Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP,

Gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel j van de Wet privatisering ABP.

Besluit:

Artikel 1

De volgende personen of groepen van personen zijn, uit hoofde van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden, geen overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP:

  • a. personen die in de regel hun dienst niet persoonlijk verrichten;

  • b. personen die bezoldigd of beloond worden per dienstverrichting tenzij voortdurend dienst wordt verricht;

  • c. personen wier bezoldiging of beloning bestaat uit incidentele vergoedingen, zoals vacatiegelden, kostenvergoedingen en daarmee overeen- komende vergoedingen;

  • d. personen die bij wijze van sociale werkvoorziening tewerkgesteld zijn;

  • e. buiten Nederland werkzame personen die plaatselijk zijn aangesteld of in dienst zijn genomen;

  • f. personen die zijn aangesteld of op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn genomen in het kader van een door de overheid getroffen regeling die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces van personen, die behoren tot een of meer bepaalde groepen van werklozen, te bevorderen;

  • g. personen die blijkens de aard van de aanstelling of arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming;

  • h. personen die incidenteel en voor een beperkte periode zijn aangesteld of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn genomen om werkzaamheden te verrichten die vanwege een seizoen slechts voorkomen en verricht kunnen worden gedurende de periode van het dienstverband;

  • i. de vrijwillige ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

  • j. personen op de voet van vrijwilliger in dienst van de gemeentelijke brandweerkorpsen;

  • k. de leden van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, alsmede de personen in dienst van dat lichaam;

  • l. de leden, onder wie de voorzitter, en de personeelsleden die op 31 december 2016 in dienst zijn van het CAK, bedoeld in artikel 6.1.1. van de Wet langdurige zorg;

  • m. personen in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, die deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds waarin hun deelneming krachtens de wet verplicht zou zijn, wanneer zij in particuliere dienst zouden zijn, mits het werkgeversgedeelte van de pensioen- of spaarbijdragen door hun werkgever wordt gedragen, voor zover zij behoren tot de volgende groepen:

    • 1º. personen in dienst bij het onder het Ministerie van Financiën ressorterende Dienst der Domeinen op arbeids-voorwaarden, neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst geldende voor overeenkomstig personeel in het particuliere bedrijf;

    • 2º. personen in dienst van de Directie IJsselmeergebied van de Rijkswater-staat op arbeidsvoorwaarden, neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst geldende voor overeenkomstig personeel in het particuliere bedrijf, of vervat in het Reglement op de arbeidsvoorwaarden voor arbeiders in dienst van genoemde directie; of

    • 3º. personen die werkzaam zijn ten behoeve van de landbouw-, bos- of veenbedrijven en wier arbeidsvoorwaarden worden bepaald volgens de collectieve arbeidsovereenkomst geldende voor overeenkomstig personeel in het particuliere bedrijf;

  • n. de voorzitters en leden van besturen van de openbare lichamen voor beroep en bedrijf, bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

  • o. de leden van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, genoemd in artikel 1, onderdeel b, en de voorzitter en de leden van een Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening genoemd in artikel 1, onderdeel c, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 en

  • p. de leden van het bestuur van het FAOP.

Artikel 2

Het bestuur van de Stichting Pensioen-fonds ABP kan nadere voorschriften geven voor de uitvoering van deze regeling.

Artikel 3

  • 1 De persoon die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP, zoals die luidde voor 1 september 1997, overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP is, blijft overheidswerknemer zolang die persoon zonder onderbreking van het dienstverband of de aanstelling de betrekking vervult die hij binnen de periode na 31 december 1995 tot 7 augustus 1996 vervulde en die op grond van deze regeling wordt uitgesloten.

  • 2 De persoon die op 31 augustus 1997 de functie vervult van voorzitter van het bestuur van de Stichting Pensioen-fonds ABP blijft overheidswerknemer zolang hij die functie na die datum zonder onderbreking blijft vervullen.

Artikel 4

De Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP, zoals die luidde voor 1 september 1997, wordt, met uitzondering van de eerste volzin van artikel 1 en de onderdelen c en d van dat artikel, ingetrokken met ingang van 1 september 1997.

Artikel 5

  • 2 Artikel 1, onderdeel e, van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998. Met ingang van 1 januari 1998 is artikel 3, eerste lid, van deze regeling niet van toepassing op personen bedoeld in artikel 1, onderdelen c en d van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP, zoals die luidde voor 1 september 1997.

  • 3 De eerste volzin van artikel 1 en de onderdelen c en d van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP, zoals die luidde voor 1 september 1997, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,

H.F. Dijkstal