-
a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
-
b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld
in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau;
-
c. afnemer: een ieder die beschikt over een aansluiting op een net;
-
d. Verordening: Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003, betreffende
de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit
(PbEG L 176);
-
e. raad van bestuur van de mededingingsautoriteit: de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit,
genoemd in artikel 2 van de Mededingingswet;
-
f. leverancier: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van
elektriciteit;
-
g. producent: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het opwekken van elektriciteit;
-
h. handelaar: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten
betreffende de koop en verkoop van elektriciteit;
-
i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden
transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens
voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een
producent of van een afnemer;
-
j. landelijk hoogspanningsnet: het net, bedoeld in artikel 10, eerste lid;
-
k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;
-
l. vergunninghouder: een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a;
-
m. richtlijn: richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking
van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176);
-
n. notificatierichtlijn: richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende
een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels
betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204);
-
o. programma-verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde
afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport
en het verbruik van elektriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van
de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, te gedragen overeenkomstig die programma's;
-
p. systeemdiensten: de diensten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet
uitvoert om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige
wijze te waarborgen, om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit
op te lossen, en om de energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen;
-
q. black-start-voorziening: de voorziening die benodigd is om bij een spanningsloos net
de eigen energievoorziening van een productielocatie onder spanning te brengen, waarna
de productie van elektriciteit kan worden hervat;
-
r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende
richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, tweede lid, onderdeel
g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening, of een geassocieerde
onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan
dezelfde aandeelhouders toebehoort;
-
s biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen
van de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw
en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel
en huishoudelijk afval;
-
t hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie,
waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
-
u duurzame elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend
gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt
met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele
energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare
energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering
van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;
-
v klimaatneutrale elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie
waarin waterstof of elektriciteit wordt geproduceerd uit fossiele energiedragers,
waarbij de koolstof of kooldioxide die vrijkomt bij het omzettingsproces, nuttig wordt
toegepast of blijvend in de ondergrond wordt opgeslagen, en waarvoor een bij ministeriële
regeling omschreven verklaring is verkregen;
-
w installatie voor warmtekrachtkoppeling: installatie voor de gecombineerde opwekking
van warmte en elektriciteit of mechanische energie, waarvan de warmte nuttig gebruikt
wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit, en waarin een brandstof, niet
zijnde een hernieuwbare energiebron, wordt verstookt, en waarvoor een bij ministeriële
regeling omschreven verklaring is verkregen;
-
x. garantie van oorsprong: gegevens op een rekening die betrekking hebben op duurzame
elektriciteit en waarmee wordt aangetoond dat een producent met zijn installatie een
hoeveelheid duurzame elektriciteit heeft opgewekt;
-
y. rekening: staat waarop een tegoed van garanties van oorsprong kan worden geboekt in
het elektronische systeem voor het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong
dat in stand wordt gehouden door de garantiebeheerinstantie en waarmee wordt bijgehouden
voor welke hoeveelheid duurzame elektriciteit garanties van oorsprong zijn verstrekt
en aan wie de garanties van oorsprong op enig moment toekomen;
-
z. garantiebeheerinstantie: de op grond van artikel 73, tweede lid, aangewezen instantie;
-
aa. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle
rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op
levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor
zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan
van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is.