Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Geraadpleegd op 08-11-2024.
Geldend van 01-11-2001 t/m 02-09-2004

Besluit van 28 juli 1999, houdende regelen omtrent bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen, medische verklaringen, autorisaties, erkenningen, kwalificaties en registraties (Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 5 maart 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99 210113, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.3, tweede, vijfde en zesde lid, 2.4, tweede, derde en vierde lid, 2.7, vierde lid, 2.9, eerste lid, 3.30, 5.11, en 5.16, tweede lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 1999, nr. W09.99.0097/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 15 juli 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99.210417, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. AFIS: onderdeel van luchtverkeersdienstverlening dat voorziet in het geven van inlichtingen die tot doel hebben een veilig en geregeld verloop van het luchtvaartterreinverkeer op daartoe door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen luchtvaartterreinen (Aerodrome Flight Information Service);

    • b. AFISO: persoon die op grond van dit besluit bevoegd is AFIS te verlenen en daartoe opdracht heeft gekregen van een der in artikel 5.13 van de wet aangewezen instanties (AFIS-operator);

    • c. AML: bewijs van bevoegdheid voor onderhoudstechnicus (Aircraft Maintenance Licence);

    • d. ATPL: bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (Airline Transport Pilot Licence);

    • e. CFEL: bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige (Cockpit Flight Engineer Licence);

    • f. CRI: klassebevoegdverklaring instructeur (Class Rating Instructor);

    • g. CPL: bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (Commercial Pilot Licence);

    • h. CSR: bevoegdverklaring voor landbouwvliegen (Crop Spraying Rating);

    • i. DA: bevoegdverklaring voor het vliegen tijdens luchtvaartvertoningen (Display Authorisation);

    • j. FI: bevoegdverklaring vlieginstructeur (Flight Instructor);

    • k. helikopter: gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;

    • l. IFR-vlucht: vlucht als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Luchtverkeersreglement;

    • m. IR: bevoegdverklaring instrumentvliegen (Instrument Rating);

    • n. IRI: instructeur instrumentvliegen (Instrument Rating Instructor);

    • o. JAA: Joint Aviation Authorities;

    • p. JAA-land: land waarvan de burgerluchtvaartautoriteit de JAA-overeenkomst van 11 september 1990 heeft getekend;

    • q. JAR: Joint Aviation Requirements;

    • r. JAR-FCL 1: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van vliegtuigen, opgesteld door de JAA;

    • s. JAR-FCL 2: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van helikopters, opgesteld door de JAA;

    • t. JAR-FCL 3: regeling inzake medische eisen voor bemanningen van luchtvaartuigen, opgesteld door de JAA;

    • u. JAR-FCL 4: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor boordwerktuigkundigen van vliegtuigen, opgesteld door de JAA;

    • v. JAR-66: JAR betreffende onderhoudspersoneel, dat namens een JAR-145-erkend bedrijf tot het afgeven van certificaten van vrijgave voor gebruik is gerechtigd, opgesteld door de JAA;

    • w. JAR-66-AML: bewijs van bevoegdheid krachtens JAR-66;

    • x. JAR-145: JAR betreffende erkende onderhoudsbedrijven, opgesteld door de JAA;

    • y. luchtschip: luchtvaartuig, lichter dan lucht, dat is voorzien van een voortstuwingsinrichting en een besturingsinrichting;

    • z. luchtvaartgrondstation: een radiozend- en ontvangstation op een vaste plaats op de grond dat werkt in de luchtvaartmobiele of luchtvaartnavigatiefrequentiebanden;

    • aa. luchtvaartterreininformatie:

      • 1. informatie overeenkomend met de betekenis van de in de Regeling seinen opgenomen grondtekens die op het luchtvaartterrein zijn uitgelegd,

      • 2. informatie van windrichting of sterkte, verkregen uit ter beschikking staande middelen, zoals windmeter en windzak,

      • 3. informatie omtrent omstandigheden die het gebruik van het luchtvaartterrein kunnen beperken,

      • 4. informatie over luchtverkeersactiviteiten op en in de nabijheid van het luchtvaartterrein,

      • 5. informatie over de te volgen taxiprocedures, of

      • 6. informatie over de te gebruiken parkeerplaatsen;

    • ab. luchtvaartterreininformatieverstrekker: persoon die op grond van dit besluit bevoegd is luchtvaartterreininformatie te verstrekken;

    • ac. ME: meermotorig (Multi Engine);

    • ad. MCC: vluchtuitvoering door een meerhoofdige bemanning die samenwerkt als team en geleid wordt door de eerste bestuurder (Multi-Crew Co-operation);

    • ae. MLA: land-, amfibie- of watervliegtuig met niet meer dan twee zitplaatsen, een overtreksnelheid die niet hoger is dan 35.1 knopen gekalibreerde luchtsnelheid, en een maximum startmassa van niet meer dan:

      300 kg voor een landvliegtuig, eenzitter;

      450 kg voor een landvliegtuig, tweezitter;

      330 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, eenzitter, of

      495 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, tweezitter, mits een micro light die als watervliegtuig en als landvliegtuig gebruikt kan worden binnen beide daarvoor geldende massalimieten valt (Micro Light Aeroplane)

    • af. mobiel luchtvaartstation: een radiozend- en ontvangstation op de grond, niet op een vaste plaats, dat werkt in de luchtvaartmobiele of luchtvaartnavigatiefrequentiebanden;

    • ag. multi-pilot: gecertificeerd voor ten minste twee bestuurders;

    • ah. night qualification: bevoegdverklaring VFR-nachtvliegen;

    • ai. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • aj. PPL: bewijs van bevoegdheid voor privévlieger (Private Pilot Licence);

    • ak. RFI: bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (Recreational Flight Instructor);

    • al. RPL: bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence);

    • am. RT: bevoegdverklaring radiotelefonie;

    • an. R.T.L.: Regeling Toezicht Luchtvaart;

    • ao. schermvliegtuig: zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

    • ap. SE: eenmotorig (Single-Engine);

    • aq. SFI: instructeur STD (Synthetic Flight Instructor);

    • ar. single-pilot: gecertificeerd voor één bestuurder;

    • as. TMG: motorzweefvliegtuig met een integraal gemonteerde niet intrekbare motor en een niet intrekbare propeller, dat in staat is om op eigen kracht op te stijgen en te klimmen (Touring Motor Glider);

    • at. TRI: typebevoegdverklaring instructeur (Type Rating Instructor);

    • au. verdrag: Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973. 109);

    • av. VFR-vlucht: vlucht als bedoeld in artikel 1, onderdeel ae van het Luchtverkeersreglement;

    • aw. vliegtuig: gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;

    • ax. vrije ballon: luchtvaartuig, lichter dan lucht, niet voorzien van een voortstuwingsinstallatie en ingericht en bestemd om ten minste één persoon te vervoeren;

    • ay. wet: Wet luchtvaart;

    • az. zeilvliegtuig: zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

    • ba. zweeftoestel: luchtvaartuig niet zijnde een TMG, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten en waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor;

    • bb. zweefvliegtuig: zweeftoestel met vaste vleugel.

  • 2 Een wijziging van JAR-FCL 1 tot en met 4 gaat voor de toepassing van dit besluit en de krachtens dit besluit vastgestelde regelingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Luchtvarenden, boordwerktuigkundigen en onderhoudstechnici

Paragraaf 1. Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan de volgende bewijzen van bevoegdheid afgeven:

    • a. RPL, dat de bevoegdheid geeft, niet tegen vergoeding, op te treden als bestuurder van een luchtvaartuig, dat gecertificeerd is of luchtwaardig is bevonden voor maximaal 4 inzittenden, tijdens vluchten zonder baat, onder de volgende beperkingen:

      • 1°. alleen tijdens VFR-vluchten;

      • 2°. alleen tijdens de daglichtperiode als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Luchtverkeersreglement, en

      • 3°. niet met passagiers, tenzij de houder ten minste tien uur ervaring heeft als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie of met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring en de houder in de voorafgaande negentig dagen ten minste drie starts en drie landingen heeft uitgevoerd als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie en met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring;

    • b. PPL, dat, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.110, onderdeel b en 1.115, de bevoegdheid geeft:

      • 1. van het RPL;

      • 2. niet tegen vergoeding, op te treden als eerste of tweede bestuurder van een luchtvaartuig tijdens vluchten zonder baat;

    • c. CPL, dat, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.150, onderdeel b, de bevoegdheid geeft:

      • 1. van het PPL;

      • 2. op te treden als eerste of tweede bestuurder tijdens vluchten tegen vergoeding, niet zijnde verkeersvluchten, of tijdens vluchten voor eigen vervoer;

      • 3. op te treden als eerste of tweede bestuurder tijdens verkeersvluchten op single pilot luchtvaartuigen;

      • 4. op te treden als tweede bestuurder tijdens verkeersvluchten op multi-pilot luchtvaartuigen;

    • d. ATPL, dat, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.275, onderdeel b, de bevoegdheid geeft:

      • 1. van het CPL;

      • 2. op te treden als eerste bestuurder tijdens verkeersvluchten op multi-pilot luchtvaartuigen.

    • e.CFEL, dat de bevoegdheid geeft op te treden als boordwerktuigkundige van een luchtvaartuig;

    • f. AML, dat, voorzien van één of meer bijzondere bevoegdverklaringen de bevoegdheid geeft tot het onderhouden van luchtvaartuigen en het toezicht daarop, alsmede het vrijgeven voor gebruik van die luchtvaartuigen na dat onderhoud;

    • g. JAR-66-AML, dat, voorzien van één of meer bijzondere bevoegdverklaringen en in combinatie met een daartoe strekkende autorisatie van de houder van een JAR-145-erkenning, de bevoegdheid geeft tot het afgeven van certificaten van vrijgave voor gebruik van luchtvaartuigen namens de houder van die JAR-145-erkenning na onderhoud aan die luchtvaartuigen.

  • 2 Een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgegeven voor de volgende categorieën luchtvaartuigen:

    vliegtuigen

    helikopters

    zweeftoestellen

    vrije ballonnen

    luchtschepen

    andere categorieën luchtvaartuigen

     

    (A)

    (H)

    (G)

    (FB)

    (AS)

    (OA)

    RPL

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    PPL

    x

    x

         

    x

    CPL

    x

    x

     

    x

    x

    x

    ATPL

    x

    x

         

    x

    CFEL

    x

    x

       

    x

    x

    AML

    x

    x

    x

       

    x

    JAR-66-AML

    x

    x

           
  • 3 Indien een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c of d, wordt aangevraagd of afgegeven voor de categorie helikopters, zijn de overeenkomstige artikelen uit JAR-FCL 2 van toepassing.

  • 4 De bewijzen van bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, worden afgegeven wanneer ten minste één bijzondere bevoegdverklaring daarop wordt weergegeven.

  • 5 De bevoegdheden die voortvloeien uit een bewijs van bevoegdheid zijn steeds beperkt tot die typen of klassen luchtvaartuigen of tot die werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is afgegeven.

  • 6 De bewijzen van bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid worden afgegeven voor onbepaalde duur.

Artikel 2a

  • 1 Onze Minister kan tot 1 oktober 2004 de volgende bewijzen van bevoegdheid afgeven:

    • a. RPL(G), dat de bevoegdheid geeft niet tegen vergoeding op te treden als bestuurder van een zweefvliegtuig tijdens vluchten zonder baat;

    • b. RPL(FB), dat de bevoegdheid geeft niet tegen vergoeding op te treden als bestuurder van een vrije ballon, die luchtwaardig is bevonden voor maximaal vier inzittenden tijdens vluchten zonder baat.

  • 2 De in dit besluit opgenomen bepalingen en beperkingen met betrekking tot het RPL zijn van toepassing, met dien verstande, dat artikel 2, eerste lid, onderdeel a, 2°, niet van toepassing is en dat met betrekking tot:

    • 1°. RPL(G) artikel 2, eerste lid, onderdeel a, 3°, wordt gelezen: 3°. niet met passagiers, tenzij de houder vluchten met een gezamenlijke vliegtijd van ten minste tien uren met een zweefvliegtuig heeft uitgevoerd;

    • 2°. RPL(FB) artikel 2, eerste lid, onderdeel a, 3°, wordt gelezen: 3°. vaart bij nacht, indien de houder ten minste twee opstijgingen bij nacht met een gemiddelde duur van twee uur elk onder toezicht van een bevoegde houder, die reeds de nodige ervaring in nachtvaren bezit, heeft uitgevoerd.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde bewijzen van bevoegdheid verliezen hun geldigheid uiterlijk op 1 januari 2005.

Artikel 3

  • 1 Aan houders van een RPL kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, één of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, als bedoeld in artikel 1, onderdeel q , van het Luchtverkeersreglement, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen te onderhouden;

    • b. DA, dat de bevoegdheid geeft een luchtvaartuig te bedienen tijdens een luchtvaartvertoning;

    • c. RFI, dat de bevoegdheid geeft om vliegonderricht te geven voor de afgifte van een:

      • 1. RPL, of

      • 2. bijzondere bevoegdverklaring in een RPL;

      • d. RFI(G), dat de bevoegdheid geeft onderricht te geven in het besturen van zweefvliegtuigen ter verkrijging van een RPL(G), met de volgende bevoegdheden:

        • 1. bevoegdheid A: sololesmethode met startmethode rubberkabels, rijdende auto, lier of vliegtuigsleep;

        • 2. bevoegdheid B: dubbelbesturingsonderricht met startmethode rijdende auto of lier; of

        • 3. bevoegdheid C: dubbelbesturingsonderricht met startmethode vliegtuigsleep.

  • 2 Aan houders van een PPL, CPL of ATPL kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, een of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van het Luchtverkeersreglement, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen, te onderhouden;

    • b. IR-SE, dat de bevoegdheid geeft om op te treden als bestuurder gedurende IFR-vluchten op SE-luchtvaartuigen;

    • c. IR-ME, dat de bevoegdheid geeft om op te treden als bestuurder gedurende IFR-vluchten op ME-luchtvaartuigen;

    • d. CSR, dat de bevoegdheid geeft om een luchtvaartuig te bedienen waarmee stoffen ter bescherming of bevordering van het milieu of de land-, tuin-, of bosbouw vanuit de lucht worden verspreid;

    • e. DA, dat de bevoegdheid geeft een luchtvaartuig te bedienen tijdens een luchtvaartvertoning;

    • f. FI, dat de bevoegdheid geeft van RFI en om, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 1.330, vliegonderricht te geven voor:

      1. de afgifte van een PPL en bijzondere bevoegdverklaringen voor SE-luchtvaartuigen,

      2. de afgifte van een CPL,

      3. VFR-nachtvliegen,

      4. de afgifte van een IR,

      5. de afgifte van bijzondere bevoegdverklaringen voor single-pilot ME-luchtvaartuigen,

      6. de afgifte van een FI;

    • g. TRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen als bedoeld onder JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 1.365, aan houders van een bewijs van bevoegdheid vliegonderricht te geven voor de afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring voor een multi-pilot luchtvaartuig, inclusief onderricht benodigd voor MCC;

    • h. CRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 1.380, aan houders van een bewijs van bevoegdheid vliegonderricht te geven voor de afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring voor een single-pilot luchtvaartuig;

    • i. IRI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen als bedoeld JAR-FCL 1.310, onderdeel a, en JAR-FCL 1.395, aan houders van een bewijs van bevoegdheid vliegonderricht te geven voor de afgifte van een IR;

    • j. SFI, dat de bevoegdheid geeft om, onder de beperkingen als bedoeld in JAR-FCL 1.310, onderdeela, en JAR-FCL 1.410, vliegonderricht te geven op een STD voor de afgifte van een bijzonderebevoegdverklaring voor een multi-pilot luchtvaartuig;

    • k. night qualification, dat de bevoegdheid geeft om de bevoegdheden van het bewijs van bevoegdheid waarvoor de bevoegdverklaring wordt afgegeven 's nachts uit te voeren Deze bevoegdverklaring wordt uitsluitend afgegeven aan de houder van een PPL of CPL.

  • 3 Indien een algemene bevoegdverklaring als bedoeld in het tweede lid, de onderdelen a tot en met g en i tot en met k, wordt aangevraagd of afgegeven voor de categorie helikopters, zijn de overeenkomstige artikelen uit JAR-FCL 2 van toepassing, met dien verstande dat bij IR geen onderscheid wordt gemaakt in SE en ME.

  • 4 De bevoegdheden die voortvloeien uit een RT zijn steeds beperkt tot het overeenkomende bewijs van bevoegdheid van de houder.

  • 5 De bevoegdheden die voortvloeien uit een algemene bevoegdverklaring, met uitzondering van de RT, zijn steeds beperkt tot die categorie luchtvaartuigen waarvoor de bevoegdverklaring is afgegeven.

Artikel 4

Artikel 5

  • 1 Onze Minister stelt bijzondere bevoegdverklaringen naar type, klasse of werkzaamheden vast en de duur waarvoor zij worden afgegeven.

  • 2 Onze Minister kan beperkingen vaststellen waaronder bijzondere bevoegdverklaringen worden afgegeven.

Artikel 6

  • 1 De leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een bewijs van bevoegdheid in aanmerking te komen, bedraagt voor:

    • a. RPL: 16 jaar;

    • b. PPL: 17 jaar;

    • c. CPL: 18 jaar;

    • d. ATPL: 21 jaar;

    • e. CFEL: 18 jaar;

    • f. AML: 18 jaar;

    • g. JAR-66-AML: 18 jaar.

  • 2 De leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een instructeursbevoegdverklaring in aanmerking te komen, bedraagt 18 jaar.

  • 3 In afwijking van artikel 2a, tweede lid, juncto het eerste en tweede lid van dit artikel bedraagt de leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een bewijs van bevoegdheid in aanmerking te komen voor:

    • RPL(FB): 17 jaar;

    • RFI(G): 21 jaar.

Artikel 7

  • 1 Met uitzondering van het tweede lid is de houder van een bewijs van bevoegdheid, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c en d, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, niet bevoegd op te treden als bestuurder van een luchtvaartuig tijdens verkeersvluchten.

  • 2 De houder van een bewijs van bevoegdheid, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c en d, die zich bevindt in de leeftijdscategorie tussen 60 en 65 jaar, is uitsluitend bevoegd op te treden als bestuurder van een luchtvaartuig tijdens verkeersvluchten, indien de bemanning van het luchtvaartuig bestaat uit meerdere houders van deze bewijzen van bevoegdheid en de eerstgenoemde houder de enige is in de hiervoor-genoemde leeftijdscategorie.

Artikel 8

  • 1 Met inachtneming van artikel 6 wordt het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring op aanvraag afgegeven aan een ieder die:

    • a. voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen vereisten inzake kennis, bedrevenheid, ervaring en opleiding, en,

    • b. met uitzondering van de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g„ en de daarbij behorende bevoegdverklaringen, in het bezit is van een geldige medische verklaring.

  • 2 De aanvraag tot afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring wordt gedaan op een daartoe door Onze Minister verstrekt aanvraagformulier.

Artikel 9

De bevoegdverklaringen, genoemd in artikel 3 en 5, worden verlengd indien de houder van het bewijs van bevoegdheid op bij ministeriële regeling te bepalen wijze heeft aangetoond, dat hij zijn kennis, bedrevenheid en ervaring heeft behouden.

Artikel 10

  • 1 Het document waarop het bewijs van bevoegdheid en de bevoegdverklaring zijn weergegeven wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

  • 2 Onze Minister vernieuwt een document als bedoeld in het eerste lid na afgifte of wederafgifte van een bevoegdverklaring en wanneer de ruimte, bestemd om verlengingen van bevoegdverklaringen aan te tekenen, geheel is ingevuld, en stelt nadere regels met betrekking tot de eisen voor wederafgifte van een bevoegdverklaring.

  • 3 Onze Minister kan een document als bedoeld in het eerste lid vernieuwen, indien het is verloren, indien het onleesbaar, beschadigd of anderszins onbruikbaar is geworden, om enige administratieve reden of, naar zijn goeddunken, wanneer een bevoegdverklaring wordt verlengd.

  • 4 Indien een document wegens verlies is vernieuwd en het verloren document wordt teruggevonden, zendt de houder het teruggevonden document zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 5 Indien een document anders dan wegens verlies is vernieuwd, kan Onze Minister de houder opdragen het oorspronkelijke document binnen een week na de datum van verzending van het nieuwe document aan Onze Minister te zenden.

Artikel 11

Artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de wet is niet van toepassing op:

  • a. het bedienen van een modelvliegtuig, waarvan de totale massa ten hoogste 20 kg bedraagt;

  • b. het bedienen van een ballon, die op zeeniveau in de internationale standaard-atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m heeft, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan;

  • c. het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht, en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, dat door middel van een ankerkabel of lijn is verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger);

  • d. bedienen van een luchtschip, dat op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting heeft van 5.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m;

  • e. het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, dat met een lijn of lijnen is bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor het in de lucht kan worden gehouden (valschermzweeftoestel);

  • f. het bedienen van een zeilvliegtuig, onder door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen voorschriften en beperkingen;

  • g. het bedienen van een schermvliegtuig, uitsluitend binnen de gebieden, die door Onze Minister bij ministeriële regeling zijn aangewezen en onder in die regeling te stellen voorschriften en beperkingen;

  • h. het bedienen van een ballon, die tijdens het in de lucht houden permanent is bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon);

  • i. het bedienen van een valscherm als bedoeld in artikel 1, onderdeel a van de Regeling valschermspringen;

  • j. het bedienen van een luchtvaartuig onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen op een zodanige wijze dat de instructeur onmiddellijk kan ingrijpen;

  • k. het uitvoeren van een solovlucht onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen, door een bestuurder, die geen houder is van een bewijs van bevoegdheid, indien de bestuurder:

    • 1. een solovlucht uitvoert met een zweeftoestel binnen zichtafstand tot een maximum van 5 kilometer rondom het luchtvaartterrein en de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, of een solovlucht uitvoert met een luchtvaartuig en de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt;

    • 2. beschikt over voldoende kennis voor de uit te voeren solovlucht;

    • 3. beschikt over een geldige medische verklaring klasse 1 of 2; en

    • 4. beschikt over een schriftelijke soloverklaring van de instructeur.

Artikel 12

Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het afgeven van bewijzen van gelijkstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende eisen inzake kennis, bedrevenheid, ervaring, leeftijd en medische geschiktheid.

Paragraaf 2. De opleidingsinstelling

Artikel 13

  • 1 Onze Minister geeft nadere regels met betrekking tot de erkenning, registratie of kwalificatie van een opleidingsinstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. voor de registratie:

      • 1. de bij de aanvraag in te dienen gegevens,

      • 2. eisen inzake de opleiding,

      • 3. de afgifte, geldigheidsduur, intrekking en wijziging;

    • b. voor de erkenning en de kwalificatie:

      • 1. de bij de aanvraag in te dienen gegevens,

      • 2. eisen inzake de organisatie en eisen inzake de opleiding,

      • 3. de afgifte, geldigheidsduur, verlenging, intrekking en wijziging.

  • 3 Onze Minister geeft nadere regels met betrekking tot de kwalificatie van STD's. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    • b. het onderscheid in eisen naar niveau;

    • c. de afgifte, geldigheidsduur, verlenging, schorsing, intrekking en wijziging.

Paragraaf 3. Het examen

Artikel 14

  • 1 Als bewijs, dat wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot de nodige kennis en bedrevenheid voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 2 of een bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 3 of 5, wordt met goed gevolg een examen afgelegd.

  • 2 Het examen kan bestaan uit een theorie- en een praktijkgedeelte.

  • 3 Voor de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g, en voor de daarbij behorende bevoegdverklaringen kan aan de eisen als bedoeld in het eerste lid tevens worden voldaan door het met goed gevolg afronden van een opleiding aan een door Onze Minister daartoe erkende opleidingsinstelling dan wel aan een door de bevoegde autoriteit van een JAA-land daartoe erkende opleidingsinstelling.

  • 4 Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het examen.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister stelt het resultaat van het theorie-en praktijkexamen vast.

  • 2 Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de autorisatie van examinatoren. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag tot autorisatie in te dienen gegevens;

    • b. de afgifte, geldigheidsduur, verlenging en intrekking van de autorisatie;

    • c. de eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring;

    • d. het onderscheid in bevoegdheden naar soort autorisatie.

  • 3 De examens ter verkrijging van de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g, en van de daarbij behorende bevoegdverklaringen worden afgelegd voor een door Onze Minister daartoe in te stellen examencommissie of aan te wijzen erkende opleidingsinstelling. Bij ministeriële regeling geeft Onze Minister nadere regels, die in ieder geval regels bevatten met betrekking tot:

    • a. de samenstelling en werkwijze van de commissie;

    • b. de bekwaamheidseisen waaraan de commissieleden moeten voldoen;

    • c. de richtlijnen met betrekking tot het afnemen van examens.

Artikel 15a

  • 1 De examens ter verkrijging van de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onder a, en van de daarbij behorende bevoegdverklaringen worden afgelegd voor een door Onze Minister daartoe in te stellen examencommissie.

  • 2 Onze Minister benoemt de leden van de examencommissie telkens voor ten hoogste twee jaren. Bij die benoeming wijst hij tevens uit de leden de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3 Onze Minister voegt aan de examencommissie door hem aan te wijzen ambtenaren toe als secretaris en als plaatsvervangend secretaris.

  • 4 Bij afwezigheid van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden hun werkzaamheden verricht door een door de voorzitter aan te wijzen lid.

  • 5 Onze Minister kan bij ministeriële regeling richtlijnen vaststellen met betrekking tot het afnemen van de theoretische en praktische examens.

  • 6 De examencommissie brengt zo spoedig mogelijk na afloop van het theoretisch examen schriftelijk rapport uit aan Onze Minister. In dit rapport worden de uitkomsten, bijzonderheden en opmerkingen met betrekking tot het examen vermeld.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister stelt een examenreglement vast.

  • 2 In dit reglement kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent:

    • a. de wijze van examinering;

    • b. de duur van examens en de wijze waarop examens worden uitgevoerd;

    • c. de vaststelling van de examenopgaven voor het schriftelijke gedeelte;

    • d. de groepen van vakken waarin examens kunnen worden afgelegd;

    • e. het gebruik van STD's ten behoeve van examens;

    • f. de aanmelding voor examens;

    • g. de toelating tot examens;

    • h. geheimhouding;

    • i. het toezicht op theorie- en praktijkexamens;

    • j. de uitsluiting van een examinandus van examens;

    • k. de ordemaatregelen tijdens examens;

    • l. de beoordeling van examens;

    • m. de vaststelling van het resultaat van examens;

    • n. de kennisgeving van de uitslag;

    • o. de mogelijkheid van herexamens;

    • p. het afnemen van praktijkexamens;

    • q. de termijn waarbinnen examens moeten zijn afgelegd;

    • r. de uitsluiting van examens;

    • s. frequentie van het examen.

Hoofdstuk 3. Luchtverkeersleiders, AFISO's en luchtvaartterreininformatieverstrekkers

Paragraaf 1. Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel 17

Onze Minister kan bewijzen van bevoegdheid afgeven voor:

  • a. luchtverkeersleider;

  • b. luchtverkeersleider in opleiding;

  • c. AFISO;

Artikel 18

  • 1 Onze Minister geeft op het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel a , al dan niet onder beperkingen naar gebied, classificatie, deelfunctie of tijd, één of meer van de volgende bevoegdverklaringen weer:

    • a. plaatselijke luchtverkeersleiding, die de bevoegdheid geeft om luchtverkeersleiding te geven bij een in de bevoegdverklaring aan te duiden plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst;

    • b. naderingsluchtverkeersleiding, die de bevoegdheid geeft om luchtverkeersleiding te geven bij een in de bevoegdverklaring aan te duiden naderingsluchtverkeersleidingsdienst;

    • c. algemene luchtverkeersleiding, die de bevoegdheid geeft om luchtverkeersleiding te geven bij een in de bevoegdverklaring aan te duiden algemene luchtverkeersleidingsdienst;

    • d. radarnaderingsluchtverkeersleiding, die de bevoegdheid geeft om radarluchtverkeersleiding te geven bij een in de bevoegdverklaring aan te duiden naderingsluchtverkeersleidingsdienst;

    • e. algemene radarluchtverkeersleiding, die de bevoegdheid geeft om radarluchtverkeersleiding te geven bij een in de bevoegdverklaring aan te duiden algemene luchtverkeersleidingsdienst.

  • 2 Onze Minister geeft op het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel c, al dan niet onder beperkingen naar deelfunctie, gebied of tijd, de bevoegdverklaring AFIS weer, die de bevoegdheid geeft om AFIS te verstrekken.

Artikel 19

De minimumleeftijd voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid bedraagt voor:

  • a. luchtverkeersleider: 19 jaar;

  • b. luchtverkeersleider in opleiding: 18 jaar;

  • c. AFISO: 18 jaar;

Artikel 20

  • 1 Met inachtneming van artikel 19 wordt het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring op aanvraag verleend aan een ieder die in het bezit is van een geldige medische verklaring en voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring.

Artikel 21

  • 1 Het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel a, b, of c, wordt verlengd, indien de houder op een door Onze Minister goed te keuren wijze heeft aangetoond dat hij zijn kennis, bedrevenheid en ervaring heeft behouden.

Artikel 22

  • 1 De vereisten inzake ervaring voor het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel c, zijn niet van toepassing op personen die:

    • a. maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag in het bezit waren van een geldig bewijs van bevoegdheid als luchtverkeersleider en tewerkgesteld waren bij de LVB-organisatie,

    • b. maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag de functie van luchtverkeersleidingsassistent bij de LVB-organisatie daadwerkelijk uitoefenden, of

    • c. maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag tewerkgesteld waren als luchtverkeersleider bij de krijgsmacht.

Artikel 23

  • 1 Het vereiste inzake het afleggen van een algemeen examen voor het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel a, b, c en d, is niet van toepassing op personen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

    Personen die aanspraak maken op vrijstelling

    Aanvrager voor het algemeen examen voor luchtverkeersleider krijgt vrijstelling behoudens voor de hierna genoemde vakken

    Aanvrager voor het algemeen examen voor AFISO krijgt vrijstelling behoudens voor de hierna genoemde vakken

    Aanvrager voor het algemeen examen voor luchtvaartterreininformatieverstrekker krijgt vrijstelling behoudens voor de hierna genoemde vakken

    Luchtverkeersleiders bij de LVB-organisatie of degenen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag in het bezit waren van een geldig bewijs van bevoegdheid als luchtverkeersleider en tewerkgesteld waren bij de LVB-organisatie.

    n.v.t.

    Vrijstelling

    Vrijstelling

           

    Luchtverkeersleiders die tewerkgesteld zijn bij de krijgsmacht of degenen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag als luchtverkeersleider tewerkgesteld waren bij de krijgsmacht.

    Luchtverkeersleidingsvoorschriften en luchtvaartregelgeving menselijke prestaties en beperkingen operationele procedures voorschriften operationele procedures radiotelefonie

    Communicatievoorschriften AFIS voorschriften, AFIS voorschriften en luchtvaartregelgeving

    Vrijstelling

           

    Luchtverkeersleidingsassistenten bij de LVB-organisatie of degenen die maximaal 24 maanden voor de datum van de aanvraag de functie van luchtverkeersleidingsassistenten bij de LVB-organisatie daadwerkelijk uitoefenden.

    Luchtverkeersleidingsvoorschriften en luchtvaartregelgeving menselijke prestaties en beperkingen Engels mondeling operationele procedures voorschriften operationele procedures radiotelefonie

    Vrijstelling

    Vrijstelling

           

    Houders van een geldig Nederlands bewijs voor de burgerluchtvaart met RT.

    Geen vrijstelling

    Geen vrijstelling

    Vrijstelling

           

    Houders van een geldig algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie of een geldig beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in de Regeling aanvraag en toelating vergunningen op volgorde van binnenkomst of bij wijze van voorrang.

    Geen vrijstelling

    Geen vrijstelling

    bijlage 10, deel 2, hoofdstuk 5 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, luchtvaartgids Nederland meteorologische vluchtinformatieverstrekking Search and Rescue

  • 2 Het vereiste inzake het afleggen van het examen voor een bevoegdverklaring op het bewijs van bevoegdheid, genoemd in artikel 17, onderdeel c, is niet van toepassing op personen die:

    • a. in het bezit zijn van een bewijs van bevoegdheid als luchtverkeersleider met de bevoegdverklaring plaatselijke luchtverkeersleiding en tewerkgesteld zijn bij de LVB-organisatie of degenen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag in het bezit waren van een geldig bewijs van bevoegdheid als luchtverkeersleider met de bevoegdverklaring plaatselijke luchtverkeersleiding en tewerkgesteld waren bij de LVB-organisatie, of

    • b. tewerkgesteld zijn bij het luchtverkeersdienstverleningspersoneel van de krijgsmacht en bevoegdverklaard zijn tot het geven van plaatselijke luchtverkeersleiding of degenen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag tewerkgesteld waren bij het luchtverkeersdienstverleningspersoneel van de krijgsmacht en bevoegdverklaard waren tot het geven van plaatselijke luchtverkeersleiding.

Artikel 24

  • 1 Onze Minister kan een bewijs van bevoegdheid vernieuwen, indien het is verloren of indien het onleesbaar, beschadigd of anderszins onbruikbaar is geworden.

  • 2 Indien een bewijs van bevoegdheid wegens verlies is vernieuwd en het verloren bewijs wordt teruggevonden, zendt de houder het teruggevonden bewijs zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 3 Indien een bewijs van bevoegdheid anders dan wegens verlies is vernieuwd, kan Onze Minister de houder opdragen het oorspronkelijke bewijs binnen een week na de datum van verzending van het nieuwe bewijs aan Onze Minister te zenden.

Paragraaf 2. Het examen

Artikel 25

  • 1 Als bewijs, dat wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot de nodige kennis en bedrevenheid voor een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 17 en 18 dient met goed gevolg een examen te worden afgelegd.

  • 2 Het examen voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, onderdeel a, c of d, wordt onderscheiden in:

    • a. een algemeen examen, en

    • b. een examen voor een bevoegdverklaring.

  • 3 Het examen voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, onderdeel b, bestaat uit een algemeen examen.

  • 4 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de in het eerste lid, tweede en derde lid genoemde examens.

  • 5 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 6 Het examen wordt in de Nederlandse taal afgenomen. In bijzondere gevallen kan de Engelse taal gebezigd worden.

Artikel 26

  • 1 Voor het examen voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, onderdeel a, b en c, wordt het examen afgenomen door een examencommissie op het terrein van de burgerluchtverkeersdienstverlening.

  • 2 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat benoemt in de examencommissie voor burgerluchtverkeersdienstverlening op voordracht van de LVB-organisatie, een voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris, telkens voor de tijd van ten hoogste twee jaar.

  • 3 Onze Minister benoemt een plaatsvervangend voorzitter, telkens voor de tijd van ten hoogste twee jaar.

  • 4 De examencommissie bestaat voorts uit leden die, op voordracht van de voorzitter, in overleg met de plaatsvervangend voorzitter, telkens voor de tijd van ten hoogste twee jaar door Onze Minister worden benoemd.

  • 5 Bij ontstentenis van de voorzitter en diens plaatsvervanger worden hun werkzaamheden verricht door een door Onze Minister aan te wijzen lid, die bij de examencommissie voor burgerluchtverkeersdienstverlening wordt voorgedragen door de LVB-organisatie.

  • 6 Het examen bedoeld in artikel 25 wordt afgenomen door een door de voorzitter aan te wijzen delegatie uit de examencommissie.

  • 7 De voorzitter roept de leden tijdig op.

Artikel 28

  • 1 Onze Minister stelt, de voorzitter van de examencommissie gehoord, een examenreglement op.

  • 2 In dit reglement kunnen ten minste bepalingen worden opgenomen omtrent:

    • a. de organisatie van de examencommissie;

    • b. de toelating tot examens;

    • c. de vereiste opleiding en ervaring;

    • d. het algemeen examen;

    • e. het rooster;

    • f. de duur van examens en de wijze waarop examens worden uitgevoerd;

    • g. de vaststelling van de examenopgaven voor het schriftelijk gedeelte;

    • h. de geheimhouding;

    • i. het toezicht op examens;

    • j. de oproep en aanmelding van de examinandus;

    • k. de examentermijn en het aantal examinatoren;

    • l. de ordemaatregelen tijdens examens;

    • m. de beoordeling van examens;

    • n. de vaststelling van de eindcijfers van examenvakken;

    • o. de vrijstelling van examens, danwel van onderdelen daarvan;

    • p. de kennisgeving van de uitslag;

    • q. de herexamens;

    • r. de termijn waarbinnen examens moeten zijn afgelegd;

    • s. de uitsluiting van examens.

Artikel 29

De examencommissie brengt zo spoedig mogelijk na afloop van het examen schriftelijk rapport uit aan Onze Minister. In dit rapport worden de uitkomsten, bijzonderheden en opmerkingen met betrekking tot het examen vermeld.

Hoofdstuk 4. Medische verklaring

Paragraaf 1. Keuring

Artikel 30

  • 1 Ten behoeve van een door Onze Minister, al dan niet onder beperkingen, af te geven medische verklaring wordt degene, die zulk een verklaring heeft aangevraagd, gekeurd door een geneeskundige of door een geneeskundige instantie.

  • 2 Onze Minister kan in ieder geval regels geven met betrekking tot:

    • a. de aanvraag van de keuring;

    • b. de oproep voor en de aanmelding bij de keuring;

    • c. de ten behoeve van de afgifte van een medische verklaring te verrichten keuring;

    • d. de anamnese;

    • e. de kennisgeving van de uitslag;

    • f. de eisen van medische geschiktheid en de beperkingen waaronder de medische verklaring kan worden afgegeven;

    • g. de eisen waaraan een geneeskundige of een geneeskundige instantie ten behoeve van hun autorisatie moeten voldoen;

    • h. de verplichtingen van de houder van de medische verklaring of van een geneeskundige of een geneeskundige instantie;

Artikel 31

  • 1 De geldigheidsduur van de medische verklaringen voor ATPL, CPL, CFEL, PPL en RPL bedraagt in maanden voor de houder van een bewijs van bevoegdheid of voor de bestuurder als bedoeld in artikel 11, onderdeel i, in dit artikel nader te noemen «bestuurder»:

    a.

       

    klasse 1

    jonger dan 40 jaar

    40 jaar of ouder

    ATPL

    12

    6

    CPL

    12

    6

    CFEL

    12

    6

    bestuurder

    12

    6

    b.

           

    klasse 2

    jonger dan 30 jaar

    30 tot 50 jaar

    50 tot 65 jaar

    65 jaar of ouder

    PPL

    60*

    24

    12

    6

    RPL

    60*

    24

    12

    12

    bestuurder

    60*

    24

    12

    12

    * met dien verstande dat een medische verklaring afgegeven voor het dertigste levensjaar van de houder slechts geldt tot zijn twee en dertigste jaar.

  • 2 Houders van een PPL of een RPL kunnen eveneens gebruik maken van een geldige medische verklaring klasse 1.

  • 3 De geldigheidsduur van de medische verklaring voor luchtverkeersleiders, luchtverkeersleiders in opleiding, AFISO's en luchtvaartterreininformatieverstrekkers bedraagt in maanden ten hoogste:

    a.

         

    klasse 2

    jonger dan 30 jaar

    30 tot 50 jaar

    50 jaar of ouder

    luchtvaartterreininformatieverstrekker

    60*

    24

    12

    * met dien verstande dat een medische verklaring afgegeven voor het dertigste levensjaar van de houder slechts geldt tot zijn twee en dertigste jaar.

    b.

       

    klasse 3

    jonger dan 40 jaar

    40 jaar of ouder

    a. luchtverkeersleider

    24

    12

    b. luchtverkeersleider in opleiding

    24

    12

    c. AFISO

    24

    12

  • 4 Houders van een bewijs van bevoegdheid voor informatieverstrekker kunnen eveneens gebruik maken van een geldige medische verklaring klasse 3.

  • 5 Onze Minister stelt nadere regels voor de verlenging van een medische verklaring.

Paragraaf 2. Herbeoordeling

Artikel 32

  • 1 Ten behoeve van de beslissing op bezwaar tegen een beschikking met betrekking tot een medische verklaring kan Onze Minister advies inwinnen bij een door Onze Minister ingestelde Adviescommissie.

  • 2 Bij elke volgende keuring wordt rekening gehouden met het advies van de Adviescommissie.

Artikel 33

  • 1 De Adviescommissie bestaat uit ten minste vijf leden, waaronder een voorzitter, die door Onze Minister worden benoemd voor een periode van 3 jaar en ontslagen.

  • 2 Van de leden van de Adviescommissie wordt ten minste één lid benoemd uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische verklaringen klasse 1, ten minste één lid uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische verklaringen klasse 2 en ten minste één lid uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische verklaringen klasse 3.

Artikel 34

  • 1 Onze Minister doet een ontvangen bezwaarschrift binnen een week aan de Adviescommissie toekomen.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot door de Adviescommissie in acht te nemen procedures.

Artikel 35

Zolang in een vacature in de Adviescommissie niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de Adviescommissie met de bevoegdheden van de volledige Adviescommissie.

Hoofdstuk 5. Schorsing

Artikel 36

  • 1 Indien een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring is geschorst op één van de in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel a of b van de wet genoemde gronden, kan Onze Minister bepalen dat de houder zich opnieuw aan een door Onze Minister te bepalen examen onderwerpt. Het examen kan beperkt blijven tot één of enkele onderdelen.

  • 2 Indien een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring is geschorst op grond van artikel 2.5, eerste lid, onderdeel c, wordt de schorsing opgeheven bij opnieuw gebleken medische geschiktheid.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37

  • 2 Het Besluit kwalificaties luchtverkeersdienstverlening (Stb. 1993, 728) wordt ingetrokken.

  • 3 Het Opleidingsbesluit Rijksluchtvaartschool wordt ingetrokken.

Artikel 38

  • 1 Met uitzondering van diegene die in aanmerking komt voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 41, eerste lid, wordt aan de houder van een geldig bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring, zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, van dit besluit gestelde eisen, een nieuw bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring afgegeven voor de nog lopende periode van onderscheidenlijk het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring, met dien verstande dat:

    • a. aan een houder van een vliegbewijs B1, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 6, van de R.T.L. een ATPL wordt afgegeven in een overeenkomende categorie luchtvaartuigen;

    • b. aan een houder van een vliegbewijs B2 als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, onder 5, van de R.T.L., een CPL wordt afgegeven in de categorie vliegtuigen met de aantekening, dat de houder bevoegd is tot het optreden als eerste bestuurder tijdens verkeersvluchten op multi-pilot vliegtuigen met een maximum startmassa van niet meer dan 20 000 kg., indien hij in het bezit is van een bijzondere bevoegdverklaring voor een multi-pilot vliegtuigtype;

    • c. aan een houder van een vliegbewijs B2, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 5 van de R.T.L. een CPL wordt afgegeven in de categorie vliegtuigen, indien hij niet in het bezit is van een bijzondere bevoegdverklaring voor een multi-pilot vliegtuigtype;

    • d. aan een houder van een vliegbewijs B3 als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 4, van de R.T.L., een CPL wordt afgegeven in de categorie vliegtuigen met de aantekening, dat de houder bevoegd is tot het optreden als eerste bestuurder tijdens verkeersvluchten op multi-pilot vliegtuigen met een maximum startmassa van niet meer dan 5 700 kg., indien hij in het bezit is van een bijzondere bevoegdverklaring voor een multi-pilot vliegtuigtype met een maximum startmassa van niet meer dan 5 700 kg;

    • e. aan een houder van een vliegbewijs B3, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 4, van de R.T.L. een CPL wordt afgegeven in een overeenkomende categorie luchtvaartuigen;

    • f. aan een houder van een vliegbewijs A, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 3, van de R.T.L. een PPL wordt afgegeven in een overeenkomende categorie luchtvaartuigen;

    • g. aan een houder van een bijzondere bevoegdverklaring VK1A onderscheidenlijk VK2A een bijzondere bevoegdverklaring SE piston (land) onderscheidenlijk ME piston (land) wordt afgegeven, en indien genoemde houder aantoont in een voorafgaande periode van 12 maanden ten minste 10 uur vliegervaring te hebben opgedaan op een vliegtuigtype met een MTOW van maximaal 2000 kg, uitgerust met een turbinemotor, een bijzondere bevoegdverklaring voor dat betreffende vliegtuigtype wordt afgegeven;

    • h. aan een houder van een bevoegdverklaring blindvliegen, als bedoeld in artikel 16, onderdeel a, sub 2, van de R.T.L. of een vliegbewijs B1, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 6, van de R.T.L. in de categorie luchtvaartuigen, afhankelijk van hun vliegtuigbevoegdverklaring een IR-SE of IR-ME, dan wel beide wordt afgegeven in een overeenkomende categorie luchtvaartuigen;

    • i. aan een houder van een beperkt vliegbewijs A, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 2, van de R.T.L., een RPL wordt afgegeven in een overeenkomende categorie luchtvaartuigen met een overeenkomende bijzondere bevoegdverklaring;

    • j. aan een houder van een oefenbewijs, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, sub 1, van de R.T.L., in een van de in artikel 2, tweede lid, genoemde categorieën luchtvaartuigen vrijstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 11, onderdeel h van dit besluit;

    • k. aan een houder van een zeilvliegbrevet II of III, dat door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart is afgegeven een RPL wordt afgegeven in de categorie zweeftoestellen met de bijzondere bevoegdverklaring zeilvliegtuigen;

    • l. aan een houder van een schermvliegbrevet III, dat door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart is afgegeven een RPL wordt afgegeven in de categorie zweeftoestellen, met de bijzondere bevoegdverklaring schermzweven;

    • m. aan een houder van een zweefvliegbewijs, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de R.T.L., wordt afgegeven:

    • n. aan een houder van een zweefvliegbewijs, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de R.T.L., wordt afgegeven:een RPL(G)

    • o. aan een houder van een bewijs van bevoegdheid voor ballonvoerder een RPL(FB) wordt afgegeven in de categorie ballonnen met de overeenkomende bijzondere bevoegdverklaring, waarbij met een geldigheidsduur tot 1 januari 2005 de bevoegdheden van het CPL zijn inbegrepen;

    • p. aan een houder van een RPL(G), bedoeld in artikel 2a, uiterlijk drie maanden na het tijdstip, waarop het RPL(G) wordt vervangen door het RPL, een RPL wordt afgegeven met de bevoegdverklaringen en bevoegdheden, welke overeenkomen met het te vervangen RPL(G);

    • q. aan een houder van een RPL(FB), bedoeld in artikel 2a, uiterlijk drie maanden na het tijdstip, waarop het RPL(FB) wordt vervangen door het RPL, een RPL wordt afgegeven met de bevoegdverklaringen en bevoegdheden, welke overeenkomen met het te vervangen RPL(FB).

  • 2 Aan andere dan de in het eerste lid genoemde houders van een geldig bewijs van bevoegdheid wordt, zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid van dit besluit genoemde eisen, een nieuw bewijs van bevoegdheid verstrekt, dat gelijkwaardig is aan hun huidige bewijs van bevoegdheid;

  • 3 Aan andere dan de in het eerste lid genoemde houders van een geldige algemene bevoegdverklaring wordt, zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, van dit besluit, genoemde eisen, een nieuwe bevoegdverklaring op het document weergegeven dat gelijkwaardig is aan hun huidige bevoegdverklaring;

  • 4 Aan degene die vliegonderricht geeft of heeft gegeven, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel g, h of j, wordt op verzoek een TRI onderscheidenlijk CRI onderscheidenlijk SFI afgegeven, indien hij aantoont voor de inwerkingtreding van dit besluit ten minste 5 uur het bedoelde vliegonderricht te hebben gegeven in de voorafgaande periode van 12 maanden.

  • 5 Aan andere dan de in het eerste lid genoemde houders van een geldige bijzondere bevoegdverklaring wordt, zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, van dit besluit genoemde eisen, een bijzondere bevoegdverklaring als bedoeld in de bijlage bij dit besluit weergegeven op het document.

  • 6 Aan degenen die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit aan kunnen tonen bevoegd te zijn om praktijkexamens af te nemen en te beoordelen wordt, zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, van dit besluit genoemde eisen een autorisatiedocument verstrekt met inbegrip van bevoegdheden gelijkwaardig aan de bevoegdheden die zij op dat moment hebben.

  • 7 Aan een houder van een geldige ontheffing voor het besturen van een ultra licht vliegtuig, die op grond van artikel 8a, derde lid, van de Luchtvaartwet is verstrekt, wordt op verzoek en op afgifte van de ontheffing een RPL afgegeven in de categorie vliegtuigen, met de bijzondere bevoegdverklaring MLA.

  • 8 Aan een houder van een geldige ontheffing voor het geven van vliegonderricht op een ultra licht vliegtuig, die op grond van artikel 8a, derde lid van de Luchtvaartwet is verstrekt, wordt op verzoek en op afgifte van de ontheffing een RFI afgegeven in de categorie vliegtuigen, met de bijzondere bevoegdverklaring MLA.

  • 9 Aan een houder van een geldige ontheffing voor het besturen van een gyrocopter, die op grond van artikel 8a, derde lid, van de Luchtvaartwet is verstrekt, wordt op verzoek en op afgifte van de ontheffing een RPL afgegeven in de categorie helicopters, met de bijzondere bevoegdverklaring gyroplane voor het overeenkomende type gyroplane.

  • 10 Aan een houder van een ontheffing, die op grond van de Regeling havendienstradio is verleend, wordt met ingang van 1 oktober 1999 een bewijs van bevoegdheid verstrekt als bedoeld in artikel 17, onderdeel d.

  • 11 Bewijzen van bevoegdheid die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van artikel 2 van het Besluit kwalificaties luchtverkeersdienstverlening zijn afgegeven, worden aangemerkt als zijnde afgegeven op grond van dit besluit, met dien verstande dat zij hun geldigheid blijven behouden voor de in het bewijs genoemde termijn.

  • 12 Bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen, autorisaties en ontheffingen, die op grond van dit artikel zijn verstrekt danwel afgegeven kunnen, voor zover zij betrekking hebben op danwel samenhangen met het ATPL, CPL of PPL tot uiterlijk acht jaar na inwerkingtreding van het desbetreffende lid of onderdeel van dit artikel worden verlengd zonder dat behoeft te worden voldaan aan de bij of krachtens artikel 41 van dit besluit gestelde eisen, na welk tijdstip zij komen te vervallen.

Artikel 39

  • 1 Aan diegenen die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit in het bezit zijn van een geldig vliegbewijs B1, B2, B3 of boordwerktuigkundige als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de R.T.L. wordt een gelijkwaardige medische verklaring klasse I afgegeven voor de nog lopende periode van het bewijs van bevoegdheid.

  • 2 Aan houders van andere vliegbewijzen dan in het eerste lid genoemde wordt een gelijkwaardige medische verklaring klasse II afgegeven voor de nog lopende periode van het bewijs van bevoegdheid.

  • 3 Aan houders van een medische verklaring weergegeven op een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, onderdeel a of b, wordt een gelijkwaardige medische verklaring klasse III afgegeven voor de nog lopende periode van eerstgenoemde medische verklaring.

  • 4 Na overleg van een geldig medisch keuringsrapport kan Onze Minister een gelijkwaardige medische verklaring van de bijbehorende klasse afgegeven voor de nog lopende periode van de medische verklaring.

  • 5 De geneeskundige instanties en de geneeskundigen die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit op grond van artikel 32, tweede lid, R.T.L. en artsen die op grond van artikel 13, tweede lid van het Besluit kwalificaties luchtverkeersdienstverlening zijn aangewezen tot het verrichten van medische keuringen klasse 1, 2 of 3, blijven tot 1 oktober 2002 bevoegd tot het verrichten van diezelfde of gelijkwaardige keuringen en het opstellen van de hieruit volgende adviesrapportages aan Onze Minister, zonder dat een autorisatie als bedoeld in artikel 2.4, derde lid, onderdeel d, van de wet daartoe is vereist. Zij nemen daarbij de Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor de luchtvaart in acht.

Artikel 40

  • 1 Degene die voor de inwerkingtreding van dit besluit met een opleiding is begonnen ter verkrijging van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 16 van de R.T.L., in de categorie vliegtuigen, is bevoegd deze opleiding binnen de daarvoor geldende termijnen af te ronden met dien verstande dat deze opleiding uiterlijk 1 oktober 2002 is afgerond.

  • 2 Degene, die voor 1 oktober 2001 met een opleiding als bedoeld in artikel 39 van de R.T.L. ter verkrijging van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring op grond van artikel 12, eerste lid, van de R.T.L. ten behoeve van één van de categorieën helikopters, zweeftoestellen of ballonnen dan wel van een bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige is begonnen, is bevoegd deze opleiding binnen de daarvoor geldende termijn af te ronden met dien verstande dat deze opleiding uiterlijk 1 oktober 2004 is afgerond.

  • 3 Diegene die voor de inwerkingtreding van dit besluit een opleiding is aangevangen ten behoeve van het zweefvliegbewijs als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de R.T.L., klasse motorzweefvliegen, wordt een PPL in de categorie vliegtuigen met de bijzondere bevoegdverklaring TMG verstrekt, indien hij deze opleiding binnen de daartoe gestelde termijnen uiterlijk 1 oktober 2002 heeft afgerond.

  • 4 Een op grond van artikel 39 van de R.T.L. afgegeven erkenning van een opleiding ten behoeve van de afgifte van bewijzen van bevoegdheid met betrekking tot de categorie vliegtuigen kan na inwerkingtreding van dit besluit, tot uiterlijk 1 oktober 2002, verlengd worden.

  • 5 Een op grond van artikel 39 van de R.T.L. afgegeven erkenning van een opleiding ten behoeve van de afgifte van bewijzen van bevoegdheid met betrekking tot de categorie helikopters kan na inwerkingtreding van dit besluit, tot uiterlijk 1 oktober 2004, verlengd worden.

  • 6 Degene die in overeenstemming met het eerste, tweede en derde lid, met een opleiding is begonnen, komt tot de in het desbetreffende lid genoemde datum en in overeenstemming met de Vrijstellingsregeling in aanmerking voor vrijstelling van het afleggen van één of meer examens.

Artikel 41

  • 1 Aan degene die op grond van artikel 38 in aanmerking komt voor een ATPL of CPL in de categorie vliegtuigen wordt op verzoek voor de duur van dat bewijs een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid afgegeven op een document als bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 1 075, indien hij aantoonbaar voldoet aan de eisen als bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 1 005 en RT heeft behaald en geldig gehouden.

  • 2 Aan degene die op grond van artikel 38 in aanmerking komt voor een PPL in de categorie vliegtuigen wordt op verzoek voor de duur van dat bewijs een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid afgegeven op een document, als bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 1 075, indien hij aantoonbaar:

    • a. met goed gevolg de bekwaamheidsproef voor de desbetreffende bijzondere bevoegdverklaring heeft afgelegd;

    • b. aan Onze Minister verklaard heeft de relevante bepalingen van JAR-FCL te kennen;

    • c. ten minste 75 uur totale vliegervaring heeft in de desbetreffende bijzondere bevoegdverklaring;

    • d. RT heeft behaald en geldig gehouden.

  • 3 Aan degene die op grond van artikel 38 in aanmerking komt voor een ATPL, CPL of PPL in de categorie helicopters wordt op verzoek voor de duur van dat bewijs een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid afgegeven op een document als bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 2 075, indien hij aantoonbaar voldoet aan de eisen, bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 2 005 en in het bezit is van een geldig RT.

  • 4 Aan degene die op grond van artikel 38 in aanmerking komt voor een CFEL in de categorie vliegtuigen wordt op verzoek, voor de duur van dat bewijs, een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid afgegeven op een document als bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 4 075, indien hij aantoonbaar voldoet aan de eisen, bedoeld in Appendix 1 behorend bij JAR-FCL 4 005 en in het bezit is van een geldig RT.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid is van overeenkomstige toepassing op een algemene bevoegdverklaring, voor zover het verzoek tot afgifte van die bevoegdverklaring tezamen met het verzoek als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid wordt ingediend.

  • 6 Aan degene die op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel m, eerste lid, subonderdeel 3°, in aanmerking komt voor een RPL met een algemene bevoegdverklaring RFI in de categorie vliegtuigen, klasse touring-motorglider, en een PPL voor de categorie vliegtuigen met de bijzondere bevoegdverklaring TMG, wordt de bevoegdverklaring FI afgegeven in een overeenkomende categorie, indien hij aantoonbaar:

    • a. voldoet aan de eisen voorafgaand aan de FI-cursus als bedoeld in JAR-FCL 1 335;

    • b. met goed gevolg de FI-cursus als bedoeld in JAR-FCL 1 340 heeft gevolgd;

    • c. theoretische kennis op CPL-niveau heeft;

    • d. met goed gevolg een praktisch examen als bedoeld in JAR-FCL 1 345 met Appendix 1 bij JAR-FCL 1 330 en 1 345 heeft afgelegd, met dien verstande dat tot 1 juli 2002 in plaats van de gevraagde 150 uur ervaring als gezagvoerder met een PPL voor de categorie vliegtuigen deze uren ook als houder van een zweefvliegbewijs met de bevoegdverklaring motorzweefvliegen worden geaccepteerd.

Artikel 42

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen daarvan, bewijzen van bevoegdheid, algemene of bijzondere bevoegdverklaringen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 43

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting en de bijlagen in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 28 juli 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de negentiende augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage als bedoeld in artikel 38, vijfde lid, van het besluit bewijzen van bevoegdheid

[Treedt in werking op 21-09-2005]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen