Stcrt. 2007, 73, datum inwerkingtreding 18-04-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
Opschorting en terugvordering van voorschotten
1 Indien het voorlopig verslag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de IOAW, of 54,
tweede lid, van de IOAZ, niet op de in artikel 7b, eerste lid, genoemde datum is ontvangen,
schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar
op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn
is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college
in geval van overmacht uitstel is verleend.
2 Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar
waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten
voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van het lopende vergoedingsjaar,
doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
uitstel heeft verleend.
3 Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in
artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zijn ontvangen binnen twaalf maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben,
worden de maandvoorschotten met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar op
nihil vastgesteld en worden de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd.
4 De betaling van de voorschotten wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand
volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid,
is ontvangen door de minister, of de bijlage en de verklaring, bedoeld in het tweede
lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5 Het tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in
gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie
te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de IOAW, de IOAZ
of het Bbz 2004.