1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
AFIS: onderdeel van luchtverkeersdienstverlening dat voorziet in het geven van inlichtingen
die tot doel hebben een veilig en geregeld verloop van het luchtvaartterreinverkeer
op daartoe door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen luchtvaartterreinen
(Aerodrome Flight Information Service);
AML: bewijs van bevoegdheid voor onderhoudstechnicus (Aircraft Maintenance Licence);
ATPL: bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (Airline Transport Pilot Licence);
CFEL: bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige (Cockpit Flight Engineer Licence);
CRI: klassebevoegdverklaring instructeur (Class Rating Instructor);
CPL: bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (Commercial Pilot Licence);
CSR: bevoegdverklaring voor landbouwvliegen (Crop Spraying Rating);
FB: categorie vrije ballonnen (free balloons);
FI: bevoegdverklaring vlieginstructeur (Flight Instructor);
grondverkeer: alle verkeer op een landingsterrein met uitzondering van startend en
landend verkeer;
helikopter: gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
IFR-vlucht: vlucht als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Luchtverkeersreglement;
IR: bevoegdverklaring instrumentvliegen (Instrument Rating);
IRI: instructeur instrumentvliegen (Instrument Rating Instructor);
JAA: Joint Aviation Authorities;
JAA-land: land waarvan de burgerluchtvaartautoriteit de JAA-overeenkomst van 11 september
1990 heeft getekend;
JAR: Joint Aviation Requirements;
JAR-FCL 1: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van vliegtuigen,
opgesteld door de JAA;
JAR-FCL 2: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van helikopters,
opgesteld door de JAA;
JAR-FCL 3: regeling inzake medische eisen voor bemanningen van luchtvaartuigen, opgesteld
door de JAA;
JAR-FCL 4: regeling inzake bewijzen van bevoegdheid voor boordwerktuigkundigen van
vliegtuigen, opgesteld door de JAA;
leerling-luchtverkeersleider: persoon, bevoegd tot het geven van luchtverkeersdienstverlening
onder toezicht van een bevoegde praktijkinstructeur;
LPE: taalvaardigheidsaantekening (language proficiency endorsement);
luchtschip: luchtvaartuig, lichter dan lucht, dat is voorzien van een voortstuwingsinrichting
en een besturingsinrichting;
luchtvaartgrondstation: een radiozend- en ontvangstation op een vaste plaats op de
grond dat werkt in de luchtvaartmobiele of luchtvaartnavigatiefrequentiebanden;
luchtvaartterreininformatie:
-
1. informatie overeenkomend met de betekenis van de in de Regeling seinen opgenomen grondtekens
die op het luchtvaartterrein zijn uitgelegd,
-
2. informatie van windrichting of sterkte, verkregen uit ter beschikking staande middelen,
zoals windmeter en windzak,
-
3. informatie omtrent omstandigheden die het gebruik van het luchtvaartterrein kunnen
beperken,
-
4. informatie over luchtverkeersactiviteiten op en in de nabijheid van het luchtvaartterrein,
-
5. informatie over de te volgen taxiprocedures, of
-
6. informatie over de te gebruiken parkeerplaatsen;
luchtvaartterreininformatieverstrekker: persoon die op grond van dit besluit bevoegd
is luchtvaartterreininformatie te verstrekken;
luchtverkeersleider: persoon, bevoegd tot het geven van luchtverkeersdienstverlening
als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de wet;
ME: meermotorig (Multi Engine);
MCC: vluchtuitvoering door een meerhoofdige bemanning die samenwerkt als team en geleid
wordt door de eerste bestuurder (Multi-Crew Co-operation);
MCCI: Multi-Crew Co-operation Instructor;
MLA: land-, amfibie- of watervliegtuig met niet meer dan twee zitplaatsen, een overtreksnelheid
die niet hoger is dan 35.1 knopen gekalibreerde luchtsnelheid, en een maximum startmassa
van niet meer dan:
300 kg voor een landvliegtuig, eenzitter;
450 kg voor een landvliegtuig, tweezitter;
330 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, eenzitter, of
495 kg voor een amfibie- of watervliegtuig, tweezitter, mits een micro light die als
watervliegtuig en als landvliegtuig gebruikt kan worden binnen beide daarvoor geldende
massalimieten valt (Micro Light Aeroplane)
MOA: erkenning als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part 145 (Maintenance
Organisation Approval);
MOA-F: erkenning als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part M (Maintenance
Organisation Approval-F);
mobiel luchtvaartstation: een radiozend- en ontvangstation op de grond, niet op een
vaste plaats, dat werkt in de luchtvaartmobiele of luchtvaartnavigatiefrequentiebanden;
MPL: meervliegervliegbewijs voor vliegtuigen (Multi-crew Pilot Licence);
multi-pilot: gecertificeerd voor ten minste twee bestuurders;
night qualification: bevoegdverklaring VFR-nachtvliegen;
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Part-M: deel betreffende de blijvende luchtwaardigheid van EASA-luchtvaartuigen (bijlage
1 bij de verordening (EG) nr. 2042/2003);
Part-66: deel betreffende trainings- en exameneisen voor onderhoudspersoneel (bijlage
3 bij de verordening (EG) nr. 2042/2003);
Part-66-AML: bewijs van bevoegdheid krachtens Part-66;
Part-145: Part betreffende erkende onderhoudsbedrijven (bijlage 2 bij de verordening
(EG) nr. 2042/2003);
PPL: bewijs van bevoegdheid voor privévlieger (Private Pilot Licence);
RFI: bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (Recreational Flight Instructor);
RPL: bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence);
RT: bevoegdverklaring radiotelefonie;
R.T.L.: Regeling Toezicht Luchtvaart;
schermvliegtuig: zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen
en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de
bestuurder;
SE: eenmotorig (Single-Engine);
SFI: instructeur STD (Synthetic Flight Instructor);
single-pilot: gecertificeerd voor één bestuurder;
STI: instructeur vluchtnabootser (Synthetic Training Instructor);
TMG: motorzweefvliegtuig met een integraal gemonteerde niet intrekbare motor en een
niet intrekbare propeller, dat in staat is om op eigen kracht op te stijgen en te
klimmen (Touring Motor Glider);
TRI: typebevoegdverklaring instructeur (Type Rating Instructor);
verdrag: Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973. 109);
verordening (EG) nr. 1592/2002: verordening van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke
regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart (PbEG L 240);
verordening (EG) nr. 2042/2003: verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen
en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring
van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315);
VFR-vlucht: vlucht als bedoeld in artikel 1, onderdeel ae van het Luchtverkeersreglement;
vliegtuig: gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat
hoofdzakelijk in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten
op zijn vleugels;
vluchtinformatieverstrekker: persoon, bevoegd tot het geven van advies, inlichtingen
en alarmering aan luchtverkeer of grondverkeer;
vrije ballon: luchtvaartuig, lichter dan lucht, niet voorzien van een voortstuwingsinstallatie
en ingericht en bestemd om ten minste één persoon te vervoeren;
wet: Wet luchtvaart;
zeilvliegtuig: zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en
slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;
zweeftoestel: luchtvaartuig niet zijnde een TMG, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten en waarvan de
vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor;
zweefvliegtuig: zweeftoestel met vaste vleugel.