Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2014.
Geldend van 01-06-2014 t/m heden

Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997

De Minister van Defensie,

Gelet op artikel 3a, eerste en vierde lid, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt begrepen onder:

personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn voor de krijgsmacht:

  • a. Nederlandse en niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst;

  • b. burgerambtenaren in dienst van de Minister van Defensie, belast met de uitoefening van de beveiligings- of bewakingstaak;

  • c. burgerambtenaren in dienst van de Minister van Defensie, werkzaam bij een materieelbeproevings- of onderhoudsafdeling danwel werkzaam bij een schietinrichting, depot of vervoersdienst van wapens en munitie;

  • d. civiele contractspartijen, voor zover deze door de Minister van Defensie zijn belast met het vervoer van wapens of munitie.

Artikel 2

  • 1 De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder a, is gerechtigd tot:

    • a. voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist:

      • 1°. het transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben, vervoeren, doen binnenkomen en uitgaan van een wapen of munitie van de categorieën II en III;

      • 2°. het dragen van een wapen van de categorieën II en III;

      • 3°. het dragen, transformeren, herstellen en beproeven van een wapen van categorie IV;

      • 4°. het dragen, transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben en vervoeren van een wapen van categorie I, onder 3°, voor zover het betreft een geluidsdemper en van categorie I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen;

    • b. het dragen van een wapen van categorie IV, onder 1° en 2°, dat is voorgeschreven bij een tenue.

  • 2 Ten aanzien van niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst deel uitmakend van een krijgsmacht van een land dat niet is aangesloten bij de Noord-Atlantische verdragsorganisatie of het Partnerschap voor de Vrede geldt het eerste lid slechts indien de desbetreffende krijgsmacht beschikt over een schriftelijke uitnodiging van de Minister van Defensie en is voldaan aan de door de Minister van Defensie bij de uitnodiging gestelde voorwaarden.

  • 3 De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b, is voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist gerechtigd tot het vervoeren of voorhanden hebben van wapens of munitie van de categorieën I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, II en III en het dragen van wapens van de categorieën I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, II, III en IV voor zover zij in bezit zijn van een door de Minister van Defensie afgegeven vergunning.

  • 4 De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c, is voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist gerechtigd tot het doen binnenkomen en uitgaan, het vervoeren, voorhanden hebben, transformeren, beproeven en herstellen van de wapens of munitie van de categorieën I, onder 3°, voor zover het betreft een geluidsdemper, I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen, II en III voor zover zij in het bezit zijn van een door de Minister van Defensie afgegeven vergunning.

  • 5 De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder d, is uitsluitend gerechtigd tot het vervoeren, voorhanden hebben, doen binnenkomen of uitgaan van wapens of munitie van de categorieën I, onder 3°, voor zover het betreft een geluidsdemper, I, onder 7°, voor zover het betreft voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen, II en III voor zover de opdracht daartoe door de Minister van Defensie blijkt uit door hen mee te voeren documenten.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in dit artikel is voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist de militair van de Koninklijke marechaussee gerechtigd tot het transformeren, herstellen, beproeven, voorhanden hebben, dragen, vervoeren en doen binnenkomen en uitgaan van een wapen van categorie I indien dit nodig is in het kader van training voor herkenning en opsporing van genoemde wapens.

Artikel 3

  • 1 Aan de vergunning bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot:

    • a. het eventuele gebruik; en

    • b. de opslag en het eventuele vervoer van het wapen of de munitie.

  • 2 De plaatsvervangend commandant commando diensten centra is namens de Minister van Defensie bevoegd tot het verstrekken van de vergunning, bedoeld in artikel 2, derde lid, ten aanzien van het personeel behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b, alsmede tot het verlenen van de opdracht, bedoeld in artikel 2, vijfde lid.

  • 3 Bevoegd tot het namens de Minister verstrekken van de vergunning, bedoeld in artikel 2, vierde lid, is:

    • a. het hoofd maritieme techniek, het hoofd maritieme logistiek en het hoofd maritieme ondersteuning van de directie materiële instandhouding van het commando zeestrijdkrachten alsmede de commandant van het defensie munitie bedrijf van de defensie materieel organisatie ten aanzien van het in artikel 1, onder c, bedoelde personeel voor zover dat personeel onder hen ressorteert en de in artikel 2, vierde lid, bedoelde handelingen op defensieterrein verricht;

    • b. de directeur defensie materieel organisatie ten aanzien van de overige in artikel 1, onder c, bedoelde gevallen.

  • 4 De functionaris, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de bevoegdheid, bedoeld in respectievelijk het tweede en derde lid, geheel of gedeeltelijk schriftelijk doormandateren aan een onder hem ressorterende functionaris.

Artikel 4

Met ingang van inwerkingtreding van deze regeling berusten vergunningen, afgegeven op grond van de Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel van 19 september 1994 (Stcrt. 185), voor de duur van hun geldigheid of op artikel 2, derde lid, of op artikel 2, vierde lid, van deze regeling.

Artikel 5

De Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel van 19 september 1994 (Stcrt. 185) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 1996 treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 1997.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 december 1996

De

Minister

van Defensie,

J.J.C. Voorhoeve