Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
§ 2.1. Algemene bepalingen
-
2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder
bestuurder, week en rusttijd verstaan hetgeen onder deze begrippen wordt verstaan
in artikel 1, onderdelen 3, 4 en 5, van verordening (EEG) nr. 3820/85.
§ 2.2. Toepassingsgebied van de wet
Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet
-
2
Artikel 11:3, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op overtredingen die zijn geconstateerd na staandehoudingen
langs de voor openbaar gebruik toegankelijke wegen van een vrachtauto, bus of taxi
in lege of beladen toestand als bedoeld in artikel 2.3:1.
Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet
§ 2.3. Toepasselijkheid van dit hoofdstuk
Toepasselijkheid op arbeid in of op motorrijtuigen
Met uitsluiting van het Arbeidstijdenbesluit zijn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen van toepassing op iedere verplaatsing
over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen in lege of beladen toestand, alsmede
de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, van:
-
a. een vrachtauto waarvan het kenteken- of registratiebewijs een laadvermogen van meer
dan 500 kilogram vermeldt, alsmede een losse trekker;
-
b. een bus, voor zover ingezet voor vervoer waarop verordening (EEG) nr. 3820/85 van
toepassing is;
-
c. een taxi, niet zijnde een ambulance.
Uitsluiting van de toepasselijkheid van dit hoofdstuk
-
2 Dit hoofdstuk is, behoudens artikel 2.7:4, niet van toepassing op arbeid, verricht door een jeugdige werknemer.
-
1 Met uitzondering van de gegevens en bescheiden, bedoeld in verordening (EEG) nr. 3821/85,
bewaren de werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in artikel 4:3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 104 weken, gerekend vanaf de datum
waarop de gegevens en bescheiden betrekking hebben.
-
3 De werknemer bewaart de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in artikel 4:3 van de wet neergelegde registratieverplichting die tijdens zijn werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.3:1, aanhef en onder a en b, zijn geregistreerd tot het tijdstip van deugdelijke overdracht aan de werkgever.
-
4 Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de wijze van bewaren
van de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens en bescheiden, en het overbrengen
van de in het controleapparaat en op de bestuurderskaart geregistreerde gegevens naar
de vestiging van de werkgever of de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet.
-
3 Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van
de inhoud, het gebruik, de vorm, de afgifte en de verlenging van de geldigheidsduur
van de werkmap.
Misbruik controlemiddelen
Het is de werkgever, de werknemer en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, verboden:
-
a. in of op controlemiddelen onjuiste gegevens of onjuiste aantekeningen te stellen,
te doen stellen, of toe te laten dat zij daarin of daarop gesteld worden;
-
b. in of op controlemiddelen wijziging aan te brengen, te doen aanbrengen of toe te laten
dat wijziging wordt aangebracht in vroeger daarin of daarop gestelde gegevens of aantekeningen,
deze onleesbaar te maken, te doen maken of toe te laten dat zij onleesbaar gemaakt
worden;
-
c. controlemiddelen geheel of ten dele zoek te maken of te doen zoekmaken, ondeugdelijk
te maken of te doen maken, te vernietigen of te doen vernietigen, verborgen te houden
of te doen verborgen houden, dan wel toe te laten dat deze zoekgemaakt, ondeugdelijk
gemaakt, vernietigd of verborgen gehouden worden;
-
d. gebruik te maken van een controlemiddel waarop of waarin onjuiste aantekeningen zijn
gesteld, waarop of waarin in de aantekeningen wijzigingen zijn aangebracht dan wel
waarop of waarin aantekeningen onleesbaar zijn gemaakt;
-
e. een niet op zijn naam gestelde bestuurderskaart, werkplaatskaart of bedrijfskaart
te gebruiken, met uitzondering van een bedrijfskaart van een werkgever die wordt gebruikt
door zijn werknemer.
Aanvraag en goedkeuring model tachograafkaart
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat besluit ten aanzien van een aanvraag voor
goedkeuring en weigering of intrekking van een model tachograafkaart overeenkomstig
de artikelen 4 tot en met 8 van verordening (EEG) nr. 3821/85.
Aanvraag, verlening, weigering, intrekking of schorsing tachograafkaart
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat besluit ten aanzien van de aanvraag, verlening,
weigering, intrekking of schorsing van een tachograafkaart.
Geldigheidsduur tachograafkaart
De werkgever, de werknemer of de persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, die als bestuurder rijdt op een vrachtauto of bus, die moet zijn voorzien van een
controleapparaat als bedoeld in bijlage IB van verordening (EEG) nr. 3821/85, gebruikt een geldige bestuurderskaart overeenkomstig artikel 15, tweede lid, van
verordening (EEG) nr. 3821/85, behoudens in geval van verlies, diefstal, beschadiging of een defect van de bestuurderskaart
of het daarmee te bedienen controleapparaat.
Vervanging tachograafkaart
-
2 Een binnen de geldigheidsduur verloren, gestolen, defect geraakte of beschadigde bestuurderskaart,
werkplaatskaart of bedrijfskaart wordt vervangen door een vervangende kaart voor de
resterende termijn van geldigheid.
Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over:
-
a. de gronden voor goedkeuring, weigering, intrekking of schorsing van een model tachograafkaart;
-
b. het voor goedkeuring van een model tachograafkaart benodigde certificaat;
-
c. de geldigheid en de gronden van verlening, weigering, intrekking of schorsing van
tachograafkaarten;
-
d. de aanvraag van tachograafkaarten en model tachograafkaarten, de beslistermijn op
de aanvraag en de aan de behandeling van een aanvraag verbonden kosten alsmede over
de afgifte van tachograafkaarten;
-
e. de wijze van melden en inleveren in geval van verloren, gestolen, defecte of beschadigde
tachograafkaarten;
-
f. de wijze waarop een tachograafkaart of een controleapparaat wordt gebruikt;
-
g. de wijze van verwerking van de op een tachograafkaart of in een controleapparaat opgeslagen
gegevens.
-
1 Onze Ministers worden aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 16,
eerste lid, derde volzin, en 19, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85.
-
2 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld
in de artikelen 7, 8, 14, derde en vierde lid, 15, eerste lid, en 16, derde lid, van
verordening (EEG) nr. 3821/85, ten aanzien van tachograafkaarten.
-
3 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als instantie tot uitvoering
van de artikelen 5, 6, 8, 11 en 12, eerste lid van verordening (EEG) nr. 3821/85, ten aanzien van tachograafkaarten.
-
4 De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen
7, 8, 9, tweede lid, en 12, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85 , met uitzondering van tachograafkaarten.
-
5 De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als instantie tot uitvoering van de artikelen
5, 6, 8 en 11 van verordening (EEG) nr. 3821/85 , met uitzondering van tachograafkaarten.
De werkgever houdt een register bij van alle werknemers die instemming hebben verleend
als bedoeld in artikel 2.5:9, tweede lid.
§ 2.5. Arbeids- en rusttijden
-
2 De werknemer heeft:
-
a. een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende
uren, te rekenen vanaf het tijdstip dat de werknemer niet vrij is om over zijn eigen
tijd te beschikken;
-
b. per week een onafgebroken rusttijd overeenkomstig artikel 8, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3820/85;
-
c. een rusttijd van ten minste 228 uren in elke periode van 2 weken.
-
3 Van het tweede lid kan met inachtneming van het vierde lid slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.
Voor taxivervoer wordt voor de toepassing van artikel 5:6 van de wet de zondag aangemerkt als de periode gelegen tussen zondag 06.00 uur en 24.00 uur.
-
3 Van het tweede lid kan, met inachtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.
Arbeid in nachtdienst ten aanzien van vervoer waarop verordening (EEG) nr. 3820/85
van toepassing is
-
3 Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht die geheel of gedeeltelijk is gelegen
in de periode tussen 01.00 en 05.00 uur, geldt dat zijn totale arbeidstijd niet meer
bedraagt dan 10 uur in de periode van 24 achtereenvolgende uren, te rekenen vanaf
het begin van zijn arbeid.
-
4 Van het derde lid kan, met inachtneming van het vijfde lid, slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het derde lid, is nietig.
-
5 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een dagelijkse arbeidstijd
heeft die niet meer bedraagt dan 12 uur in elke periode van 24 achtereenvolgende uren,
te rekenen vanaf het begin van zijn arbeid.
-
6 Voor de toepassing van het derde en vijfde lid wordt de beschikbaarheidstijd, bedoeld
in artikel 3, onder b, van richtlijn 2002/15/EG, naar de tekst zoals deze bij die
richtlijn is vastgesteld, niet als arbeidstijd aangemerkt.
Afwijkingen arbeid in nachtdienst
-
2 In afwijking van artikel 2.5:4, vierde lid, kan dit artikel worden toegepast indien de aard van het vervoer met zich brengt
dat dit vervoer hoofdzakelijk gedurende de nacht plaatsvindt en dit door het op een
andere wijze organiseren van het vervoer redelijkerwijs niet is te voorkomen.
-
3 Behoudens het eerste en tweede lid en artikel 2.5:3, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat indien deze andere werkzaamheden
dan rijden omvat dan wel mede omvat, de werknemer, voor zover hij vervoer verricht
waarop verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing is:
-
a. geen arbeidstijd langer dan zes uren achtereen zonder pauze heeft;
-
b. ingeval de arbeidstijd zes uren of langer, doch niet meer dan negen uren bedraagt,
een pauze van ten minste 30 minuten heeft, dan wel twee pauzes van elk ten minste
15 minuten;
-
c. ingeval de arbeidstijd meer dan negen uren bedraagt, een pauze van ten minste 45 minuten
heeft, dan wel verschillende pauzes van elk ten minste 15 minuten.
-
4 Voor de toepassing van het derde lid kan de beschikbaarheidstijd, bedoeld in artikel
3, onder b, van richtlijn 2002/15/EG, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is
vastgesteld, niet als pauze worden aangemerkt.
Maximale wekelijkse arbeidstijd ten aanzien van vervoer waarop verordening (EEG) nr.
3820/85 niet van toepassing is
-
3 Van het tweede lid kan met inachtneming van het vierde lid slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het eerste lid, is nietig.
Maximale wekelijkse arbeidstijd ten aanzien van vervoer waarop verordening (EEG) nr.
3820/85 van toepassing is
-
3 Van het tweede lid kan met inachtneming van het vierde lid slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.
-
4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer gedurende een periode
van een week ten hoogste 60 uren arbeid verricht, met dien verstande dat hij gedurende
een periode van 26 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 48 uren per week
arbeid verricht.
-
2 Het derde lid kan uitsluitend worden toegepast indien een werknemer daarmee uitdrukkelijk
schriftelijk instemt. Deze schriftelijke instemming geldt voor een periode van 26
achtereenvolgende weken en wordt telkens stilzwijgend voor een zelfde periode verlengd,
tenzij de werknemer uitdrukkelijk te kennen geeft met een dergelijke verlenging niet
in te stemmen. De werknemer maakt tijdig het niet instemmen met de stilzwijgende verlenging
aan de werkgever kenbaar.
-
3
Artikel 2.5:8, vierde en vijfde lid, is van toepassing, met dien verstande dat in afwijking daarvan de werkgever de arbeid
zodanig organiseert dat de werknemer in een periode van 26 achtereenvolgende weken
ten hoogste gemiddeld 55 uren per week arbeid verricht.
-
4 Elk beding waarbij op een andere wijze dan in dit artikel is bepaald, wordt afgeweken
van artikel 2.5:8, vierde lid, is nietig.
-
2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt niet verleend dan nadat
de belanghebbende werkgevers of werkgeversorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid
en werknemersorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid in de gelegenheid zijn gesteld
hun zienswijze naar voren te brengen.
§ 2.7. Overige bepalingen
Het is de werkgever verboden een werknemer te belonen naar gelang van de afgelegde
afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen, tenzij deze beloningen de verkeersveiligheid
niet in gevaar kunnen brengen.
-
1 De bestuurder van een bus en de bestuurder van een vrachtauto met een toegestaan maximumgewicht
van meer dan 7500 kg, die geboren zijn na 30 juni 1955, hebben een door Onze Ministers
erkend getuigschrift van vakbekwaamheid, of een gewaarmerkt afschrift daarvan, bij
zich, waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een opleiding voor bestuurder van een
autobus, onderscheidenlijk van een vrachtauto, hebben gevolgd.
Hoofdstuk 3. Railvervoer
[Vervallen per 01-04-2007]
§ 3.1. Toepasselijkheid van het hoofdstuk
[Vervallen per 01-04-2007]
Artikel 3.1:1
[Vervallen per 01-04-2007]
§ 3.2. Arbeids- en rusttijden
[Vervallen per 01-04-2007]
Arbeid in nachtdienst
[Vervallen per 01-04-2007]
Artikel 3.2:1
[Vervallen per 01-04-2007]
Artikel 3.2:2
[Vervallen per 01-04-2007]
§ 4.1. Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
lid van het cockpitpersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die aan boord van een luchtvaartuig werkzaamheden
heeft te verrichten die van direct belang zijn voor de bediening van het luchtvaartuig
tijdens de vlucht;
-
b.
lid van het cabinepersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die, niet zijnde lid van het cockpitpersoneel,
aan boord van een luchtvaartuig enige werkzaamheden heeft te verrichten ten behoeve
van de inzittenden dan wel als dierenbegeleider werkzaam is tijdens de vlucht;
-
c.
lid van het boordpersoneel: lid van het cockpitpersoneel en cabinepersoneel.
Begrippen vliegwerktijd, reservetijd, rusttijd, grondtijd en rustgelegenheid
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
vliegwerktijd: de periode van het ogenblik af, waarop een lid van het boordpersoneel zich dient
te melden voor de uitoefening van zijn functie tot het einde van zijn werkzaamheden;
-
b.
werktijd: de som van de vliegwerktijd en de luchthavenreservetijd;
-
c.
reservetijd: een periode waarin een lid van het boordpersoneel niet voor een vlucht is ingedeeld
en niet verplicht is op de luchthaven aanwezig te zijn, maar wel beschikbaar dient
te zijn voor het ontvangen van een opdracht tot het uitvoeren van enige verkeersvlucht;
-
d.
luchthavenreservetijd: een periode waarin een lid van het boordpersoneel niet voor een vlucht is ingedeeld,
maar wel verplicht is op de luchthaven aanwezig te zijn voor het ontvangen van een
opdracht tot het uitvoeren van enige verkeersvlucht;
-
e.
rusttijd: elke periode buiten de vliegwerktijd gedurende welke een lid van het boordpersoneel
is ontheven van alle taken en opdrachten, en daarin de gelegenheid heeft om rust te
genieten in een passende accommodatie;
-
f.
grondtijd: elke periode van de vliegwerktijd die geen deel uitmaakt van een vlucht;
-
g.
rustgelegenheid: de deugdelijke accommodatie aan boord van het luchtvaartuig, die het mogelijk maakt
voor een lid van het boordpersoneel horizontale rust te genieten in een van de passagiers
en hinderlijke vracht afgescheiden ruimte.
Begrippen vlieguren, vliegtijd, verkeersvlucht, rondvlucht en luchtarbeid
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
vlieguren: de periode van het ogenblik af dat een vleugelvliegtuig zijn vliegtuigopstelplaats
verlaat, met de bedoeling om op te stijgen, tot het ogenblik dat het vleugelvliegtuig
na de vlucht tot stilstand komt op de gekozen of aangewezen vliegtuigopstelplaats
en de motoren zijn afgezet;
-
b.
vliegtijd: de periode van het ogenblik af dat het hefschroefvliegtuig zich op eigen kracht voortbeweegt
tot het ogenblik waarop de hefschroef of hefschroeven tot stilstand komt of komen;
-
c.
verkeersvlucht: een vlucht die vervoer door een luchtvaartmaatschappij ten doel heeft;
-
d.
rondvlucht: een verkeersvlucht welke aanvangt en eindigt op hetzelfde terrein en welke een tijdsduur
heeft van ten hoogste 60 minuten;
-
e.
luchtarbeid: werkzaamheden uitgevoerd door een lid van het boordpersoneel tijdens de vlucht, niet
zijnde een verkeersvlucht.
Tenzij anders is bepaald, wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen
verstaan onder:
-
a.
luchtvaartmaatschappij: onderneming, welke geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van
personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen tegen vergoeding;
-
b.
luchtvaartuig: een toestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Luchtvaartwet;
-
c.
dag: een periode van 00.00 uur tot 24.00 uur Universal Time Coordinated voor vleugelvliegtuigen
en van 00.00 uur tot 24.00 uur lokale tijd voor hefschroefvliegtuigen;
-
d.
luchthaven: een terrein, dat is ingericht voor het opstijgen en het landen alsmede de daarmede
verband houdende beweging op dat terrein van luchtvaartuigen.
§ 4.2. Toepassingsgebied van de wet
Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet
Artikel 4.3 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op:
-
a. arbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder dat vluchten,
niet zijnde verkeersvluchten maakt ten behoeve van het eigen bedrijf, of van de overheid;
-
b. luchtarbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder;
-
c. arbeid, verricht door een lid van het cabinepersoneel van 18 jaar of ouder van hefschroefvliegtuigen
dat verkeersvluchten maakt;
-
d. arbeid, verricht door personen van 18 jaar of ouder aan boord van luchtvaartuigen,
niet zijnde boordpersoneel.
Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet
Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als beboetbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op een lid
van het boordpersoneel dat geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.
§ 4.3. Toepasselijkheid van het hoofdstuk
Toepasselijkheid op arbeid aan boord van luchtvaartuigen
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op arbeid, verricht aan boord van luchtvaartuigen.
§ 4.5. Arbeids-, rust- en reservetijden cockpitpersoneel verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen
met uitzondering van rondvluchten
Toepasselijkheid van de paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op
verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
Gelijkstelling met vliegwerktijd
-
3 Indien een opdracht als bedoeld in het tweede lid het maken van één of meer opeenvolgende
vluchten als passagier inhoudt, geldt als tijdsduur van deze opdracht de tijd vanaf
het tijdstip van aanmelding voor de vlucht tot 30 minuten na het beëindigen van de
vlucht. Artikel 4.5:3, eerste lid, is dan niet van toepassing, met uitzondering van correcties ten aanzien van de grondtijd.
-
4 Bij opdrachten als bedoeld in het derde lid, is meerdere malen achtereen een bekorte
rust als bedoeld in artikel 4.5:9 toegestaan. Na afloop dient dan een rusttijd in acht te worden genomen, gelijk aan
de normale minimale rusttijd, bedoeld in artikel 4.5:6, vermeerderd met het totaal der bekortingen van de voorafgaande rusten ten opzichte
van de normale minimale rusttijd.
-
5 Indien de vliegwerktijd anders dan als lid van het cockpitpersoneel, gevolgd wordt
door vliegwerktijd waarin men werkzaam is als cockpitpersoneel, zonder dat deze vliegwerktijden
zijn gescheiden door ten minste één minimum rusttijd, is de maximum gecorrigeerde
vliegwerktijd, bedoeld in artikel 4.5:3, van toepassing. De vliegwerktijd wordt in dat geval geacht in te gaan bij aanvang
van de opdracht anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een
verkeersvlucht.
-
6 Indien de vliegwerktijd waarin men werkzaam is als cockpitpersoneel wordt gevolgd
door vliegwerktijd anders dan als lid van het cockpitpersoneel, zonder dat deze vliegwerktijden
zijn gescheiden door ten minste één minimum rusttijd, zijn de maximum gecorrigeerde
vliegwerktijden, genoemd in bijlage B, tabel A, onder III, van toepassing. Ten aanzien van de periode dat men werkzaam is als cockpitpersoneel,
dient ten aanzien van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd te worden voldaan aan
artikel 4.5:3.
Vliegwerktijd en maximum gecorrigeerde vliegwerktijd
Maximale werktijd en maximun aantal vlieguren
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat voor een werkend lid van het cockpitpersoneel:
-
a. de werktijd niet meer dan 2000 uur per jaar bedraagt en zo gelijk mogelijk over het
kalenderjaar wordt verspreid, en
-
b. het aantal vlieguren in een aaneengesloten periode van 30 dagen maximaal 120, per
kalenderkwartaal maximaal 320 en per kalenderjaar maximaal 900 bedraagt.
-
2 Op een opdracht gegeven voor de aanvang van een reservetijd tot het uitvoeren van
een vliegwerktijd waarvan het tijdstip van aanmelding ligt binnen 8 uren na afloop
van die reservetijd is voor de bepaling van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd
artikel 4.5:3, eerste en tweede lid, van toepassing. De opdracht wordt dan gezien als een opdracht die is ontvangen op
het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan het einde van de reservetijd.
-
3 Indien het aanvangstijdstip van een vliegwerktijd wordt opgeschort, wordt de tijd
tussen het oorspronkelijke meldingstijdstip en het werkelijke meldingstijdstip aangemerkt
als reservetijd en zijn de correcties, bedoeld in het tweede lid, daarop van toepassing.
-
1 In bijlage C behorend bij dit besluit, wordt de tabel vastgesteld volgens welke de normale minimum
rusttijd, afhankelijk van de duur van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd,
wordt bepaald.
-
3 Indien een lid van het cockpitpersoneel in een aaneengesloten periode van 8 dagen
ten minste 128 uren rust heeft genoten, kan van het tweede lid worden afgeweken, mits
hij in de aaneengesloten periode van 7 dagen volgend op de afwijking een onafgebroken
rusttijd heeft van ten minste 72 uren. Afwijkingen als bedoeld in de vorige volzin
worden niet direct achter elkaar toegepast.
Totale rusttijd over langere periode
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat:
-
a. een lid van het cockpitpersoneel in beginsel zodanig wordt ingedeeld dat de rusttijd
in een aaneengesloten periode van 7 dagen ten minste 126 uur bedraagt;
-
b. indien het lid van het cockpitpersoneel, in afwijking van onderdeel a, minder dan
18 uren per dag rust geniet, een periode van maximaal 15 dagen aanvangt, waarin bijlage D behorend bij dit besluit van toepassing is.
-
2 Na een bekorte rust is de rusttijd van een lid van het cockpitpersoneel na de vliegwerktijd
volgend op de bekorte rust, ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd volgens
de tabel, bedoeld in artikel 4.5:6, vermeerderd met de tijd waarmee de normale minimum rust is bekort.
-
4 In afwijking van het tweede lid, kan een rust van een lid van het cockpitpersoneel
meerdere malen achtereen worden bekort indien de vliegwerktijd bestaat uit opdrachten
als bedoeld in artikel 4.5:2, derde lid. In dat geval wordt na afloop van de opdrachten een rusttijd genoten, die gelijk
is aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met het totaal der bekortingen van
de voorafgaande rustperiodes ten opzichte van de normale rust.
De werkgever deelt de arbeid van een lid van het cockpitpersoneel zodanig in, dat
een lid van het cockpitpersoneel, onverminderd zijn aanspraak op vakantiedagen maar
met inbegrip van eventuele rusttijd, ten minste 7 dagen in elke kalendermaand en ten
minste 96 dagen in elk kalenderjaar op de standplaats heeft, welke vrij zijn van vliegwerktijd
en reservetijd. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder «dag»: een
periode van 00.00 uur tot 24.00 uur lokale tijd.
-
3 Indien de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd ten minste 14 en ten hoogste 16 uren
bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 1,5 uur. Indien de maximum gecorrigeerde
vliegwerktijd meer dan 16 uren bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 2 uren.
Indien een lid van het cockpitpersoneel geen opdracht tot het verrichten van werkzaamheden
met betrekking tot het uitvoeren van een verkeersvlucht behoeft te verwachten en de
werkgever onverwacht een opdracht geeft tot het verrichten van deze werkzaamheden
en deze werkzaamheden dienen aan te vangen binnen 10 uren nadat dit aan het lid van
het cockpitpersoneel is medegedeeld, behoeft hij deze opdracht slechts te aanvaarden
voor zover deze een door hem zelf te bepalen tijdsduur binnen de grenzen van dit besluit
niet overschrijdt.
§ 4.6. Arbeids-, rust en reservetijden cabinepersoneel vleugelvliegtuigen van verkeersvluchten
met uitzondering van rondvluchten
Toepasselijkheid van de paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cabinepersoneel op
verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
Overeenkomstige van toepassingverklaring
-
2 In afwijking van het eerste lid, vangt de vliegwerktijd van een lid van het cabinepersoneel
dat werkzaam is als dierenbegeleider, aan twee uur voor het begin van een vlucht waarin
dat lid van het cabinepersoneel als dierenbegeleider werkzaam is, en eindigt deze
twee uur na het beëindigen van die vlucht.
Vliegwerktijd en maximum gecorrigeerde vliegwerktijd
Arbeidstijd, rusttijd en reservetijd
In de omstandigheid dat een lid van het cabinepersoneel geen opdracht tot het verrichten
van werkzaamheden met betrekking tot het uitvoeren van een verkeersvlucht behoeft
te verwachten en de werkgever onverwacht een opdracht geeft tot het verrichten van
deze werkzaamheden en deze werkzaamheden dienen aan te vangen binnen 10 uren nadat
dit aan het lid van het cabinepersoneel is medegedeeld, houdt de werkgever bij het
vaststellen van de aard en de tijdsduur van die opdracht rekening met het onverwachte
karakter van die opdracht.
§ 4.7. Arbeids- en rusttijden boordpersoneel rondvluchten
Toepasselijkheid van de paragraaf
-
1 De werkgever ontwerpt regels ten aanzien van de arbeids- en rusttijden voor elk lid
van het boordpersoneel op rondvluchten. Deze regels zijn zodanig dat de veiligheid
van de vlucht niet in gevaar wordt gebracht door vermoeidheid, optredende, hetzij
tijdens een vlucht, hetzij tijdens een serie vluchten, hetzij tijdens een bepaalde
periode.
§ 4.8. Arbeids-, rust- en reservetijd cockpitpersoneel hefschroefvliegtuigen
Toepasselijkheid van de paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op
verkeersvluchten van hefschroefvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder «landing» verstaan:
een nadering, gevolgd door het tot stilstand op een landingsplaats hetzij in een hovervlucht
brengen van een hefschroefvliegtuig met:
-
1°. het doel:
-
a. het embarkeren of debarkeren van passagier(s) dan wel bemanningslid(leden) al dan
niet door middel van een hijsinstallatie;
-
b. het in- of uitladen van vracht;
-
c. het aan- of afhaken van een uitwendige lading;
-
d. het innemen van brandstof,
voorzover de activiteiten, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, plaatsvinden met
draaiende motoren(en), of
-
2°. het doel de vlucht te beëindigen door de rotor(en) tot stilstand te brengen of de
motor(en) te stoppen.
Gelijkstelling met vliegwerktijd
-
2 De in bijlage G behorende bij dit besluit in tabel G genoemde maxima zijn slechts van toepassing
indien de uitvoering van de in artikel 4.8:3, tweede lid, bedoelde opdracht wordt gevolgd door een vliegwerktijd, waarin daadwerkelijk werkzaamheden
als lid van het cockpitpersoneel ten behoeve van de uitvoering van een vlucht worden
verricht, zonder dat deze zijn gescheiden door ten minste één rusttijd.
-
3 Ingevolge artikel 4.8:10, derde lid, wordt de tabel vastgesteld volgens welke het maximum van de vliegwerktijd wordt
bepaald na een bekorte rust met inachtneming van de aan de bekorte rust voorafgegane
vliegwerktijd.
Maximale werktijd en maximale vliegtijd
-
5 Indien, in afwijking van het derde lid, de geplande vliegtijd meer dan 5 uren bedraagt,
wordt deze onderbroken door een pauze van ten minste 45 minuten of door twee pauzes
van elk ten minste 30 minuten. De pauzes worden zo veel mogelijk gelijkmatig over
de vliegwerktijd verdeeld.
-
2 Na een bekorte rust is de rusttijd na de vliegwerktijd, volgend op de bekorte rust,
ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met de tijd waarmee
de normale minimum rusttijd is bekort.
-
2 Zodra de situatie, bedoeld in het eerste lid, voorbij is, zorgt de werkgever ervoor
dat de werknemer die arbeid heeft verricht in een rustperiode, voldoende rusttijd
ter compensatie krijgt.
§ 5.1. Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Gelijkstelling met rusttijd
-
2 In afwijking van het eerste lid worden niet als rusttijd aangemerkt de tijdsruimten
waarin het bemanningslid niet vrijelijk over zijn tijd kan beschikken en zich gereed
houdt tot een onmiddellijke aanvang der werkzaamheden, en waarbij het tijdstip van
de aanvang en de duur van deze tijdsruimten niet vooraf bekend is.
§ 5.2. Toepasselijkheid van de wet
Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet
Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet
Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als beboetbare of strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen van de wet zijn van overeenkomstige toepassing
op bemanningsleden die geen werkgever of werknemer zijn in de zin van de wet.
§ 5.3. Toepasselijkheid van dit hoofdstuk
Toepasselijkheid voor schepen op binnenwateren
-
2 In afwijking van het eerste lid en met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald, is paragraaf 6.6 van overeenkomstige toepassing op arbeid, verricht door bemanningsleden aan boord
van de in dat lid bedoelde schepen gedurende de tijd dat dit schip dienst doet in
havensleepdienst als bedoeld in artikel 6.1:1, onderdeel b.
Bewaartermijn arbeidstijdenregistratie
De gezagvoerend schipper en de werkgever bewaren de gegevens en bescheiden met betrekking
tot de registratie van de arbeidstijden van een bemanningslid ten minste 52 weken,
gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking
hebben.
§ 5.5. Arbeids- en rusttijden
Toepasselijkheid van de paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.
Berekening rusttijden in geval van gedeeltelijke niet-toepasselijkheid van dit hoofdstuk
tijdens onderbreking van de vaart
Voor de toepassing van de artikelen 5.5:3 tot en met 5.5:5 wordt rekening gehouden met de rust- en vaartijden, vervuld gedurende een tijdvak
van 48 uren, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het schip de binnenwateren
is binnengevaren.
Artikel 5.5:3. Exploitatiewijze A1
-
1 Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A1, heeft een ononderbroken
rusttijd van ten minste 8 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, te rekenen
vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd van ten minste 8 uren.
Artikel 5.5:4. Exploitatiewijze A2
-
1 Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze A2, heeft een rusttijd
van ten minste 8 uren, waarvan ten minste 6 uren ononderbroken in een aaneengesloten
tijdruimte van 24 uren, te rekenen vanaf het einde van iedere ononderbroken rusttijd
van ten minste 6 uren.
Artikel 5.5:5. Exploitatiewijze B
Een bemanningslid dat arbeid verricht bij exploitatiewijze B, heeft een rusttijd van
ten minste 24 uren, waarvan ten minste tweemaal 6 uren ononderbroken, in een aaneengesloten
tijdruimte van 48 uren, te rekenen vanaf het begin van een rusttijd van ten minste
6 uren.
Maximale wekelijkse arbeidstijd
-
3 Van het tweede lid kan, met inachtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve
regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.
§ 6.1. Algemene bepalingen
Begrippen zeeschip, havensleepdienst en pleziervaartuig
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a. zeeschip:
-
b. havensleepdienst: het geheel van werkzaamheden en activiteiten ten behoeve van het
assisteren bij het meren, ontmeren en verhalen van zeeschepen die gebruik maken van
eigen voortstuwing, inkomend van of uitgaand naar zee.
-
c. pleziervaartuig: een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep
of bedrijf wordt gebruikt.
Begrippen scheepsbeheerder, kapitein en schepeling
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:
-
a.
scheepsbeheerder: de natuurlijke of rechtspersoon, die vanuit een vestiging in Nederland van een zeescheepvaartonderneming
de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip;
-
b.
kapitein: de gezagvoerder van een zeeschip;
-
c.
schepeling: degene die gehouden is onder gezag van de kapitein aan boord van een zeeschip buitengaats
arbeid te verrichten;
-
d.
jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder rusttijd een periode van ten minste 1 uur waarin geen arbeid wordt verricht.
§ 6.2. Toepassingsgebied van de wet
Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet
-
1 De paragrafen 4.1 en 4.4 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht door
een kapitein en een schepeling van 18 jaar of ouder, aan boord van:
-
a. reddingsvaartuigen gedurende de tijd dat daarmee reddingswerkzaamheden worden verricht;
-
b. pleziervaartuigen die uitsluitend als zodanig worden gebezigd voor zover zij geen
passagiers tegen vergoeding vervoeren.
Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet
§ 6.3. Toepasselijkheid van het hoofdstuk
Toepasselijkheid op arbeid aan boord van zeeschepen
Uitsluiting van de toepasselijkheid van het hoofdstuk
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op arbeid, verricht aan boord van installaties,
opgericht op of boven de bodem van de zee.
§ 6.4. Algemene verplichtingen
De scheepsbeheerder bewaart de werklijsten ten minste 3 jaren, gerekend vanaf het
einde van de periode waarop de werklijsten betrekking hebben.
§ 6.5. Arbeids- en rusttijden
Toepasselijkheid van deze paragraaf
Schepelingen van 18 jaar en ouder
-
2 De rusttijd kan worden verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één periode
een onafgebroken rusttijd van ten minste 6 uren omvat. In dat geval wordt de periode
van 24 uren, bedoeld in het eerste lid, berekend vanaf het begin van de langste genoten
rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende perioden van rust mag niet meer dan
14 uren bedragen.
-
2 De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling een pauze krijgt
van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd
langer is dan 4,5 uur.
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van de schepeling telkens
na ten hoogste 6 uur wordt afgewisseld door een pauze.
De kapitein organiseert de wettelijk voorgeschreven oefeningen en appèls zodanig dat
zij zo min mogelijk inbreuk maken op de rusttijden en geen oververmoeidheid veroorzaken.
-
1 De kapitein kan afwijken en kan een schepeling verplichten af te wijken van de arbeids-
en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de
onmiddellijke veiligheid van het schip, de personen aan boord, de lading of het milieu,
of bij het geven van hulp aan andere schepen of personen in nood.
-
2 Zodra de noodsituatie, bedoeld in het eerste lid, voorbij is, zorgt de kapitein er
voor dat de schepeling die arbeid heeft verricht in een rustperiode, voldoende rusttijd
ter compensatie krijgt.
§ 6.6. Arbeids- en rusttijden zeeschepen in havensleepdienst
Toepasselijkheid van deze paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast op arbeid, verricht aan boord van een zeeschip als
bedoeld in artikel 6.1:1, onderdeel a, onder 1°, gedurende de tijd waarin dit zeeschip in havensleepdienst dienst doet, alsmede,
in aanvulling op artikel 6.3:1, eerste lid, op arbeid, verricht aan boord van een havensleepboot als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart, gedurende de tijd waarin deze havensleepboot in havensleepdienst dienst doet.
Wekelijkse onafgebroken rusttijd kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder
Dagelijkse rusttijd kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder
-
3 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het vierde lid, worden
afgeweken van het tweede lid. Elk beding waarin op andere wijze dan in de vorige volzin
is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.
-
4 De kapitein organiseert de arbeid zodanig, dat de onafgebroken rusttijd van 8 uren,
bedoeld in het tweede lid, ten hoogste 3 maal per week wordt ingekort tot ten minste
6 uren onafgebroken rusttijd.
-
6 De in het eerste, tweede en vijfde lid, bedoelde periode van 24 uren wordt berekend
vanaf het begin van de langste genoten rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende
perioden van rust mag niet meer dan 14 uren bedragen.
Arbeidstijd van kapitein en schepelingen van 18 jaar of ouder
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat hij en de schepelingen van 18 jaar of
ouder in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld ten hoogste 48 uren
per week arbeid verrichten.
-
3 De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van een jeugdige schepeling
indien hij meer dan 4,5 uur arbeid verricht wordt afgewisseld door een pauze van ten
minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten.
-
4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, mag een jeugdige schepeling tussen 22.00
uur en 06.00 uur dan wel tussen 23.00 uur en 07.00 uur arbeid verrichten indien dit
in het kader van de opleiding noodzakelijk is.
-
1 Indien de kapitein of een schepeling van 18 jaar of ouder tijdens consignatie arbeid
moet verrichten krijgt hij, met inachtneming van artikel 6.6:3, eerste en vijfde lid, voldoende rusttijd of pauze ter compensatie. Deze compensatie is ten minste gelijk
aan de resterende rusttijd onderscheidenlijk pauze op het ogenblik van de oproep,
en wordt toegevoegd aan de eerstvolgende periode van rust onderscheidenlijk pauze.
§ 6.7. Overige bepalingen
Verplichtingen van de scheepsbeheerder
Hoofdstuk 6A. Zeevisserij
§ 6A.1. Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
vissersvaartuig: een zeevissersschip als bedoeld in artikel 2, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
-
b.
scheepsbeheerder: de natuurlijke of rechtspersoon die vanuit een vestiging in Nederland van een visserijonderneming
de dagelijkse leiding heeft over het beheer van een vissersvaartuig;
-
c.
schipper: de gezagvoerder van een vissersvaartuig;
-
d.
schepeling: degene die als werknemer aan boord van een vissersvaartuig gehouden is buitengaats
arbeid te verrichten;
-
e.
jeugdige schepeling: de schepeling van 16 of 17 jaar;
-
f.
rusttijd: een periode van ten minste een uur waarin geen arbeid wordt verricht.
Gelijkstelling met rusttijd
-
1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt de tijd waarin door de schepeling van een
vissersvaartuig door omstandigheden inherent aan de visserij, geen arbeid kan worden
verricht hoewel hij volgens zijn werkrooster arbeid zou moeten verrichten, als rusttijd.
-
2 In afwijking van het eerste lid worden niet als rusttijd aangemerkt de tijdsruimten
waarin de schepeling niet vrijelijk over zijn tijd kan beschikken en zich gereed houdt
tot een onmiddellijke aanvang der werkzaamheden, en waarbij het tijdstip van de aanvang
en de duur van deze tijdsruimten niet vooraf bekend is.
Toepasselijkheid van het hoofdstuk
Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald zijn dit hoofdstuk
en de daarop berustende bepalingen uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht
door schippers en schepelingen aan boord van vissersvaartuigen die te boek staan in
het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
Terugwerkende kracht
Stb. 2007, 582, datum inwerkingtreding 29-12-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 24-11-2006.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald zijn dit hoofdstuk
en de daarop berustende bepalingen uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht
door schippers en schepelingen aan boord van vissersvaartuigen die te boek staan in
de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek.
§ 6A.2. Arbeids- en rusttijden
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast op arbeid, verricht aan boord van een vissersvaartuig.
Schepelingen van 18 jaar of ouder
-
2 De rusttijd kan worden verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één periode
een onafgebroken rusttijd van ten minste 6 uren omvat. In dat geval wordt de periode
van 24 uren, bedoeld in het eerste lid, berekend vanaf het begin van de langste genoten
rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende perioden van rust bedraagt niet meer
dan 14 uren.
Maximale wekelijkse arbeidstijd
De schipper organiseert de arbeid zodanig dat zijn gemiddelde wekelijkse arbeidstijd
en die van de schepelingen van 18 jaar of ouder ten hoogste 48 uren bedraagt, gerekend
over een periode van 52 achtereenvolgende weken.
-
2 De schipper organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling een pauze krijgt
van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd
langer is dan 4,5 uur.
De schipper organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van een schepeling telkens
na ten hoogste 6 uren wordt afgewisseld door een pauze.
De schipper organiseert de wettelijk voorgeschreven oefeningen en appèls zodanig dat
zij zo min mogelijk inbreuk maken op de rusttijden en geen oververmoeidheid veroorzaken.
-
1 De schipper kan afwijken en kan een schepeling verplichten af te wijken van de arbeids-
en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de
onmiddellijke veiligheid van het vissersvaartuig, de personen aan boord, de lading
of het milieu, of bij het geven van hulp aan andere schepen of personen in nood.
-
2 Zodra de noodsituatie, bedoeld in het eerste lid, voorbij is, zorgt de schipper ervoor
dat de schepeling die arbeid heeft verricht in een rustperiode, voldoende rusttijd
ter compensatie krijgt.
§ 6A.3. Overige bepalingen
Verplichtingen van de scheepsbeheerder
Vrijstelling en ontheffing
Hoofdstuk 7. Registerloodsen
Begrippen registerloods, loodsen op afstand en week
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
§ 7.2. Toepasselijkheid van het hoofdstuk
Toepasselijkheid op registerloodsen
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald is dit hoofdstuk uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door registerloodsen.
Uitbreiding van de toepasselijkheid van het hoofdstuk
§ 7.3. Arbeids- en rusttijden
Toepasselijkheid van de paragraaf
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.
De registerloods mag na 4 aaneengesloten uren loodsen op afstand vanaf de wal pas
weer op deze wijze dienst verrichten na ten minste 8 aaneengesloten uren rust.
Hoofdstuk 8. Beboetbare feiten en daarmee samenhangende bepalingen
Beboetbaarstelling wegvervoer
-
1 Het niet naleven van de artikelen 2.4:1, eerste, tweede en derde lid, 2.4:2, eerste lid, 2.4:3, eerste lid, 2.4:4, 2.4:8 tot en met 2.4:10, 2.4:11, derde lid, 2.4:13, tweede, derde en vierde lid, 2.4:15, 2.5:1, vierde lid, 2.5:3, 2.5:4, vierde lid, 2.5:4a, vijfde lid, 2.5:5, derde lid, 2.5:6, tweede en derde lid, 2.5:7, vierde lid, 2.5:8, vierde lid, 2.5:9, derde lid, 2.6:1, derde lid, 2.7:1, 2.7:2 en 2.7:4, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens de artikelen 2.4:1, derde lid, 2.4:2, derde lid, 2.4:3, tweede lid, 2.4:12, onderdelen e, f en g, of 2.4:13, eerste lid, levert een beboetbaar feit op.
-
2 Behoudens de artikelen 2.4:4 en 2.4:13, tweede, derde en vierde lid, wordt, indien de bestuurder werknemer is, ingeval van het niet naleven van een tot
de bestuurder gerichte bepaling de werkgever aangemerkt als degene die die bepaling
niet heeft nageleefd.
-
3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de werkgever aantoont dat door hem de
nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen
zijn verschaft en het redelijkerwijs te vorderen toezicht is gehouden om de naleving
van de bepaling te verzekeren.
Beboetbaarstelling railvervoer
Beboetbaarstelling luchtvaart
Het niet naleven van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.4:1, 4.4:2, 4.5:3, derde lid, 4.5:4, 4.5:5, 4.5:6, tweede lid, 4.5:7, zesde lid, 4.5:8, 4.5:9, vijfde lid, 4.5:9a, 4.5:10, eerste, tweede en vijfde lid, 4.6:3, derde lid, 4.6:4, tweede lid, 4.7:2, 4.8:3, derde lid, 4.8:4, vierde lid, 4.8:5, achtste lid, 4.8.6, derde lid, 4.8:7, 4.8:8, eerste en vijfde lid, 4.8:9, vierde lid, 4.8:10, vijfde lid, 4.9.1, tweede lid, 4.10.1, eerste lid, laatste volzin en tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens artikel 4.4:1, tweede lid, levert een beboetbaar feit op.
Strafbaarstelling binnenvaart
Beboetbaarstelling zeevaart, havensleepdienst en zeevisserij
-
1 Het niet naleven van de artikelen 6.4:1, eerste lid, 6.4:2, eerste, tweede en derde lid, 6.4:3, 6.5:2, 6.5:3, 6.5:4, 6.5:5, tweede lid, 6.5:6, 6.5:7, tweede lid, 6.6:3, eerste, vierde en vijfde lid, 6.6:4, 6.6:5, eerste tot en met derde lid, 6.6:6, eerste en derde lid, 6.7:1, 6.7:2, tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens de artikelen 6.4:1, tweede lid, en 6.4:2, vierde lid, levert een beboetbaar feit op.
Beboetbaarstelling loodsen
Vorderen van afgifte van een bestuurderskaart
De gevallen waarin een toezichthouder bevoegd is afgifte van een bestuurderskaart
te vorderen zijn die genoemd in artikel 14, vierde lid, onder c, van verordening (EEG) nr. 3821/85.
Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 1998.
Dit besluit wordt aangehaald als: Arbeidstijdenbesluit vervoer.
I. Correctie voor landingen
1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor
de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte
rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elk daarop volgende landing te worden
verlengd met 45 minuten per landing.
3. Voor cockpitpersoneel, mits ten minste een eerste als een tweede bestuurder omvattend,
van vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa van 5700 kg geldt voor zover de
landingen plaatsvinden onder zichtweersomstandigheden in afwijking van het gestelde
in de voorgaande leden van deze bijlage, een correctie van 30 minuten per landing,
toe te passen na de derde landing in de betreffende vliegwerktijd tot een maximum
van zes uren.
II. Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden
1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van
de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens
bijlage B, ten hoogste twee en een half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover
het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn
maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd
worden aangemerkt.
2. Alle onder 1. genoemde uren grondtijd worden bij toepassing van de overige in dit
Hoofdstuk Luchtvaart gestelde bepalingen volledig als vliegwerktijd in aanmerking
genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd
toegepast.
III. Correctie van andere verzwarende omstandigheden
1. Indien bij een rusttijd van elf uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële
afmeldingstijdstip de plaats van de passende accommodatie waar de rust wordt genoten
te bereiken, of indien de tijd, benodigd om van de plaats waar de rust wordt genoten
het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding), meer dan 30 minuten bedraagt,
wordt dit als verzwarende omstandigheid aangemerkt en wordt in overeenstemming met
het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op de rusttijd of op de volgende
vliegwerktijd toegepast.
2. Indien zich andere dan in deze bijlage genoemde verzwarende omstandigheden bij
de vluchtuitvoering voordoen, dient de maatschappij of de gezagvoerder na overleg
met overige leden van het cockpitpersoneel een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd
toe te passen.
I. Voorzover het gestelde onder II, III en IV en het bepaalde in artikel 4.5:5, tweede lid niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld:
-
a. indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel A,
kolom I;
-
b. indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid
kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen
zitplaats, zoals aangegeven in tabel A, kolom II;
-
c. indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een
dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt
en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid
biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel A, kolom III.
II. In het geval, behoudens het gestelde onder IV, dat een oproep tot aanmelding voor
een vliegwerktijd valt:
-
– in een reservetijd en
-
– na de eerste drie uren van de reservetijd en
-
– de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep,
dan wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld:
-
a. indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel B,
kolom I;
-
b. indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid
kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen
zitplaats, zoals aangegeven in tabel B, kolom II;
-
c. indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een
dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt
en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid
biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel B, kolom III.
III. Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven
in tabel C, met dien verstande dat in het geval dat zowel voor als na de bekorte rust
de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is en over een daartoe geschikte, buiten de
cockpit gelegen zitplaats dan wel een rustgelegenheid kan worden beschikt, de tabelwaarden
met drie uren dienen te worden verhoogd.
IV. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd
valt:
-
– in een reservetijd en
-
– na de eerste drie uren van die reservetijd en
-
– de aanmelding moet plaats vinden binnen acht uren na die oproep,
dan wordt de maximale vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel C, noot 2.
V. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats, wordt
daaronder verstaan een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel,
waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet
worden beperkt.
Tabel A. maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (geen reservetijd)
aanmelden (LT)
|
I (aflossen niet mogelijk)
|
II (aflossen mogelijk, doch geen rustgelegenheid maar wel een geschikte zitplaats
buiten de cockpit)
|
III (aflossen mogelijk, dubbele bemanning beschikbaar, rustgelegenheid beschikbaar
en aflossingsschema aanwezig)
|
van - t.m.
|
00.01 - 04.00
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
04.01 - 04.15
|
14.05 uur
|
17.05 uur
|
22.05 uur
|
04.16 - 04.45
|
14.15 uur
|
17.15 uur
|
22.15 uur
|
04.46 - 05.15
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
05.16 - 05.45
|
14.45 uur
|
17.45 uur
|
22.45 uur
|
05.46 - 06.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
06.16 - 06.45
|
15.15 uur
|
18.15 uur
|
23.15 uur
|
06.46 - 07.15
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
07.16 - 07.45
|
15.45 uur
|
18.45 uur
|
23.45 uur
|
07.46 - 08.00
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
08.01 - 13.00
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.01 - 13.15
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.16 - 13.45
|
15.50 uur
|
18.50 uur
|
23.50 uur
|
13.46 - 14.15
|
15.40 uur
|
18.40 uur
|
23.40 uur
|
14.16 - 14.45
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
14.46 - 15.15
|
15.20 uur
|
18.20 uur
|
23.20 uur
|
15.16 - 15.45
|
15.10 uur
|
18.10 uur
|
23.10 uur
|
15.46 - 16.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
16.16 - 16.45
|
14.50 uur
|
17.50 uur
|
22.50 uur
|
16.46 - 17.15
|
14.40 uur
|
17.40 uur
|
22.40 uur
|
17.16 - 17.45
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
17.46 - 18.15
|
14.20 uur
|
17.20 uur
|
22.20 uur
|
18.16 - 18.45
|
14.10 uur
|
17.10 uur
|
22.10 uur
|
18.46 - 19.00
|
14.05 uur
|
17.05 uur
|
22.05 uur
|
19.01 - 24.00
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
Tabel B. maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (na drie uren reservetijd)
aanmelden (LT)
|
I (aflossen niet mogelijk)
|
II (aflossen mogelijk, doch geen rustgelegenheid maar wel een geschikte zitplaats
buiten de cockpit)
|
III (aflossen mogelijk, dubbele bemanning beschikbaar, rustgelegenheid beschikbaar
en aflossingsschema aanwezig)
|
van - t.m.
|
00.01 - 04.00
|
12.00 uur
|
15.00 uur
|
20.00 uur
|
04.01 - 04.15
|
12.10 uur
|
15.10 uur
|
20.10 uur
|
04.16 - 04.45
|
12.30 uur
|
15.30 uur
|
20.30 uur
|
04.46 - 05.15
|
13.00 uur
|
16.00 uur
|
21.00 uur
|
05.16 - 05.45
|
13.30 uur
|
16.30 uur
|
21.30 uur
|
05.46 - 06.15
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
06.16 - 06.45
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
06.46 - 07.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
07.16 - 07.45
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
07.46 - 08.00
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
08.01 - 13.00
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.01 - 13.15
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
13.16 - 13.45
|
15.40 uur
|
18.40 uur
|
23.40 uur
|
13.46 - 14.15
|
15.20 uur
|
18.20 uur
|
23.20 uur
|
14.16 - 14.45
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
14.46 - 15.15
|
14.40 uur
|
17.40 uur
|
22.40 uur
|
15.16 - 15.45
|
14.20 uur
|
17.20 uur
|
22.20 uur
|
15.46 - 16.15
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
16.16 - 16.45
|
13.40 uur
|
16.40 uur
|
21.40 uur
|
16.46 - 17.15
|
13.20 uur
|
16.20 uur
|
21.20 uur
|
17.16 - 17.45
|
13.00 uur
|
16.00 uur
|
21.00 uur
|
17.46 - 18.15
|
12.40 uur
|
15.40 uur
|
20.40 uur
|
18.16 - 18.45
|
12.20 uur
|
15.20 uur
|
20.20 uur
|
18.46 - 19.00
|
12.05 uur
|
15.05 uur
|
20.05 uur
|
19.01 - 24.00
|
12.00 uur
|
15.00 uur
|
20.00 uur
|
Tabel C. Maximale gecorrigeerde vliegwerktijd na een bekorte rust
Voorbeelden voor het gebruik van Tabel C
1. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De daaropvolgende rust wordt
bekort tot 08.15 uur. De aanmeldingstijd wordt ten gevolge daarvan 07.15 uur. Hoeveel
bedraagt nu de toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd?
In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd vóór de bekorte rust» zoeken
we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). De aanmeldingstijd na de bekorte rust staat daarachter
in kolom 2 (d.i. tussen 04.01–08.00). Trek nu een denkbeeldige lijn naar rechts. Vervolgens
vinden we onder «Lengte Bekorte Rust» het getal 8¼ (8.15 uur). In deze kolom gaan
we naar beneden tot het snijpunt met de denkbeeldige horizontale lijn en vinden daarbij
het getal 5. De toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt dus 5 uur.
2. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De benodigde vliegwerktijd inclusief
een verantwoorde planningsmarge bedraagt na de bekorte rust 10 uur. Hoe lang moet
de bekorte rust zijn? In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd voor bekorte
rust» zoeken we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). We gaan naar rechts en vinden, afhankelijk
van de aanmeldingstijd na de bekorte rust, het getal 10. Indien het aanmeldingstijdstip
valt tussen 08.01–13.00 uur dan bedraagt, naar boven gaande, de lengte van de bekorte
rust 9¼ uur. Indien het aanmeldingstijdstip valt tussen 19.01–04.00 uur dan bedraagt,
naar boven gaande, de lengte van de bekorte rust 9¾ uur. In de overblijvende aanmeldingsperioden
vinden we, naar boven gaande, voor de lengte van de bekorte rust 9½ uur.
De normale minimum rusttijd, die voorafgaat aan een vliegwerktijd wordt bepaald door
de lengte van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd zoals aangegeven in de volgende
tabel.
Voorafgaande gecorr. vliegwerktijd
|
Normale minimum rust
|
0 uur t/m 11 uur 29 min.
|
11 uur
|
11 uur 30 min. t/m 12 uur 29 min.
|
12 uur
|
12 uur 30 min. t/m 13 uur 29 min.
|
13 uur
|
13 uur 30 min. t/m 14 uur 29 min.
|
14 uur
|
14 uur 30 min. t/m 15 uur 29 min.
|
15 uur
|
15 uur 30 min. en meer
|
16 uur
|
Na (binnen) dagen
|
Minima
|
Norm
|
1
|
–
|
18
|
2
|
16
|
36
|
3
|
36
|
54
|
4
|
48
|
72
|
5
|
70
|
90
|
6
|
84
|
108
|
7
|
103
|
126
|
8
|
122
|
144
|
9
|
141
|
162
|
10
|
160
|
180
|
11
|
179
|
198
|
12
|
198
|
216
|
13
|
222
|
234
|
14
|
246
|
252
|
15
|
270
|
270
|
-
a. Op de eerste dag dat de rusttijd minder dan 18 uur bedraagt, vangt een periode van
maximaal 15 dagen aan, waarin het totaal aantal uren genoten rusttijd na een aantal
dagen gerekend vanaf het begin van de periode, ten minste dient te voldoen aan de
in de kolom «minima» van de in de tabel aangegeven waarden.
-
b. De periode eindigt wanneer, gerekend vanaf het begin van de periode, de gemiddelde
rusttijd per dag ten minste 18 uur bedraagt. In dat geval zal het totaal aantal uren
rusttijd ten minste voldoen aan de in de kolom «norm» van de in de tabel aangegeven
waarden.
-
c. Een volgende periode als bedoeld onder a. kan niet eerder aanvangen dan nadat aan
het onder b. gestelde is voldaan.
I. Correctie voor landingen
1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor
de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte
rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elke daarop volgende landing te worden
verlengd met 45 minuten per landing.
II. Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden
1. Van een grondtijd langer dan 2½ uur kunnen, zowel bij de planning als bij de uitvoering,
voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd in verband met de toetsing aan
het geldende maximum volgens bijlage F IIIa, IVa, VIa en VIb ten hoogste 2½ uren buiten beschouwing worden gelaten, voorzover het lid van het
cabinepersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden heeft verricht voor zijn maatschappij
en waarbij ten minste 2½ uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.
Uitsluitend tijdens de vluchtuitvoering is het bovenstaande ook van toepassing bij
gebruik van Bijlage F IIIb en Bijlage F IVb.
2. Alle uren grondtijd als bedoeld onder 1 worden bij toepassing van de overige bepalingen
uit het hoofdstuk Luchtvaart volledig als vliegwerktijd in aanmerking genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd
toegepast.
III. Correctie voor overige verzwaarde omstandigheden
1. Indien bij een rusttijd van 11 uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële
afmeldingstijdstip de passende accomodatie te bereiken, of indien de tijd, benodigd
om van de passende accommodatie het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding),
meer dan 30 minuten bedraagt, kan dit als verzwaarde omstandigheid worden aangemerkt
en kan in overeenstemming met het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op
de rusttijd of de volgende vliegwerktijd worden toegepast.
2. Indien zich andere verzwaarde omstandigheden bij de vluchtuitvoering voordoen,
dient de maatschappij of gezagvoerder na overleg met de overige leden van het boordpersoneel
een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd toe te passen.
I. Indien een cockpitbemanning een vliegwerktijd aanvangt op dezelfde luchthaven als
het cabinepersoneel, en dit cabinepersoneel de vliegwerktijd uitvoert gezamenlijk
met genoemde cockpitbemanning, dan geldt voor het bepalen van de maximale gecorrigeerde
vliegwerktijd als aanmeldingstijdstip voor het cabinepersoneel het aanmeldingstijdstip
van genoemde cockpitbemanning.
II. Bij verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstippen van kajuit- en cockpitpersoneel
zal de som der verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstip niet gelden als vliegwerktijd
tot een maximum van 1 uur.
III. Voorzover het gestelde onder IV, V en VI van deze bepaling en het gestelde in
artikel 4.5:5, tweede lid, niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld;
-
a. indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven
in tabel D, kolom I;
-
b. indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe
geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel D, kolom II;
-
c. indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een
rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema
aanwezig is, zoals aangegeven in tabel D, kolom III
IV. In het geval, behoudens het gestelde onder VII, dat een beroep tot aanmelding
voor een vliegwerktijd valt:
-
– in een reservetijd en
-
– na de eerste drie uren van de reservetijd en
-
– de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep, dan wordt de maximum
vliegwerktijd vastgesteld.
-
a. indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven
in tabel E, kolom I;
-
b. indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe
geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel E, kolom II;
-
c. indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een
rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema
aanwezig is, zoals aangegeven in tabel E, kolom III.
V. Indien tijdens de uitvoering van een vlucht blijkt, dat de vliegwerktijd meer zal
bedragen dan de geplande maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen a en b, en indien, door de aanwezigheid van een verzwaarde cockpitbemanning, de mogelijkheid
bestaat de vlucht tot boven dit maximum voort te zetten, dan is zulks toegestaan,
mits aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust wordt gegeven, die ten minste gelijk
is aan de verwachte overschrijding van genoemd maximum; deze rust dient te worden
genoten op een wijze die identiek is aan die van het cockpitpersoneel.
Deze overschrijding zal echter de 1½ uur niet te boven mogen gaan.
Indien alsnog aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust van 3 uur kan worden gegeven
mag de vlucht worden voortgezet tot een maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen c en d.
VI.
-
a. Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in
tabel F.
-
b. Indien zowel voor als na een bekorte rust de mogelijkheid aanwezig is om 3 uur onafgebroken
rust te genieten op een daartoe geschikte zitplaats, kunnen, ter bepaling van de maximale
vliegwerktijd zoals aangegeven in tabel F, de tabelwaarden met drie uren worden verhoogd.
VII. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd
valt:
-
– in een reservetijd en
-
– na de eerste drie uren van die reservetijd en
-
– de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na die oproep, dan wordt de maximale
vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel F, noot 2.
VIII. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats,
wordt daaronder verstaan: een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel,
waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet
worden beperkt.
Tabel D. maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (geen reservetijd)
aanmelden (LT)
|
I (rusten niet mogelijk)
|
II (rusten mogelijk, doch geen rustgelegenheid maar wel een geschikte zitplaats)
|
III (rusten mogelijk, rustgelegenheid beschikbaar en aflossingsschema aanwezig)
|
van - t.m.
|
00.01 - 04.00
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
04.01 - 04.15
|
14.05 uur
|
17.05 uur
|
22.05 uur
|
04.16 - 04.45
|
14.15 uur
|
17.15 uur
|
22.15 uur
|
04.46 - 05.15
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
05.16 - 05.45
|
14.45 uur
|
17.45 uur
|
22.45 uur
|
05.46 - 06.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
06.16 - 06.45
|
15.15 uur
|
18.15 uur
|
23.15 uur
|
06.46 - 07.15
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
07.16 - 07.45
|
15.45 uur
|
18.45 uur
|
23.45 uur
|
07.46 - 08.00
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
08.01 - 13.00
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.01 - 13.15
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.16 - 13.45
|
15.50 uur
|
18.50 uur
|
23.50 uur
|
13.46 - 14.15
|
15.40 uur
|
18.40 uur
|
23.40 uur
|
14.16 - 14.45
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
14.46 - 15.15
|
15.20 uur
|
18.20 uur
|
23.20 uur
|
15.16 - 15.45
|
15.10 uur
|
18.10 uur
|
23.10 uur
|
15.46 - 16.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
16.16 - 16.45
|
14.50 uur
|
17.50 uur
|
22.50 uur
|
16.46 - 17.15
|
14.40 uur
|
17.40 uur
|
22.40 uur
|
17.16 - 17.45
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
17.46 - 18.15
|
14.20 uur
|
17.20 uur
|
22.20 uur
|
18.16 - 18.45
|
14.10 uur
|
17.10 uur
|
22.10 uur
|
18.46 - 19.00
|
14.05 uur
|
17.05 uur
|
22.05 uur
|
19.01 - 24.00
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
Tabel E. maximum gecorrigeerde vliegwerktijd (na drie uren reservetijd)
aanmelden (LT)
|
I (rusten niet mogelijk)
|
II (rusten mogelijk, doch geen rustgelegenheid maar wel een geschikte zitplaats)
|
III (rusten mogelijk, rustgelegenheid beschikbaar en aflossingsschema aanwezig)
|
van - t.m.
|
00.01 - 4.00
|
12.00 uur
|
15.00 uur
|
20.00 uur
|
04.01 - 4.15
|
12.10 uur
|
15.10 uur
|
20.10 uur
|
04.16 - 4.45
|
12.30 uur
|
15.30 uur
|
20.30 uur
|
04.46 - 5.15
|
13.00 uur
|
16.00 uur
|
21.00 uur
|
05.16 - 5.45
|
13.30 uur
|
16.30 uur
|
21.30 uur
|
05.46 - 6.15
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
06.16 - 6.45
|
14.30 uur
|
17.30 uur
|
22.30 uur
|
06.46 - 7.15
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
07.16 - 7.45
|
15.30 uur
|
18.30 uur
|
23.30 uur
|
07.46 - 8.00
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
08.01 - 3.00
|
16.00 uur
|
19.00 uur
|
24.00 uur
|
13.01 - 3.15
|
15.55 uur
|
18.55 uur
|
23.55 uur
|
13.16 - 3.45
|
15.40 uur
|
18.40 uur
|
23.40 uur
|
13.46 - 4.15
|
15.20 uur
|
18.20 uur
|
23.20 uur
|
14.16 - 4.45
|
15.00 uur
|
18.00 uur
|
23.00 uur
|
14.46 - 5.15
|
14.40 uur
|
17.40 uur
|
22.40 uur
|
15.16 - 5.45
|
14.20 uur
|
17.20 uur
|
22.20 uur
|
15.46 - 6.15
|
14.00 uur
|
17.00 uur
|
22.00 uur
|
16.16 - 6.45
|
13.40 uur
|
16.40 uur
|
21.40 uur
|
16.46 - 7.15
|
13.20 uur
|
16.20 uur
|
21.20 uur
|
17.16 - 7.45
|
13.00 uur
|
16.00 uur
|
21.00 uur
|
17.46 - 8.15
|
12.40 uur
|
15.40 uur
|
20.40 uur
|
18.16 - 8.45
|
12.20 uur
|
15.20 uur
|
20.20 uur
|
18.46 - 9.00
|
12.05 uur
|
15.05 uur
|
20.05 uur
|
19.01 - 24.00
|
12.00 uur
|
15.00 uur
|
20.00 uur
|
Tabel F. Maximale gecorrigeerde vliegwerktijd na een bekorte rust
BIJLAGE G. Maximum vliegwerktijden
I. De maximum vliegwerktijd is afhankelijk van het aanvangstijdstip van de vliegwerktijd,
uitgedrukt in lokale tijd, en wordt vastgesteld zoals aangegeven in tabel G, Kolom
I.
II. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
III. Indien de oproep tot aanmelding plaatsvindt in een reservetijd en de aanmelding
dient plaats te vinden meer dan 8 uren na die oproep, onder gelijktijdige opheffing
van de reserveverplichting, dan wordt de maximum vliegwerktijd bepaald volgens tabel
G, Kolom I.
IV. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
-
– voor de aanvang van een reservetijd en
-
– de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na afloop van die reservetijd, dan wordt
de opdracht geacht te zijn ontvangen op het tijdstip direct voorafgaande aan het einde
van de reservetijd; voor het bepalen van de maximum vliegwerktijd is tabel G, Kolom
II van toepassing.
Tabel G
Aanmeldtijdstip
|
Max. vlwt (geen reserve)
|
Na 3 uur reserve
|
I
|
II
|
00.00-02.59 uur
|
10.00 uur
|
8 uur
|
03.00-03.59 uur
|
10.30 uur
|
8 uur
|
04.00-04.59 uur
|
11.00 uur
|
10 uur
|
05.00-05.59 uur
|
10.30 uur
|
11 uur
|
06.00-12.59 uur
|
12.00 uur
|
12 uur
|
13.00-14.59 uur
|
11.30 uur
|
11 uur
|
15.00-16.59 uur
|
11.00 uur
|
10 uur
|
17.00-18.59 uur
|
10.30 uur
|
9 uur
|
19.00-23.59 uur
|
10.00 uur
|
8 uur
|
Maximum vliegwerktijden over een langere periode
V. Op de eerste dag, dat een vliegwerktijd meer dan 6 uur bedraagt, dan wel een reservetijd
of een combinatie van vliegwerktijd en reservetijd meer dan 7 uur bedraagt, vangt
een periode aan van maximaal 15 dagen, waarin het totaal aantal uren vliegwerktijd
en het totaal aantal uren vliegwerktijd plus reservetijd op geen enkele dag de waarde
in tabel H, kolom «maximum vliegwerktijd» resp. «vliegwerktijd plus reservetijd»,
behorende bij die dag, overschrijdt.
VI. De onder V genoemde periode eindigt op die dag, dat gerekend vanaf het begin van
die periode, het totaal van de vliegwerktijd en het totaal van de vliegwerktijd plus
reservetijd gelijk is aan, dan wel minder is dan de bij die dag vermelde normwaarden.
Tabel H
Na (binnen)
|
Max. vlwtijd
|
Norm. vlwtijd
|
Max. vlwt + reservetijd
|
Norm. vlwtijd + reservetijd
|
1
|
12
|
6
|
24
|
7
|
2
|
24
|
12
|
34
|
14
|
3
|
36
|
18
|
39
|
21
|
4
|
44
|
24
|
52
|
28
|
5
|
50
|
30
|
55
|
35
|
6
|
60
|
36
|
66
|
42
|
7
|
65
|
42
|
72
|
49
|
8
|
70
|
48
|
78
|
56
|
9
|
75
|
54
|
84
|
63
|
10
|
80
|
60
|
90
|
70
|
11
|
85
|
66
|
96
|
77
|
12
|
90
|
72
|
105
|
84
|
13
|
90
|
78
|
105
|
91
|
14
|
90
|
84
|
105
|
98
|
15
|
90
|
90
|
105
|
105
|
VII. Verzwarende omstandigheden
1. Bij het uitvoeren van een vliegwerktijd worden de volgende omstandigheden als verzwarend
voor de werkzaamheden van het cockpitpersoneel aangemerkt:
2. Indien de onder 1. genoemde omstandigheden zich voordoen, worden de volgende correcties
te worden toegepast:
-
a. Indien de duur van een single-pilot-operatie meer dan 1 uur bedraagt, zal de helft
van de single-pilot-vliegtijd in mindering worden gebracht op de volgens artikel 4.8:5, eerste lid, toegestane limiet; deze vermindering zal maximaal 2 uur bedragen.
-
b. in geval van een sling-operatie wordt op de maximum vliegtijd tweemaal de tijdsduur
van deze operatie in mindering gebracht.
-
c. in geval van een hoist-operatie wordt iedere z.g. hoist-cycle gerekend als één landing.
3. Indien de ongecorrigeerde vliegtijd minder dan 5 uur bedraagt, mogen de in dit
artikel voorgeschreven correcties achterwege blijven.
VIII. Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden
1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van
de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens
tabel A ten hoogste twee en half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover
het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn
maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd
worden aangemerkt.
2. Alle in onder 1. genoemde uren grondtijd worden als vliegwerktijd in aanmerking
genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd
toegepast.
Tabel I
Aantal landingen bij dag
|
Reduktie
|
Gecorr. max. vliegtijd
|
0-25
|
0
|
09.00 uur
|
26-30
|
15 min
|
08.45 uur
|
31-35
|
30 min
|
08.30 uur
|
36-40
|
45 min
|
08.15 uur
|
41-45
|
01.00 uur
|
08.00 uur
|
46-50
|
01.30 uur
|
07.30 uur
|
51-55
|
02.00 uur
|
07.00 uur
|
56-60
|
02.30 uur
|
06.30 uur
|
meer dan 60
|
03.00 uur
|
06.00 uur
|
Aantal landingen
Nacht
|
Dag
|
25
|
10
|
24
|
12
|
23
|
14
|
22
|
16
|
21
|
18
|
20
|
20
|
19
|
22
|
18
|
24
|
17
|
26
|
16
|
28
|
15
|
30
|
14
|
32
|
13
|
34
|
12
|
36
|
11
|
38
|
10
|
40
|
9
|
42
|
8
|
44
|
7
|
46
|
6
|
48
|
0-5
|
onbeperkt
|
T.g.v. een oneven aantal landingen bij daglicht wordt van het naasthogere even aantal
landingen uitgegaan.
Bijlage J. Maximale vliegwerktijd na bekorte rust
Vliegwerktijd vóór bekorte rust
|
Aanmeldingstijdenna bekorte rust(LT) van - t/m
|
Lengte bekorte rust
|
|
|
8.00
|
8.30
|
9.00
|
9.30
|
10.00
|
10.30
|
11.00
|
11.30
|
12.00
|
00.00-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
06.29
|
1 = 0600-1259
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
|
|
11 = 1300-1659
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
|
|
0400-0559
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
111 = 1700-0259
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
10.00
|
10.00
|
10.00
|
10.00
|
|
06.30-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07.29
|
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
|
|
11
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
|
|
111
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
10.00
|
10.00
|
10.00
|
|
07.30-8.29
|
1
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
12.00
|
12.00
|
12.00
|
|
|
11
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
11.00
|
11.00
|
|
|
111
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
10.00
|
10.00
|
|
08.30-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09.29
|
1
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
12.00
|
12.00
|
|
|
11
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
11.00
|
|
|
111
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
10.00
|
|
09.30-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10.29
|
1
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
12.00
|
|
|
11
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
|
|
111
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
|
10.30-
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11.29
|
1
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
11.00
|
|
|
11
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
|
|
111
|
1.00
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
|
meer dan
|
1
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
9.30
|
|
11.29
|
11
|
1.00
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
8.15
|
|
|
111
|
0.00
|
1.00
|
2.00
|
3.00
|
4.00
|
5.00
|
6.00
|
7.00
|
|