Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-04-1999 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 28-04-1999 t/m 31-12-2002

Besluit van 7 april 1999, houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie aan de raden voor rechtsbijstand voor de uitvoering van hun wettelijke taak (Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Staatssecretaris van Justitie van 17 december 1998, Directie Wetgeving, nr. 736100/98/6;

Gelet op artikel 42a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 4 maart 1999, nr. W03.98.0610/I)

Gezien het nader rapport van Onze Staatssecretaris van Justitie van 23 maart 1999, Directie Wetgeving, nr. 754884/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet op de rechtsbijstand;

  • b. subsidie: de krachtens artikel 42, eerste lid, van de wet aan de raad te verstrekken subsidie voor de uitvoering van zijn wettelijke taak;

  • c. deelsubsidie beheerskosten: de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde deelsubsidie;

  • d. deelsubsidie programmakosten: de in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, bedoelde deelsubsidie.

Artikel 2

  • 1 De verstrekking van de subsidie wordt getoetst aan de aard en de omvang van de activiteiten van de raad.

  • 2 De subsidie bestaat uit deelsubsidies voor:

    • a. de beheerskosten, bestaande uit de raads- en apparaatskosten;

    • b. de programmakosten, bestaande uit de onderdelen:

      • de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening krachtens toevoeging in civiele en bestuursrechtelijke zaken en in strafzaken;

      • de doeluitkering voor vergoedingen voor rechtsbijstandverlening ten behoeve van piketregelingen;

      • de doeluitkering voor de subsidiëring van de stichtingen rechtsbijstand, verminderd met de wettelijk te innen eigen bijdragen van rechtzoekenden;

      • indien van toepassing de doeluitkering voor de rechtsbijstand aan asielzoekers, bestaande uit de subsidiëring van de stichting rechtsbijstand asiel waaronder begrepen de overeenkomsten in het kader van asiel als bedoel in artikel 20, vierde lid, van de wet, alsmede de subsidiëring van de Vereniging VluchtingenWerk Nederland;

      • overige uitgaven;

    • c. indien van toepassing de kosten van de landelijke automatiseringsactiviteiten.

Artikel 3

De raad kan tijdens het boekjaar gelden toevoegen:

  • a. aan de deelsubsidie beheerskosten vanuit de deelsubsidie programmakosten tot ten hoogste 2% en vanuit de egalisatiereserve «beheerskosten», bedoeld in artikel 10, tweede lid, tot ten hoogste 5% van de deelsubsidie beheerskosten.

  • b. aan de onder 3°, 4° en 5° van de deelsubsidie programmakosten tot ten hoogste 2% van die respectieve bedragen.

Artikel 4

  • 1 Bij de verlening van de subsidie kan Onze Minister bepalen dat het subsidiebedrag door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling in de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan Onze Minister bij de verlening van de subsidie tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil, onderscheidenlijk van de kosten van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister verstrekt op basis van de begroting voorschotten op de subsidie.

  • 2 De raad betaalt teveel ontvangen voorschotten binnen acht weken na vaststelling van de subsidie terug, tenzij Onze Minister tot verrekening op andere wijze besluit.

HOOFDSTUK 2. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6

Onze Minister stelt de raad uiterlijk 1 juli van elk jaar schriftelijk in kennis van de voorlopige beleidsmatige en budgettaire kaders voor het daarop volgende jaar.

Artikel 7

Onze Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot verlening van de subsidie.

HOOFDSTUK 3. AAN DE SUBSIDIE VERBONDEN VERPLICHTINGEN

Artikel 8

De raad draagt ervoor zorg dat de doelstellingen waarvoor de subsidie wordt verleend op doelmatige en effectieve wijze worden nagestreefd, dat de werkzaamheden dienovereenkomstig worden geregeld, en dat een goed beleid en beheer wordt gevoerd.

Artikel 9

Uiterlijk vier weken na afloop van de eerste vier respectievelijk acht maanden van het boekjaar, dient de raad een voortgangsrapportage in.

Artikel 10

  • 1 De raad vormt voor elk van de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b bedoelde deelsubsidies een egalisatiereserve, genaamd «beheerskosten» en «programmakosten».

  • 2 De egalisatiereserve «beheerskosten» bedraagt ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende deelsubsidie beheerskosten en in ieder geval niet meer dan f 500 000,–. De jaarlijkse toevoeging aan de desbetreffende egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 5% van de over het boekjaar verleende deelsubsidie.

  • 3 De egalisatiereserve «programmakosten» bedraagt ten hoogste 10% van de over het boekjaar verleende deelsubsidie programmakosten.

  • 4 De raad vormt, indien van toepassing, voor de in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, bedoelde deelsubsidie een egalisatiereserve, genaamd «landelijke automatiseringsactiviteiten». Deze bedraagt ten hoogste een jaarlijks door Onze Minister te bepalen maximum.

Artikel 11

  • 2 De opdracht aan de accountant gaat vergezeld van een door Onze Minister vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 42a, tweede lid, van de wet.

  • 3 De raad draagt er zorg voor dat zijn accountant alle medewerking verleent aan de door Onze Minister van Justitie in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controlewerkzaamheden, bedoeld in artikel 4:78 en 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

  • 1 De raad verzekert zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor een som van ten minste f 1 000 000,– per gebeurtenis en per geval.

  • 2 De raad verzekert zijn onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde.

  • 3 De raad verzekert zijn roerende zaken tegen brandschade en diefstal naar vervangingswaarde.

Artikel 13

  • 1 Indien gedurende het boekjaar blijkt dat het verwachte saldo van baten en lasten meer dan 10% lager is dan het bedrag van de subsidieverlening, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2 Onze Minister kan op grond van de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, de bevoorschotting verlagen.

Artikel 14

  • 2 De raad behoeft tevens de toestemming van Onze Minister voor:

    • a. het aangaan of wijzigen van subsidieverplichtingen met anderen dan de stichting rechtsbijstand.

    • b. het aanpassen of vervangen van de landelijke geautomatiseerde systemen in beheer bij de Stichting Integraal Rechtshulp-informatie Systeem, alsmede voor het aanpassen of vervangen van de daarbij behorende registratievoorschriften;

    • c. het tijdens het boekjaar toevoegen van gelden aan de verschillende onderdelen van de deelsubsidies anders dan ingevolge artikel 3.

Artikel 15

  • 2 Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. Onze Minister onderscheidenlijk de raad wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de activiteiten van de raad door een derde worden voortgezet en de activa en passiva met toestemming van Onze Minister tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16

De raad dient binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 17

Onze Minister beslist binnen vier maanden op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 18

Het verschil tussen de vastgestelde deelsubsidies en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de deelsubsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de desbetreffende egalisatiereserve.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Onze Minister kan, na overleg met de raad, de bevoorschotting van de raad verlagen indien diens liquiditeitspositie dat toelaat, zulks ter vermijding van eventuele liquiditeitsproblemen bij een of meer andere raden.

Artikel 20

Onze Minister kan, na overleg met de raad, de in artikel 10 genoemde percentages met ten hoogste 75% verlagen indien de financiële positie van een of meer raden daartoe noodzaakt.

Artikel 21

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Artikel 22

Dit besluit wordt aangehaald als: Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 april 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de zevenentwintigste april 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals