Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2000.
Geldend van 01-02-2000 t/m 31-01-2007

Besluit van 15 december 1999, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 126g, negende lid, 126h, vierde lid, 126i, vierde lid, 126j, vierde lid, 126o, zesde lid, 126p, vierde lid, 126q, vierde lid, en 126qa, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 september 1999, nr. 777191/99/6;

Gelet op de artikelen 126g, negende lid, 126h, vierde lid, 126i, vierde lid, 126j, vierde lid, 126o, zesde lid, 126p, vierde lid, 126q, vierde lid, en 126qa, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 89 van de Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 november 1999, nr. W03.99.0485/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 9 december 1999, nr. 770088/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 2 Een opsporingsambtenaar als bedoeld in het eerste lid kan als lid worden geplaatst bij een infiltratieteam, indien:

    • a. hij heeft voldaan aan de eindtermen van de door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie aangewezen vervolgopleidingen, en

    • b. Onze Minister onder wiens verantwoordelijkheid hij is aangesteld toestemming heeft gegeven voor de plaatsing.

  • 3 De korpsbeheerder van het beheerskorps en Onze Minister onder wiens verantwoordelijkheid de opsporingsambtenaar is aangesteld maken afspraken omtrent de plaatsing en de uit te voeren werkzaamheden.

Artikel 3

  • 1 Een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, of artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering die geen lid is van een infiltratieteam kan worden belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie of tot stelselmatige inwinning van informatie, indien hij beschikt over de specifieke kennis en vaardigheden, benodigd voor de uitvoering van het bevel.

  • 2 De ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Politiewet, door Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in te stellen eenheid bij het Korps landelijke politiediensten ter ondersteuning van infiltratieteams, beoordeelt of een opsporingsambtenaar als bedoeld in het eerste lid beschikt over de specifieke kennis en vaardigheden, benodigd voor de uitvoering van het bevel, en adviseert de officier van justitie terzake.

  • 3 Indien de opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste lid, wordt belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie, wordt hij, gedurende de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel, begeleid door een begeleider van een infiltratieteam. Hij wordt niet belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie dan na toestemming van Onze Minister onder wiens verantwoordelijkheid hij is aangesteld.

  • 4 Indien de opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste lid, wordt belast met de uitvoering van een bevel tot stelselmatige inwinning van informatie, kan hij, gedurende de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel, worden begeleid door een begeleider van een infiltratieteam. De officier van justitie beslist terzake.

Artikel 4

  • 1 Onze Ministers van Justitie en van Defensie kunnen gezamenlijk besluiten tot het oprichten van een eenheid bij de Koninklijke marechaussee voor de uitvoering van bevelen tot infiltratie.

  • 2 De eenheid van het Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, adviseert Onze Ministers omtrent het besluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De eenheid, bedoeld in het eerste lid, werkt samen met de eenheid van het Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en de infiltratieteams. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, kunnen Onze Ministers van Justitie en van Defensie gezamenlijk hierover voorschriften opnemen. De ingevolge artikel 5, vijfde lid en artikel 12, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie te stellen regels terzake van infiltratieteams zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

  • 1 Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat kan worden belast met de uitvoering van een bevel tot observatie, tot infiltratie, tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie, indien hij

    • a. in die vreemde staat beschikt over de bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten, en

    • b. beschikt over de kennis en vaardigheden, benodigd voor de uitvoering van het bevel.

  • 2 Indien de persoon in de openbare dienst van een vreemde staat wordt belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie, tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie beoordeelt de eenheid van het Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, of voldaan wordt aan het vereiste in het eerste lid, onderdeel b, en adviseert de officier van justitie terzake.

  • 3 Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat wordt niet belast met de uitvoering van een bevel als bedoeld in het eerste lid, indien de officier van justitie tot het oordeel komt dat de ambtsinstructie waaraan die persoon gebonden is, terzake van die uitvoering niet verenigbaar is met het in Nederland geldende recht.

Artikel 6

  • 1 Een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat kan worden belast met de uitvoering van een bevel tot observatie, tot infiltratie, tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie, indien hij zich vooraf heeft verbonden aan de volgende voorwaarden:

    • a. gedurende zijn optreden op Nederlands grondgebied is hij gebonden aan het in Nederland geldende recht;

    • b. hij is verplicht te getuigen, indien hij hiertoe door de Nederlandse autoriteiten wordt opgeroepen;

    • c. gedurende de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel is hij gehouden de aanwijzingen van de Nederlandse opsporingsautoriteiten op te volgen;

    • d. hij doet verslag aan de Nederlandse opsporingsautoriteiten van zijn optreden op Nederlands grondgebied;

    • e. hij is op Nederlands grondgebied niet bevoegd dwangmiddelen of andere bijzondere opsporingsbevoegdheden toe te passen dan genoemd in het bevel.

  • 2 Indien de persoon in de openbare dienst van een vreemde staat wordt belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie, wordt hij, gedurende de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel, begeleid door een begeleider van een infiltratieteam.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 december 1999

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven drieëntwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals