Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000

Geraadpleegd op 23-11-2024.
Geldend van 18-06-2008 t/m 30-09-2009

Besluit van 28 juli 2000, houdende vaststelling van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in hoofdzaak wegens invoering van profielen voor het vwo en havo (tweede profielenbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J.Adelmund, van 14 maart 2000, nr. WJZ/2000/7644 (3714), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 29, 30 en 60 van de Wet op het voortgezet onderwijs, enartikel 7.4.11, derde en vijfde lid, tweede volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Gezien het advies van de Onderwijsraad van 14 december 1999, kenmerk 990679/486;

De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2000, nr. W05.00.0109/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J.Adelmund, van 20 juli 2000, nr. WJZ/2000/19926(3714), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Voorwaarden toelating tot afleggen (deel)staatsexamen

  • 1 Voor toelating tot het afleggen van het staatsexamen is een bedrag van € 567 verschuldigd.

  • 2 Voor toelating tot het afleggen van deelstaatsexamens is € 56 verschuldigd voor een vak ten aanzien waarvan alleen het commissie-examen wordt afgelegd, en € 113 voor een vak ten aanzien waarvan zowel het commissie-examen als het centraal examen wordt afgelegd, met dien verstande dat per kalenderjaar in totaal niet meer is verschuldigd dan € 567.

  • 3 Het verschuldigde bedrag wordt voldaan op de wijze en voor de datum, bepaald door de voorzitter.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op kandidaten die afkomstig zijn van een school voor speciaal voortgezet onderwijs.

  • 5 Zij die aan een staatsexamen of deelstaatsexamen deelnemen, zijn verplicht zich te legitimeren op verzoek van hen die deze examens afnemen of daarop toezicht houden.

Artikel 3. Aanmelding voor toelating tot (deel)staatsexamen

  • 1 Degene die in een bepaald kalenderjaar wenst te worden toegelaten tot een staatsexamen of deelstaatsexamen, meldt zich daartoe voor 1 januari van dat kalenderjaar schriftelijk als kandidaat aan. De Informatie Beheer Groep maakt tijdig bekend bij wie en op welke wijze de kandidaat zich moet aanmelden. De aanmelding wordt schriftelijk bevestigd. Indien de kandidaat minderjarig is, wordt de aanmelding mede-ondertekend door diens wettelijke vertegenwoordigers.

  • 2 De aanmelding kan strekken tot:

    • a. het verkrijgen van toelating tot het afleggen van het examen ten overstaan van de staatsexamencommissie, of

    • b. het overleggen aan de staatsexamencommissie van de in artikel 25, derde lid, bedoelde bewijsstukken ter verkrijging van het staatsexamendiploma, al dan niet in combinatie met het afleggen van het examen in een of meer vakken ten overstaan van de staatsexamencommissie.

  • 3 Uit de aanmelding voor het staatsexamen blijkt tevens of sprake is van een of meer vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in de artikelen 8 en 10.

Artikel 4. Indeling (deel)staatsexamen; tijdvakken; profielwerkstuk en sectorwerkstuk

  • 1 Het staatsexamen en het deelstaatsexamen bestaan voor ieder vak uit een commissie-examen of uit een commissie-examen en een centraal examen.

  • 2 Het commissie-examen omvat mede een profielwerkstuk of een sectorwerkstuk.

  • 3 Het centraal examen kent in elk kalenderjaar een eerste, tweede, derde en vierde tijdvak.

  • 4 Voor de aanvang van het derde tijdvak zendt de Informatie Beheer Groep aan de inspectie een lijst met de kandidaten, de in het eerste of tweede tijdvak door die kandidaten behaalde cijfers, voor zover van toepassing de alsnog behaalde cijfers voor het commissie-examen, en een overzicht van het vak of de vakken waarin elke kandidaat zal worden geëxamineerd.

Artikel 5. Benoeming leden staatsexamencommissie; toegevoegde medewerkers

  • 1 De Informatie Beheer Groep benoemt de voorzitter en, op voordracht van de voorzitter, de overige leden van de staatsexamencommissie.

  • 2 De Informatie Beheer Groep kan aan de staatsexamencommissie medewerkers toevoegen ten behoeve van werkzaamheden ter uitvoering van dit besluit, waaronder een secretaris.

Artikel 6. Onregelmatigheden

  • 1 Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen dan wel ten aanzien van een aanspraak op ontheffing aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de voorzitter maatregelen nemen.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn:

    • a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het commissie-examen of het centraal examen;

    • b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer toetsen van het commissie-examen of het centraal examen van het desbetreffende vak;

    • c. het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het commissie-examen of het centraal examen;

    • d. minder vergaande maatregelen dan die, bedoeld onder a tot en met c.

  • 3 Indien de ontzegging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, betrekking heeft op een kandidaat die in meer dan één vak examen aflegt, kan de ontzegging betrekking hebben op alle toetsen.

  • 4 Indien de onregelmatigheid pas wordt ontdekt na afloop van het examen, kan de voorzitter de kandidaat het diploma, bedoeld in artikel 30, derde lid, of het certificaat, bedoeld in artikel 31, en de cijferlijst onthouden, of kan deze bepalen dat aan de betrokken kandidaat dat diploma of certificaat, en die cijferlijst, slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in de door de voorzitter aan te wijzen onderdelen en op de door deze te bepalen wijze.

  • 5 Het besluit waarbij een in het eerste lid bedoelde maatregel wordt genomen, wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de inspectie en, indien de kandidaat minderjarig is, aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat.

  • 6 De kandidaat kan tegen een beslissing van de voorzitter in beroep gaan bij de door de Informatie Beheer Groep in te stellen commissie van beroep. Van de commissie van beroep maken leden van de staatsexamencommissie geen deel uit. In overeenstemming met artikel 60, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt het beroep binnen drie dagen nadat de beslissing aan de kandidaat is bekendgemaakt, schriftelijk ingesteld bij de commissie van beroep. De commissie beslist binnen twee weken na ontvangst van het beroepschrift, tenzij zij deze termijn gemotiveerd heeft verlengd met ten hoogste twee weken. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat indien deze minderjarig is, aan de inspectie en aan de voorzitter.

  • 7 De kandidaat die onaangekondigd afwezig is bij het centraal examen in een vak, dan wel met aankondiging maar zonder een door de voorzitter aanvaarde reden, afwezig is bij enig onderdeel van het staatsexamen of deelstaatsexamen, is uitgesloten van verdere deelname aan het centraal examen in dat vak alsmede van deelname aan het commissie-examen in het desbetreffende vak.

Hoofdstuk II. Inhoud van het staatsexamen

Artikel 7. Examenprogramma

  • 2 Ten aanzien van het commissie-examen geldt dat:

    • a. keuzen die ingevolge het in het eerste lid bedoelde examenprogramma moeten of kunnen worden gemaakt door de school, worden gemaakt door de staatsexamencommissie, en

    • b. de staatsexamencommissie kan afwijken van voorschriften met betrekking tot het schoolexamen die om praktische redenen in het commissie-examen niet uitvoerbaar zijn, met dien verstande dat het commissie-examen zoveel mogelijk gelijkwaardig blijft aan het schoolexamen.

Artikel 8. Vakken staatsexamens

  • 1 De artikelen 11, 12, 13 en 22 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. voor zover zij betrekking hebben op het eindexamen vwo van opleidingen vavo, het eindexamen havo van opleidingen vavo en het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs theoretische leerweg van opleidingen vavo, zijn van overeenkomstige toepassing op respectievelijk het staatsexamen vwo, het staatsexamen havo en het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs van de theoretische leerweg.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister op advies van de staatsexamencommissie, al dan niet voor een bepaalde groep van kandidaten, beslissen dat geen gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van examen in een vak dat uitsluitend behoort tot het vrije deel van de profielen of tot het vrije deel van de theoretische leerweg. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vakken kunst (drama) en kunst (dans).

Artikel 9. Keuze van staatsexamenvakken

  • 1 De kandidaat kiest, met inachtneming van dit hoofdstuk, in welke vakken hij het staatsexamen of deelstaatsexamen aflegt.

  • 2 De kandidaat kan in meer vakken staatsexamen afleggen dan in de vakken die ten minste nodig zijn om een staatsexamendiploma te verwerven.

Artikel 10. Vrijstellingen van rechtswege

  • 1 Onverminderd vrijstellingen en ontheffingen op grond van de artikelen 11, 12, 13 en 22 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en met inachtneming van de beperking in artikel 25, derde lid, aanhef en onderdeel d, dat van een school voor voortgezet onderwijs slechts één cijferlijst in beschouwing kan worden genomen, is de kandidaat die staatsexamen aflegt,

    • a. vrijgesteld van het examen in een vak in het vwo op grond van een examen vwo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • b. vrijgesteld van het examen in een vak in het havo op grond van een examen vwo of havo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald, en vrijgesteld van het examen in een vak in het mavo op grond van een examen vwo, havo of mavo, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • c. vrijgesteld van het examen in een vak van het vwo, havo of mavo op grond van het overeenkomstige examen, afgelegd in de Nederlandse Antillen of in Aruba, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • d. vrijgesteld van het profielwerkstuk, indien reeds eerder een profielwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een of meer vakken van dezelfde schoolsoort, behorende tot het profiel van de kandidaat en waarvoor een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;

    • e. vrijgesteld van het sectorwerkstuk, indien reeds eerder een sectorwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een thema uit die sector, en dat is beoordeeld als «voldoende« of «goed».

  • 2 Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het eindcijfer of de beoordeling is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid, onder a en b, is de kandidaat vrijgesteld van het onderdeel literatuur van elke moderne taal, indien de kandidaat bij het eerder afgelegde examen, voor literatuur een cijfer 6 of hoger heeft behaald.

  • 4 In aanvulling op het eerste lid, onder a tot en met d, en derde lid, is de daar bedoelde kandidaat eveneens vrijgesteld indien het eindcijfer 5 of 4 is behaald, mits de kandidaat voldoet aan de voorwaarden van artikel 26 om te slagen voor het staatsexamen.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de toepassing van het eerste lid.

Artikel 11. Ontheffingen op verzoek

  • 1 Onverminderd artikel 10 kan de staatsexamencommissie op verzoek van de kandidaat die een diploma wil verwerven, ontheffing verlenen voor een examenvak, indien de kandidaat op grond van eerder gevolgd onderwijs aantoonbaar in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden ter zake van het desbetreffende vak. De ontheffing kan slechts worden verleend op basis van een diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk, al of niet behaald in Nederland, dat door de staatsexamencommissie wordt aanvaard als bewijs van voldoende kennis en vaardigheden. Indien de staatsexamencommissie dit nodig oordeelt, onderzoekt zij of de kandidaat in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden.

  • 2 Het eerste lid is uitsluitend van toepassing indien na het jaar waarin het in dat lid bedoelde diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

  • 3 Tot de in het eerste lid bedoelde diploma's, getuigschriften, certificaten en andere bewijsstukken behoren in elk geval die betreffende het Internationaal Baccalaureaat, het Europees Baccalaureaat en die betreffende het overeenkomstige onderwijs in een lidstaat van de Europese Unie.

  • 4 Indien de staatsexamencommissie de gevraagde ontheffing verleent, verstrekt zij de verzoeker een bewijs van ontheffing, en zendt zij aan de inspectie een afschrift daarvan.

  • 5 Het bewijs van ontheffing vermeldt de gronden van de ontheffing alsmede het tijdstip van het verrichten van de onderwijs- of examenprestatie waarop de ontheffing berust, en gaat in voorkomend geval vergezeld van een verklaring betreffende het in het eerste lid bedoelde onderzoek naar de kennis en vaardigheden van de examenkandidaat, of naar de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken.

  • 6 Onze Minister stelt het model van het bewijs van ontheffing vast.

Artikel 12. Ontheffingsprocedure

Een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 11 wordt schriftelijk ingediend bij de staatsexamencommissie, onder overlegging van een uittreksel uit het geboorte- of persoonsregister en een gewaarmerkte fotokopie van het diploma, getuigschrift, certificaat of ander bewijsstuk waarop het verzoek om ontheffing berust.

Hoofdstuk III. Regeling van het staatsexamen

Afdeling 1. Examenreglement en programma van toetsing en afsluiting

Artikel 13. Examenreglement en programma van toetsing en afsluiting

  • 1 De staatsexamencommissie stelt een examenreglement vast. Het examenreglement bevat in elk geval informatie over de maatregelen, bedoeld in artikel 6, en de toepassing daarvan, regels met betrekking tot de organisatie van het staatsexamen en deelstaatsexamen en de gang van zaken tijdens het staatsexamen en deelstaatsexamen, de herkansingsmogelijkheden van het commissie-examen, alsmede de samenstelling en het adres van de in artikel 6 bedoelde commissie van beroep.

  • 2 De staatsexamencommissie stelt jaarlijks voor 1 december een programma van toetsing en afsluiting vast, dat in elk geval betrekking heeft op de staatsexamens en deelstaatsexamens in het daaropvolgende kalenderjaar. Het programma vermeldt in elk geval:

    • a. welke onderdelen van het examenprogramma in het commissie-examen worden getoetst,

    • b. de inhoud van de verschillende onderdelen van het commissie-examen,

    • c. de wijze en de tijdstippen waarop het commissie-examen plaatsvindt, alsmede de duur van de toetsen,

    • d. regels omtrent verhindering voor het commissie-examen,

    • e. de tijdstippen waarop de toetsen van het commissie-examen aanvangen, de wijze van herkansing van het commissie-examen, alsmede

    • f. de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het commissie-examen voor een kandidaat tot stand komt.

  • 3 De voorzitter zendt het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting voor 1 januari aan de inspectie. Deze documenten worden tegelijk met de bevestiging van de aanmelding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, door de bevestigende instantie aan de kandidaten vertrekt.

Afdeling 2. Commissie-examen

Artikel 14. Examendossier

Het commissie-examen bestaat uit een examendossier. Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het commissie-examen zoals gedocumenteerd in een door de staatsexamencommissie gekozen vorm.

Artikel 15. Beoordeling commissie-examen

  • 1 Het commissie-examen wordt beoordeeld met een cijfer uit de reeks van 1 tot en met 10.

  • 2 Indien in een vak tevens centraal examen wordt afgelegd, worden de in het eerste lid genoemde cijfers gebruikt met de daartussenliggende cijfers met 1 decimaal.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt het sectorwerkstuk beoordeeld met «voldoende» of «goed».

Artikel 16. Twijfel omtrent juistheid beoordeling commissie-examen

Indien bij de staatsexamencommissie, al dan niet naar aanleiding van mededelingen van de kandidaat, twijfel is gerezen over de juistheid van de beoordeling van het commissie-examen in enig vak of onderdeel van een vak, kan de voorzitter die beoordeling ongeldig verklaren en een nieuw examen in dat vak of onderdeel opleggen.

Afdeling 3. Centraal examen

Artikel 17. CEVO

  • 1 De CEVO oefent haar taken eveneens uit ten behoeve van de staatsexamens en deelstaatsexamens, voor zover het betreft het eerste, tweede en derde tijdvak van het centraal examen.

  • 2 Voor het vierde tijdvak van het centraal examen regelt de staatsexamencommissie:

    • a. de wijze waarop het centraal examen wordt afgenomen,

    • b. in voorkomende gevallen het opstellen en vaststellen van opgaven,

    • c. het vaststellen van een examenrooster, en

    • d. de wijze van beoordelen.

Artikel 18. Regels omtrent het centraal examen

  • 2 De voorzitter zorgt ervoor dat de opgaven en correctievoorschriften voor het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets waarbij deze opgaven aan de kandidaten worden voorgelegd.

  • 3 Tijdens een schriftelijke toets van het centraal examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook aangaande de opgaven gedaan, uitgezonderd mededeling van door de CEVO vastgestelde errata.

  • 4 De voorzitter draagt er zorg voor dat het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend. Zij die toezicht hebben gehouden, maken daarvan een proces-verbaal op en leveren dit samen met het gemaakte examenwerk in bij de voorzitter.

  • 5 Een kandidaat die te laat komt voor een schriftelijke toets, mag nog tot uiterlijk een half uur na de aanvang van die toets worden toegelaten.

  • 6 De aan de kandidaten voorgelegde opgaven voor een schriftelijke toets van het centraal examen blijven in het examenlokaal tot het einde van die toets.

  • 7 De kandidaten leveren de opgaven, de door hen gemaakte aantekeningen alsmede andere door hen gemaakte stukken in bij een van degenen die toezicht houden. De voorzitter bepaalt, in welke gevallen kan worden afgeweken van de eerste volzin, alsmede in welke gevallen en op welk tijdstip de opgaven, de aantekeningen en de andere stukken, bedoeld in die volzin, aan de kandidaten worden teruggegeven.

Artikel 19. Correctie centraal examen

  • 1 De voorzitter draagt er zorg voor dat het gemaakte werk door twee door de staatsexamencommissie aan te wijzen correctoren wordt beoordeeld.

  • 3 Indien dit de voorzitter noodzakelijk voorkomt, wordt het oordeel van een derde corrector ingeroepen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De voorzitter stelt op grond van de beoordelingen door de correctoren de eindscore vast.

  • 5 Onze Minister kan bepalen dat in verband met de aard van de opgaven, ter vermijding van overbelasting van de correctoren dan wel ter versnelling van de examenprocedure, wordt afgeweken van het eerste tot en met derde lid, en van artikel 20.

Artikel 20. Vaststelling cijfer centraal examen

De voorzitter stelt op de grondslag van de in artikel 19, vierde lid, bedoelde eindscore het cijfer voor het centraal examen vast. Indien het opgaven betreft die zijn vastgesteld door de CEVO, handelt de voorzitter daarbij in overeenstemming met de in artikel 39, eerste lid, onder g, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. bedoelde regels. Daarbij gebruikt de voorzitter één van de cijfers uit de schaal van cijfers, lopend van 1 tot en met 10, met de tussenliggende cijfers met 1 decimaal.

Artikel 21. Niet op regelmatige wijze afgenomen centraal examen

  • 1 Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.

  • 2 Indien het eerste lid toepassing vindt en het een examen betreft waarvan de opgaven zijn vastgesteld door de CEVO, stelt de CEVO op verzoek van de inspectie, dan wel indien het betreft onregelmatigheden in het derde tijdvak, stelt de staatsexamencommissie, nieuwe opgaven vast en bepaalt de inspectie respectievelijk de staatsexamencommissie op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen. In alle andere gevallen beslist de voorzitter, hoe moet worden gehandeld.

Artikel 22. Onvoorziene omstandigheden centraal examen

  • 1 Indien door onvoorziene omstandigheden van plaatselijke of regionale aard het centraal examen in één of meer vakken niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist de voorzitter hoe alsdan moet worden gehandeld.

  • 2 Indien door onvoorziene omstandigheden van andere aard dan bedoeld in het eerste lid, het centraal examen in één of meer vakken niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist Onze Minister hoe alsdan moet worden gehandeld.

Artikel 23. Verhindering centraal examen; voltooiing in tweede, derde of vierde tijdvak

  • 1 Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter:

    • a. is verhinderd bij één of meer toetsen van het centraal examen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen op ten hoogste twee toetsen te voltooien;

    • b. ook in het tweede tijdvak verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak het centraal examen te voltooien;

    • c. ook in het derde tijdvak verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het derde tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het vierde tijdvak het centraal examen te voltooien.

  • 2 Toepassing van het eerste lid geschiedt onverminderd artikel 6.

Hoofdstuk IV. Uitslag, herkansing en diplomering

Artikel 24. Eindcijfer vakken (deel)staatsexamen

  • 1 Het eindcijfer voor alle vakken van het staatsexamen en deelstaatsexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks van 1 tot en met 10.

  • 2 De voorzitter bepaalt het eindcijfer voor een vak op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het commissie-examen en het cijfer voor het centraal examen. Is dit gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het, indien de cijfers achter de komma 45 of lager zijn, naar beneden afgerond en indien deze 50 of hoger zijn, naar boven afgerond.

  • 3 Indien in een vak alleen een commissie-examen is afgenomen, is het cijfer voor het commissie-examen tevens het eindcijfer.

Artikel 25. Vaststelling uitslag

  • 1 De voorzitter en de secretaris stellen vast of de kandidaat het examen heeft afgelegd in de voor het staatsexamen voorgeschreven vakken.

  • 2 De voorzitter en de secretaris stellen de uitslag van het staatsexamen vast, met inachtneming van de artikelen 24 en 26.

  • 3 De uitslag ter verkrijging van het staatsexamendiploma wordt vastgesteld op grond van de volgende eindcijfers, cijferlijsten of bewijzen van ontheffing, al dan niet in combinatie:

  • 4 Cijferlijsten worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken, indien na het jaar waarin zij zijn vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken. Bewijzen van ontheffing worden uitsluitend bij de vaststelling van de uitslag betrokken indien na het jaar waarin het onderliggende diploma, getuigschrift of ander bewijsstuk is vastgesteld, nog geen 10 jaren zijn verstreken.

  • 5 De uitslag luidt «geslaagd voor het staatsexamen» of «afgewezen voor het staatsexamen».

  • 6 Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen voor het staatsexamen, betrekken de voorzitter en de secretaris een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een staatsexamen te vormen.

Artikel 26. Uitslag

  • 1 De kandidaat die het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs van de theoretische leerweg, genoemd in artikel 10 van de Wet op het voortgezet onderwijs, heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:

    • a. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger,

    • b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, dan wel

    • c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger.

  • 2 De kandidaat die staatsexamen havo of vwo heeft afgelegd, is geslaagd:

    • a. indien hij:

      • 1°. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

      • 2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

      • 3°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, dan wel

      • 4°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, en

    • b. indien geen van de eindcijfers van onderdelen, genoemd in het derde lid, lager is dan 4.

  • 3 Bij de uitslagbepaling volgens het tweede lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor v.w.o. ook algemene natuurwetenschappen. De staatsexamencommissie kan aan die onderdelen toevoegen:

    • a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien de staatsexamencommissie daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het commissie-examen van de desbetreffende taal en literatuur;

    • b. klassieke culturele vorming, met dien verstande dat indien de staatsexamencommissie daartoe niet besluit, klassieke culturele vorming voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het commissie-examen van Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur;

    • c. algemene natuurwetenschappen in het h.a.v.o..

  • 4 In aanvulling op het eerste lid geldt tevens als voorwaarde dat het sectorwerkstuk moet zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed».

  • 5 Het eindcijfer, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 6 De kandidaat die niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste en vierde of het tweede en derde lid, is afgewezen voor het staatsexamen.

  • 7 Zodra de uitslag ingevolge het eerste, vierde en zesde lid of het tweede, derde en zesde lid is vastgesteld, maakt de voorzitter deze samen met de eindcijfers schriftelijk aan de kandidaat bekend. Indien de kandidaat is afgewezen voor het staatsexamen, wordt bij de bekendmaking mededeling gedaan van het in artikel 27 bepaalde. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 27 geen toepassing vindt.

Artikel 27. Herkansing

  • 1 Onverminderd de artikelen 6 en 23 heeft de kandidaat die in enig jaar met toepassing van artikel 26 is afgewezen voor het staatsexamen, recht op herkansing in het derde tijdvak van dat jaar. Indien de kandidaat op grond van artikel 23, eerste lid onderdeel b, in de gelegenheid wordt gesteld in het derde tijdvak het centraal examen te voltooien, wordt het recht op herkansing uitgeoefend in het vierde tijdvak.

  • 2 Herkansing houdt in:

    • a. het recht om voor één door de kandidaat te kiezen vak waarin hij in dat jaar door de staatsexamencommissie is geëxamineerd, opnieuw deel te nemen aan het commissie-examen, in door de staatsexamencommissie vast te stellen onderdelen van het examenprogramma, en

    • b. het recht om voor één door de kandidaat te kiezen vak waarin hij in dat jaar door de staatsexamencommissie is geëxamineerd, opnieuw deel te nemen aan het centraal examen.

  • 3 Voorwaarde voor toepassing van het eerste lid is dat de kandidaat daardoor alsnog kan slagen voor het staatsexamen.

Artikel 28. Rechtsverwerking herkansing

De kandidaat die recht heeft op de in artikel 27 bedoelde herkansing, is alsnog afgewezen indien hij niet binnen acht dagen na de in artikel 26, zevende lid, bedoelde bekendmaking de voorzitter ervan in kennis stelt dat hij zich aan de herkansing wenst te onderwerpen en daarbij schriftelijk opgeeft in welk vak hij opnieuw wil deelnemen aan het commissie-examen en in welk vak hij opnieuw wil deelnemen aan het centraal examen. De voorzitter bevestigt zo spoedig mogelijk aan de kandidaat schriftelijk de ontvangst van deze kennisgeving.

Artikel 29. Cijferbepaling bij herkansing

  • 1 De staatsexamencommissie stelt vast op welke wijze het cijfer van de in artikel 27 bedoelde herkansing voor het commissie-examen wordt bepaald. In haar overwegingen betrekt zij de cijfers voor die toetsen van het eerder afgelegde commissie-examen die betrekking hebben op niet tot de herkansing behorende onderdelen van het examenprogramma.

  • 2 Het hoogste cijfer van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde commissie-examen of centraal examen geldt als definitief cijfer voor het commissie-examen respectievelijk centraal examen.

  • 3 Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 24 tot en met 26 en wordt de uitslag schriftelijk aan de kandidaat bekendgemaakt.

Artikel 30. Diploma en cijferlijst

  • 1 De voorzitter reikt aan elke kandidaat die is afgewezen voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop ten aanzien van de vakken waarin hij in dat jaar door de staatsexamencommissie is geëxamineerd, zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het commissie-examen en het centraal examen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    • c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk,

    • d. de eindcijfers voor de examenvakken, alsmede

    • e. de uitslag van het staatsexamen.

  • 2 De voorzitter reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die is geslaagd voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop ten aanzien van elk examenvak dat bij de bepaling van de uitslag is betrokken, zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het commissie-examen, het centraal examen, en in voorkomend geval het schoolexamen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    • c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk,

    • d. de vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, met voor zover van toepassing de cijfers voor de desbetreffende vakken,

    • e. de eindcijfers voor de examenvakken, alsmede

    • f. de uitslag van het staatsexamen.

  • 3 De voorzitter draagt er zorg voor dat op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het staatsexamen geslaagde kandidaat een diploma wordt uitgereikt waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken.

  • 4 Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste nodig zijn voor het behalen van het staatsexamen, worden de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft.

  • 5 Onze Minister stelt de modellen van de diploma's en cijferlijsten vast.

  • 6 Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het staatsexamen geldt het volgende:

    • a. indien het betreft het staatsexamen v.w.o. of het staatsexamen h.a.v.o.:

      • 1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 2°. de vakken algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma h.a.v.o., worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. of artikel 10 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen h.a.v.o. of v.m.b.o. voor zover het betreft de theoretische leerweg, waarvan deze v.w.o.-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 5°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen h.a.v.o. is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen v.m.b.o., voor zover het betreft de theoretische leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in artikel 14, achtste lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 6°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

    • b. indien het betreft het staatsexamen v.m.b.o. theoretische leerweg:

      • 1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. of artikel 10 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen v.m.b.o. voor zover het betreft de theoretische leerweg, is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen v.m.b.o. voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg of de basisberoepsgerichte leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld artikel 10, negende lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer.

  • 7 De voorzitter en de secretaris tekenen de diploma's en cijferlijsten.

Artikel 31. Certificaat en cijferlijst

  • 1 De voorzitter reikt aan de kandidaat die deelstaatsexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het commissie-examen en het centraal examen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    • c. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, en

    • d. de eindcijfers voor de examenvakken

  • 2 De voorzitter reikt aan de in het eerste lid bedoelde kandidaat, alsmede aan de kandidaat aan wie op grond van de definitieve uitslag niet op grond van artikel 30, derde lid, een diploma kan worden uitgereikt, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en

    • b. het vak of de vakken, het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk of het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met «goed» of «voldoende».

  • 3 Onze Minister stelt het model van het certificaat en de cijferlijst vast.

  • 4 De voorzitter en de secretaris tekenen de certificaten.

Artikel 32. Duplicaten en afgifteverklaringen

  • 1 Duplicaten van afgegeven diploma's, certificaten, bewijzen van ontheffing en cijferlijsten worden niet verstrekt.

  • 2 Een schriftelijke verklaring dat een in het eerste lid bedoeld document is afgegeven, welke verklaring dezelfde waarde heeft als dat document zelf, kan uitsluitend door of vanwege Onze Minister worden verstrekt.

Hoofdstuk V. Afwijkende wijze van examineren; gegevensverstrekking

Artikel 33. Afwijking wijze van examineren

  • 1 De voorzitter kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de voorzitter de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.

  • 2 Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat:

    • a. een deskundigenverklaring voorligt die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,

    • b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met een door de voorzitter noodzakelijk geoordeelde periode, en

    • c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.

  • 3 De staatsexamencommissie kan ten aanzien van een kandidaat die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, afwijken van de bij of krachtens dit besluit vastgestelde voorschriften, indien de kandidaat met inbegrip van het jaar waarin hij staatsexamen of deelstaatsexamen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en niet het Nederlands als moedertaal heeft. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op:

    • a. het vak Nederlandse taal en literatuur;

    • b. enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is.

  • 4 De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat ten aanzien van het centraal examen uitsluitend uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets met een door de voorzitter noodzakelijk geoordeelde periode, en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal.

  • 5 Van elke afwijking op grond van het eerste en derde lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie, in de vorm van een totaaloverzicht van afwijkingen per tijdvak.

Artikel 34. Gegevensverstrekking

  • 1 Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag zendt de voorzitter aan de Informatie Beheer Groep en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat die niet is geslaagd voor het staatsexamen, vermeldt, voor zover van toepassing:

    • a. de vakken waarin examen is afgelegd;

    • b. de cijfers van het commissie-examen;

    • c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;

    • d. de beoordeling van het sectorwerkstuk, alsmede het thema van het sectorwerkstuk;

    • e. de cijfers van het centraal examen;

    • f. de eindcijfers;

    • g. de uitslag van het staatsexamen.

  • 2 Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag zendt de voorzitter aan de Informatie Beheer Groep en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat die is geslaagd voor het staatsexamen, vermeldt, voor zover van toepassing:

    • a. het profiel of de profielen waarop het examen betrekking heeft;

    • b. de vakken die zijn vermeld op de cijferlijst;

    • c. de cijfers van het commissie-examen of in voorkomend geval van het schoolexamen;

    • d. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;

    • e. de beoordeling van het sectorwerkstuk, en het thema van het sectorwerkstuk;

    • f. de cijfers van het centraal examen;

    • g. de eindcijfers;

    • h. de vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, met voor zover van toepassing de cijfers voor de desbetreffende vakken;

    • i. de uitslag van het staatsexamen.

  • 3 Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de eindcijfers van de kandidaten die deelstaatsexamen hebben afgelegd, stuurt de voorzitter aan de Informatie Beheer Groep en aan de inspectie een lijst die voor iedere kandidaat vermeldt, voor zover van toepassing:

    • a. de vakken die zijn vermeld op de cijferlijst;

    • b. de cijfers van het commissie-examen;

    • c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;

    • d. de beoordeling van het sectorwerkstuk, en het thema van het sectorwerkstuk;

    • e. de cijfers van het centraal examen;

    • f. de eindcijfers.

Artikel 35. Bewaren examenwerk

  • 1 Het schriftelijke werk van de kandidaten wordt gedurende ten minste zes maanden na afloop van het examen bewaard op een door de voorzitter te bepalen wijze. Een kandidaat die voor een vak centraal examen aflegt met geheime opgaven kan omtrent zijn werk gedurende genoemde periode van zes maanden inlichtingen inwinnen bij de voorzitter. Elk der overige kandidaten kan gedurende die periode zijn schriftelijk werk inzien.

  • 2 Een door de voorzitter ondertekend exemplaar van de lijst, bedoeld in artikel 34, eerste, tweede en derde lid, en de door de kandidaat overgelegde documenten, worden gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag in het archief van de staatsexamencommissie bewaard.

  • 3 De voorzitter draagt er zorg voor dat een volledig stel van de bij de centrale examens gebruikte opgaven gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard blijft in het archief van de staatsexamencommissie.

Artikel 36. Hardheidsclausule

De voorzitter kan bij of krachtens dit besluit vastgestelde voorschriften buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op de bijzondere functie van het staatsexamen mede voor kandidaten die in bijzondere omstandigheden verkeren, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk VI. Wijziging andere besluiten

Artikel 38. Wijziging Besluit van 15 november 1997 Stb. 588

[Red: Wijzigt het Besluit van 15 november 1997, houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en enkele andere besluiten in verband met invoering van profielen in het voortgezet onderwijs (invoering profielen voortgezet onderwijs; Stb. 588).]

Artikel 40. Overgangsregeling inzet oude bewijsstukken voor verkrijgen vavo-diploma of staatsexamendiploma vwo/havo

Artikel 41. Gefaseerde invoering verhoogde staatsexamentarieven en tarieven extranei-examens VO

  • 1 In afwijking van artikel 2, eerste en tweede lid, van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 bedragen de daar bedoelde tarieven:

    • a. voor het kalenderjaar 2001 f 65 in plaats van f 125 en f 130 in plaats van f 250, met een maximum van f 650 in plaats van f 1250;

    • b. voor het kalenderjaar 2002 € 38 in plaats van € 56 en € 77 in plaats van € 113, met een maximum van € 385 in plaats van f 1250;

    • c. voor het kalenderjaar 2003 € 47 in plaats van € 56 en € 95 in plaats van € 113, met een maximum van € 476 in plaats van f 1250.

Artikel 42. Eerste toepassing Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000

Het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 is voor de eerste maal van toepassing:

  • a. ten aanzien van het kalenderjaar 2001 wat het staatsexamen havo betreft;

  • b. ten aanzien van het kalenderjaar 2002 wat het staatsexamen vwo betreft.

Artikel 43. Intrekking Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978

Het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978 wordt ingetrokken.

Artikel 44. Inwerkingtreding

  • 2 De artikelen 37, 39, 40 wat het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. betreft, en 41, tweede lid, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel 39 terugwerkt tot en met 1 augustus 1998. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die artikelen geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Artikel 45. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 28 juli 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Uitgegeven de twaalfde september 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals