Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

Geraadpleegd op 23-11-2024.
Geldend van 01-04-2006 t/m 14-05-2006

Besluit van 21 december 1999 tot vaststelling van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 23 september 1999, nr. 78770/99/6;

Gelet op de artikelen 37, 39 en 41 van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 30 november 1999, nr. WO3.99.0493/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 16 december 1999, nr. 5000238/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de rechtsbijstand;

  • b. procedure: een zaak die aanhangig is gemaakt bij een bij wet ingesteld tuchtrechtelijk college alsmede een zaak op het terrein van het burgerlijk of bestuursrecht die aanhangig is gemaakt bij:

    • de burgerlijke rechter,

    • de administratieve rechter,

    • het bestuursorgaan dat in administratief beroep oordeelt,

    • het bestuursorgaan dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht oordeelt over een bezwaar,

    • de regionaal directeur voor de arbeidsvoorziening in het kader van het geven van een oordeel over een ontslagvergunning op grond van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945,

    • de huurcommissie die oordeelt in het kader van de Huurprijzenwet woonruimte,

    • de instantie die oordeelt over een geschil dat is onderworpen aan arbitrage of bindend advies,

    • de instantie die oordeelt in een wettelijk geregelde klachtprocedure,

    • de Minister van Justitie in het kader van het inbrengen van een zienswijze tegen het voornemen om een beslissing te nemen met betrekking tot een verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 39 en 41 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • c. advieszaak: een zaak op het terrein van het tuchtrecht of het burgerlijk of bestuursrecht die geen procedure is;

  • d. strafzaak: een strafzaak jegens een verdachte als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering en een andere zaak die in de bijlage als strafrechtelijke zaak is aangemerkt;

  • e. piketzaak: een zaak waarin een rechtsbijstandverlener rechtsbijstand heeft verleend in het kader van een door de raad getroffen regeling voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand in de gevallen, bedoeld in het eerste lid van artikel 23.

Artikel 2

  • 1 Rechtsbijstandverleners ontvangen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit een vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging als bedoeld in artikel 37 van de wet alsmede voor de verlening van rechtsbijstand in een piketzaak.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a. de overeenkomstig dit besluit vastgestelde vergoeding voor het verrichten van juridische werkzaamheden voor de zaak;

    • b. de overeenkomstig dit besluit vastgestelde vergoeding voor bepaalde kosten en het tijdverlet in verband met reizen voor de desbetreffende zaak, en

    • c. de omzetbelasting die is verschuldigd over de vergoedingen, bedoeld onder a en b.

  • 3 Ten behoeve van de berekening van de vergoeding worden de krachtens dit besluit toegekende punten vermenigvuldigd met het basisbedrag, genoemd in het eerste lid van artikel 3.

Artikel 3

  • 1 Het basisbedrag bedraagt € 95,21 [Red: Per 1 juli 2005: € 99,10] .

  • 2 Het basisbedrag en de vergoeding, bedoeld in artikel 27, worden jaarlijks aangepast overeenkomstig het voor dat jaar vastgestelde percentage voor de bijdrage in de kosten van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling aan niet VWS-gebonden gepremieerde en gesubsidieerde sectoren. Het basisbedrag wordt afgerond op eurocenten. Onze Minister maakt de vastgestelde bedragen bekend door publicatie in de Staatscourant.

  • 3 De aanpassing van het basisbedrag en de vergoeding, bedoeld in artikel 27, vindt plaats met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de in het tweede lid bedoelde norm is vastgesteld. Indien de norm wordt vastgesteld op een eerder tijdstip dan de datum waarop zij in werking treedt, worden het basisbedrag en de vergoeding aangepast per laatstbedoelde datum.

  • 4 De vaststelling van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid van artikel 2, vindt plaats met toepassing van het basisbedrag en de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 25 en 27, die golden ten tijde van de afgifte van de toevoeging op grond waarvan de rechtsbijstand is verleend of het tijdstip waarop rechtsbijstand is verleend in een piketzaak.

Artikel 4

  • 1 De rechtsbijstandverlener brengt aan de rechtzoekende de eigen bijdrage die deze overeenkomstig artikel 35 van de wet verschuldigd is, in rekening.

  • 2 De rechtsbijstandverlener mag voorts aan de rechtzoekende geen andere kosten in rekening brengen dan die ter zake van:

    • a. griffierechten;

    • b. getuigen en deskundigen;

    • c. uittreksels uit de openbare registers;

    • d. telegrammen, internationale telex, internationale telefax en internationale telefoongesprekken;

    • e. verschotten van de procureur in het kader van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 10, voorzover die verschotten kunnen worden aangemerkt als kosten in de zin van de onderdelen a tot en met d;

    • f. rolverrichtingen in zaken die door de kantonrechter van de rechtbank worden behandeld.

  • 3 De kosten, bedoeld in het tweede lid, worden steeds aan de rechtzoekende gespecificeerd.

Hoofdstuk II. Vergoedingsnormen

par. 1. zaken op het terrein van het burgerlijk en bestuursrecht en het tuchtrecht

Artikel 5

  • 1 Aan een procedure wordt het aantal punten toegekend dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak is bepaald.

  • 2 Indien de procedure is beëindigd voordat de in artikel 1 bedoelde instantie uitspraak of tussenuitspraak heeft gedaan of een beslissing heeft genomen dan wel voordat de rechtsbijstandverlener een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 heeft bijgewoond, zijn de artikelen 12 en 13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien ten tijde van de beëindiging van de procedure uitsluitend een bestuursrechtelijke uitspraak over de proceskosten is gedaan, zijn de artikelen 12 en 13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het tweede en derde lid, zijn de overige bepalingen van deze paragraaf niet van toepassing met uitzondering van artikel 10.

Artikel 6

In afwijking van het eerste lid van artikel 5, worden aan een procedure die in cassatie is gevoerd vijftien punten toegekend. Artikel 8 is niet van toepassing.

Artikel 7

  • 1 Als zitting wordt voor de toepassing van dit artikel aangemerkt elk optreden van een instantie bij welke de procedure wordt gevoerd die dient ter behandeling van de zaak en waarbij de rechtsbijstandverlener aanwezig kan zijn, met uitzondering van rolzittingen.

  • 2 Indien de rechtsbijstandverlener meer dan één zitting heeft bijgewoond, wordt voor de tweede en elke daaropvolgende bijgewoonde zitting het aantal toe te kennen punten telkens met twee verhoogd.

Artikel 8

In een procedure betreffende echtscheiding als bedoeld in de bijlage, waarin geen tegenspraak is gevoerd, wordt het aantal toe te kennen punten met drie verlaagd.

Artikel 9

Indien in een procedure rechtsbijstand is verleend door achtereenvolgens twee of meer rechtsbijstandverleners die niet werkzaam zijn in hetzelfde samenwerkingsverband, wordt het aantal toe te kennen punten één maal met twee verhoogd.

Artikel 10

In het geval een rechtsbijstandverlener in een procedure, die wordt gevoerd in een ander arrondissement dan het arrondissement der rechtbank, bij welke de rechtsbijstandverlener is ingeschreven, wordt bijgestaan door een wettelijk verplichte procureur wordt het aantal toe te kennen punten met twee verhoogd.

Artikel 11

  • 1 Als samenhangende procedures worden beschouwd zaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn.

  • 2 In samenhangende procedures waarin twee of meer rechtzoekenden een of meer procedures voeren, wordt in afwijking van het eerste lid van artikel 5, aan de procedures gezamenlijk het aantal punten toegekend dat wordt verkregen door het aantal punten dat in de bijlage is bepaald voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak met het hoogste aantal punten te vermenigvuldigen met de navolgende percentages, al naar gelang het aantal toevoegingen: 2–3: 150%; 4–6: 200%; 7–10: 300%; 11–15: 400%;16–21: 500%; elke volgende 10: 100% extra.

  • 3 In samenhangende procedures waarbij één rechtzoekende meer dan één procedure voert, wordt in afwijking van het eerste lid van artikel 5, aan de procedures gezamenlijk het aantal punten toegekend dat wordt verkregen door het aantal punten dat in de bijlage is bepaald voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak met het hoogste aantal punten te verhogen met 50% voor elke procedure, met uitzondering van de eerste.

  • 4 Indien samenhangende procedures gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend op een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 zijn behandeld, wordt deze zitting voor de toekenning van de punten, bedoeld in het tweede lid van artikel 7, aangemerkt als één zitting.

  • 5 Op samenhangende procedures die in cassatie zijn gevoerd zijn het tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de berekening, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt toegepast op vijftien punten.

  • 6 Op een procedure inzake een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1 Aan een advieszaak waarin minder dan zes uur rechtsbijstand wordt verleend, worden vier punten toegekend.

  • 2 Aan een advieszaak waarin zes uur of meer rechtsbijstand wordt verleend, worden acht punten toegekend.

  • 3 Op de advieszaak, bedoeld in het tweede lid, is artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1 Indien in een procedure de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 6 is bepaald, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

  • 2 Indien in een advieszaak de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven de 24 uur, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

  • 3 Indien in samenhangende procedures de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat op grond van het tweede, derde en vijfde lid van artikel 11 wordt toegekend wordt, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend, mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

par. 2. strafzaken

Artikel 14

Aan een strafzaak wordt het aantal punten toegekend dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak is bepaald.

Artikel 15

  • 1 In afwijking van artikel 14 worden aan een strafzaak, die bij de Hoge Raad aanhangig is gemaakt en die in eerste aanleg door de meervoudige kamer is behandeld, tien punten toegekend. Aan andere strafzaken die bij de Hoge Raad aanhangig zijn gemaakt, worden, in afwijking van artikel 14, zes punten toegekend.

  • 2 Onder andere strafzaken als bedoeld in het eerste lid, zijn begrepen de strafzaken waarin in eerste aanleg een beschikking is gegeven, alsmede de strafzaken betreffende herziening.

  • 3 Indien de rechtsbijstandverlener in een strafzaak als bedoeld in het eerste en tweede lid, geen middelen heeft ingediend, wordt het aantal toe te kennen punten met 50% verminderd.

  • 4 Artikel 19 is niet van toepassing op strafzaken als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt aan een strafzaak, die bij de Hoge Raad aanhangig is gemaakt en die in de Nederlandse Antillen of Aruba in eerste aanleg is behandeld door een enkelvoudige kamer tien punten toegekend, indien deze zaak in Nederland in eerste aanleg door de meervoudige kamer zou zijn behandeld.

Artikel 16

Indien in een strafzaak in eerste aanleg of in hoger beroep over de gevangenhouding of gevangenneming van de rechtzoekende is geoordeeld, wordt, in afwijking van artikel 18, het aantal toe te kennen punten met drie verhoogd.

Artikel 17

Indien de rechtsbijstandverlener in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek of een daarmee gelijk gesteld onderzoek bij het verhoor van een getuige of van de verdachte of bij een descente aanwezig is geweest, wordt het aantal toe te kennen punten verhoogd met één punt per gehoorde getuige, verdachte onderscheidenlijk per descente.

Artikel 18

  • 1 Onder zitting wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan elk optreden van de rechter in het kader van het onderzoek ter terechtzitting en elke behandeling in rechte van de hoofdzaak of hoofdvordering alsmede het horen van de verdachte door de officier van justitie, met het oog op het stellen van een of meer voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging, met uitzondering van:

    • a. de zitting waarin tot aanhouding wordt besloten zonder dat de zaak inhoudelijk is behandeld, of

    • b. de zitting waarin uitsluitend de uitspraak in de zaak is gedaan.

  • 2 Indien de rechtsbijstandverlener meer dan één zitting heeft bijgewoond, wordt voor de tweede en elke daaropvolgende bijgewoonde zitting het aantal toe te kennen punten telkens met twee verhoogd.

Artikel 19

Indien een strafzaak vóór het onderzoek ter terechtzitting of voor de behandeling in rechte van de hoofdzaak of hoofdvordering wordt beëindigd, worden in afwijking van artikel 14 vijf punten toegekend, tenzij in de bijlage een lager puntenaantal is bepaald.

Artikel 20

Indien in een strafzaak rechtsbijstand is verleend door achtereenvolgens twee of meer rechtsbijstandverleners die niet werkzaam zijn in hetzelfde samenwerkingsverband, wordt het aantal toe te kennen punten één maal met twee verhoogd.

Artikel 21

  • 1 Als samenhangende strafzaken worden beschouwd zaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 18, zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn.

  • 2 In samenhangende strafzaken waarbij twee of meer rechtzoekenden zijn betrokken bij een of meer zaken, wordt in afwijking van artikel 14, aan de zaken gezamenlijk het aantal punten toegekend dat wordt verkregen door het aantal punten dat in de bijlage is bepaald voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak met het hoogste aantal punten te vermenigvuldigen met de navolgende percentages, al naar gelang het aantal zaken: 2–3: 150%; 4–6: 200%; 7–10: 300%; 11–15: 400%;16–21: 500%; elke volgende 10: 100% extra.

  • 3 In samenhangende strafzaken waarbij één rechtzoekende is betrokken bij meer dan één zaak, wordt in afwijking van artikel 14, aan de zaken gezamenlijk het aantal punten toegekend dat wordt verkregen door het aantal punten dat in de bijlage is bepaald voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak met het hoogste aantal punten te verhogen met 50% voor elke zaak, met uitzondering van de eerste.

  • 4 Indien samenhangende strafzaken gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend op een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 18 zijn behandeld, wordt deze zitting voor de toekenning van de punten, bedoeld in het tweede lid van artikel 18, aangemerkt als één zitting.

  • 5 Op samenhangende strafzaken die bij de Hoge Raad aanhangig zijn gemaakt zijn het tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de berekening, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt uitgegaan van de strafzaak waaraan op grond van artikel 15 het hoogste aantal punten wordt toegekend.

Artikel 22

  • 1 Indien in een strafzaak de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 15 is bepaald, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

  • 2 Indien in een strafzaak die is beëindigd in de situaties, bedoeld in artikel 19, de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand is uitgegaan boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat wordt toegekend op grond van artikel 19, wordt voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand is verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de verrichte werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

  • 3 Indien in samenhangende strafzaken de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat op grond van het tweede, derde en vijfde lid van artikel 21 wordt toegekend wordt, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend, mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.

par. 3. piketzaken

Artikel 23

  • 2 Indien rechtsbijstand wordt verleend aan personen die op grond van artikel 154a of 176a van de Gemeentewet tijdelijk worden opgehouden wordt voor de verlening van rechtsbijstand, met uitzondering van het doen van een verzoek om een voorlopige voorziening, aan alle personen gezamenlijk 1,5 punt toegekend.

  • 3 Indien de rechtsbijstand in een piketzaak is verleend op een zaterdag, zondag, een algemeen erkende feestdag of een bij of krachtens de Algemene termijnenwet met algemeen erkende feestdagen gelijkgestelde dag, wordt aanvullend 0,5 punt toegekend.

Hoofdstuk III. Vergoedingen in verband met reistijdverlet en overige kosten

Artikel 24

  • 1 Voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak wordt, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting, bedoeld in het eerste lid van artikel 7 en het eerste lid van artikel 18, en naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, per volle gereisde 60 kilometer een halve punt toegekend. Onder reizen naar de zitting is mede begrepen het reizen in verband met de behandeling van de gevangenhouding of gevangenneming, bedoeld in artikel 16, alsmede in verband met het verhoor, bedoeld in artikel 17.

  • 2 Voor het tijdverlet in verband met reizen van een rechtsbijstandverlener die met toestemming van een stichting in een onderzoeks- of opvangcentrum of op het kantoor van de stichting aan een vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 rechtsbijstand verleent gedurende een spreekuur is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien naar en in het buitenland wordt gereisd per vliegtuig wordt per volle gereisde 500 kilometer een halve punt toegekend.

  • 4 Het bureau bepaalt de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.

Artikel 25

  • 1 Voor de kosten die worden gemaakt voor reizen naar de zitting, bedoeld in het eerste lid van artikel 7 en het eerste lid van artikel 18, alsmede naar rechtzoekenden wier vrijheid is ontnomen of beperkt, wordt een kilometervergoeding toegekend overeenkomstig de vergoeding die krachtens artikel 8 van het Reisbesluit binnenland wordt verleend. Dezelfde kilometervergoeding wordt toegekend voor de kosten die worden gemaakt voor reizen in verband met de behandeling van de gevangenhouding of gevangenneming, bedoeld in artikel 16, alsmede in verband met het verhoor, bedoeld in artikel 17.

  • 2 Een rechtsbijstandverlener die met toestemming van een stichting in een onderzoeks- of opvangcentrum aan een vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet rechtsbijstand verleent gedurende een spreekuur ontvangt overeenkomstig het eerste lid een vergoeding voor de kosten die worden gemaakt voor reizen naar het onderzoeks- of opvangcentrum.

  • 3 Voor de kosten die in piketzaken worden gemaakt voor reizen naar de rechtzoekende wordt een kilometervergoeding toegekend overeenkomstig de vergoeding die krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland wordt verleend. Indien de rechtzoekende zich ten tijde van de piketmelding buiten het ressort van de rechtsbijstandverlener bevond, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Ten behoeve van de berekening van de kilometervergoeding, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, bepaalt het bureau de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.

Artikel 26

De kosten die de rechtsbijstandverlener heeft moeten maken doordat hij zich bij de verlening van rechtsbijstand in een strafzaak of een piketzaak van een tolk heeft moeten bedienen, worden vergoed tot ten hoogste het bedrag waarop een tolk ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken 2003 aanspraak heeft.

Artikel 27

Voor de administratieve kosten die in het kader van de rechtsbijstandverlening worden gemaakt, wordt per toevoeging een vergoeding van f 60,– [Red: Per 1 juli 2005: € 32,66] toegekend.

Hoofdstuk IV. Toepassing

par. 1. vaststelling van de vergoeding

Artikel 28

  • 1 Na beëindiging van de verlening van de rechtsbijstand dient de rechtsbijstandverlener bij het bureau een aanvraag in tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een procedure of een strafzaak, voegt de rechtsbijstandverlener hierbij de uitspraak of beslissing in de zaak, voorzover deze in schriftelijke vorm beschikbaar is.

Artikel 29

  • 1 Het bureau kan de juistheid of volledigheid van de door de rechtsbijstandverlener verstrekte informatie of overgelegde bescheiden bij de desbetreffende instantie controleren.

  • 2 Het bureau stelt de vergoeding vast op grond van de door de rechtsbijstandverlener verstrekte informatie en met inachtneming van artikel 2.

  • 3 Indien de bij de aanvraag verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, kan het bureau de vergoeding vaststellen met inachtneming van de beschikbare juiste informatie.

  • 4 De vergoeding wordt op nihil gesteld indien bij de vaststelling blijkt dat de zaak onder het bereik van een toevoeging van een andere zaak valt.

Artikel 30

Indien na de vaststelling van de vergoeding feiten of omstandigheden bekend worden waarvan het bureau redelijkerwijs niet bij de vaststelling op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de vergoeding lager zou zijn vastgesteld, dan wel indien de vaststelling onjuist was en de rechtsbijstandverlener dit wist of behoorde te weten, kan het bureau de vaststelling met terugwerkende kracht wijzigen of intrekken, tenzij vijf jaren zijn verstreken sedert de dag van de vaststelling.

Artikel 31

  • 1 In afwijking van het eerste lid van artikel 28 dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de in de artikelen 13 en 22 bedoelde tijdgrens een aanvraag in bij het bureau tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.

  • 2 Het bureau stemt geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.

  • 3 Nadat de tijd waarmee het bureau heeft ingestemd is verstreken, dient de rechtsbijstandverlener een aanvraag in tot vaststelling van de vergoeding voor de desbetreffende werkzaamheden en kan hij daarbij een begroting indienen met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

par. 2. betaling en verrekening

Artikel 32

  • 2 In zaken, waarin krachtens een besluit van het bureau als bedoeld in artikel 33, eerste lid, onder c van de wet de verlening van rechtsbijstand tussentijds is beëindigd, is het voorgaande lid slechts van toepassing voor zover de rechtzoekende het van hem verlangde voorschot, of de verhoging daarvan, heeft voldaan.

  • 4 Onverschuldigd betaalde vergoedingen kunnen worden teruggevorderd of verrekend met nog verschuldigde vergoedingen.

Artikel 33

  • 1 Indien in een zaak achtereenvolgens door twee of meer rechtsbijstandverleners, niet werkzaam in hetzelfde samenwerkingsverband, rechtsbijstand is verleend, wordt de vergoeding betaald aan de rechtsbijstandverlener die het laatst is toegevoegd. De rechtsbijstandverleners verdelen het bedrag in onderling overleg naar verhouding van de verrichte werkzaamheden.

  • 2 Indien bij de verlening van rechtsbijstand als bedoeld in het eerste lid zowel een of meer medewerkers van een stichting als een of meer rechtsbijstandverleners niet zijnde medewerker van een stichting zijn betrokken, stelt het bureau vast welk deel van de vergoeding toekomt aan de laatstgenoemde rechtsbijstandverleners en draagt het zorg voor de betaling daarvan met overeenkomstige toepassing van het eerste en tweede lid.

Artikel 34

  • 2 De stichting informeert het bureau na beëindiging van de rechtsbijstand over de verrichte werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in artikel 28.

  • 3 Het bureau stelt overeenkomstig artikel 38, tweede lid, van de wet vast op grond van de in het tweede lid bedoelde informatie welke eigen bijdrage ten hoogste aan de rechtzoekende in rekening kan worden gebracht, en bericht de stichting hierover.

  • 4 Indien het bureau heeft beslist dat na de verlening van rechtsbijstand door een medewerker van een stichting op grond van een voorwaardelijke toevoeging geen definitieve toevoeging wordt afgegeven, bepaalt het bureau het bedrag dat door de stichting aan de rechtzoekende voor de verleende rechtsbijstand in rekening moet worden gebracht, en bericht het de stichting hierover.

par. 3. bevoorschotting

Artikel 35

  • 1 Het bureau verleent aan de advocaat die door de raad is ingeschreven op grond van artikel 14 van de wet, telkens in de eerste maand van elk kwartaal een voorschot voor de krachtens dit besluit toe te kennen vergoedingen.

  • 2 Per jaar is de hoogte van het kwartaalvoorschot gelijk aan het door Onze Minister vast te stellen normbedrag vermenigvuldigd met een vierde deel van het aantal toevoegingen dat aan de advocaat is afgegeven in de periode van 1 september van het voorlaatste jaar tot 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het kwartaalvoorschot wordt verleend.

  • 3 Indien het normbedrag wijzigt, wijzigt het bureau met ingang van het eerstvolgende kwartaal dienovereenkomstig de verlening van het kwartaalvoorschot.

  • 4 Het voorschot bedraagt ten hoogste een door Onze Minister te bepalen bedrag. Het voorschot wordt op nihil gesteld indien het aantal toevoegingen als bedoeld in het tweede lid blijft beneden een door Onze Minister te bepalen aantal.

  • 5 Indien de hoogte van het kwartaalvoorschot niet overeenkomstig de norm in het tweede lid kan worden berekend kan het bureau gedurende de periode dat voornoemde norm niet kan worden toegepast, telkens een voorschot verlenen dat is gerelateerd aan het aantal toevoegingen dat aan de advocaat is afgegeven in het voorafgaande kwartaal.

  • 6 Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

Artikel 36

  • 1 De raad kan besluiten de hoogte van de voorschotten te verlagen met ten hoogste 10% indien het door Onze Minister voor de raad vastgestelde budget dreigt te worden overschreden.

  • 2 Het bureau kan in uitzonderlijke gevallen besluiten het voorschot te verlagen of niet langer te verlenen.

Artikel 37

Indien de inschrijving van de advocaat door de raad wordt doorgehaald overeenkomstig artikel 17 van de wet, is de advocaat gehouden op vordering van het bureau het verleende voorschot met verrekening van de toegekende vergoedingen onverwijld terug te betalen.

Artikel 38

  • 1 Het bureau kan een vordering jegens een advocaat als bedoeld in artikel 37 overdragen aan een door Onze Minister voor dit doel erkende rechtspersoon indien de advocaat niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.

  • 2 De advocaat die een voorschot ontvangt, is jaarlijks een nader door Onze Minister te bepalen bedrag verschuldigd aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon.

Hoofdstuk V. Afwijkende vergoedingen

Artikel 39

  • 1 In afwijking van de hoofdstukken II en III kan het bureau de vergoeding bepalen met inachtneming van nader vast te stellen kwaliteitscriteria, mits de desbetreffende rechtsbijstandverlener of rechtsbijstandverleners daarmee instemmen.

  • 2 Het bureau kan met instemming van de rechtsbijstandverlener afwijken van het bepaalde in hoofdstuk IV over de wijze van aanvragen en de overige procedureregels inzake de vaststelling van de vergoeding.

  • 3 De raad stelt beleidsregels vast voor de toepassing van het eerste en tweede lid en vermeldt deze beleidsregels in het jaarplan, bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40

  • 1 Gerechtsdeurwaarders aan wie in een zaak waarin op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, het uitbrengen van een exploot of het opmaken van een proces-verbaal is opgedragen, of die bijstand hebben verleend bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak, ontvangen van rijkswege 75% van het bedrag dat zij volgens het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders zouden hebben mogen berekenen, met dien verstande dat de verschotten voor rekening van de opdrachtgever blijven.

  • 2 Gerechtsdeurwaarders die overeenkomstig het eerste lid aan een rechtsbijstandverlener bijstand hebben verleend, zenden met een afschrift van het exploot of de akte, vermeldende dat in de desbetreffende zaak rechtsbijstand is verleend, een aanvraag in voor vergoeding van de verrichte werkzaamheden bij een door Onze Minister aan te wijzen instantie. Deze instantie draagt zorg voor de uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 41

  • 1 De dag- en nieuwsbladen ontvangen van rechtswege een vergoeding voor de door hen geplaatste oproepingen of aankondigingen, bedoeld in artikel 39 van de wet, ten bedrage van het normale in rekening te brengen advertentietarief voorzover niet een afwijkend tarief met die bladen overeen is gekomen.

  • 2 Indien een rechtsbijstandverlener een dag- of nieuwsblad opdracht heeft gegeven tot het krachtens wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel plaatsen van een oproeping of mededeling, zendt hij – onder overlegging van een exemplaar van de editie, waarin de oproeping of aankondiging is opgenomen – de nota in bij een door Onze Minister aan te wijzen instantie. Deze instantie draagt zorg voor de uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 42

[Red: Wijzigt het Besluit regels vergoeding advocaat voor rechtsbijstand ex artikel 817 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.]

Artikel 45

  • 1 Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994 blijft van toepassing op toevoegingen afgegeven vóór het moment van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met uitzondering van de hoofdstukken V en VI, blijft van toepassing op toevoegingen afgegeven vóór 1 januari 1994.

  • 3 Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand in strafzaken, met uitzondering van de hoofdstukken VII en VIII, blijft van toepassing op toevoegingen afgegeven vóór 1 januari 1994.

Artikel 47

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven de achtentwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage

De punten geven het gewicht per rechtsterrein of soort zaak aan:

punten

   

Zaken op het terrein van het burgerlijk recht

 
   

– arbeidsrecht

 
   

– arbeidsrecht algemeen

11

– ontslagvergunning

7

– ontbinding arbeidsovereenkomst

8

   

– personen/familierecht

 
   

– echtscheiding

10

– echtscheiding, gemeenschappelijk verzoek

7

– alimentatie/levensonderhoud

7

– ouderlijke macht/omgangsregeling

7

– boedelscheiding/erfrecht

12

– overige

7

   

– verbintenissenrecht

11

   

– huurrecht

 

– huurrecht algemeen

9

– wet huurprijzen woonruimte

5

– onderhoud door verhuurder

12

   

– goederenrecht

12

   

overige zaken burgerlijk recht

9

   

Bestuursrechtelijke zaken

 
   

– bestuurszaken algemeen

8

– uitkering vervolgingsslachtoffers

11

– vreemdelingenrecht algemeen

8

– asiel

 

– voornemen

7

– beroep

8

– hoger beroep

5

– ambtenarenrecht

10

   

Strafrechtelijke zaken

 
   

– strafrecht verdachten

 

– zaken waarvan de kennisneming in eerste aanleg heeft of zou hebben plaatsgevonden door de kantonrechter

5

– jeugdstrafzaken

6

– rijden onder invloed

5

– zaken betreffende misdrijven waarvan de kennisneming in eerste aanleg heeft of zou hebben plaatsgevonden door de enkelvoudige kamer

6

– zaken betreffende misdrijven waarvan de kennisneming in eerste aanleg heeft of zou hebben plaatsgevonden door de meervoudige kamer

8

   

– strafrecht niet-verdachten

 

– Uitleveringswet

9

– Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots)

8

– Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz)

4

– vreemdelingenbewaring

4

– terbeschikkingstelling (Tbs)

7

– geschillen/klachtzaken gedetineerden

5

– vordering benadeelde partij

5

– beklag niet-vervolging

5

– ontnemingsvordering

3

– tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

3

– overige strafzaken

4