Regeling toepassing mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen

Geraadpleegd op 21-11-2024.
Geldend van 31-05-2001 t/m heden

Regeling toepassing mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 33, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 19 mei 1998 (nr. 697452/98);

Besluit:

Artikel 2

  • 2 Indien de toestand van de gedetineerde dit vereist, kunnen meerdere mechanische middelen tegelijkertijd worden toegepast.

Artikel 3

  • 1 De toepassing van mechanische middelen beperkt de gedetineerde niet verder in zijn vrijheid dan voor de afwending van het van de gedetineerde uitgaande ernstig gevaar voor diens gezondheid of veiligheid of die van anderen noodzakelijk is.

  • 2 Bij de keuze voor de toepassing van bepaalde mechanische middelen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de gedetineerde wordt belemmerd in de zelfstandige uitoefening van de lichaamsfuncties eten, drinken, urineren en ontlasten.

Artikel 4

Een mechanisch middel voldoet aan de volgende eisen:

  • a. het middel kan snel en gemakkelijk worden bevestigd;

  • b. het middel heeft geen scherpe, ruwe of puntige onderdelen;

  • c. correcte toepassing van het middel leidt niet tot lichamelijke beschadiging of tot ongemak dat langer duurt dan noodzakelijkerwijs samenhangt met de toepassing van het middel;

  • d. het middel kan eenvoudig gereinigd worden.

Artikel 5

  • 1 De directeur stelt voor de toepassing van mechanische middelen een protocol vast.

  • 2 Het protocol omvat in elk geval:

    • a. welke mechanische middelen in de inrichting aanwezig zijn en op welke wijze zij worden toegepast;

    • b. de voorschriften voor de toepassing van de mechanische middelen;

    • c. de aanwijzing van de ambtenaar of medewerker, bedoeld in artikel 6, belast met de verzorging van en het toezicht op de gedetineerde ten aanzien van wie een mechanisch middel is toegepast;

    • d. de wijze van verslaglegging inzake de toestand van de gedetineerde;

    • e. de wijze waarop de besluitvorming tot stand komt en wordt vastgelegd ten aanzien van de aanvang, de continuering en de beëindiging van de toepassing van de mechanische middelen;

    • f. de wijze waarop betrokken ambtenaren of medewerkers periodiek worden getraind in de toepassing van mechanische middelen;

    • g. de wijze van bekendmaking van het protocol.

Artikel 6

  • 1 De daartoe aangewezen ambtenaar of medewerker stelt zich tenminste eenmaal per uur op de hoogte van de toestand van de gedetineerde en maakt daarvan verslag op.

  • 2 Minimaal een maal per dag stelt de aan de inrichting verbonden arts of diens plaatsvervanger zich op de hoogte van de toestand van de gedetineerde.

  • 3 Indien het verslag van de ambtenaar of medewerker, bedoeld in het eerste lid, of de bevindingen van de arts, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, doch in elk geval twee maal per etmaal, overweegt de directeur na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger, of de toestand van de gedetineerde zodanig is gewijzigd dat kan worden volstaan met de bevestiging van mechanische middelen die de gedetineerde minder vergaand in zijn vrijheid beperken, dan wel dat de bevestiging van mechanische middelen kan worden beëindigd.

Artikel 7

  • 1 De gedetineerde ontvangt regelmatig eten en drinken.

  • 2 De gedetineerde wordt zo mogelijk in de gelegenheid gesteld zelf eten en drinken tot zich te nemen. Indien hij daartoe niet in staat moet worden geacht, is de ambtenaar of medewerker die is belast met de verzorging van de gedetineerde hem hierbij behulpzaam.

  • 3 De gedetineerde wordt in de gelegenheid gesteld zich tenminste een maal per dag, en zoveel vaker als nodig is, te wassen en van schone kleding te voorzien. Indien de gedetineerde door de bevestiging van mechanische middelen niet in staat is om zichzelf te wassen en van schone kleding te voorzien, is de ambtenaar of medewerker die is belast met de verzorging van de gedetineerde hem hierbij behulpzaam.

  • 4 Indien de gedetineerde door de bevestiging van mechanische middelen niet in staat is om op het toilet te urineren of zichzelf te ontlasten, wordt hij voorzien van een urinaal of ondersteek. De ambtenaar of medewerker die belast is met de verzorging van de gedetineerde is hem zonodig behulpzaam bij het gebruik van de urinaal of ondersteek.

Artikel 8

Hoofdstuk II. Plaatsing op het veiligheidsbed van het reglement plaatsing in de isoleercel en plaatsing op het veiligheidsbed van 19 februari 1981 (nr. 927/380) komt te vervallen.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals

Bijlage toegestane mechanische middelen

1. Valhelm of schuimhelm

2. Gecapitonneerde handschoenen

3. Mondafscherming

4. Polsbanden aan riem om middel

5. Enkelbanden met tussenstuk

6. Handboeien van een door de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type

7. Veiligheidsbed