Bewapeningsregeling politie

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 28-11-2024.
Geldend van 16-01-2010 t/m 29-04-2010

Regeling van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, houdende vaststelling van de bewapening van de politie (Bewapeningsregeling Politie)

De Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 49, eerste lid, van de Politiewet 1993;

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de Ministers: de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. ambtenaar: een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Politiewet 1993 met de rang hoger dan die van surveillant van politie;

  • c. pistool: het semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

  • d. pepperspray: de spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC) van het merk Defense Technology, type MK-3 of van het merk Sabre, type MK-3;

  • e. verdekte pepperspray: de spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC), van het merk Sabre, type MK-6, bedoeld om niet zichtbaar te worden gedragen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De bewapening van de ambtenaar en van de bijzonder ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 43 van de Politiewet 1993, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

    • a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • b. de pepperspray;

    • c. het pistool.

  • 2 De korpsbeheerder kan bepalen dat de ambtenaar van politie bij optreden in burgerkleding, in plaats van met de pepperspray is bewapend met de verdekte pepperspray.

  • 3 De Minister van Justitie kan bepalen dat de bijzonder ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 43 van de Politiewet 1993, in plaats van met de pepperspray is bewapend met de verdekte pepperspray.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De bewapening van de surveillant van politie bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

    • a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • b. de pepperspray.

  • 3 In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid, is het bewapenen van de surveillant van politie met het pistool alleen toegestaan indien de Ministers daarvoor, op verzoek van korpsbeheerder, toestemming hebben verleend. Aan deze toestemming kunnen door de Ministers voorwaarden worden verbonden.

Artikel 2b

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De bewapening van de aspirant bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst uit:

    • a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • b. de pepperspray.

  • 2 De bewapening van de aspirant die een opleiding volgt op niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst mede uit het pistool.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 2 Het verzoek voor het bewapenen, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door de korpsbeheerder.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 2 Indien de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is aangesteld in een der rangen, bedoeld in artikel 2a, onderdeel c, van het Besluit rangen politie, omvat zijn bewapening tevens het pistool. Het bewapenen van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, op wie de eerste volzin niet van toepassing is, met de pepperspray of met het pistool is toegestaan indien de Ministers daarvoor, onder door hen te stellen voorwaarden, toestemming hebben verleend.

  • 3 Het verzoek voor het bewapenen met de pepperspray of met het pistool wordt gedaan door de korpsbeheerder.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De bewapening van de ambtenaar, met inbegrip van de surveillant van de politie, die dienst doet met een politiesurveillance-hond, bestaat mede uit een elektrische wapenstok en een lange wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De korpsbeheerder kan bepalen dat de bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel, mede bestaat uit:

  • a. een lange wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

  • b. een ceremonieel ruitersabel.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid, bestaat mede uit:

  • a. een lange wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

  • b. CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

  • c. het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, voor zover hij belast is met de uitvoering van de bewakings- en beveiligingstaak.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De bewapening van de ambtenaar die is belast met persoonsbeveiliging en die behoort tot een eenheid van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging van het Korps landelijke politiediensten dan wel tot een eenheid als bedoeld in artikel 11a van het Besluit beheer regionale politiekorpsen, bestaat mede uit:

    • a. CS-traangasgranaten, traangasverspreidende middelen en CS-traangasspuitbussen van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • b. het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • c. het automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A3 en type MP5K, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.

  • 2 De Ministers kunnen toestemming verlenen de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, die op grond van artikel 8, zevende lid, van de Politiewet de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, te bewapenen met de in het eerste lid genoemde wapens, indien hij is belast met persoonsbeveiliging en behoort tot de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging van het Korps landelijke politiediensten. Aan de toestemming kunnen door de Ministers voorwaarden worden verbonden.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, bestaat mede uit:

    • a. lawaaigranaten van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • b. een elektrische wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • c. CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

    • d. het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • e. het automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A3 en type MP5K, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • f. het semi-automatisch pistool, merk Glock, type 17, derde generatie, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • g. het repeteervuurwapen, merk Mossberg, type 590 A1, kaliber 12 (kamerlengte 76 millimeter).

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bijzondere bijstandseenheid, bestaat mede uit een vuurwapen waarmee lange-afstandsprecisievuur kan worden afgegeven van een door de Ministers goedgekeurd merk en type.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De korpsbeheerder kan in bijzondere, door het bevoegd gezag aangegeven situaties toestaan dat de ambtenaar tijdelijk mede wordt bewapend met:

  • a. een lange wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

  • b. CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door de Ministers goedgekeurd merk en type, of

  • c. het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, voor zover hij belast is met de uitvoering van de bewakings- en beveiligingstaak.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 11 kunnen de Ministers aan door hen aangewezen ambtenaren andere dan de in deze regeling genoemde wapens toekennen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het pistool, het semi-automatisch vuurwapen, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 en 11, en het automatisch vuurwapen, bedoeld in de artikelen 8 en 9, worden geladen met:

    • a. munitie van het merk Dynamit Nobel A.G., type Action, model 3, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; of

    • b. munitie van het merk RUAG Ammotec GmbH, type Action, model Effect, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.

  • 2 Het repeteervuurwapen, bedoeld in artikel 9, onderdeel g, wordt geladen met munitie van het merk Defence Technology, type 23 DS, kaliber 12 (Ø18,2 mm).

  • 3 De Ministers bepalen het merk, het type, het model en het kaliber van de munitie waarmee de in de artikelen 10 en 12 bedoelde vuurwapens worden geladen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De Ministers kunnen toestemming geven tot beproeving van andere wapens en munitie dan in de artikelen 2 tot en met 12 en 14 bedoeld. De Ministers bepalen de omstandigheden waaronder de beproeving wordt uitgevoerd.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De korpsbeheerder draagt er zorg voor dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, van de Politiewet 1993, slechts over een wapen beschikt indien hij voldoet aan de door de Ministers gestelde eisen van bekwaamheid.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 15, worden via de Politie Nederland aangeschaft en afgevoerd. Uitzondering op het bepaalde in de eerste volzin vormen de pepperspray, de verdekte pepperspray en de munitie, bedoeld in artikel 14, voorzover deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten.

  • 2 In bijzondere gevallen kunnen de Ministers ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3 De Ministers kunnen aanwijzingen geven over de wijze waarop de wapens en de munitie worden afgevoerd.

Artikel 17a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De artikelen 9, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid en 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie zijn niet van toepassing op personen die werkzaam zijn bij Politie Nederland, voor zover de in die artikelleden genoemde handeling of het voorhanden hebben geschiedt uit hoofde van de dienstuitoefening.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De korpsbeheerder geeft regels met betrekking tot het dragen, het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 15.

  • 2 Het pistool wordt gedragen in een holster van een door de Ministers goedgekeurd merk en type.

  • 3 De pepperspray wordt gedragen in een draagmiddel van het merk Peter Jones, type P 175-38-CNP.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de krachtens de Bewapeningsregeling politie van 25 maart 1994 (Stcrt. 1994, 64) vastgestelde besluiten op deze regeling.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De Bewapeningsregeling politie van 25 maart 1994 (Stcrt. 1994, 64) wordt ingetrokken.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als: Bewapeningsregeling politie.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 december 1997

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,

H.F. Dijkstal

Bijlage 1. bij de Bewapeningsregeling politie: technische specificaties pepperspray- spuitbussen, oefenpeppersprayspuitbussen en draagmiddelen voor pepperspray-spuitbussen als bedoeld in artikel 1, onderdelen d, e, en f

[Vervallen per 16-01-2010]