouden zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de betrokkene, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en bij het bevoegd gezag geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert het bevoegd gezag de inschakeling van de betrokkene in voor hem passende arbeid bij een andere werkgever.

  • 2 Uit hoofde van zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid, stelt het bevoegd gezag in overeenstemming met de betrokkene een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de betrokkene regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Artikel 11a. Regels voor de zieke betrokkene met betrekking tot reïntegratie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De betrokkene die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is gehouden:

  • a. gevolg te geven aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 11, eerste lid;

  • b. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid;

  • c. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt.

Artikel 13. Inkomsten uit wenselijk geachte arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien de betrokkene in het belang van zijn reïntegratie op advies van de deskundige persoon, de Arbo-dienst of het reïntegratiebedrijf wenselijk geachte arbeid voor het bevoegd gezag of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid hierop geheel in mindering gebracht zolang hij aanspraak kan maken op zijn volle bezoldiging. Onder in het belang van zijn reïntegratie wenselijk geachte arbeid wordt niet verstaan arbeid op therapeutische basis. Er is sprake van arbeid op therapeutische basis, indien de arbeid van de betrokkene aan de volgende eisen voldoet:

    • a. de activiteiten moeten binnen een van tevoren aangegeven periode uitgevoerd worden

    • b. de periode mag niet langer dan 6 weken zijn

    • c. de werkzaamheden moeten deel uitmaken van een opbouwend reïntegratietraject

    • d. het mag géén bestaande functie zijn die in de CAO staat omschreven

    • e. het moet een gecreëerde functie zijn

    • f. er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn

    • g. de persoon moet op elk moment weg kunnen gaan.

  • 2 Indien de betrokkene na 12 maanden ziekte in het belang van zijn reïntegratie op advies van de deskundige persoon, de ARBO-dienst of het reïntegratiebedrijf voor het bevoegd gezag of voor derden wenselijk geachte arbeid verricht, behoudt hij voor de uren dat bedoelde arbeid wordt verricht de bezoldiging per uur in de eigen functie en over de resterende verlofuren wegens ziekte 70% van de bezoldiging in de eigen functie. Artikel 4, derde tot en met zevende lid, is van toepassing.

  • 3 Scholing ten behoeve van reïntegratie geldt als ziekteverlof, tenzij het op advies van de deskundige persoon, de Arbo-dienst of het reïntegratiebedrijf met het bevoegd gezag overeengekomen voor reïntegratie noodzakelijke scholing betreft. Deze voor reïntegaratie noodzakelijke scholing dient gevolgd te worden binnen het kader van het verrichten van de in het eerste en tweede lid bedoelde wenselijk geachte arbeid.

Artikel 14. Geen aanspraak op bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Geen aanspraak op bezoldiging bestaat, indien blijkens een geneeskundige verklaring:

  • a. de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven is voorgesteld, dat verhindering tot de verrichting van zijn arbeid niet kan worden aangenomen;

  • b. de betrokkene de ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

  • c. de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na de geneeskundige keuring die terzake van zijn benoeming heeft plaatsgevonden, en alsdan blijkt dat de betrokkene hierbij kennelijk opzettelijk onjuiste informatie over zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, tengevolge waarvan hij toen ten onrechte geschikt is verklaard.

Artikel 15. Staken van bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De aanspraak op bezoldiging kan door het bevoegd gezag geheel of ten dele vervallen worden verklaard, indien en zolang de betrokkene:

    • a. weigert zich te onderwerpen aan een krachtens dit besluit opgedragen geneeskundig onderzoek, dan wel, na voor zulk een onderzoek behoorlijk te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b. weigert of verzuimt tijdig een WAO uitkering bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan te vragen, dan wel een verzoek tot verlenging van die uitkering bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in te dienen;

    • c. weigert de volledige medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek ter beoordeling van zijn recht op een WAO uitkering;

    • d. de controlevoorschriften overtreedt, indien deze voor hem zijn vastgesteld;

    • e. het land verlaat zonder een geneeskundige verklaring van geen bezwaar;

    • f. ten onrechte verzuimt zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de hem door de deskundige persoon, de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gegeven voorschriften, of anderszins zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd, met dien verstande, dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige of diagnostische aard zijn uitgezonderd;

    • g. tijdens de verhindering om zijn dienst te verrichten, voor zichzelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit blijkens een geneeskundige verklaring door de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in het belang van zijn genezing, reïntegratie of herplaatsbaarheid gewenst wordt geacht;

    • h. in gebreke blijft op het door de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bepaalde tijdstip en in de door hen bepaalde mate zijn arbeid of hem passende arbeid, dan wel, na afloop van een periode van 52 weken onafgebroken arbeidsongeschiktheid, gangbare arbeid te verrichten, tenzij hij daarvoor een inmiddels ontstane, door de arbodienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    • i. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door het bevoegd gezag of door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die er op gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen passende arbeid te verrichten;

    • j. zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid.

  • 2 Het geheel of gedeeltelijk vervallen van aanspraken, bedoeld in het eerste lid, gaat in op een tijdstip, bij de beslissing van het bevoegd gezag vermeld. Dit tijdstip ligt niet voor de dag van die beslissing.

  • 3 De door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeenkomstig hoofdstuk II van de WAO vastgestelde en opgelegde voorschriften en verplichtingen gelden voor de betrokkene als waren deze vastgesteld en opgelegd door het bevoegd gezag.

  • 4 Indien betrokkene door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen één of meer sancties zijn opgelegd overeenkomstig hoofdstuk II van de WAO, gelden deze sancties voor betrokkene als waren zij hem opgelegd door het bevoegd gezag met dienovereenkomstige uitwerking op de bezoldiging.

  • 5 De ingevolge artikel 14 of dit artikel geheel of gedeeltelijk geweigerde of vervallen verklaarde bezoldiging, wordt alsnog aan de betrokkene uitbetaald, wanneer de commissie van artsen bij een hernieuwd onderzoek, ingesteld overeenkomstig artikel 19, te zijnen gunste beslist. Eveneens wordt de geheel of gedeeltelijk geweigerde of vervallen verklaarde bezoldiging alsnog aan betrokkene uitbetaald ingeval, en afhankelijk van de mate waarin, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen naderhand van oordeel mocht zijn dat de sancties, bedoeld in het vierde lid, ten onrechte zijn opgelegd. Uitbetaling van evenbedoelde bezoldiging vindt plaats met dien verstande, dat een uitkering ingevolge artikel 16, tweede lid, daarop in mindering wordt gebracht.

Artikel 16. Uitbetaling en uitkering aan anderen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Bij verpleging van de betrokkene in een ziekeninrichting, alsmede in andere buitengewone omstandigheden, kan de uitbetaling van de bezoldiging geheel of gedeeltelijk aan daartoe door de betrokkene gemachtigden geschieden. Indien de betrokkene niet tot machtiging in staat is, kan door het bevoegd gezag worden bepaald, dat machtiging wordt geacht te zijn verleend aan daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende personen.

Artikel 17. Onderzoek tijdens verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onverminderd de artikelen 11 en 12 kan het bevoegd gezag de betrokkene doen onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek ter beoordeling van de vraag:

    • a. of er sprake is van verhindering tot het verrichten van zijn arbeid;

    • b. of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 14 of in artikel 15, eerste lid onder f;

    • c. of verdere maatregelen in het belang van het herstel nodig zijn;

    • d. wanneer en in welke mate de dienst kan worden hervat;

    • e. of er termen bestaan een geneeskundige verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder e, af te geven.

  • 2 Zodra het bevoegd gezag kennis heeft genomen van de conclusies van het onderzoek, wordt de betrokkene van deze conclusies onverwijld schriftelijk in kennis gesteld. Op verzoek van betrokkene wordt eveneens zijn behandelend arts schriftelijk in kennis gesteld van evenbedoelde conclusies.

Artikel 18. Onderzoek ondanks dienstvervulling

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag kan eveneens aan een geneeskundig onderzoek doen onderwerpen de betrokkene die niet reeds verlof wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geniet, indien daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag gegronde, zowel aan de betrokkene als aan de deskundige persoon of de arbodienst schriftelijk mee te delen redenen bestaan.

  • 2 De betrokkene, die in verband met de uitoefening van zijn dienst aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat, dan wel aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen, is gehouden zich in overleg met of op aanwijzing van de deskundige persoon of de arbodienst te onderwerpen aan een periodiek geneeskundig onderzoek.

  • 3 Zodra het bevoegd gezag kennis heeft kunnen nemen van de conclusies van het in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoek, wordt de betrokkene van deze conclusies onverwijld schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de mogelijkheid van een hernieuwd onderzoek binnen de in artikel 19 genoemde termijnen en onder de daar gestelde voorwaarden. Op verzoek van de betrokkene wordt eveneens zijn behandelend arts schriftelijk in kennis gesteld van evenbedoelde conclusies.

  • 4 Aan de betrokkene wiens lichamelijke of psychische toestand blijkens de conclusie van het onderzoek zodanig is dat de belangen van hemzelf, van de instelling of van bij zijn dienstuitoefening betrokken derden zich tegen gehele of gedeeltelijke voortzetting van zijn arbeid verzetten, wordt door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk verlof verleend op de voet van de bepalingen van dit hoofdstuk. Gedurende dit verlof draagt het bevoegd gezag aan de betrokkene zo mogelijk andere werkzaamheden op, voorzover deze, gezien de voordien door hem verrichte werkzaamheden redelijkerwijs passend zijn te achten.

Artikel 19. Hernieuwd onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 De betrokkene die bedenkingen heeft tegen een conclusie van geneeskundige aard, als bedoeld in artikel 18, kan daarvan binnen drie dagen na ontvangst van de conclusie onder opgave van redenen aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling doen. Hij kan ter ondersteuning van zijn bedenkingen een verklaring overleggen van een arts, die alsdan door de commissie, bedoeld in het tweede lid, in de gelegenheid wordt gesteld tot het geven van een nadere schriftelijke of mondelinge toelichting.

  • 3 Behalve indien, na overleg met de deskundige persoon of de arbodienst, door het bevoegd gezag de bedenkingen van de betrokkene reeds aanstonds voldoende gegrond worden geacht, wordt binnen 14 dagen op last van het bevoegd gezag door een commissie van artsen een hernieuwd onderzoek ingesteld. In deze commissie mogen geen zitting hebben de arts of artsen, die het eerste onderzoek, bedoeld in artikel 18, hebben verricht.

  • 4 De conclusie van de commissie is bindend.

  • 5 De conclusie van het onderzoek deelt de commissie zo spoedig mogelijk schriftelijk mede:

    • a. aan het bevoegd gezag dat vervolgens hiervan onverwijld schriftelijk kennis geeft aan de betrokkene;

    • b. aan de behandelend arts van betrokkene op verzoek van laatstgenoemde.

  • 8 Dit artikel vindt geen toepassing ten aanzien van betrokkenen die zijn ontslagen of wier dienstverband is beëindigd.

Hoofdstuk 2. Ontslag uit de dienstbetrekking wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 20. Ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid voor de eigen arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag kan, doch niet vaker dan eenmaal in een tijdvak van drie maanden, de betrokkene doen onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek ter beantwoording van de vraag of volledige hervatting van zijn arbeid al dan niet blijvend is uitgesloten.

  • 2 Indien blijkt dat de betrokkene op grond van ziekten of gebreken is geraakt in een toestand van blijvende ongeschiktheid om aan de aan zijn functie gestelde vereisten te voldoen, kan hij worden ontslagen, mits:

    • a. deze blijvende ongeschiktheid onafgebroken 2 jaar heeft geduurd en;

    • b. herstel binnen een periode van 6 maanden na deze 2 jaar redelijkerwijs niet is te verwachten en;

    • c. er bij het bevoegd gezag voor betrokkene geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn.

  • 3 Bij het bepalen van de periode van twee jaar, bedoeld in het tweede lid, onder a, worden niet in aanmerking genomen perioden van afwezigheid van een vrouwelijke betrokkene wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof of wegens door de zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode van het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof.

  • 4 Ter bepaling van de periode van twee jaar, bedoeld in het tweede lid, onder a, worden perioden van ongeschiktheid voor zijn betrekking samengeteld:

    • a. indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen;

    • b. indien zij worden onderbroken door afwezigheid wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof of wegens door zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof;

    • c. indien een onder b bedoelde afwezigheid wordt voorafgegaan of wordt gevolgd door een periode van arbeidsgeschiktheid, die in totaal minder dan vier weken bedraagt.

  • 5 De termijn van twee jaren, bedoeld in het tweede lid, wordt verlengd:

  • 6 Indien het bevoegd gezag wenst over te gaan tot ontslag, dient het de betrokkene schriftelijk aan te zeggen dat de procedure ter beoordeling van de medische geschiktheid voor de functie en de kansen op herstel binnen zes maanden in gang wordt gezet. Deze aanzegging geschiedt op zijn vroegst vanaf de 18e maand na de eerste ziektedag, met dien verstande dat de procedure, met inbegrip van het aan het ontslag ten grondslag te leggen medisch- en arbeidskundig advies en de afronding van het onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden uiterlijk in de 24e maand na de eerste ziektedag kan zijn afgerond.

  • 7 Bij het onderzoek naar de vraag of er sprake is van een situatie, als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a. en b., worden de volgende artsen betrokken:

    • a. een arts, aangewezen door het bevoegd gezag;

    • b. een arts, aangewezen door betrokkene, indien hij hiertoe de wens te kennen heeft gegeven;

    • c. een arts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

    De conclusie van het onderzoek wordt neergelegd in een rapport, dat wordt opgesteld door de arts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze doet het rapport toekomen aan het bevoegd gezag en in afschrift aan de betrokkene. Het rapport heeft het karakter van een medisch advies aan het bevoegd gezag.

  • 8 Ter beoordeling van de vraag of er sprake is van een situatie, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is vereist dat het bevoegd gezag door middel van een zorgvuldig onderzoek kan aantonen dat er voor betrokkene geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn. Hiertoe onderzoekt het bevoegd gezag eerst of de mogelijkheid bestaat van plaatsing in een functie met passende arbeid, en daarna, indien die mogelijkheid zich niet voordoet doch niet eerder dan na afloop van het eerste ziektejaar, in een functie met gangbare arbeid.

  • 9 Bij het onderzoek, bedoeld in het achtste lid, betrekt het bevoegd gezag ook het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Bij zijn oordeel betrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de reïntegratie-inspanningen van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 11. Indien de betrokkene dat wenst, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ook hem in kennis van zijn oordeel.

  • 10 Indien bij het onderzoek naar de blijvende ongeschiktheid voor zijn betrekking, bedoeld in de voorgaande leden, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van oordeel is, dat de betrokkene arbeidsgeschikt is voor en herplaatsbaar in zijn eigen betrekking onder andere voorwaarden, dan wel in één of meer andere functies bij het bevoegd gezag, is ontslag slechts mogelijk indien de betrokkene direct aansluitend onder die andere voorwaarden in zijn betrekking, dan wel in die andere functie of één van die andere functies wordt benoemd.

  • 11 Tegen de conclusie van het onderzoek, bedoeld in het achtste lid, alsmede het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in het negende lid, staat geen beroep open bij de rechter.

Artikel 20a. Ontslag in verband met niet meewerken aan reïntegratie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, kan worden ontslagen, indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a. gevolg te geven aan de door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of andere passende arbeid te verrichten;

    • b. passende arbeid te verrichten waartoe het bevoegd gezag hem in de gelegenheid stelt;

    • c. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 11, tweede lid.

  • 2 Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, wint het bevoegd gezag een hierop betrekking hebbend advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in en neemt dit mede in beschouwing.

Hoofdstuk 3. Suppletieregeling na ontslag

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 21. Recht op suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Met uitzondering van degene, die zijn resterende verdienvermogen volledig benut in één of meer aangehouden betrekkingen, heeft de betrokkene recht op suppletie vanaf het tijdstip dat aan hem ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn betrekking wegens ziekte 90 maanden onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 22. Verplichtingen- en sanctieregiem

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het verplichtingen- en sanctieregiem van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing op het recht op suppletie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, omvat passende arbeid in de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing van de suppletieregeling mede gangbare arbeid, als bedoeld in artikel 1, onderdeel s.

Artikel 23. Geen uitbetaling van het recht op suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zolang:

  • a. betrokkene een WAO uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer;

  • b. betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement.

Artikel 24. Einde recht op suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het recht op suppletie eindigt:

  • a. na ommekomst van de duur van de suppletie;

  • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

  • c. met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel 25. Hoogte en duur suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De suppletie bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2 Als berekeningsgrondslag, bedoeld in het eerste lid, geldt het dagloon van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de betrekking waaraan het recht op suppletie wordt ontleend.

  • 3 Met inachtneming van artikel 32, vierde lid, van de WPA wordt onder het dagloon, bedoeld in het tweede lid, verstaan het dagloon in de zin van de WAO zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verminderd met bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering, als bedoeld in artikel 1, tweede lid onderdeel b, van het Besluit Algemene Dagloonregelen WAO, en vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, het bedrag aan Vut-fonds bijdrageverhaal, bedoeld in artikel 6 van de regels inzake de financiering van VUT-fonds lasten, ex artikel 9 van de Wet Kaderregeling VUT overheidspersoneel en het verhaal van de verschuldigde pensioenpremie voor flexibel pensioen, bedoeld in artikel 3, tiende lid van de Pensioenovereenkomst;

  • 4 De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt telkens aangepast aan de voor de sector geldende algemene bezoldigingswijziging.

  • 5 Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt:

    • a. gedurende de eerste drieëndertig maanden 80%; en

    • b. gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden 70%.

Artikel 26. Suppletie bij later ontslag dan na 24 maanden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 25, vijfde lid, wordt, indien het in artikel 21 bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan het moment waarop de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 25, vijfde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2 Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde periode van 24 maanden worden perioden van ziekte of arbeidsongeschiktheid samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 27. Samenloop met andere uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, ter zake van de dienstbetrekking waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een werkloosheidsuitkering dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen bij instellingen, die tot de overheids- of onderwijssector behoren, recht heeft op een WAO uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 2 Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen op een datum, gelegen voor de datum van ontslag uit de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt, ingeval van een verhoging van de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen bij instellingen, die tot de overheids- of onderwijssector behoren, recht heeft op een WAO uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde dienstbetrekking, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen, en wordt, ingeval van een verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid in die eerstgenoemde dienstbetrekking, waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie.

Artikel 28. Samenloop met inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Indien betrokkene, gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, inkomsten verwerft uit of in verband met arbeid of bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 27, wordt de berekeningsgrondslag van de suppletie verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 2 Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan:

    • a. met ingang van of na de dag waarop het ontslag, ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, hem is aangezegd;

    • b. gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend;

    • c. voor de dag van ontslag, ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in het artikel 27, tweede lid, en onderdelen a en b van dit artikellid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid dan wel verband houden met het ontslag.

  • 3 Onze Minister kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van het tweede lid.

Artikel 29. Invloed sancties op de suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Voor de toepassing van de artikelen 27 en 28 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten indien, als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht heeft,

  • a. vermindering ondergaan;

  • b. blijvend geheel geweigerd worden;

  • c. tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; dan wel

  • d. in uitkeringsduur beperkt worden.

Artikel 30. Overlijdensuitkering

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene, aan wie een suppletie is toegekend, wordt een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de berekeningsgrondslag van de suppletie van betrokkene over een tijdvak van drie maanden.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd in de navolgende rangorde:

    • a. aan de langstlevende echtgenoot dan wel aan de langstlevende geregistreerde partner indien de overleden betrokkene niet duurzaam van de andere echtgenoot dan wel geregistreerde partner gescheiden leefde;

    • b. aan de minderjarige kinderen van de overledene;

    • c. aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid worden onder kinderen mede begrepen die kinderen voor wie de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid worden mede als echtgenoot dan wel geregistreerde partner aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

  • 5 5. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde of niet geregistreerde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien, hetgeen moet kunnen blijken uit een ter zake verleden notariële akte alsmede uit een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit een gezamenlijk woonadres blijkt.

  • 6 Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.

Artikel 31. Aanvraag en betaling van de suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Door Onze Minister wordt op aanvraag vastgesteld of er recht op suppletie bestaat.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door Onze Minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3 De suppletie wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, doch uiterlijk binnen een maand nadat het recht op die suppletie is vastgesteld. De suppletie wordt in de regel per maand achteraf betaald.

  • 4 De suppletie die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. Onze Minister kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van de eerste volzin.

Artikel 32. Voorschot

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Door of namens Onze Minister wordt uit eigen beweging een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie betaald, indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 22.

  • 2 Door of namens Onze Minister kan op aanvraag van de betrokkene een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie worden betaald, indien onzekerheid bestaat omtrent het recht op suppletie.

  • 3 Een voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd als een suppletie.

Artikel 33. Scholing en opleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onze Minister kan regels stellen op grond waarvan in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen de betrokkene bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs.

  • 2 Indien de betrokkene, die recht heeft op suppletie, gaat deelnemen aan een voor hem naar het oordeel van Onze minister noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door Onze Minister te stellen regels het recht op suppletie bestaan tot dat die opleiding of scholing is geëindigd.

  • 3 In de door Onze Minister ingevolge het tweede lid te stellen regels, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de in het tweede lid bedoelde opleiding of scholing.

Artikel 34. Onbeloonde activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene die onbeloonde activiteiten verricht, is verplicht daarvan mededeling te doen aan Onze Minister, dan wel aan het namens hem handelende Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2 De betrokkene heeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde activiteiten voorafgaande toestemming nodig van Onze Minister, dan wel van het namens hem handelende Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 35. Uitvoeringsvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onze Minister stelt nadere regels vast met betrekking tot:

    • a. een doelmatige controle ten aanzien van de betrokkenen;

    • b. het genieten van vakantie tijdens de duur van de suppletie.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot artikel 34.

Artikel 36. Conversie herplaatsingswachtgeld in suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De betrokkene, die op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, uit hoofde van een ontslag recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K6 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, zoals die wet luidde op 31 december 1995, heeft recht op suppletie.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, inmiddels genoten recht op herplaatsingswachtgeld van:

    • 1 maand: gedurende de eerste 27 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 2 maanden: gedurende de eerste 26 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 3 maanden: gedurende de eerste 25 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 4 maanden: gedurende de eerste 24 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 5 maanden: gedurende de eerste 22 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 6 maanden: gedurende de eerste 21 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 7 maanden: gedurende de eerste 20 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 8 maanden: gedurende de eerste 19 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 9 maanden: gedurende de eerste 18 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 10 maanden: gedurende de eerste 17 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 11 maanden: gedurende de eerste 16 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 12 maanden: gedurende de eerste 15 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 13 maanden: gedurende de eerste 14 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 14 maanden: gedurende de eerste 13 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 15 maanden: gedurende de eerste 12 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 16 maanden: gedurende de eerste 11 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 17 maanden: gedurende de eerste 10 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 18 maanden: gedurende de eerste 9 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 19 maanden: gedurende de eerste 9 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 20 maanden: gedurende de eerste 8 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 21 maanden: gedurende de eerste 7 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 22 maanden: gedurende de eerste 6 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 23 maanden: gedurende de eerste 5 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 24 maanden: gedurende de eerste 4 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 25 maanden: gedurende de eerste 3 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 26 maanden: gedurende de eerste 2 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 27 maanden: gedurende de eerste 1 maanden 80%, vervolgens 33 maanden 70%;

    • 28 maanden: gedurende 33 maanden 70%;

    • 29 maanden: gedurende 32 maanden 70%;

    • 30 maanden: gedurende 31 maanden 70%;

    • 31 maanden: gedurende 30 maanden 70%;

    • 32 maanden: gedurende 29 maanden 70%;

    • 33 maanden: gedurende 28 maanden 70%;

    • 34 maanden: gedurende 27 maanden 70%;

    • 35 maanden: gedurende 26 maanden 70%;

    • 36 maanden: gedurende 25 maanden 70%;

    • 37 maanden: gedurende 24 maanden 70%;

    • 38 maanden: gedurende 23 maanden 70%;

    • 39 maanden: gedurende 22 maanden 70%;

    • 40 maanden: gedurende 21 maanden 70%;

    • 41 maanden: gedurende 20 maanden 70%;

    • 42 maanden: gedurende 19 maanden 70%;

    • 43 maanden: gedurende 18 maanden 70%;

    • 44 maanden: gedurende 17 maanden 70%;

    • 45 maanden: gedurende 16 maanden 70%;

    • 46 maanden: gedurende 15 maanden 70%;

    • 47 maanden: gedurende 14 maanden 70%;

    • 48 maanden: gedurende 13 maanden 70%;

    • 49 maanden: gedurende 11 maanden 70%;

    • 50 maanden: gedurende 10 maanden 70%;

    • 51 maanden: gedurende 9 maanden 70%;

    • 52 maanden: gedurende 8 maanden 70%;

    • 53 maanden: gedurende 7 maanden 70%;

    • 54 maanden: gedurende 6 maanden 70%;

    • 55 maanden: gedurende 5 maanden 70%;

    • 56 maanden: gedurende 4 maanden 70%;

    • 57 maanden: gedurende 3 maanden 70%;

    • 58 maanden: gedurende 2 maanden 70%;

    • 59 maanden: gedurende 1 maand 70%.

  • 4 Onze Minister stelt ambtshalve voor iedere daarvoor in aanmerking komende betrokkene het recht op suppletie vast met inachtneming van het in dit artikel bepaalde.

  • 6 Bij de bepaling op het moment van inwerkingtreding van dit besluit van de periode waarover herplaatsingswachtgeld is genoten, wordt deze periode naar beneden afgerond op een hele maand.

Artikel 37. Conversie ingeval suppletiegerechtigd binnen zes maanden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien de betrokkene, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit onafgebroken gedurende een periode van 52 weken arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de WAO en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet is vastgesteld op ten minste 15%, dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de AAW, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen is vastgesteld op ten minste 25%, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als een betrokkene in de zin van dit hoofdstuk, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde of vijfde lid, van de WPA, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

Artikel 38. Algemeen neerwaartse wijzigingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Tenzij de sectorale sociale partners anders overeenkomen, wordt, indien het niveau van de WAO een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, deze neerwaartse wijziging, na afloop van zes maanden na de datum van publikatie daarvan in het Staatsblad, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd.

Hoofdstuk 4. Aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de dienstbetrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 39. Aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na ontslag of beëindiging van de dienstbetrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De gewezen betrokkene die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid, ontstaan voor het tijdstip waarop hem ontslag is verleend, niet zijnde een ontslag op grond van ziekte of arbeidsongeschiktheid, dan wel waarop een tijdelijke taakuitbreiding is beëindigd niet zijnde een beëindiging op grond van ziekte of arbeidsongeschiktheid, dan wel waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, nadien nog ongeschikt is hem passende, dan wel, na onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende het in artikel 19, eerste en tweede lid, van de WAO bedoelde tijdvak, al dan niet verlengd op grond van artikel 19, zevende lid van de WAO of artikel XV, veertiende lid, onder a en c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, gangbare arbeid te verrichten, een en ander voor zover hij niet als herplaatsbaar verklaarde is herplaatst in een betrekking, behoudt gedurende zijn ongeschiktheid een uitkering ter hoogte van zijn laatstgenoten bezoldiging. Het in de vorige volzin bepaalde geldt slechts voorzover de termijn van 12 maanden, genoemd in artikel 4, eerste lid, nog niet is verstreken, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Na afloop van de termijn van 12 maanden ontvangt hij gedurende 6 maanden, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gewezen betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, 70% van de laatst genoten bezoldiging.

  • 2 De gewezen betrokkene die binnen vier weken na het tijdstip waarop hij is ontslagen, dan wel zijn tijdelijke taakuitbreiding is beëindigd dan wel waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, wegens ziekte ongeschikt wordt hem passende arbeid te verrichten, ontvangt een uitkering ter hoogte van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, mits hij gedurende tenminste acht weken onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaand in dienst is geweest of, ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onder c1 en c2, gedurende ten minste in totaal drie van de zes maanden onmiddellijk aan dat tijdstip voorafgaand in dienst is geweest. De uitkering ter hoogte van de laatstelijk genoten bezoldiging wordt uitbetaald zolang de ongeschiktheid van de betrokkene duurt en voor zover hij niet als herplaatsbaar verklaarde is herplaatst in een betrekking, doch uiterlijk tot en met 52 weken na de aanvang daarvan, dan wel indien dit eerder is tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

  • 3 De gewezen betrokkene met recht op een uitkering krachtens de ZW heeft aanspraak op een uitkering als bedoeld in artikel 39, eerste en tweede lid, verminderd met de uitkering krachtens de ZW.

  • 4 Voor de gewezen betrokkene bedoeld in het eerste en tweede lid die voor het tijdstip waarop hem ontslag is verleend, dan wel waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen, gedeeltelijk onbezoldigd buitengewoon verlof geniet, wordt onder laatstgenoten bezoldiging verstaan de laatstgenoten bezoldiging die hij genoot voor aanvang van de periode van buitengewoon verlof.

  • 5 Het eerste tot en met het derde lid vinden geen toepassing ten aanzien van de betrokkene, die in verband met de aanvaarding van werkzaamheden van ten minste gelijke omvang als die van de beëindigde dienstbetrekking, aanspraak kan maken op honorering, loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid uit hoofde van die werkzaamheden.

  • 6 Indien de gewezen betrokkene binnen een tijdvak van vier weken nadat de volgens het eerste tot en met het derde lid geregelde doorbetaling van een uitkering ter hoogte van zijn laatstelijk genoten bezoldiging dan wel 70% daarvan, in verband met zijn herstel is gestaakt, wederom wegens ziekte ongeschikt wordt hem passende, dan wel, na onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende het in artikel 19, eerste en tweede lid, van de WAO bedoelde tijdvak, al dan niet verlengd op grond van artikel 19, zevende lid van de WAO of artikel XV, veertiende lid, onder a en c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, wordt de nieuw opgetreden ongeschiktheid als een voortzetting van de vorige ongeschiktheid beschouwd en wordt de doorbetaling hervat. Voor het bepalen van het tijdstip, waarop de in het eerste tot en met het derde lid bedoelde termijnen zijn verstreken, worden evenbedoelde perioden van ongeschiktheid, welke elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken zijn opgevolgd, samengeteld.

  • 7 In geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof van de gewezen vrouwelijke betrokkene wordt haar uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg aangevuld tot 100% van de laatstgenoten of laatstelijk genoten bezoldiging, artikel 9, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. Zolang zij na de beëindiging van de in de vorige volzin bedoelde uitkeringen nog wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid ongeschikt is om haar passende dan wel, na onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende het in artikel 19, eerste en tweede lid, van de WAO bedoelde tijdvak, al dan niet verlengd op grond van artikel 19, zevende lid van de WAO of artikel XV, veertiende lid, onder a en c, van de Wet terugdringing ziekteverzuim, dan wel binnen vier weken na deze beëindiging in die zin arbeidsongeschikt wordt, is het tweede, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing. De in het tweede lid bedoelde termijn van 52 weken wordt in dat geval geacht aan te vangen op de dag, volgende op die der bevalling.

  • 8 Het bedrag van de een uitkering ter hoogte van de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in dit artikel wordt verminderd dan wel, voor zover het reeds is uitbetaald, verrekend met:

    • a. een de betrokkene toegekende ZW-uitkering, een WW-uitkering, een bovenwettelijke WW-uitkering danwel WAO-uitkering of anderszins een uitkering uit hoofde van ziekte en arbeidsongeschiktheid of werkloosheid;

    • b. een de betrokkene toegekend invaliditeitspensioen door de Stichting Pensioenfonds ABP, alsmede een eventuele aanvulling op dat pensioen, als bedoeld in artikel 41, derde lid;

    • c. inkomsten welke de gewezen betrokkene inmiddels mocht zijn gaan genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, daaronder mede begrepen uitkeringen terzake van ziekte en arbeidsongeschiktheid, voor zover niet afkomstig uit verzekeringen, waarvoor de premie uitsluitend voor eigen rekening van betrokkene is betaald.

  • 9 In de gevallen, bedoeld in dit artikel, vinden de artikelen 14, 15, 16 en 17, waar mogelijk, overeenkomstige toepassing.

  • 10 In de gevallen, bedoeld in dit artikel, wordt de uitkering krachtens de Ziektewet geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald.

Artikel 40. Voorwaarden en verplichtingen bij het verkrijgen van aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de dienstbetrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 De vaststelling en wijziging van de in dit artikel bedoelde aanspraken geschiedt door het bevoegd gezag. De uitbetaling vindt maandelijks plaats, tenzij deze met toestemming van de gewezen betrokkene in langere termijnen geschiedt. Het bevoegd gezag kan, vooruitlopende op de vaststelling van de aanspraken, uitbetalingen aan de betrokkene verrichten bij wijze van voorschot.

  • 3 De gewezen betrokkene wordt door het aanvaarden van de vastgestelde aanspraken, bedoeld in het eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid van artikel 39, geacht er in toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen verschaffen welke voor de uitvoering van evenbedoelde aanspraken nodig zijn.

  • 4 De gewezen betrokkene is verplicht, indien het bevoegd gezag daartoe aanleiding ziet, zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek tot het verkrijgen van ieder mogelijke uitkering ingevolge arbeidsongeschiktheid, ter vervanging van de in artikel 39, eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid bedoelde aanspraken.

  • 5 De gewezen betrokkene is verplicht het bevoegd gezag uit eigen beweging onverwijld in kennis te stellen van alle omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is, dan wel moet zijn, dat die van invloed kunnen zijn op de vaststelling van de in artikel 39, eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid bedoelde aanspraken. Onder dergelijke omstandigheden vallen tevens te verwachten inkomsten, van welke aard dan ook, waarvan de hoogte en de duur nog niet of niet exact kunnen worden vastgesteld.

  • 6 Het bevoegd gezag kan bepalen, dat geen recht op de aanspraken, bedoeld in het eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid van artikel 39, bestaat indien de gewezen betrokkene de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van deze aanspraken niet, niet volledig of onjuist heeft verstrekt.

  • 7 Het recht op de aanspraken, bedoeld in het eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid van artikel 39, kan door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk vervallen worden verklaard, indien de gewezen betrokkene zonder geldige redenen niet of niet langer voldoet aan de hem opgelegde verplichtingen, bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid, alsmede indien de gewezen betrokkene niet, niet volledig of onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot een wijziging van deze aanspraken.

  • 9 Uitkeringen ingevolge de in het eerste, tweede, vierde, zesde en achtste lid van artikel 39 bedoelde aanspraken, die niet in ontvangst zijn genomen of ingevorderd binnen drie maanden na de betaalbaarstelling, worden niet meer betaald. Het bevoegd gezag, dan wel Onze Minister ingeval de betrokkene in dienstbetrekking werkzaam was bij een of meer instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel b1, b2 en b3, kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van de eerste volzin.

Artikel 41. Uitkering aan gewezen arbeidsongeschikten

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan de gewezen betrokkene die een WAO uitkering ontvangt, wordt, indien zijn arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van het bevoegd gezag in overwegende mate werd veroorzaakt door de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of door de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en de arbeidsongeschiktheid niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, een uitkering verleend in aanvulling op een hem uit hoofde van die arbeidsongeschiktheid toegekende suppletie krachtens hoofdstuk 3 van dit besluit dan wel op een hem toegekend invaliditeitspensioen en/of herplaatsingstoelage door de Stichting Pensioenfonds ABP.

  • 2 Ingeval van toekenning van een suppletie, als bedoeld in het eerste lid, omvat de uitkering, bedoeld in dat lid, een zodanig bedrag, dat de betrokkene, te zamen met die suppletie, 90,02% van zijn laatstelijk genoten bezoldiging ontvangt.

  • 3 Ingeval van toekenning van een invaliditeitspensioen, als bedoeld in het eerste lid, omvat de uitkering, bedoeld in dat lid, een zodanig bedrag, dat betrokkene, te zamen met het invaliditeitspensioen en/of de herplaatsingstoelage, bij een arbeidsongeschiktheid van:

    80% of meer: 90,02%

    • 65 tot 80%: 65,26%

    • 55 tot 65%: 54,01%

    • 45 tot 55%: 45,01%

    • 35 tot 45%: 36,01%

    • 25 tot 35%: 27,01%

    • 15 tot 25%: 18,00%

    van de laatstelijk genoten bezoldiging ontvangt, mits hij gebruik heeft gemaakt van de hem door de Stichting Pensioenfonds ABP geboden mogelijkheid tot individuele bijverzekering tegen de gevolgen van de verlaging van zijn invaliditeitspensioen in de periode, bedoeld in artikel 21b van de WAO.

    Heeft de gewezen betrokkene van deze mogelijkheid tot individuele bijverzekering geen gebruik gemaakt, dan omvat de uitkering, bedoeld in het eerste lid, een zodanig bedrag dat betrokkene gedurende de periode, bedoeld in artikel 21b van de WAO, te zamen met het invaliditeitspensioen bij een arbeidsongeschiktheid van:

    80% of meer: 83,59%

    • 65 tot 80%: 60,76%

    • 55 tot 65%: 50,15%

    • 45 tot 55%: 41,80%

    • 35 tot 45%: 33,44%

    • 25 tot 35%: 25,08%

    • 15 tot 25%: 16,72%

    van de laatstelijk genoten bezoldiging ontvangt.

    De uitkering eindigt op het moment dat de gewezen betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, en in ieder geval met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 4 Indien ingevolge het bepaalde in artikel 8.10 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP een algemeen neerwaartse wijziging is doorgevoerd ten aanzien van het invaliditeitspensioen, genoemd in het eerste en derde lid, wordt deze neerwaartse wijziging zes maanden nadien op overeenkomstige wijze doorgevoerd ten aanzien van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, tenzij binnen die periode van zes maanden sociale partners anders overeenkomen.

  • 5 Bij de vaststelling van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, worden, indien een WAO uitkering, een suppletie, een invaliditeitspensioen, een werkloosheidsuitkering, dan wel een naar aard en strekking met deze uitkeringen overeenkomende uitkering, door samenloop met andere inkomsten, dan wel door toedoen of nalaten van betrokkene blijvend of tijdelijk en/of geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, verminderd of beëindigd, deze uitkeringen steeds geacht door betrokkene onverminderd te worden genoten.

    Het bepaalde in artikel 40, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Indien het overlijden van een betrokkene, dan wel van een voor een uitkering, als bedoeld in de voorgaande leden, in aanmerking gekomen gewezen betrokkene, het rechtstreeks gevolg is van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, wordt aan degene die in verband met dit overlijden krachtens de WPA een nabestaandenpensioen van de Stichting Pensioenfonds ABP geniet een uitkering verleend ten bedrage van 18% van dit pensioen. De uitkering eindigt met ingang van de maand waarin de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt, dan wel, indien de weduwe of de weduwnaar aan wie een pensioen werd toegekend hertrouwt, met ingang van de maand volgend op die van het hertrouwen. Het bepaalde in artikel 40, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende en negende lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Geen recht op een uitkering, als bedoeld in het eerste lid, heeft de betrokkene die verzuimd heeft binnen 3 jaar, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag waarop hij is ontslagen, aan het bevoegd gezag mededeling te doen van het bestaan van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 5. Vergoeding ziektekosten in bijzondere gevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 42. Ziektekosten

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Door het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen aan de betrokkene een tegemoetkoming worden toegekend in noodzakelijk gemaakte kosten, verband houdende met ziekte, welke de betrokkene voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, bedoeld in de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel, heeft gemaakt, indien hierin niet ingevolge een andere regeling kan worden voorzien en deze kosten redelijkerwijs niet te zijnen laste kunnen blijven.

Artikel 43. Kosten ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid die naar het oordeel van het bevoegd gezag in overwegende mate veroorzaakt is door de aard van de aan de betrokkene opgedragen werkzaamheden, dan wel door de omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, worden hem vergoed de naar het oordeel van het bevoegd gezag te zijnen laste blijvende noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 44. Terugbetaling en terugvordering

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Het bevoegd gezag kan al hetgeen op grond van dit besluit onverschuldigd of te veel is betaald geheel of gedeeltelijk terugvorderen of in mindering brengen op een later te betalen bezoldiging of uitkering op grond van dit besluit, dan wel verrekenen met uitkeringen op grond van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, dan wel het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel:

    • a. gedurende vijf jaren na de dag van de betaalbaarstelling indien het bevoegd gezag door toedoen van betrokkene onverschuldigd heeft betaald; en

    • b. gedurende twee jaren na de dag van de betaalbaarstelling in de overige gevallen waarin het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat het bevoegd gezag onverschuldigd betaalde.

Artikel 45. Onvervreemdbaarheid van bezoldiging of uitkering

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Iedere bezoldiging of uitkering op grond van dit besluit, alsmede aanvullingen daarop, is onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening.

  • 2 Een machtiging tot het in ontvangst nemen van de in het eerste lid bedoelde bezoldigingen of uitkeringen, alsmede aanvullingen daarop, onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

  • 3 Elk beding, strijdig met het eerste of tweede lid, is nietig.

Artikel 46. Verhaalswet

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De betrokkene, die als ambtenaar in de zin van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren wordt aangemerkt, is verplicht van een oorzaak van verhindering tot dienstverrichting, ten aanzien waarvan aanspraken tegenover derden bestaan zo spoedig mogelijk kennis te geven aan het bevoegd gezag en overigens alle medewerking te verlenen die in verband met de uitvoering van die wet van hem wordt verlangd.

Artikel 47. Tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat een bijgewerkt exemplaar van dit besluit op een voor de betrokkene steeds toegankelijke plaats ter inzage beschikbaar is.

Artikel 48. Conversie reeds bestaande uitkeringen op grond van ziekte en arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De betrokkene, die op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid een uitkering ontvangt op grond van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC of het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, zoals deze regelingen luidden op 31 december 1995, heeft recht op een daarmee overeenkomende uitkering ingevolge dit Besluit. De onafgebroken periode van arbeidsongeschiktheid welke reeds verlopen is op de dag van inwerkingtreding van dit besluit, telt mee voor de periode, genoemd in artikel 20, tweede lid, onder a, en derde lid.

Artikel 48a. Reïntegratiemelding aan het Lisv bij invoering van de WAO

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Indien op het moment van invoering van de WAO het verlof wegens ziekte van betrokkene reeds langer dan 13 weken heeft geduurd, is het bevoegd gezag verplicht betrokkene vóór 1 februari 1998 te melden bij het Lisv. De melding gaat vergezeld van het reïntegratieplan of de reïntegratieplannen en de resultaten van de uitvoering van dit plan of deze plannen.

Artikel 50. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit wordt aangehaald als <<Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs>>.

Artikel II

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IV

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel V

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel VI

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996 en vervalt op een door Onze Minister te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de negenentwintigste december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager