Stb. 2013, 583, datum inwerkingtreding 01-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
Bestaande eigenwoningschuld
1 Onder bestaande eigenwoningschuld van de belastingplichtige wordt verstaan: de eigenwoningschuld,
bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2012, van de belastingplichtige op 31 december 2012.
2 Onder de bestaande eigenwoningschuld, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan
de tot de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2012, behorende schuld die:
-
a. de belastingplichtige, die op 31 december 2012 niet een zodanige eigenwoningschuld
had, in 2012 had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van een eigen
woning, voor zover de belastingplichtige in 2013 weer een zodanige eigenwoningschuld
heeft;
-
b. in 2013 ontstaat ten gevolge van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke,
schriftelijke overeenkomst van de belastingplichtige tot verwerving van een eigen
woning;
-
c. in 2013 ontstaat ten gevolge van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke,
schriftelijke overeenkomst van de belastingplichtige tot het verrichten van onderhoud
aan of tot verbetering van de woning, voor zover het onderhoud of de verbetering in
2013 voltooid is;
-
d. de belastingplichtige, die op 31 december 2012 niet een zodanige eigenwoningschuld
had, op enig moment vóór 31 december 2012 direct voorafgaand aan de vervreemding van
een eigen woning had, indien die vervreemding het gevolg is van verhuur van de voormalige
eigen woning, voor zover de belastingplichtige vóór 1 januari 2021 ter zake van diezelfde
woning weer een zodanige eigenwoningschuld heeft;
-
e. de belastingplichtige na 31 december 2012 heeft in verband met een woning die op 31
december 2012 een woning was als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, tot ten hoogste de omvang van de schuld die op 31 december 2012 in verband met die
woning bestond, of
-
f. de belastingplichtige in 2013, 2014, 2015 of 2016 als starterslening aangaat bij de
Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten.
3 Indien na 31 december 2012 op de bestaande eigenwoningschuld, bedoeld in het eerste
lid, van de belastingplichtige wordt afgelost, wordt het bedrag van die bestaande
eigenwoningschuld verminderd met die aflossing. Onder aflossing wordt voor de toepassing
van dit lid niet verstaan het in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk aflossen
van een tot de bestaande eigenwoningschuld behorende schuld voor zover tot ten hoogste
het afgeloste bedrag uiterlijk in het daaropvolgende kalenderjaar opnieuw een schuld
in verband met een eigen woning bestaat (oversluiten).
4 Indien ten aanzien van de belastingplichtige op enig moment na 31 december 2012 twee
woningen gelijktijdig als eigen woning worden aangemerkt, wordt de schuld in verband
met de tweede eigen woning mede aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld als bedoeld
in het eerste lid, voor zover de schuld ten behoeve van die tweede eigen woning de
bestaande eigenwoningschuld in verband met de eerste eigen woning niet overtreft.
5 Indien ten aanzien van de belastingplichtige op of na 31 december 2012 twee woningen
gelijktijdig als eigen woning worden aangemerkt en vervolgens een van die woningen
niet langer als eigen woning wordt aangemerkt, wordt de bestaande eigenwoningschuld,
bedoeld in het eerste lid, van de belastingplichtige verminderd met de tot de eigenwoningschuld
behorende schuld die de belastingplichtige had in verband met de woning die niet langer
als eigen woning wordt aangemerkt.
6 Voor zover krachtens boedelmenging door voltrekking van een huwelijk, krachtens wijziging
van huwelijkse voorwaarden of krachtens erfrecht een bestaande eigenwoningschuld als
bedoeld in het eerste lid van een van de partners overgaat op de andere partner, is
deze schuld tot uiterlijk het tijdstip waarop de 30-jaarstermijn bij de eerstgenoemde
partner zou verstrijken, bij die andere partner een bestaande eigenwoningschuld. Indien
op een bestaande eigenwoningschuld als bedoeld in het eerste lid is afgelost, en vervolgens
boedelmenging door voltrekking van een huwelijk of wijziging van huwelijkse voorwaarden
heeft plaatsgevonden, wordt, voor zover binnen de termijn, bedoeld in het derde lid,
tweede volzin, bij de partners opnieuw een schuld bestaat in verband met een eigen
woning, deze schuld, in afwijking in zoverre van het derde lid, tot ten hoogste het
afgeloste bedrag naar rato van de gerechtigdheid tot de huwelijksgemeenschap bij hen
aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld. Indien, op een bestaande eigenwoningschuld
als bedoeld in het eerste lid is afgelost, en een van de partners overlijdt, wordt,
voor zover de langstlevende partner binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, tweede
volzin, opnieuw een schuld aangaat in verband met een eigen woning, deze schuld, in
afwijking in zoverre van het derde lid, tot ten hoogste het afgeloste bedrag aangemerkt
als bestaande eigenwoningschuld.
7 Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de artikelen 3.111, 3.119a, tweede lid, en 3.119aa, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
8 Het derde lid, tweede volzin, is niet van toepassing op een starterslening als bedoeld
in het tweede lid, onderdeel f. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat wordt
verstaan onder een starterslening als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f.