De Vereveningsinstantie, bedoeld in artikel 6 van de Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;
Gehoord het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen, de
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en het Overleg van Overheidspensioenlichamen;
Overwegende:
dat de door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen representatieve
organisaties van verzekeraars en pensioenfondsen niet binnen acht weken na de inwerkingtreding
van de Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in gezamenlijke overeenstemming een vereveningsregeling hebben vastgesteld als bedoeld
in artikel 5, eerste lid, van die wet;
dat de OWM ingevolge artikel 2, eerste lid, van de wet alleen verzekerden accepteert die behoren toe een categorie van personen voor wie
geen overeenkomst van aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering is aangeboden
of gesloten;
dat niet kan worden vastgesteld dat verzekeraars en pensioenfondsen een verschillende
positie hebben ten aanzien van de door de OWM in dekking genomen gevallen;
dat verevening op basis van aantallen door verzekeringsinstellingen in dekking genomen
gevallen met een positief WAO-hiaat een hanteerbare maatstaf is, welke bovendien leidt
tot een redelijke taxatie van de verplichtingen;
dat de Vereveningsinstantie een praktische oplossing nastreeft, waarbij zo mogelijk
een éénmalige aanslag aan de verzekeringsinstellingen wordt opgelegd;
dat zij het voorts redelijk acht te veronderstellen dat, bij een éénmalige aanslag,
de OWM-portefeuille zonder aanvullende betalingen zal kunnen uitlopen wanneer de vordering
op de verzekeringsinstellingen wordt verhoogd met een veiligheidsmarge van 10%, met
dien verstande dat zij de mogelijkheid wil behouden dat extreem ongunstig of gunstig
schadeverloop alsnog tot nabetaling of restitutie leidt;
dat zij voorts de mogelijkheid voorstaat dat de OWM haar verzekeringsportefeuille
op enig tijdstip verkoopt, hetgeen eveneens een naheffing of restitutie tot gevolg
kan hebben;
Gelet op artikel 5, tweede lid, in samenhang met artikel 5, eerste lid, van de Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;
Stelt de navolgende vereveningsregeling vast: