Besluit financiële verhouding 2001

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 13-11-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 12-07-2002

Besluit van 2 februari 2001, houdende regels inzake de financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies en het Rijk en de gemeenten (Besluit financiële verhouding 2001)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Financiën van 23 oktober 2000, nr. FO2000/U89578, directoraat-generaal Openbaar Bestuur/BFO.

Gelet op de artikelen 8, derde lid, en 22 van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 2000, nr. WO4.00.0505/1)

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 januari 2001 (FO2001/U50552), uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Financiële-verhoudingswet;

  • b. het CBS: het Centraal bureau voor de statistiek;

  • c. de uitkeringsfactor: het quotiënt van het voor de algemene uitkeringen beschikbare bedrag en de som van de uitkeringsbases, bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • d. rastervierkanten: vierkanten van 500 bij 500 meter, zoals deze worden gebruikt in het geografisch basisregister van het CBS;

  • e. omgevingsadressendichtheid van een adres: het aantal adressen in de omgeving van het adres, gedeeld door het oppervlak in vierkante kilometers van de omgeving. De omgeving van een adres wordt gevormd door het rastervierkant, waarin het adres is gelegen en de twaalf meest nabij gelegen rastervierkanten.

Hoofdstuk 2. Het provinciefonds en het gemeentefonds

Paragraaf 2.1. Algemene bepalingen inzake de algemene uitkering uit het provinciefonds en het gemeentefonds

Artikel 2

Vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar geven Onze Ministers aan de provinciebesturen en de gemeentebesturen kennis van:

  • a. de verwachte bedragen per eenheid over het uitkeringsjaar;

  • b. de verwachte uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar;

  • c. de verwachte ontwikkeling van de uitkeringsfactor over de vier jaren na het uitkeringsjaar.

Artikel 3

  • 1 Bij de verdeling van het voor de algemene uitkeringen aan de provincies beschikbare bedrag worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die zijn omschreven in bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2 Bij de verdeling van het voor de algemene uitkeringen aan de gemeenten beschikbare bedrag worden de verdeelmaatstaven gehanteerd die zijn omschreven in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 3 Bij de vaststelling van de algemene uitkering aan een provincie of gemeente stellen Onze Ministers zo nodig het aantal eenheden per verdeelmaatstaf vast. Voor zover in bijlage 1 en bijlage 2 bij een verdeelmaatstaf een bron is vermeld, kunnen Onze Ministers het aantal eenheden ontlenen aan een opgave van het vermelde orgaan of de vermelde instantie.

  • 4 De vaststelling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor een provincie of gemeente geschiedt naar de toestand op 1 januari van het uitkeringsjaar waarover het aantal wordt vastgesteld, tenzij in bijlage 1 of bijlage 2 een peildatum of andere tijdsaanduiding bij een verdeelmaatstaf is vermeld. In dat geval geschiedt de vaststelling naar de toestand op de aangegeven datum of de gegeven tijdsaanduiding.

  • 5 Indien op grond van het vierde lid een peildatum of tijdsaanduiding moet worden gehanteerd die ligt vóór de datum van herindeling van de provincie of gemeente, stellen Onze Ministers het aantal eenheden vast op basis van een redelijke schatting van de toestand zoals die op het aangegeven tijdstip zou zijn geweest als de herindeling op dat tijdstip reeds was ingegaan.

Artikel 4

Onze Ministers kunnen nadere regels stellen omtrent de uitwerking van de in bijlage 1 en bijlage 2 en in de paragrafen 2.2 en 2.3 van dit besluit gehanteerde begrippen en omtrent de telling van het aantal eenheden per verdeelmaatstaf voor zover dit noodzakelijk is om de verdeelmaatstaven te kunnen toepassen.

Paragraaf 2.2. Bijzondere bepalingen in verband met enkele verdeelmaatstaven voor het provinciefonds

Artikel 5

Bij de bepaling van het totaal van de in een kalenderjaar ontvangen hoofdsommen van de motorrijtuigenbelasting, als bedoeld in de verdeelmaatstaf vermeld onder nummer 1 van bijlage 1, wordt het tarief van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 gehanteerd, zoals dat gold op 1 april 1995. De verhoging van de belasting, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van die wet en de vermindering van de belasting, bedoeld in de artikelen 28 en 68 van die wet, blijven buiten beschouwing.

Artikel 6

  • 1 Onze Ministers stellen het aantal kilometers gewogen weglengte, bedoeld in de verdeelmaatstaf vermeld onder nummer 7 van bijlage 1, van de wegen in beheer bij de provincie vast, door het aantal kilometers weglengte van de wegen die in beheer zijn bij de provincie te vermenigvuldigen met een wegingsfactor die een maat is voor de kosten per kilometer van het onderhoud van de wegen in de provincie, in verhouding met die kosten in alle provincies.

    2. Op de voorbereiding van dit besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Paragraaf 2.3. Bijzondere bepalingen in verband met enkele verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds

Artikel 7

Het gemeentebestuur verstrekt jaarlijks aan het CBS gegevens omtrent de in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken bedoelde waarden in de gemeente. Bij regeling van Onze Ministers worden nadere regels gesteld omtrent de te verstrekken gegevens alsmede de wijze en het moment van verstrekking.

Artikel 8

Een woonkern bestaat uit een verzameling rastervierkanten die ieder 25 adressen of meer omvatten, en een aaneengesloten gebied binnen een gemeente vormen. Indien de verzameling meer dan één rastervierkant bevat zijn de rastervierkanten tenminste met één zijde aan elkaar gesloten.

Artikel 9

  • 1 Het gecorrigeerde aantal inwoners van een woonkern wordt toegedeeld aan die woonkern zelf en aan de woonkernen in de lokale omgeving van die woonkern. De aan een woonkern toegedeelde inwoners worden aangeduid als potentiële lokale klanten van de woonkern.

  • 2 De woonkernen in de lokale omgeving van een woonkern zijn de woonkernen die liggen binnen een afstand van 20 kilometer tot de woonkern.

  • 3 Het gecorrigeerde aantal inwoners van een woonkern bestaat uit het aantal inwoners van de woonkern, vermeerderd met een aandeel van de in de gemeente waarbinnen de woonkern is gelegen, niet in enige woonkern wonende inwoners. Het aandeel is gelijk aan het aandeel van de inwoners van de woonkern in het totaal aantal in een woonkern binnen de gemeente wonende inwoners.

  • 4 De toedeling aan de woonkernen geschiedt evenredig aan het gecorrigeerde aantal inwoners van die woonkernen en omgekeerd evenredig aan het kwadraat van de afstand tot die woonkernen. Daarbij wordt de afstand van de woonkern tot zichzelf op 1 kilometer vastgesteld.

Artikel 10

  • 1 Het gecorrigeerde aantal inwoners van een woonkern wordt toegedeeld aan die woonkern zelf en aan de woonkernen in de regionale omgeving van die woonkern. De aan een kern toegedeelde inwoners worden aangeduid als potentiële regionale klanten van de kern.

  • 2 Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a. de woonkernen in de regionale omgeving van een woonkern, de woonkernen zijn die liggen binnen een afstand van 60 kilometer tot de woonkern;

    • b. de toedeling aan de woonkernen evenredig geschiedt aan het kwadraat van het gecorrigeerde aantal inwoners van die woonkernen en omgekeerd evenredig aan het kwadraat van de afstand tot die woonkernen.

Artikel 11

  • 1 Onder slechte grond wordt verstaan: een minimaal 5 meter dik aaneengesloten pakket holocene klei- en/of veenlagen dat zich binnen 8 meter onder het maaiveld bevindt. Binnen deze definitie worden onderscheiden:

    • a. kleigebied: de cumulatieve veendikte bedraagt in dit gebied maximaal 50 cm;

    • b. klei/veengebied: de cumulatieve veendikte bedraagt tussen de 50 en 400 cm;

    • c. veengebied: de cumulatieve veendikte bedraagt minimaal 400 cm.

  • 2 Onder goede grond wordt verstaan grond die niet aan de omschrijvingen onder a, b en c in het eerste lid van dit artikel voldoet.

  • 3 Onze Ministers dragen zorg voor een kaart, waarop de ligging van slechte grond in Nederland is aangegeven.

  • 4 Onze Ministers leggen de kaart ter inzage.

Artikel 12

  • 1 Het percentage slechte grond van een gemeente is het ongewogen percentage in het totale oppervlak van land en binnenwater binnen de gemeente dat wordt ingenomen door slechte grond, voorzover deze is gelegen onder land en onder binnenwater binnen een zone van honderd meter vanaf de oever. Dit percentage wordt verminderd met 25 procentpunt. Een negatieve uitkomst wordt op nul gesteld.

  • 2 De bodemfactor van een gemeente of van een deelgebied binnen een gemeente is het gewogen gemiddelde aandeel van de verschillende grondsoorten in het totale oppervlak van land en binnenwater binnen deze gemeente of dat deelgebied. De wegingsfactoren voor de verschillende grondsoorten zijn:

    • a. goede grond en water 1,00

    • b. kleigebied: 1,30

    • c. kleiveengebied: 1,45

    • d. veengebied: 1,60

  • 3 De totale oppervlakken land en binnenwater in het eerste en tweede lid hebben betrekking op land en binnenwater als bedoeld in de verdeelmaatstaven, vermeld onder de nummers 16 en 19 van bijlage 2.

Artikel 13

Onder oppervlakte bebouwing wordt verstaan de geïndexeerde oppervlakte in hectaren van de categorieën gebouwen, bebouwd gebied en hoogbouw.

Artikel 14

  • 1 Bewoonde oorden zijn die oorden, die in de in 1930 gehouden volkstelling zijn geregistreerd als een bewoond oord met 500 of meer woningen.

  • 2 Het historisch aantal woningen in een bewoond oord is het aantal woningen dat het oord omvatte overeenkomstig de gegevens van de in het eerste lid bedoelde volkstelling.

Artikel 15

De lengte van de historische waterwegen in en rondom een historische kern wordt bepaald door het aantal meters historische waterweg in de kern te vermenigvuldigen met twee en dit produkt te vermeerderen met het aantal meters historische waterweg rondom de kern.

Artikel 16

  • 1 Onze Ministers dragen zorg voor een kaart, waarop de ligging in de gemeenten is bepaald van:

    • a. de in bijlage 3 aangeduide historische kernen;

    • b. de in artikel 14 bedoelde bewoonde oorden en historische aantallen woningen in die oorden.

  • 2 Onze Ministers leggen de kaart ter inzage.

Artikel 17

  • 1 Onze Ministers stellen de omvang van een historische kern of van de waterwegen in en rondom een historische kern vast overeenkomstig de waarden zoals die bij de inwerkingtreding van dit besluit golden.

  • 2 Onze Ministers wijzigen de vastgestelde omvang van een historische kern of de vastgestelde lengte van de waterwegen in of rondom een historische kern slechts indien zij dit nodig achten in verband met een aanmerkelijk verschil tussen de vastgestelde en de werkelijke waarden.

Artikel 18

De dichtheidsfactor bestaat uit het quotiënt van het inwonertal, bedoeld in bijlage 2, onder nummer 2, en de som van de oppervlakken land en binnenwater, bedoeld in bijlage 2, onder de nummers 16 en 19.

Paragraaf 2.4. De aanvullende uitkering

Artikel 19

  • 1 Het gemeentebestuur doet een aanvraag voor een aanvullende uitkering voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor zij wordt aangevraagd.

  • 2 De aanvraag bevat de vastgestelde begroting voor het jaar waarvoor de aanvullende uitkering wordt aangevraagd.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend bij Onze Ministers en gelijktijdig in afschrift gezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 20

Gedeputeerde staten brengen voor 15 februari van het jaar waarvoor de aanvullende uitkering is aangevraagd dan wel verleend, aan Onze Ministers verslag uit over de financiële positie van de gemeente.

Artikel 21

Onze Ministers kunnen bepalen dat de artikelen 19 en 20 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven in verband met een besluit tot vaststelling van de aanvullende uitkering voor meer dan een jaar.

Artikel 22

Onze Ministers besluiten omtrent de aanvraag vóór 1 juni van het jaar, volgend op het jaar waarvoor de aanvullende uitkering wordt aangevraagd.

Artikel 23

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een aanmerkelijk en structureel tekort als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet is een tekort dat groter of gelijk is aan 2% van de som van:

    • a. de belastingcapaciteit van de gemeente met betrekking tot de onroerende zaakbelastingen;

    • b. de algemene uitkering aan de gemeente;

    • c. de bedragen, bedoeld in artikel 6 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, waar de gemeente recht op heeft; terwijl in het eerste jaar van aanvraag aannemelijk is dat het tekort zich over het begrotingsjaar en de gehele periode van de meerjarenraming voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren uitstrekt.

  • 2 De belastingcapaciteit wordt bepaald door het totaal van de vastgestelde waarden bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, in de gemeente, in miljoenen guldens, te vermenigvuldigen met de absolute waarde van het bedrag per eenheid behorende bij de maatstaf die in bijlage 2, onder nummer 1, is vermeld.

  • 3 Bij de bepaling van de in het tweede lid bedoelde waarden worden niet meegerekend de waarden die op grond van artikel 220d van de Gemeentewet buiten aanmerking worden gelaten, alsmede de waarden van onroerende zaken ten aanzien waarvan op grond van artikel 243 van de Gemeentewet vrijstelling is verleend.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 571, datum inwerkingtreding 04-12-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

1 Een aanmerkelijk en structureel tekort als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet is een tekort dat groter of gelijk is aan 2% van de som van:

  • a. de belastingcapaciteit van de gemeente met betrekking tot de onroerende zaakbelastingen;

  • b. de algemene uitkering aan de gemeente;

  • c. de bedragen, bedoeld in artikel 6 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, waar de gemeente recht op heeft; terwijl in het eerste jaar van aanvraag aannemelijk is dat het tekort zich over het begrotingsjaar en de gehele periode van de meerjarenraming voor de drie op het begrotingsjaar volgende jaren uitstrekt.

2 De belastingcapaciteit wordt bepaald door het totaal van de vastgestelde waarden bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, in de gemeente, neerwaarts afgerond op een veelvoud van 453 780 euro, te vermenigvuldigen met de absolute waarde van het bedrag per eenheid behorende bij de maatstaf die in bijlage 2, onder nummer 1, is vermeld.

3 Bij de bepaling van de in het tweede lid bedoelde waarden worden niet meegerekend de waarden die op grond van artikel 220d van de Gemeentewet buiten aanmerking worden gelaten, alsmede de waarden van onroerende zaken ten aanzien waarvan op grond van artikel 243 van de Gemeentewet vrijstelling is verleend.

Artikel 24

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Van een redelijk peil van eigen inkomsten van een gemeente, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet is sprake indien:

    • a. een door Onze Ministers bij ministeriële regeling vast te stellen tarief per f 5000,– waarde van de onroerende zaken wordt geheven;

    • b. de door de gemeente gemaakte lasten inzake huisvuil en bedrijfsvuil volledig worden doorberekend in de reinigingsheffingen;

    • c. de door de gemeente gemaakte lasten inzake de riolering volledig worden doorberekend in de rioolrechten.

  • 2 Van een redelijk peil van eigen inkomsten is eveneens sprake indien een tekort op de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde onderdelen wordt gecompenseerd door een opbrengst op de onroerende-zaakbelastingen die uitstijgt boven de opbrengst overeenkomstig het in het eerste lid, onder a, bedoelde.

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 571, datum inwerkingtreding 04-12-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

1 Van een redelijk peil van eigen inkomsten van een gemeente, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet is sprake indien:

  • a. een door Onze Ministers bij ministeriële regeling vast te stellen tarief per 2268 euro waarde van de onroerende zaken wordt geheven;

  • b. de door de gemeente gemaakte lasten inzake huisvuil en bedrijfsvuil volledig worden doorberekend in de reinigingsheffingen;

  • c. de door de gemeente gemaakte lasten inzake de riolering volledig worden doorberekend in de rioolrechten.

2 Van een redelijk peil van eigen inkomsten is eveneens sprake indien een tekort op de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde onderdelen wordt gecompenseerd door een opbrengst op de onroerende-zaakbelastingen die uitstijgt boven de opbrengst overeenkomstig het in het eerste lid, onder a, bedoelde.

Artikel 25

Onze Ministers kunnen nadere regels stellen omtrent:

  • a. het verslag van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 20;

  • b. de procedure in verband met de voorbereiding van het besluit omtrent het verlenen van de aanvullende uitkering;

  • c. de uitwerking van de in paragraaf 2.4. van dit besluit gehanteerde begrippen.

Paragraaf 2.5. De betalingen

Artikel 26

  • 1 Onze Ministers doen de betalingen in verband met de uitkeringen, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de wet, over het lopende uitkeringsjaar, zoveel mogelijk in gelijke wekelijkse delen gedurende de eerste vijftig volle weken van het jaar.

Hoofdstuk 3. Specifieke uitkeringen

Artikel 27

  • 2 In de regeling van een specifieke uitkering kan van het eerste lid worden afgeweken. Afwijkingen worden in de toelichting bij de regeling gemotiveerd.

Artikel 28

Vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar geven Onze Ministers wie het aangaat aan de provinciebesturen en de gemeentebesturen kennis van:

  • a. de verwachte specifieke uitkeringen voor het uitkeringsjaar;

  • b. de verwachte wijzigingen in de specifieke uitkeringen voor de vier jaren na het uitkeringsjaar.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29

  • 1 De algemene uitkering over de jaren 2001 tot en met 2004, zoals deze voor iedere gemeente wordt berekend overeenkomstig dit besluit, wordt vermeerderd of verminderd met een bedrag overeenkomstig de tabel die als bijlage 4 bij dit besluit is gevoegd. Deze vermeerdering of vermindering komt ten laste van of ten goede aan het gemeentefonds.

Artikel 30

[Red: Wijzigt het Besluit integratie-uitkering WUW-middelen Gemeentefonds.]

Artikel 31

  • 1 Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven en vaststelling kilometers gewogen weglengte provinciefonds op artikel 22 van de wet en artikel 4 van dit besluit.

  • 2 Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven gemeentefonds op artikel 22 van de wet en artikel 4 van dit besluit.

  • 3 Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling belastingcapaciteit op de artikelen 4 en 7 van dit besluit.

Artikel 33

[Red: Wijzigt het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg.]

Artikel 38

  • 1 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 3 De verdeelmaatstaven die zijn vermeld in bijlage 2 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, en in de bijlagen bij het Besluit van 14 mei 1998 houdende toevoeging van de categorie vluchtelingen aan de verdeelmaatstaf minderheden en enkele andere aanpassingen van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds, het Wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven gemeentefonds 1999 en het Wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven gemeentefonds 2000, worden met ingang van de uitkering uit het gemeentefonds voor het jaar 2001 vervangen door de verdeelmaatstaven die zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 februari 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de tweeëntwintigste februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage 1. De verdeelmaatstaven voor het provinciefonds (bijlage bij artikel 3, eerste lid)

nummer en korte omschrijving

Definitie verdeelmaatstaf

Bron

Peildatum of tijdsaanduiding (indien deze anders luidt dan 1 januari van het uitkeringsjaar)

1. Maatstaf opcenten motorrijtuigenbelasting

Het voor het kalenderjaar bepaalde totaal van de hoofdsommen van de motorrijtuigenbelasting, van de in de provincie wonende of gevestigde houders van een personenauto of motorrijwiel gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Het totaal wordt bepaald door aan de hand van het totaal van de in het kalenderjaar ontvangen provinciale opcenten te berekenen hoeveel hoofdsommen zouden zijn ontvangen, indien het in artikel 5 bedoelde tarief wordt gehanteerd.

Onze Minister van Financiën

31 december van het jaar, twee jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

2a en b. Maatstaf inwoners provincie

Het aantal inwoners van de provincie. Daarbij vindt een verdeling plaats in twee maatstaven, overeenkomstig de volgende groepsindeling: a. het aantal inwoners; b. het aantal inwoners boven de 640 000 inwoners. Bij de toepassing van maatstaf 2b wordt een aantal kleiner dan 640 000 op dat aantal vastgesteld.

CBS

 

3. Maatstaf inwoners stedelijk gebied en landelijk gebied

Het aantal inwoners van binnen de provincie gelegen rastervierkanten. Daarbij vindt een verdeling plaats in twee maatstaven, overeenkomstig de volgende groepsindeling: a. het aantal inwoners van rastervierkanten met een omgevingsadressendichtheid die groter is dan of gelijk is aan 1500 adressen per vierkante kilometer; b. het aantal inwoners van rastervierkanten met een omgevingsadressendichtheid die kleiner is dan of gelijk is aan 1000 adressen per vierkante kilometer. Bij de toepassing van maatstaf 3b geldt een maximum-aantal van 607 000 inwoners.

CBS

 

4. Maatstaf oppervlak land

Het aantal hectaren land in de provincie.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

5. Maatstaf oppervlak water

Het aantal hectaren water in de provincie.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

6. Maatstaf oppervlak agrarisch- en natuurterrein

Het totaal van de volgende aantallen: 1. het aantal hectaren land in de provincie, in gebruik ten behoeve van de land-, bos- en tuinbouw; 2. het aantal hectaren natuurterrein in de provincie.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

7. Maatstaf gewogen weglengte

Het aantal kilometers gewogen weglengte, van de wegen in beheer bij de provincie.

Regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven en vaststeling kilometers gewogen weglengte provinciefonds art. 5

1 januari 1993

8. Maatstaf capaciteit warmte-kracht-koppeling

De capaciteit van warmte-krachtkoppelingsinstallaties in alle bedrijfssectoren, uitgezonderd de bedrijven voor openbare electriciteitsproduktie, in het aantal megajoule per uur plus het aantal kilowatt.

CBS

De meest recente cijfers van het CBS

9. Maatstaf vast bedrag

Één eenheid voor iedere provincie.

   

Bijlage 2. De verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds (bijlage bij artikel 3, tweede lid)

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

nummer en korte omschrijving

Definitie verdeelmaatstaf

Bron

Peildatum of tijdsaanduiding (indien deze anders luidt dan 1 januari van het uitkeringsjaar)

1. Maatstaf OZB

Het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden, bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, in de gemeente, neerwaarts afgerond op een veelvoud van 453 780 euro, gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Correctie vindt plaats door de waarden van woningen voor 80% en de waarden van niet-woningen voor 70% mee te tellen. Niet meegeteld worden: 1. de waarden die op grond van artikel 220d van de Gemeentewet buiten aanmerking gelaten worden; 2. de waarden van onroerende zaken ten aanzien waarvan op grond van artikel 243 van de Gemeentewet dan wel op grond van rechtstreeks werkende internationale overeenkomsten vrijstelling is verleend.

CBS

 

2. Maatstaf inwoners

Het aantal inwoners van de gemeente.

CBS

 

3. Maatstaf inwoners ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal inwoners van de gemeente vermenigvuldigd met de bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor zover deze betrekking heeft op het gebied buiten de woonkern als bedoeld in artikel 8.

CBS

 

4. Maatstaf jongeren

Het aantal inwoners van de gemeente dat 19 jaar of jonger is.

CBS

 

5. Maatstaf ouderen

Het aantal inwoners van de gemeente dat 65 jaar of ouder is.

CBS

 

6. Maatstaf inwoners waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal inwoners van de gemeente. Daarbij vindt een verdeling plaats in drie maatstaven, overeenkomstig de volgende schijven: a. het aantal inwoners in het interval tot en met 2500 inwoners; b. het aantal inwoners in het interval van 2501 tot en met 7500 inwoners; c. het aantal inwoners boven de 7500 inwoners.

CBS

 

7. Maatstaf lage inkomens

Het aantal huishoudens in de gemeente, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde inkomensstatistiek

8. Bijstandsmaatstaf

Het aantal personen dat van de gemeente een periodieke uitkering ontvangt op grond van: 1. de Algemene bijstandswet, voor zover betrekking hebbend op thuiswonende personen jonger dan 65 jaar; 2. het Bijstandsbesluit adreslozen; 3. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; 4. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Indien een normuitkering wordt verdeeld over meerdere personen, worden deze personen geteld als één persoon.

CBS

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

9. Maatstaf uitvoeringskosten bijstand

1. Het over de drie peiljaren gemiddelde aantal van de in maatstaf 8 bedoelde personen. 2. Dit aantal wordt gecorrigeerd indien: a. een deel van de in het eerste lid bedoelde aantal personen een uitkering ontvangt op basis van de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars. Dit deel wordt op het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen in mindering gebracht. b. een gemeente is aangewezen om uitkeringen te verstrekken op basis van het Bijstandsbesluit adreslozen. Het aantal personen waaraan op basis van dit besluit uitkeringen worden verstrekt, wordt bij het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen opgeteld.

CBS

1. 31 december 1995, 31 december 1996, 31 december 1997 2. a. 31 december 1999 b. 31 december 2001

10. Maatstaf schaalfactor bijstand

Het aantal personen, bedoeld in maatstaf 9, gedeeld door de som van 350 en dat aantal.

CBS

 

11. Maatstaf uitkeringsontvangers

Het totaal van de volgende aantallen personen: 1. het aantal personen, bedoeld in maatstaf 8; 2. het aantal personen waarvoor de gemeente een geldelijke bijdrage van het Rijk ontvangt in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden; 3. het aantal personen dat ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening in een dienstbetrekking tot de gemeente staat; 4. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de Algemene militaire pensioenwet; 5. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 6. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van het Reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds. Bij de bepaling van de aantallen, bedoeld in de onderdelen 4 tot en met 6, worden alleen invaliditeitsuitkeringen geteld, aan personen jonger dan 65 jaar.

Onderdeel 1: CBS Onderdelen 2 en 3: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Onderdeel 4: Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) Onderdeel 5: het Landelijk instituut sociale verzekeringen Onderdeel 6: het Algemeen Mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

12. Maatstaf minderheden

Het totaal van het aantal inwoners van de gemeente dat geboren is in Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba, Turkije of Marokko, of waarvan een ouder in een van die landen is geboren, vermeerderd met het aantal inwoners met een vergunning krachtens artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder beperking, dan wel gerechtigd krachtens artikel 10 van de Vreemdelingenwet, dat afkomstig is uit bij ministeriële regeling aan te wijzen landen van herkomst. Een totaal kleiner dan 25 wordt op 0 vastgesteld.

CBS

 

13. Maatstaf klantenpotentieel lokaal

Het aantal potentiële lokale klanten van de woonkernen in de gemeente, als bedoeld in artikel 9.

CBS

 

14. Maatstaf klantenpotentieel regionaal

Het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de gemeente als bedoeld in artikel 10.

CBS

 

15. Leerlingmaatstaf

Het gecorrigeerd aantal leerlingen dat in de gemeente een van de volgende vormen van onderwijs volgt: 1. a. onderwijs aan een «speciale school voor basisonderwijs» als gedefinieerd in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; b. voortgezet speciaal onderwijs, voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs; 2. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; 3. voortgezet onderwijs voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 5, onder a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Correctie vindt plaats door het aantal leerlingen dat het onderwijs, bedoeld onder 1, 2 of 3 volgt, te vermenigvuldigen met: voor de leerlingen bedoeld onder 1: 1,97; voor de leerlingen bedoeld onder 2: 3,44, met dien verstande dat indien is bepaald dat het onderwijs wordt gegeven aan groepen van 2, 3 of 6 leerlingen het aantal leerlingen daarenboven wordt vermenigvuldigd met respectievelijk 4,30, 2,86, of 1,43; voor de leerlingen bedoeld onder 3: 0,73.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Het meest recente, in het jaar vóór het uitkeringsjaar vastgestelde aantal leerlingen

16. Maatstaf land

Het aantal hectaren land in de gemeente.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

17. Maatstaf land ∗ percentage slechte grond

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16 vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12 eerste lid.

CBS

 

18. Maatstaf land ∗ bodemfactor gemeente

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16, vermenigvuldigd met de bodemfactor als omschreven in artikel 12, tweede lid.

   

19. Maatstaf binnenwater

Het aantal hectaren binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 1 hectare (meren) in de gemeente. Het IJsselmeer wordt niet als binnenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

20. Maatstaf buitenwater

Het aantal hectaren buitenwater in de gemeente. Het aantal bedraagt maximaal 10 000. Het IJsselmeer wordt als buitenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

21. Maatstaf oppervlak bebouwing

Het totale oppervlak van de bebouwing als bedoeld in artikel 13, in de gemeente in hectaren.

CBS

 

22. Maatstaf oppervlak bebouwing woonkern ∗ bodemfactor woonkern

Het oppervlak van de bebouwing binnen de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de woonkernen van de gemeente.

CBS

 

23. Maatstaf oppervlak bebouwing buitengebied ∗ bodemfactor buitengebied

Het oppervlak van de bebouwing buiten de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de gebieden buiten de woonkernen.

CBS

 

24. Maatstaf woonruimten

Het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

25. Maatstaf woonruimten ∗ bodemfactor woonkern

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met de voor het gebied binnen de woonkern berekende bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

 

26. Maatstaf woonruimten ∗ percentage slechte grond

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

27. Maatstaf historische kernen

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal hectaren grondoppervlak van die kernen. Kernen kleiner dan 5 hectaren worden bij de bepaling van het grondoppervlak niet meegeteld. Onderscheiden worden groepen historische kernen: a. kernen waarvan het grondoppervlak kleiner is dan of gelijk aan 40 hectaren; b. kernen waarvan het grondoppervlak groter is dan 40 hectaren, maar kleiner dan 65 hectaren; c. kernen waarvan het grondoppervlak groter dan of gelijk is aan 65 hectaren.

CBS

 

28. Maatstaf historische waterweg

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal meters historische waterweg, in en rondom de kernen.

CBS

 

29. Maatstaf bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het historisch aantal woningen in deze oorden.

CBS

 

30. Maatstaf historische woningen in bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen als bedoeld in maatstaf 29, waarbij in de bewoonde oorden historische kernen zijn gelegen met een grondoppervlak van tenminste 5 hectaren als bedoeld in maatstaf 27: het historisch aantal woningen in deze bewoonde oorden.

CBS

 

31. Stadsvernieuwingsmaatstaf

Het in artikel 4, eerste lid, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing zoals dat op 1 januari 1999 luidde, bedoelde bedrag voor de gemeente, gedeeld door het in dat artikel bedoelde bedrag aan beschikbare middelen.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

1 januari 1999

32. Maatstaf omgevingsadressendichtheid

De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van de adressen in de gemeente, in adressen per vierkante kilometer, vermenigvuldigd met het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

33. Maatstaf omgevingsadressendichtheid ∗ percentage slechte grond

De uitkomst van de berekening in maatstaf 32, vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

34. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente

Voor de gemeente waarin binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 50 m2 (meren en poelen) is gelegen: de totale lengte van de oevers van het binnenwater in hectometers, vermenigvuldigd met de bodemfactor voor de gemeente, bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

35. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente ∗ dichtheidsfactor

Voor de gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 34: de uitkomst van de berekening van maatstaf 34, vermenigvuldigd met de dichtheidsfactor, bedoeld in artikel 18.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

36. Maatstaf meerkernigheid

Het aantal kernen in de gemeente.

CBS

 

37. Maatstaf meerkernigheid ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal woonkernen in de gemeente, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor het gebied buiten de woonkernen.

   

38. Maatstaf bedrijven

Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.

CBS

 

39. Maatstaf vast bedrag

Eén eenheid voor iedere gemeente.

   

40. Maatstaf vast bedrag Amsterdam

Eén eenheid voor de gemeente Amsterdam.

   

41. Maatstaf vast bedrag Rotterdam

Eén eenheid voor de gemeente Rotterdam.

   

42. Maatstaf vast bedrag Den Haag

Eén eenheid voor de gemeente Den Haag.

   

43. Maatstaf vast bedrag Utrecht

Eén eenheid voor de gemeente Utrecht.

   

44. Maatstaf vast bedrag Waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: één eenheid.

   

. Herindelingsmaatstaf

Voor gemeenten waar een wijziging van de gemeentelijke indeling heeft plaatsgevonden, als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling, artikel 1 onder a, indien ten gevolge van deze wijziging twee of meer gemeenten zijn samengevoegd tot één gemeente, en de datum van samenvoeging ligt in het uitkeringsjaar of in één van de drie daaraan voorafgaande jaren, de uitkomst van de volgende berekening in euro: (1585065 ∗ a) + (53,29 ∗ [b–c] ∗ d) Waarin: a = het aantal gemeenten waarmee het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de samenvoeging verminderd wordt; b = het totaal aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de gemeenten die bij de herindeling worden samengevoegd; c = het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de bij de samenvoeging betrokken gemeente met het grootste aantal inwoners; d = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar waarin de samenvoeging plaatsvindt. Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd in vier jaarlijkse gecorrigeerde termijnen, verdeeld als volgt: 40% van het bedrag wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar waarin de samenvoeging plaatsvindt; 20% van het bedrag wordt uitgekeerd in elk der drie daarop volgende uitkeringsjaren. Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.

CBS

 

Terugwerkende kracht

Stb. 2002, 571, datum inwerkingtreding 04-12-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2002.

De verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds (bijlage bij artikel 3, tweede lid)

nummer en korte omschrijving

Definitie verdeelmaatstaf

Bron

Peildatum of tijdsaanduiding (indien deze anders luidt dan 1 januari van het uitkeringsjaar)

1. Maatstaf OZB

Het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden, bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, in de gemeente, neerwaarts afgerond op een veelvoud van 453 780 euro, gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Correctie vindt plaats door de waarden van woningen voor 80% en de waarden van niet-woningen voor 70% mee te tellen. Niet meegeteld worden: 1. de waarden die op grond van artikel 220d van de Gemeentewet buiten aanmerking gelaten worden; 2. de waarden van onroerende zaken ten aanzien waarvan op grond van artikel 243 van de Gemeentewet dan wel op grond van rechtstreeks werkende internationale overeenkomsten vrijstelling is verleend.

CBS

 

2. Maatstaf inwoners

Het aantal inwoners van de gemeente.

CBS

 

3. Maatstaf inwoners ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal inwoners van de gemeente vermenigvuldigd met de bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor zover deze betrekking heeft op het gebied buiten de woonkern als bedoeld in artikel 8.

CBS

 

4. Maatstaf jongeren

Het aantal inwoners van de gemeente dat 19 jaar of jonger is.

CBS

 

5. Maatstaf ouderen

Het aantal inwoners van de gemeente dat 65 jaar of ouder is.

CBS

 

6. Maatstaf inwoners waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal inwoners van de gemeente. Daarbij vindt een verdeling plaats in drie maatstaven, overeenkomstig de volgende schijven: a. het aantal inwoners in het interval tot en met 2500 inwoners; b. het aantal inwoners in het interval van 2501 tot en met 7500 inwoners; c. het aantal inwoners boven de 7500 inwoners.

CBS

 

7. Maatstaf lage inkomens

Het aantal huishoudens in de gemeente, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde inkomensstatistiek

8. Bijstandsmaatstaf

Het aantal personen dat van de gemeente een periodieke uitkering ontvangt op grond van: 1. de Algemene bijstandswet, voor zover betrekking hebbend op thuiswonende personen jonger dan 65 jaar; 2. het Bijstandsbesluit adreslozen; 3. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; 4. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Indien een normuitkering wordt verdeeld over meerdere personen, worden deze personen geteld als één persoon.

CBS

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

9. Maatstaf uitvoeringskosten bijstand

1. Het over de drie peiljaren gemiddelde aantal van de in maatstaf 8 bedoelde personen. 2. Dit aantal wordt gecorrigeerd indien: a. een deel van de in het eerste lid bedoelde aantal personen een uitkering ontvangt op basis van de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars. Dit deel wordt op het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen in mindering gebracht. b. een gemeente is aangewezen om uitkeringen te verstrekken op basis van het Bijstandsbesluit adreslozen. Het aantal personen waaraan op basis van dit besluit uitkeringen worden verstrekt, wordt bij het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen opgeteld.

CBS

1. 31 december 1995, 31 december 1996, 31 december 1997 2. a. 31 december 1999 b. 31 december 2001

10. Maatstaf schaalfactor bijstand

Het aantal personen, bedoeld in maatstaf 9, gedeeld door de som van 350 en dat aantal.

CBS

 

11. Maatstaf uitkeringsontvangers

Het totaal van de volgende aantallen personen: 1. het aantal personen, bedoeld in maatstaf 8; 2. het aantal personen waarvoor de gemeente een geldelijke bijdrage van het Rijk ontvangt in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden; 3. het aantal personen dat ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening in een dienstbetrekking tot de gemeente staat; 4. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de Algemene militaire pensioenwet; 5. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 6. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van het Reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds. Bij de bepaling van de aantallen, bedoeld in de onderdelen 4 tot en met 6, worden alleen invaliditeitsuitkeringen geteld, aan personen jonger dan 65 jaar.

Onderdeel 1: CBS Onderdelen 2 en 3: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Onderdeel 4: Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) Onderdeel 5: het Landelijk instituut sociale verzekeringen Onderdeel 6: het Algemeen Mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

12. Maatstaf minderheden

Het totaal van het aantal inwoners van de gemeente waarvan tenminste een ouder geboren is in Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba, Turkije of Marokko, vermeerderd met het aantal vreemdelingen dat rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder c dan wel d, van de Vreemdelingenwet, dat afkomstig is uit bij ministeriële regeling aan te wijzen landen van herkomst. Een totaal kleiner dan 25 wordt op 0 vastgesteld.

CBS

 

13. Maatstaf klantenpotentieel lokaal

Het aantal potentiële lokale klanten van de woonkernen in de gemeente, als bedoeld in artikel 9.

CBS

 

14. Maatstaf klantenpotentieel regionaal

Het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de gemeente als bedoeld in artikel 10.

CBS

 

15. Leerlingmaatstaf

Het gecorrigeerd aantal leerlingen dat in de gemeente een van de volgende vormen van onderwijs volgt: 1. a. onderwijs aan een «speciale school voor basisonderwijs» als gedefinieerd in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; b. voortgezet speciaal onderwijs, voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs; 2. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; 3. voortgezet onderwijs voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 5, onder a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Correctie vindt plaats door het aantal leerlingen dat het onderwijs, bedoeld onder 1, 2 of 3 volgt, te vermenigvuldigen met: voor de leerlingen bedoeld onder 1: 2002–2003: 1,98; 2004–2006: 1,99 voor de leerlingen bedoeld onder 2: 2002–2003: 3,46; 2004–2005: 3,47; 2006: 3,48, met dien verstande dat indien is bepaald dat het onderwijs wordt gegeven aan groepen van 2, 3 of 6 leerlingen het aantal leerlingen daarenboven wordt vermenigvuldigd met respectievelijk 4,30, 2,86, of 1,43; voor de leerlingen bedoeld onder 3: 2002: 0,80; 2003: 0,82; 2004: 0,84; 2005: 0,85; 2006: 0,87

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Het meest recente, in het jaar vóór het uitkeringsjaar vastgestelde aantal leerlingen

15a. Maatstaf extra leerlingen streekscholen

Het gecorrigeerd aantal leerlingen bedoeld in maatstaf 15 onder 2 en 3, verminderd met de volgende percentages van het totaal aantal inwoners bedoeld in maatstaf 2: 2002: 8,4%; 2003: 8,5%; 2004: 8,6%; 2005: 8,7%; 2006: 8,8% Een negatieve uitkomst wordt op 0 gesteld.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

 

15b. Maatstaf extra groei leerlingen voortgezet onderwijs

Het ongecorrigeerd aantal leerlingen voortgezet onderwijs als bedoeld in maatstaf 15 onder 3, verminderd met de volgende percentages van het ongecorrigeerd aantal leerlingen voortgezet onderwijs in 1997: 2002: 105%; 2003: 106%; 2004: 107%; 2005: 108%; 2006: 109%; 2007: 110%. Een negatieve uitkomst wordt op 0 gesteld.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

 

15c. Maatstaf extra groei jongeren

Het aantal jongeren, bedoeld in maatstaf 4 verminderd met 110% van het aantal jongeren dat in het jaar t-10 in de gemeente was ingeschreven, waarin t = het uitkeringsjaar. Een negatieve uitkomst wordt op nul gesteld.

CBS

 

16. Maatstaf land

Het aantal hectaren land in de gemeente.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

17. Maatstaf land ∗ percentage slechte grond

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16 vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12 eerste lid.

CBS

 

18. Maatstaf land ∗ bodemfactor gemeente

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16, vermenigvuldigd met de bodemfactor als omschreven in artikel 12, tweede lid.

   

19. Maatstaf binnenwater

Het aantal hectaren binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 1 hectare (meren) in de gemeente. Het IJsselmeer wordt niet als binnenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

20. Maatstaf buitenwater

Het aantal hectaren buitenwater in de gemeente. Het aantal bedraagt maximaal 10 000. Het IJsselmeer wordt als buitenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

21. Maatstaf oppervlak bebouwing

Het totale oppervlak van de bebouwing als bedoeld in artikel 13, in de gemeente in hectaren.

CBS

 

22. Maatstaf oppervlak bebouwing woonkern ∗ bodemfactor woonkern

Het oppervlak van de bebouwing binnen de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de woonkernen van de gemeente.

CBS

 

23. Maatstaf oppervlak bebouwing buitengebied ∗ bodemfactor buitengebied

Het oppervlak van de bebouwing buiten de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de gebieden buiten de woonkernen.

CBS

 

24. Maatstaf woonruimten

Het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

25. Maatstaf woonruimten ∗ bodemfactor woonkern

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met de voor het gebied binnen de woonkern berekende bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

 

26. Maatstaf woonruimten ∗ percentage slechte grond

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

27. Maatstaf historische kernen

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal hectaren grondoppervlak van die kernen. Kernen kleiner dan 5 hectaren worden bij de bepaling van het grondoppervlak niet meegeteld. Onderscheiden worden groepen historische kernen: a. kernen waarvan het grondoppervlak kleiner is dan of gelijk aan 40 hectaren; b. kernen waarvan het grondoppervlak groter is dan 40 hectaren, maar kleiner dan 65 hectaren; c. kernen waarvan het grondoppervlak groter dan of gelijk is aan 65 hectaren.

CBS

 

28. Maatstaf historische waterweg

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal meters historische waterweg, in en rondom de kernen.

CBS

 

29. Maatstaf bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het historisch aantal woningen in deze oorden.

CBS

 

30. Maatstaf historische woningen in bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen als bedoeld in maatstaf 29, waarbij in de bewoonde oorden historische kernen zijn gelegen met een grondoppervlak van tenminste 5 hectaren als bedoeld in maatstaf 27: het historisch aantal woningen in deze bewoonde oorden.

CBS

 

31. Stadsvernieuwingsmaatstaf

Het in artikel 4, eerste lid, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing zoals dat op 1 januari 1999 luidde, bedoelde bedrag voor de gemeente, gedeeld door het in dat artikel bedoelde bedrag aan beschikbare middelen.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

1 januari 1999

32. Maatstaf omgevingsadressendichtheid

De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van de adressen in de gemeente, in adressen per vierkante kilometer, vermenigvuldigd met het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

33. Maatstaf omgevingsadressendichtheid ∗ percentage slechte grond

De uitkomst van de berekening in maatstaf 32, vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

34. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente

Voor de gemeente waarin binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 50 m2 (meren en poelen) is gelegen: de totale lengte van de oevers van het binnenwater in hectometers, vermenigvuldigd met de bodemfactor voor de gemeente, bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

35. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente ∗ dichtheidsfactor

Voor de gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 34: de uitkomst van de berekening van maatstaf 34, vermenigvuldigd met de dichtheidsfactor, bedoeld in artikel 18.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

36. Maatstaf meerkernigheid

Het aantal kernen in de gemeente.

CBS

 

37. Maatstaf meerkernigheid ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal woonkernen in de gemeente, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor het gebied buiten de woonkernen.

   

38. Maatstaf bedrijven

Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.

CBS

 

39. Maatstaf vast bedrag

Eén eenheid voor iedere gemeente.

   

40. Maatstaf vast bedrag Amsterdam

Eén eenheid voor de gemeente Amsterdam.

   

41. Maatstaf vast bedrag Rotterdam

Eén eenheid voor de gemeente Rotterdam.

   

42. Maatstaf vast bedrag Den Haag

Eén eenheid voor de gemeente Den Haag.

   

43. Maatstaf vast bedrag Utrecht

Eén eenheid voor de gemeente Utrecht.

   

44. Maatstaf vast bedrag Waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: één eenheid.

   

45. Herindelingsmaatstaf

Voor gemeenten waar een wijziging van de gemeentelijke indeling heeft plaatsgevonden, als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling, artikel 1 onder b, indien ten gevolge van deze wijziging twee of meer gemeenten zijn samengevoegd tot één gemeente, en de datum van samenvoeging ligt in het uitkeringsjaar of in één van de drie daaraan voorafgaande jaren, de uitkomst van de volgende berekening in euro: (1585065 ∗ a) + (53,29 ∗ [b–c] ∗ d) Waarin: a = het aantal gemeenten waarmee het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de samenvoeging verminderd wordt; b = het totaal aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de gemeenten die bij de herindeling worden samengevoegd; c = het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de bij de samenvoeging betrokken gemeente met het grootste aantal inwoners; d = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar waarin de samenvoeging plaatsvindt. Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd in vier jaarlijkse gecorrigeerde termijnen, verdeeld als volgt: 40% van het bedrag wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar waarin de samenvoeging plaatsvindt; 20% van het bedrag wordt uitgekeerd in elk der drie daarop volgende uitkeringsjaren. Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.

CBS

 

Stb. 2003, 209, datum inwerkingtreding 23-05-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

De verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds (bijlage bij artikel 3, tweede lid)

nummer en korte omschrijving

Definitie verdeelmaatstaf

Bron

Peildatum of tijdsaanduiding (indien deze anders luidt dan 1 januari van het uitkeringsjaar)

1. Maatstaf OZB

Het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden, bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, in de gemeente, neerwaarts afgerond op een veelvoud van 453 780 euro, gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Correctie vindt plaats door de waarden van woningen voor 80% en de waarden van niet-woningen voor 70% mee te tellen. Niet meegeteld worden: 1. de waarden die op grond van artikel 220d van de Gemeentewet buiten aanmerking gelaten worden; 2. de waarden van onroerende zaken ten aanzien waarvan op grond van artikel 243 van de Gemeentewet dan wel op grond van rechtstreeks werkende internationale overeenkomsten vrijstelling is verleend.

CBS

 

2. Maatstaf inwoners

Het aantal inwoners van de gemeente.

CBS

 

3. Maatstaf inwoners ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal inwoners van de gemeente vermenigvuldigd met de bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor zover deze betrekking heeft op het gebied buiten de woonkern als bedoeld in artikel 8.

CBS

 

4. Maatstaf jongeren

Het aantal inwoners van de gemeente dat 19 jaar of jonger is.

CBS

 

5. Maatstaf ouderen

Het aantal inwoners van de gemeente dat 65 jaar of ouder is.

CBS

 

6. Maatstaf inwoners waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal inwoners van de gemeente. Daarbij vindt een verdeling plaats in drie maatstaven, overeenkomstig de volgende schijven: a. het aantal inwoners in het interval tot en met 2500 inwoners; b. het aantal inwoners in het interval van 2501 tot en met 7500 inwoners; c. het aantal inwoners boven de 7500 inwoners.

CBS

 

7. Maatstaf lage inkomens

Het aantal huishoudens in de gemeente, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens a en niet hoger is dan inkomensgrens b. Inkomensgrens a wordt zodanig bepaald dat juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde inkomensstatistiek

8. Bijstandsmaatstaf

Het aantal personen dat van de gemeente een periodieke uitkering ontvangt op grond van: 1. de Algemene bijstandswet, voor zover betrekking hebbend op thuiswonende personen jonger dan 65 jaar; 2. het Bijstandsbesluit adreslozen; 3. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; 4. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Indien een normuitkering wordt verdeeld over meerdere personen, worden deze personen geteld als één persoon.

CBS

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

9. Maatstaf uitvoeringskosten bijstand

1. Het over de drie peiljaren gemiddelde aantal van de in maatstaf 8 bedoelde personen. 2. Dit aantal wordt gecorrigeerd indien: a. een deel van de in het eerste lid bedoelde aantal personen een uitkering ontvangt op basis van de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars. Dit deel wordt op het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen in mindering gebracht. b. een gemeente is aangewezen om uitkeringen te verstrekken op basis van het Bijstandsbesluit adreslozen. Het aantal personen waaraan op basis van dit besluit uitkeringen worden verstrekt, wordt bij het aantal van de in het eerste lid bedoelde personen opgeteld.

CBS

1. 31 december 1995, 31 december 1996, 31 december 1997 2. a. 31 december 1999 b. 31 december 2001

10. Maatstaf schaalfactor bijstand

Het aantal personen, bedoeld in maatstaf 9, gedeeld door de som van 350 en dat aantal.

CBS

 

11. Maatstaf uitkeringsontvangers

Het totaal van de volgende aantallen personen: 1. het aantal personen, bedoeld in maatstaf 8; 2. het aantal personen waarvoor de gemeente een geldelijke bijdrage van het Rijk ontvangt in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden; 3. het aantal personen dat ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening in een dienstbetrekking tot de gemeente staat; 4. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen; 5. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 6. het aantal inwoners van de gemeente dat een periodieke uitkering ontvangt op grond van het Reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds. Bij de bepaling van de aantallen, bedoeld in de onderdelen 4 tot en met 6, worden alleen invaliditeitsuitkeringen geteld, aan personen jonger dan 65 jaar.

Onderdeel 1: CBS Onderdelen 2 en 3: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Onderdeel 4: Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) Onderdeel 5: het Landelijk instituut sociale verzekeringen Onderdeel 6: het Algemeen Mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg

31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

12. Maatstaf minderheden

Het totaal van het aantal inwoners van de gemeente waarvan tenminste een ouder geboren is in Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba, Turkije of Marokko, vermeerderd met het aantal vreemdelingen dat rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder c dan wel d, van de Vreemdelingenwet, dat afkomstig is uit bij ministeriële regeling aan te wijzen landen van herkomst. Een totaal kleiner dan 25 wordt op 0 vastgesteld.

CBS

 

13. Maatstaf klantenpotentieel lokaal

Het aantal potentiële lokale klanten van de woonkernen in de gemeente, als bedoeld in artikel 9.

CBS

 

14. Maatstaf klantenpotentieel regionaal

Het aantal potentiële regionale klanten van de woonkernen in de gemeente als bedoeld in artikel 10.

CBS

 

15. Leerlingmaatstaf

Het gecorrigeerd aantal leerlingen dat in de gemeente een van de volgende vormen van onderwijs volgt: 1. a. onderwijs aan een «speciale school voor basisonderwijs» als gedefinieerd in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; b. voortgezet speciaal onderwijs, voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs; 2. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; 3. voortgezet onderwijs voor zover het onderwijs betreft als bedoeld in artikel 5, onder a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Correctie vindt plaats door het aantal leerlingen dat het onderwijs, bedoeld onder 1, 2 of 3 volgt, te vermenigvuldigen met: voor de leerlingen bedoeld onder 1: 2002–2003: 1,98; 2004–2006: 1,99 voor de leerlingen bedoeld onder 2: 2002–2003: 3,46; 2004–2005: 3,47; 2006: 3,48, met dien verstande dat indien is bepaald dat het onderwijs wordt gegeven aan groepen van 2, 3 of 6 leerlingen het aantal leerlingen daarenboven wordt vermenigvuldigd met respectievelijk 4,30, 2,86, of 1,43; voor de leerlingen bedoeld onder 3: 2002: 0,80; 2003: 0,82; 2004: 0,84; 2005: 0,85; 2006: 0,87

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Het meest recente, in het jaar vóór het uitkeringsjaar vastgestelde aantal leerlingen

15a. Maatstaf extra leerlingen streekscholen

Het gecorrigeerd aantal leerlingen bedoeld in maatstaf 15 onder 2 en 3, verminderd met de volgende percentages van het totaal aantal inwoners bedoeld in maatstaf 2: 2002: 8,4%; 2003: 8,5%; 2004: 8,6%; 2005: 8,7%; 2006: 8,8% Een negatieve uitkomst wordt op 0 gesteld.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

 

15b. Maatstaf extra groei leerlingen voortgezet onderwijs

Het ongecorrigeerd aantal leerlingen voortgezet onderwijs als bedoeld in maatstaf 15 onder 3, verminderd met de volgende percentages van het ongecorrigeerd aantal leerlingen voortgezet onderwijs in 1997: 2002: 105%; 2003: 106%; 2004: 107%; 2005: 108%; 2006: 109%; 2007: 110%. Een negatieve uitkomst wordt op 0 gesteld.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

 

15c. Maatstaf extra groei jongeren

Het aantal jongeren, bedoeld in maatstaf 4 verminderd met 110% van het aantal jongeren dat in het jaar t-10 in de gemeente was ingeschreven, waarin t = het uitkeringsjaar. Een negatieve uitkomst wordt op nul gesteld.

CBS

 

16. Maatstaf land

Het aantal hectaren land in de gemeente.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

17. Maatstaf land ∗ percentage slechte grond

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16 vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12 eerste lid.

CBS

 

18. Maatstaf land ∗ bodemfactor gemeente

Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16, vermenigvuldigd met de bodemfactor als omschreven in artikel 12, tweede lid.

   

19. Maatstaf binnenwater

Het aantal hectaren binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 1 hectare (meren) in de gemeente. Het IJsselmeer wordt niet als binnenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

20. Maatstaf buitenwater

Het aantal hectaren buitenwater in de gemeente. Het aantal bedraagt maximaal 10 000. Het IJsselmeer wordt als buitenwater geteld.

CBS

De meest recente, vóór het uitkeringsjaar vastgestelde bodemstatistiek

21. Maatstaf oppervlak bebouwing

Het totale oppervlak van de bebouwing als bedoeld in artikel 13, in de gemeente in hectaren.

CBS

 

22. Maatstaf oppervlak bebouwing woonkern ∗ bodemfactor woonkern

Het oppervlak van de bebouwing binnen de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de woonkernen van de gemeente.

CBS

 

23. Maatstaf oppervlak bebouwing buitengebied ∗ bodemfactor buitengebied

Het oppervlak van de bebouwing buiten de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de gebieden buiten de woonkernen.

CBS

 

24. Maatstaf woonruimten

Het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

25. Maatstaf woonruimten ∗ bodemfactor woonkern

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met de voor het gebied binnen de woonkern berekende bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

 

26. Maatstaf woonruimten ∗ percentage slechte grond

Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

27. Maatstaf historische kernen

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal hectaren grondoppervlak van die kernen. Kernen kleiner dan 5 hectaren worden bij de bepaling van het grondoppervlak niet meegeteld. Onderscheiden worden groepen historische kernen: a. kernen waarvan het grondoppervlak kleiner is dan of gelijk aan 40 hectaren; b. kernen waarvan het grondoppervlak groter is dan 40 hectaren, maar kleiner dan 65 hectaren; c. kernen waarvan het grondoppervlak groter dan of gelijk is aan 65 hectaren.

CBS

 

28. Maatstaf historische waterweg

Voor de gemeente, waarin historische kernen zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het aantal meters historische waterweg, in en rondom de kernen.

CBS

 

29. Maatstaf bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 16: het historisch aantal woningen in deze oorden.

CBS

 

30. Maatstaf historische woningen in bewoonde oorden

Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen als bedoeld in maatstaf 29, waarbij in de bewoonde oorden historische kernen zijn gelegen met een grondoppervlak van tenminste 5 hectaren als bedoeld in maatstaf 27: het historisch aantal woningen in deze bewoonde oorden.

CBS

 

31. Stadsvernieuwingsmaatstaf

Het in artikel 4, eerste lid, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing zoals dat op 1 januari 1999 luidde, bedoelde bedrag voor de gemeente, gedeeld door het in dat artikel bedoelde bedrag aan beschikbare middelen.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

1 januari 1999

32. Maatstaf omgevingsadressendichtheid

De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van de adressen in de gemeente, in adressen per vierkante kilometer, vermenigvuldigd met het aantal woonruimten in de gemeente.

CBS

 

33. Maatstaf omgevingsadressendichtheid ∗ percentage slechte grond

De uitkomst van de berekening in maatstaf 32, vermenigvuldigd met het percentage slechte grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

CBS

 

34. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente

Voor de gemeente waarin binnenwater met een breedte van minstens 6 meter (waterlopen) of een oppervlak van meer dan 50 m2 (meren en poelen) is gelegen: de totale lengte van de oevers van het binnenwater in hectometers, vermenigvuldigd met de bodemfactor voor de gemeente, bedoeld in artikel 12, tweede lid.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

35. Maatstaf oeverlengte ∗ bodemfactor gemeente ∗ dichtheidsfactor

Voor de gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 34: de uitkomst van de berekening van maatstaf 34, vermenigvuldigd met de dichtheidsfactor, bedoeld in artikel 18.

CBS

De meest recente berekening van het CBS

36. Maatstaf meerkernigheid

Het aantal kernen in de gemeente.

CBS

 

37. Maatstaf meerkernigheid ∗ bodemfactor buitengebied

Het aantal woonkernen in de gemeente, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor het gebied buiten de woonkernen.

   

38. Maatstaf bedrijven

Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.

CBS

 

39. Maatstaf vast bedrag

Eén eenheid voor iedere gemeente.

   

40. Maatstaf vast bedrag Amsterdam

Eén eenheid voor de gemeente Amsterdam.

   

41. Maatstaf vast bedrag Rotterdam

Eén eenheid voor de gemeente Rotterdam.

   

42. Maatstaf vast bedrag Den Haag

Eén eenheid voor de gemeente Den Haag.

   

43. Maatstaf vast bedrag Utrecht

Eén eenheid voor de gemeente Utrecht.

   

44. Maatstaf vast bedrag Waddengemeenten

Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: één eenheid.

   

45. Herindelingsmaatstaf

Voor gemeenten waar een wijziging van de gemeentelijke indeling heeft plaatsgevonden, als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling, artikel 1 onder b, indien ten gevolge van deze wijziging twee of meer gemeenten zijn samengevoegd tot één gemeente, en de datum van samenvoeging ligt in het uitkeringsjaar of in één van de drie daaraan voorafgaande jaren, de uitkomst van de volgende berekening in euro: (1585065 ∗ a) + (53,29 ∗ [b–c] ∗ d) Waarin: a = het aantal gemeenten waarmee het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de samenvoeging verminderd wordt; b = het totaal aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de gemeenten die bij de herindeling worden samengevoegd; c = het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging van de bij de samenvoeging betrokken gemeente met het grootste aantal inwoners; d = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar waarin de samenvoeging plaatsvindt. Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd in vier jaarlijkse gecorrigeerde termijnen, verdeeld als volgt: 40% van het bedrag wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar waarin de samenvoeging plaatsvindt; 20% van het bedrag wordt uitgekeerd in elk der drie daarop volgende uitkeringsjaren. Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.

CBS

 

Bijlage 3. De historische kernen (bijlage bij artikel 16)

Nr.

Historische kern

Gemeente waar de kern in het peiljaar in is gelegen

Peiljaar

1

Aardenburg

Sluis-Aardenburg

2000

2

Alkmaar

Alkmaar

2000

3

Almelo

Almelo

2000

4

Amersfoort

Amersfoort

2000

5

Amsterdam

Amsterdam

2000

6

Appingedam

Appingedam

2000

7

Arnhem

Arnhem

2000

8

Asperen

Lingewaal

2000

9

Assen

Assen

2000

10

Axel

Axel

2000

11

Batenburg

Wijchen

2000

12

Bergen op Zoom

Bergen op Zoom

2000

13

Beverwijk

Beverwijk

2000

14

Blokzijl

Brederwiede

2000

15

Bolsward

Bolsward

2000

16

Borculo

Borculo

2000

17

Bourtange

Vlagtwedde

2000

18

Breda

Breda

2000

19

Bredevoort

Aalten

2000

20

Brielle

Brielle

2000

21

Brouwershaven

Schouwen-Duiveland

2000

22

Buren

Buren

2000

23

Coevorden

Coevorden

2000

24

Culemborg

Culemborg

2000

25

Delden

Stad Delden

2000

26

Delfshaven

Rotterdam

2000

27

Delft

Delft

2000

28

Delfzijl

Delfzijl

2000

29

Deventer

Deventer

2000

30

Diepenheim

Diepenheim

2000

31

Doesburg

Doesburg

2000

32

Doetinchem

Doetinchem

2000

33

Dokkum

Dongeradeel

2000

34

Domburg

Veere

2000

35

Dordrecht

Dordrecht

2000

36

Echt

Echt

2000

37

Edam

Edam-Volendam

2000

38

Eindhoven

Eindhoven

2000

39

Elburg

Elburg

2000

40

Enkhuizen

Enkhuizen

2000

41

Enschede

Enschede

2000

42

Franeker

Franekeradeel

2000

43

Geertruidenberg

Geertruidenberg

2000

44

Geervliet

Bernisse

2000

45

Gemert

Gemert-Bakel

2000

46

Genemuiden

Genemuiden

2000

47

Gennep

Gennep

2000

48

Goedereede

Goedereede

2000

49

Goes

Goes

2000

50

Goor

Goor

2000

51

Gorinchem

Gorinchem

2000

52

Gouda

Gouda

2000

53

Grave

Grave

2000

54

Groenlo

Groenlo

2000

55

Groningen

Groningen

2000

56

Haarlem

Haarlem

2000

57

Harderwijk

Harderwijk

2000

58

Harlingen

Harlingen

2000

59

Hasselt

Hasselt

2000

60

Hattem

Hattem

2000

61

Heerenveen

Heerenveen

2000

62

Hellevoetsluis

Hellevoetsluis

2000

63

Helmond

Helmond

2000

64

Heukelum

Lingewaal

2000

65

Heusden

Heusden

2000

66

Hindelopen

Nijefurd

2000

67

Hoorn

Hoorn

2000

68

Huissen

Huissen

2000

69

Hulst

Hulst

2000

70

IJlst

Wymbritseradiel

2000

71

IJsselstein

IJsselstein

2000

72

IJzendijke

Oostburg

2000

73

Kampen

Kampen

2000

74

Kessel

Kessel

2000

75

Klundert

Zevenbergen

2000

76

Kuinre

IJsselham

2000

77

Leerdam

Leerdam

2000

78

Leeuwarden

Leeuwarden

2000

79

Leiden

Leiden

2000

80

Lochem

Lochem

2000

81

Maassluis

Maassluis

2000

82

Maastricht incl. Wijck

Maastricht

2000

83

Medemblik

Medemblik

2000

84

Megen

Oss

2000

85

Meppel

Meppel

2000

86

Middelburg

Middelburg

2000

87

Monnickendam

Waterland

2000

88

Montfoort

Montfoort

2000

89

Montfort

Ambt Montfort

2000

90

Muiden

Muiden

2000

91

Naarden

Naarden

2000

92

Nieuwpoort

Liesveld

2000

93

Nieuwstadt

Susteren

2000

94

Nijkerk

Nijkerk

2000

95

Nijmegen

Nijmegen

2000

96

Oirschot

Oirschot

2000

97

Oisterwijk

Oisterwijk

2000

98

Oldenzaal

Oldenzaal

2000

99

Ommen

Ommen

2000

100

Oosterhout

Oosterhout

2000

101

Ootmarsum

Ootmarsum

2000

102

Oudenbosch

Halderberge

2000

103

Oudeschans

Bellingwedde

2000

104

Oudewater

Oudewater

2000

105

Philippine

Sas van Gent

2000

106

Purmerend

Purmerend

2000

107

Ravenstein

Ravenstein

2000

108

Retranchement

Sluis-Aardenburg

2000

109

Rhenen

Rhenen

2000

110

Rijssen

Rijssen

2000

111

Roermond

Roermond

2000

112

Roosendaal

Roosendaal

2000

113

Rotterdam

Rotterdam

2000

114

Sas van Gent

Sas van Gent

2000

115

Schagen

Schagen

2000

116

Schiedam

Schiedam

2000

117

Schoonhoven

Schoonhoven

2000

118

's-Gravenhage

's-Gravenhage

2000

119

's-Gravenzande

's-Gravenzande

2000

120

's-Heerenberg

Bergh

2000

121

's-Hertogenbosch

's-Hertogenbosch

2000

122

Sittard

Sittard

2000

123

Sloten

Gaasterlân-Sleat

2000

124

Sluis

Sluis-Aardenburg

2000

125

Sneek

Sneek

2000

126

St. Maartensdijk

Tholen

2000

127

Staveren

Nijefurd

2000

128

Steenbergen

Steenbergen

2000

129

Steenwijk

Steenwijk

2000

130

Stevensweert

Maasbracht

2000

131

Susteren

Susteren

2000

132

Terneuzen

Terneuzen

2000

133

Tholen

Tholen

2000

134

Thorn

Thorn

2000

135

Tiel

Tiel

2000

136

Tilburg

Tilburg

2000

137

Utrecht

Utrecht

2000

138

Valkenburg

Valkenburg aan de Geul

2000

139

Veere

Veere

2000

140

Venlo

Venlo

2000

141

Vianen

Vianen

2000

142

Vlaardingen

Vlaardingen

2000

143

Vlissingen

Vlissingen

2000

144

Vollenhove

Brederwiede

2000

145

Wageningen

Wageningen

2000

146

Weert

Weert

2000

147

Weesp

Weesp

2000

148

Wessem

Heel

2000

149

Wijk bij Duurstede

Wijk bij Duurstede

2000

150

Willemstad

Zevenbergen

2000

151

Winschoten

Winschoten

2000

152

Woerden

Woerden

2000

153

Workum

Nijefurd

2000

154

Woudrichem

Woudrichem

2000

155

Zaandam

Zaanstad

2000

156

Zaltbommel

Zaltbommel

2000

157

Zevenaar

Zevenaar

2000

158

Zevenbergen

Zevenbergen

2000

159

Zierikzee

Schouwen-Duiveland

2000

160

Zutphen

Zutphen

2000

161

Zwartsluis

Zwartsluis

2000

162

Zwolle

Zwolle

2000

Bijlage 4. Overgangsregeling 2001–2004 (bijlage bij artikel 27)

Gemeente

aantal inwoners

herverdeel-effect per inw. in f

Suppletie 2001 in f

Suppletie 2002 in €

Suppletie 2003 in €

Suppletie 2004 in €

Aa en Hunze

24 860

– 40

894 960,00

338 429,29

225 619,52

112 809,76

Aalburg

11 800

19

– 201 780,00

– 76 303,14

– 50 868,76

– 25 434,38

Aalsmeer

22 625

– 41

834 862,50

315 703,40

210 468,94

105 234,47

Aalten

18 700

– 51

858 330,00

324 577,64

216 385,10

108 192,55

Abcoude

8 535

45

– 345 667,50

– 130 714,23

– 87 142,82

–43 571,41

Achtkarspelen

28 000

7

– 176 400,00

– 66 705,69

– 44 470,46

– 22 235,23

Akersloot

4 900

57

– 251 370,00

– 95 055,61

– 63 370,41

– 31 685,20

Alblasserdam

18 150

41

– 669 735,00

– 253 260,41

– 168 840,27

–84 420,14

Albrandswaard

16 726

20

–301 068,00

– 113 848,92

– 75 899,28

– 37 949,64

Alkemade

14 521

33

– 431 273,70

– 163 086,23

–108 724,15

– 54 362,08

Alkmaar

92 875

32

– 2 674 800,00

– 1 011 476,10

– 674 317,40

– 337 158,70

Almelo

66 333

9

– 537 297,30

– 203 179,07

– 135 452,71

–67 726,36

Almere

143 163

39

– 5 025 021,30

– 1 900 212,71

– 1 266 808,47

– 633 404,24

Alphen aan den Rijn

70 011

– 6

378 059,40

142 963,23

95 308,82

47 654,41

Alphen-Chaam

9 400

– 142

1 240 800,00

499 067,48

392 429,13

519 339,78

Ambt Delden

5 444

– 253

1 322 892,00

563 246,53

501 487,04

1 595 524,26

Ambt Montfort

11 050

– 12

119 340,00

45 128,44

30 085,63

15 042,81

Ameland

3 500

– 68

214 200,00

80 999,77

53 999,85

26 999,92

Amerongen

7 280

4

– 26 208,00

– 9 910,56

– 6 607,04

– 3 303,52

Amersfoort

127 250

21

– 2 405 025,00

– 909 460,64

– 606 307,09

– 303 153,55

Amstelveen

77 500

22

– 1 534 500,00

–580 271,45

– 386 847,63

– 193 423,82

Amsterdam

730 000

– 7

4 599 000,00

1 739 112,68

1 159 408,45

579 704,23

Andijk

6 410

8

– 46 152,00

–17 452,39

– 11 634,92

– 5 817,46

Angerlo

4 825

– 8

34 740,00

13 136,94

8 757,96

4 378,98

Anna Paulowna

13 775

–13

161 167,50

60 945,52

40 630,35

20 315,17

Apeldoorn

153 500

– 8

1 105 200,00

417 931,58

278 621,05

139 310,53

Appingedam

12 175

7

– 76 702,50

– 29 005,06

– 19 336,71

– 9 668,35

Arcen en Velden

9 100

– 34

278 460,00

105 299,70

70 199,80

35 099,90

Arnhem

138 701

16

– 1 997 294,40

– 755 277,24

– 503 518,16

– 251 759,08

Assen

58 000

17

–887 400,00

– 335 570,47

– 223 713,65

– 111 856,82

Asten

15 872

– 66

942 796,80

356 518,78

237 679,19

118 839,59

Avereest

15 275

– 34

467 415,00

176 753,07

117 835,38

58 917,69

Axel

12 100

1

– 10 890,00

–4 118,06

– 2 745,37

– 1 372,69

Baarle-Nassau

6 150

– 251

1 482 150,00

630 709,12

560 940,41

1 765 698,78

Baarn

24 400

36

– 790 560,00

–298 950,41

– 199 300,27

– 99 650,14

Barendrecht

28 461

– 7

179 304,30

67 803,95

45 202,64

22 601,32

Barneveld

47 600

– 65

2 784 600,00

1 052 996,99

701 997,99

350 999,00

Bathmen

5 160

32

– 148 608,00

– 56 196,14

– 37 464,09

– 18 732,05

Bedum

10 660

– 6

57 564,00

21 767,84

14 511,89

7 255,95

Beek

17 110

9

– 138 591,00

– 52 408,21

– 34 938,81

– 17 469,40

Beemster

8 407

– 33

249 687,90

94 419,52

62 946,35

31 473,17

Beesel

13 165

– 15

177 727,50

67 207,69

44 805,12

22 402,56

Belfeld

5 445

– 7

34 303,50

12 971,87

8 647,92

4 323,96

Bellingwedde

9 500

– 32

273 600,00

103 461,89

68 974,59

34 487,30

Bemmel

17 750

– 4

63 900,00

24 163,80

16 109,20

8 054,60

Bennebroek

5 100

78

– 358 020,00

–135 385,33

– 90 256,88

– 45 128,44

Bergambacht

9 200

43

– 356 040,00

– 134 636,59

– 89 757,73

– 44 878,86

Bergeijk

17 803

– 44

704 998,80

266 595,42

177 730,28

88 865,14

Bergen L

13 385

– 32

385 488,00

145 772,36

97 181,57

48 590,79

Bergen NH

13 903

30

– 375 381,00

– 141 950,39

– 94 633,60

– 47 316,80

Bergen op Zoom

65 000

– 5

292 500,00

110 608,93

73 739,29

36 869,64

Bergh

18 305

– 28

461 286,00

174 435,38

116 290,26

58 145,13

Bergschenhoek

12 708

14

–160 120,80

– 60 549,71

– 40 366,47

– 20 183,24

Berkel en Rodenrijs

16 543

8

– 119 109,60

– 45 041,32

–30 027,54

– 15 013,77

Bernheze

28 345

– 34

867 357,00

327 991,21

218 660,80

109 330,40

Bernisse

12 822

15

–173 097,00

– 65 456,66

– 43 637,77

– 21 818,89

Best

26 183

– 19

447 729,30

169 308,92

112 872,61

56 436,31

Beuningen

25 378

25

–571 005,00

– 215 925,64

– 143 950,43

– 71 975,21

Beverwijk

35 800

– 17

547 740,00

207 127,98

138 085,32

69 042,66

Binnenmaas

19 000

9

– 153 900,00

– 58 197,31

– 38 798,21

– 19 399,10

Bladel

18 945

– 56

954 828,00

361 068,38

240 712,25

120 356,13

Blaricum

9 580

55

– 474 210,00

– 179 322,60

– 119 548,40

– 59 774,20

Bleiswijk

10 200

– 42

385 560,00

145 799,58

97 199,72

48 599,86

Bloemendaal

16 682

32

–480 441,60

– 181 679,08

– 121 119,39

– 60 559,69

Boarnsterhim

18 200

– 16

262 080,00

99 105,60

66 070,40

33 035,20

Bodegraven

19 500

8

– 140 400,00

– 53 092,29

– 35 394,86

– 17 697,43

Boekel

9 180

– 114

954 720,00

370 747,51

266 604,95

217 481,10

Bolsward

9 340

15

– 126 090,00

– 47 680,96

– 31 787,30

– 15 893,65

Borculo

10 300

– 2

18 540,00

7 010,90

4 673,94

2 336,97

Borger-Odoorn

26 100

– 24

563 760,00

213 185,95

142 123,96

71 061,98

Born

14 650

– 19

250 515,00

94 732,29

63 154,86

31 577,43

Borne

22 376

18

– 362 491,20

– 137 076,11

– 91 384,08

– 45 692,04

Borsele

21 816

14

– 274 881,60

– 103 946,53

– 69 297,68

– 34 648,84

Boskoop

15 125

76

– 1 034 550,00

– 391 215,27

– 260 810,18

–130 405,09

Boxmeer

28 750

– 61

1 578 375,00

596 862,79

397 908,53

198 954,26

Boxtel

29 245

–3

78 961,50

29 859,31

19 906,20

9 953,10

Breda

161 263

12

– 1 741 640,40

– 658 601,63

–439 067,75

– 219 533,88

Brederwiede

12 425

– 38

424 935,00

160 689,25

107 126,16

53 563,08

Breukelen

14 200

35

–447 300,00

– 169 146,58

– 112 764,38

– 56 382,19

Brielle

15 940

7

– 100 422,00

– 37 974,60

– 25 316,40

– 12 658,20

Broekhuizen

1 930

– 27

46 899,00

17 734,87

11 823,24

5 911,62

Brummen

21 420

– 17

327 726,00

123 929,65

82 619,76

41 309,88

Brunssum

30 709

– 1

27 638,10

10 451,35

6 967,57

3 483,78

Bunnik

14 000

34

– 428 400,00

–161 999,54

– 107 999,69

– 53 999,85

Bunschoten

19 200

28

–483 840,00

– 182 964,18

– 121 976,12

– 60 988,06

Buren

24 850

12

– 268 380,00

– 101 487,95

– 67 658,63

– 33 829,32

Bussum

30 950

42

– 1 169 910,00

– 442 401,68

– 294 934,45

–147 467,23

Capelle aan den IJssel

64 600

38

–2 209 320,00

– 835 454,76

– 556 969,84

– 278 484,92

Castricum

23 000

32

– 662 400,00

– 250 486,68

–166 991,12

– 83 495,56

Coevorden

34 700

– 44

1 374 120,00

519 623,73

346 415,82

173 207,91

Cranendonck

20 400

– 41

752 760,00

284 656,33

189 770,89

94 885,44

Cromstrijen

12 850

6

– 69 390,00

– 26 239,84

– 17 493,23

– 8 746,61

Cuijk

23 767

– 32

684 489,60

258 839,87

172 559,91

86 279,96

Culemborg

24 575

– 8

176 940,00

66 909,89

44 606,60

22 303,30

Dalfsen

17 475

– 67

1 053 742,50

398 472,92

265 648,61

132 824,31

Dantumadeel

19 800

18

– 320 760,00

– 121 295,45

– 80 863,63

– 40 431,82

De Bilt

32 850

39

– 1 153 035,00

– 436 020,39

– 290 680,26

–145 340,13

De Lier

11 175

– 3

30 172,50

11 409,74

7 606,49

3 803,25

De Marne

10 845

– 39

380 659,50

143 946,46

95 964,31

47 982,15

De Ronde Venen

34 180

48

– 1 476 576,00

– 558 367,48

–372 244,99

– 186 122,49

De Wolden

23 400

– 45

947 700,00

358 372,93

238 915,28

119 457,64

Delft

95 250

– 24

2 057 400,00

778 006,18

518 670,79

259 335,39

Delfzijl

29 000

–2

52 200,00

19 739,44

13 159,63

6 579,81

Den Ham

14 950

– 7

94 185,00

35 616,07

23 744,05

11 872,02

Den Helder

59 500

66

– 3 534 300,00

– 1 336 496,18

– 890 997,45

–445 498,73

Denekamp

12 375

– 40

445 500,00

168 465,91

112 310,60

56 155,30

Deurne

31 924

–81

2 327 259,60

880 053,64

586 702,42

293 351,21

Deventer

82 621

1

– 74 358,90

– 28 118,83

– 18 745,89

– 9 372,94

Didam

16 600

– 23

343 620,00

129 939,96

86 626,64

43 313,32

Diemen

23 987

29

– 626 060,70

– 236 744,97

– 157 829,98

– 78 914,99

Diepenheim

2 775

14

– 34 965,00

– 13 222,02

– 8 814,68

– 4 407,34

Dinxperlo

8 650

– 2

15 570,00

5 887,80

3 925,20

1 962,60

Dirksland

8 200

– 37

273 060,00

103 257,69

68 838,46

34 419,23

Dodewaard

4 420

6

– 23 868,00

– 9 025,69

– 6 017,13

– 3 008,56

Doesburg

11 500

– 6

62 100,00

23 483,13

15 655,42

7 827,71

Doetinchem

47 000

– 6

253 800,00

95 974,52

63 983,01

31 991,51

Dongen

24 750

–6

133 650,00

50 539,77

33 693,18

16 846,59

Dongeradeel

24 350

1

– 21 915,00

– 8 287,16

–5 524,77

– 2 762,39

Doorn

10 000

30

– 270 000,00

–102 100,55

– 68 067,03

– 34 033,52

Dordrecht

120 000

– 5

540 000,00

204 201,10

136 134,06

68 067,03

Drechterland

9 860

– 9

79 866,00

30 201,34

20 134,23

10 067,11

Driebergen-Rijsenburg

18 304

53

–873 100,80

– 330 163,22

– 220 108,82

– 110 054,41

Drimmelen

26 695

– 6

144 153,00

54 511,48

36 340,99

18 170,49

Dronten

35 200

– 66

2 090 880,00

790 666,65

527 111,10

263 555,55

Druten

16 700

–12

180 360,00

68 203,17

45 468,78

22 734,39

Duiven

25 438

14

– 320 518,80

– 121 204,24

–80 802,83

– 40 401,41

Echt

19 020

– 4

68 472,00

25 892,70

17 261,80

8 630,90

Echteld

6 700

– 2

12 060,00

4 560,49

3 040,33

1 520,16

Edam-Volendam

27 500

18

– 445 500,00

–168 465,91

– 112 310,60

– 56 155,30

Ede

101 542

– 24

2 193 307,20

829 399,51

552 933,01

276 466,50

Eemnes

8 608

17

– 131 702,40

–49 803,29

– 33 202,19

– 16 601,10

Eemsmond

16 400

– 46

678 960,00

256 748,85

171 165,90

85 582,95

Eersel

18 250

–19

312 075,00

118 011,22

78 674,14

39 337,07

Egmond

11 450

40

– 412 200,00

– 155 873,50

– 103 915,67

– 51 957,83

Eibergen

16 573

– 53

790 532,10

298 939,86

199 293,24

99 646,62

Eijsden

12 050

29

– 314 505,00

– 118 930,12

– 79 286,75

– 39 643,37

Eindhoven

201 000

– 9

1 628 100,00

615 666,31

410 444,21

205 222,10

Elburg

21 620

52

– 1 011 816,00

– 382 618,40

– 255 078,94

– 127 539,47

Elst

16 840

12

– 181 872,00

– 68 774,93

– 45 849,95

– 22 924,98

Emmen

105 740

– 11

1 046 826,00

395 857,44

263 904,96

131 952,48

Enkhuizen

16 900

0

0,00

0,00

0,00

0,00

Enschede

150 098

– 2

270 176,40

102 167,25

68 111,50

34 055,75

Epe

33 140

– 30

894 780,00

338 361,22

225 574,15

112 787,07

Ermelo

26 778

–5

120 501,00

45 567,47

30 378,32

15 189,16

Etten-Leur

36 900

– 20

664 200,00

251 167,35

167 444,90

83 722,45

Ferwerderadiel

8 771

– 27

213 135,30

80 597,15

53 731,43

26 865,72

Franekeradeel

20 000

– 69

1 242 000,00

469 662,52

313 108,35

156 554,17

Gaasterlan-Sleat

10 000

– 12

108 000,00

40 840,22

27 226,81

13 613,41

Geertruidenberg

21 130

– 18

342 306,00

129 443,08

86 295,38

43 147,69

Geldermalsen

24 370

– 41

899 253,00

340 052,68

226 701,79

113 350,89

Geldrop

27 899

31

– 778 382,10

– 294 345,33

–196 230,22

– 98 115,11

Geleen

34 050

– 50

1 532 250,00

579 420,61

386 280,41

193 140,20

Gemert-Bakel

27 550

– 78

1 934 010,00

731 346,23

487 564,15

243 782,08

Gendringen

20 790

– 18

336 798,00

127 360,22

84 906,82

42 453,41

Gendt

7 210

18

– 116 802,00

– 44 168,70

– 29 445,80

– 14 722,90

Genemuiden

9 070

1

– 8 163,00

– 3 086,84

– 2 057,89

– 1 028,95

Gennep

16 700

– 46

691 380,00

261 445,47

174 296,98

87 148,49

Giessenlanden

14 000

33

– 415 800,00

– 157 234,84

– 104 823,23

– 52 411,61

Gilze en Rijen

24 215

–15

326 902,50

123 618,24

82 412,16

41 206,08

Goedereede

11 169

– 62

623 230,20

235 674,61

157 116,41

78 558,20

Goes

35 850

14

– 451 710,00

–170 814,22

– 113 876,15

– 56 938,07

Goirle

22 400

4

– 80 640,00

– 30 494,03

– 20 329,35

– 10 164,68

Goor

12 400

– 3

33 480,00

12 660,47

8 440,31

4 220,16

Gorinchem

33 612

1

– 30 250,80

– 11 439,35

– 7 626,23

– 3 813,12

Gorssel

13 200

– 30

356 400,00

134 772,72

89 848,48

44 924,24

Gouda

72 355

38

– 2 474 541,00

– 935 748,12

– 623 832,08

– 311 916,04

Graafstroom

9 475

61

– 520 177,50

– 196 705,22

– 131 136,81

– 65 568,41

Graft-De Rijp

6 300

102

– 578 340,00

–218 699,38

– 145 799,58

– 72 899,79

Gramsbergen

6 550

– 55

324 225,00

122 605,74

81 737,16

40 868,58

Grave

12 610

7

– 79 443,00

–30 041,38

– 20 027,59

– 10 013,79

Groenlo

9 130

6

– 49 302,00

– 18 643,56

– 12 429,04

– 6 214,52

Groesbeek

19 302

22

– 382 179,60

– 144 521,28

– 96 347,52

– 48 173,76

Groningen

172 000

– 28

4 334 400,00

1 639 054,14

1 092 702,76

546 351,38

Grootegast

11 725

– 21

221 602,50

83 799,03

55 866,02

27 933,01

Grubbenvorst

6 830

– 124

778 620,00

306 832,57

229 349,60

222 039,88

Gulpen-Wittem

15 487

49

–682 976,70

– 258 267,76

– 172 178,51

– 86 089,25

Haaksbergen

23 780

– 36

770 472,00

291 354,13

194 236,08

97 118,04

Haaren

14 030

– 38

479 826,00

181 446,29

120 964,19

60 482,10

Haarlem

148 250

– 29

3 869 325,00

1 463 185,95

975 457,30

487 728,65

Haarlemmerliede Spaarnw

5 269

18

– 85 357,80

– 32 278,07

– 21 518,71

– 10 759,36

Haarlemmermeer

112 000

– 13

1 310 400,00

495 528,00

330 352,00

165 176,00

Haelen

9 925

– 6

53 595,00

20 266,96

13 511,31

6 755,65

Halderberge

29 600

1

– 26 640,00

–10 073,92

– 6 715,95

– 3 357,97

Hardenberg

35 025

– 51

1 607 647,50

607 932,19

405 288,13

202 644,06

Harderwijk

39 572

– 7

249 303,60

94 274,20

62 849,47

31 424,73

Hardinxveld-Giessendam

17 730

32

–510 624,00

– 193 092,56

– 128 728,37

– 64 364,19

Haren

18 590

30

– 501 930,00

– 189 804,92

– 126 536,61

– 63 268,31

Harenkarspel

14 950

41

– 551 655,00

–208 608,44

– 139 072,29

– 69 536,15

Harlingen

15 500

42

–585 900,00

– 221 558,19

– 147 705,46

– 73 852,73

Harmelen

8 020

55

– 396 990,00

– 150 121,84

– 100 081,23

– 50 040,61

Hasselt

7 575

– 35

238 612,50

90 231,36

60 154,24

30 077,12

Hattem

11 650

26

– 272 610,00

– 103 087,52

– 68 725,01

– 34 362,51

Heel

8 380

– 5

37 710,00

14 260,04

9 506,70

4 753,35

Heemskerk

36 670

36

– 1 188 108,00

– 449 283,25

–299 522,17

– 149 761,08

Heemstede

25 947

42

– 980 796,60

– 370 888,41

– 247 258,94

– 123 629,47

Heerde

18 150

– 18

294 030,00

111 187,50

74 125,00

37 062,50

Heerenveen

40 600

1

– 36 540,00

– 13 817,61

– 9 211,74

– 4 605,87

Heerhugowaard

44 120

17

– 675 036,00

–255 264,98

– 170 176,66

– 85 088,33

Heerjansdam

3 551

62

– 198 145,80

– 74 928,87

– 49 952,58

– 24 976,29

Heerlen

95 000

17

– 1 453 500,00

– 549 641,29

– 366 427,52

– 183 213,76

Heeze-Leende

15 325

– 62

855 135,00

323 369,45

215 579,64

107 789,82

Heiloo

21 600

39

– 758 160,00

– 286 698,34

–191 132,23

– 95 566,11

Heino

7 900

12

– 85 320,00

– 32 263,77

– 21 509,18

– 10 754,59

Helden

19 360

– 70

1 219 680,00

461 222,21

307 481,47

153 740,74

Hellendoorn

35 643

– 12

384 944,40

145 566,79

97 044,53

48 522,26

Hellevoetsluis

38 200

– 1

34 380,00

13 000,80

8 667,20

4 333,60

Helmond

79 645

8

– 573 444,00

–216 847,95

– 144 565,30

– 72 282,65

Hendrik-Ido-Ambacht

21 020

30

– 567 540,00

– 214 615,35

– 143 076,90

–71 538,45

Hengelo Gld

8 405

– 36

272 322,00

102 978,61

68 652,41

34 326,20

Hengelo O

78 908

– 3

213 051,60

80 565,50

53 710,33

26 855,17

Het Bildt

10 175

– 81

741 757,50

280 495,73

186 997,15

93 498,58

Heteren

9 200

14

– 115 920,00

–43 835,17

– 29 223,45

– 14 611,72

Heumen

16 320

– 4

58 752,00

22 217,08

14 811,39

7 405,69

Heusden

42 800

0

0,00

0,00

0,00

0,00

Heythuysen

12 045

– 56

607 068,00

229 562,87

153 041,92

76 520,96

Hillegom

20 750

38

– 709 650,00

– 268 354,28

–178 902,85

– 89 451,43

Hilvarenbeek

14 580

– 86

1 128 492,00

426 739,45

284 492,97

142 246,48

Hilversum

82 308

23

– 1 703 775,60

– 644 283,05

– 429 522,03

–214 761,02

Holten

8 825

– 34

270 045,00

102 117,57

68 078,38

34 039,19

Hontenisse

7 900

17

– 120 870,00

–45 707,01

– 30 471,34

– 15 235,67

Hoogeveen

53 050

– 3

143 235,00

54 164,34

36 109,56

18 054,78

Hoogezand-Sappemeer

33 150

– 5

149 175,00

56 410,55

37 607,04

18 803,52

Hoorn

64 500

27

– 1 567 350,00

– 592 693,68

– 395 129,12

– 197 564,56

Horst

19 600

– 76

1 340 640,00

506 963,26

337 975,50

168 987,75

Houten

34 745

46

– 1 438 443,00

– 543 947,48

– 362 631,65

– 181 315,83

Huissen

15 780

30

– 426 060,00

– 161 114,67

– 107 409,78

– 53 704,89

Huizen

42 200

37

– 1 405 260,00

–531 399,32

– 354 266,21

– 177 133,11

Hulst

19 610

– 24

423 576,00

160 175,34

106 783,56

53 391,78

Hummelo en Keppel

4 510

– 14

56 826,00

21 488,76

14 325,84

7 162,92

Hunsel

6 085

6

– 32 859,00

– 12 425,64

– 8 283,76

– 4 141,88

IJsselham

5 586

– 71

356 945,40

134 978,97

89 985,98

44 992,99

IJsselmuiden

14 850

6

– 80 190,00

– 30 323,86

– 20 215,91

– 10 107,95

IJsselstein

29 289

47

– 1 238 924,70

– 468 499,60

– 312 333,07

– 156 166,53

Jacobswoude

10 756

42

– 406 576,80

–153 747,09

– 102 498,06

– 51 249,03

Kampen

32 200

– 7

202 860,00

76 711,55

51 141,03

25 570,52

Kapelle

11 125

13

– 130 162,50

– 49 220,97

– 32 813,98

– 16 406,99

Katwijk

40 700

41

– 1 501 830,00

– 567 917,28

– 378 611,52

–189 305,76

Kerkrade

51 750

22

–1 024 650,00

– 387 471,58

– 258 314,39

– 129 157,19

Kessel

4 175

– 70

263 025,00

99 462,95

66 308,63

33 154,32

Kesteren

10 740

5

– 48 330,00

– 18 276,00

– 12 184,00

– 6 092,00

Kollumerland en Nwkruisl

13 025

4

– 46 890,00

– 17 731,46

– 11 820,97

– 5 910,49

Korendijk

10 500

6

– 56 700,00

– 21 441,12

– 14 294,08

– 7 147,04

Krimpen aan den IJssel

28 408

30

– 767 016,00

–290 047,24

– 193 364,83

– 96 682,41

Laarbeek

21 450

– 20

386 100,00

146 003,78

97 335,86

48 667,93

Landerd

14 310

–75

965 925,00

365 264,71

243 509,81

121 754,90

Landgraaf

41 100

27

–998 730,00

– 377 669,93

– 251 779,95

– 125 889,98

Landsmeer

10 320

69

– 640 872,00

– 242 345,86

– 161 563,91

– 80 781,95

Langedijk

23 700

45

– 959 850,00

–362 967,45

– 241 978,30

– 120 989,15

Laren

11 500

45

–465 750,00

– 176 123,45

– 117 415,63

– 58 707,82

Leek

18 833

– 2

33 899,40

12 819,06

8 546,04

4 273,02

Leerdam

20 763

1

– 18 686,70

– 7 066,38

– 4 710,92

– 2 355,46

Leersum

7 300

5

– 32 850,00

– 12 422,23

– 8 281,49

– 4 140,74

Leeuwarden

89 184

– 2

160 531,20

60 704,90

40 469,93

20 234,97

Leeuwarderadeel

10 450

– 11

103 455,00

39 121,53

26 081,02

13 040,51

Leiden

117 720

1

– 105 948,00

– 40 064,26

– 26 709,50

– 13 354,75

Leiderdorp

25 442

25

– 572 445,00

– 216 470,18

–144 313,45

– 72 156,73

Leidschendam

38 110

– 1

34 299,00

12 970,17

8 646,78

4 323,39

Lelystad

63 000

12

– 680 400,00

– 257 293,38

– 171 528,92

– 85 764,46

Lemsterland

12 500

– 35

393 750,00

148 896,63

99 264,42

49 632,21

Leusden

29 025

24

– 626 940,00

– 237 077,47

– 158 051,65

– 79 025,82

Lichtenvoorde

19 075

– 30

515 025,00

194 756,80

129 837,86

64 918,93

Liemeer

6 900

77

– 478 170,00

– 180 820,07

– 120 546,71

– 60 273,36

Liesveld

9 600

13

– 112 320,00

– 42 473,83

– 28 315,89

– 14 157,94

Limmen

6 485

36

– 210 114,00

– 79 454,65

– 52 969,76

– 26 484,88

Lingewaal

10 700

9

– 86 670,00

– 32 774,28

–21 849,52

– 10 924,76

Lisse

22 020

23

– 455 814,00

– 172 366,15

– 114 910,76

– 57 455,38

Lith

6 625

– 44

262 350,00

99 207,70

66 138,47

33 069,23

Littenseradiel

10 623

60

– 573 642,00

– 216 922,83

–144 615,22

– 72 307,61

Lochem

19 150

– 50

861 750,00

325 870,92

217 247,28

108 623,64

Loenen

8 550

78

– 600 210,00

– 226 969,52

– 151 313,01

– 75 656,51

Loon op Zand

22 699

5

– 102 145,50

– 38 626,34

– 25 750,89

– 12 875,45

Loosdrecht

8 900

28

– 224 280,00

–84 811,52

– 56 541,01

– 28 270,51

Lopik

13 400

6

– 72 360,00

– 27 362,95

– 18 241,96

– 9 120,98

Loppersum

11 068

34

– 338 680,80

– 128 072,21

– 85 381,47

– 42 690,74

Losser

22 550

1

– 20 295,00

– 7 674,56

– 5 116,37

– 2 558,19

Maarn

5 868

21

– 110 905,20

– 41 938,82

–27 959,21

– 13 979,61

Maarssen

40 708

57

– 2 088 320,40

– 789 698,74

– 526 465,82

– 263 232,91

Maartensdijk

9 550

12

– 103 140,00

–39 002,41

– 26 001,61

– 13 000,80

Maasbracht

13 650

12

–147 420,00

– 55 746,90

– 37 164,60

– 18 582,30

Maasbree

12 872

– 45

521 316,00

197 135,74

131 423,83

65 711,91

Maasdonk

11 440

– 26

267 696,00

101 229,29

67 486,19

33 743,10

Maasdriel

23 030

– 7

145 089,00

54 865,43

36 576,95

18 288,48

Maasland

6 810

22

– 134 838,00

– 50 989,01

– 33 992,68

– 16 996,34

Maassluis

33 100

15

– 446 850,00

– 168 976,41

– 112 650,94

– 56 325,47

Maastricht

121 729

9

– 986 004,90

–372 857,93

– 248 571,95

– 124 285,98

Margraten

13 800

19

– 235 980,00

– 89 235,88

– 59 490,59

– 29 745,29

Markelo

7 140

– 132

871 080,00

346 679,01

265 679,24

302 675,57

Marum

9 675

– 25

217 687,50

82 318,57

54 879,04

27 439,52

Medemblik

7 750

–15

104 625,00

39 563,96

26 375,98

13 187,99

Meerlo-Wanssum

7 500

– 44

297 000,00

112 310,60

74 873,74

37 436,87

Meerssen

20 308

36

– 657 979,20

– 248 814,95

– 165 876,64

–82 938,32

Meijel

5 725

– 61

314 302,50

118 853,55

79 235,70

39 617,85

Menaldumadeel

13 819

25

– 310 927,50

–117 577,29

– 78 384,86

– 39 192,43

Menterwolde

12 600

– 12

136 080,00

51 458,68

34 305,78

17 152,89

Meppel

29 625

11

– 293 287,50

–110 906,72

– 73 937,81

– 36 968,91

Middelburg

44 900

31

–1 252 710,00

– 473 712,51

– 315 808,34

– 157 904,17

Middelharnis

16 800

– 16

241 920,00

91 482,09

60 988,06

30 494,03

Midden Drenthe

32 255

– 49

1 422 445,50

537 898,02

358 598,68

179 299,34

Mierlo

10 180

1

– 9 162,00

– 3 464,61

– 2 309,74

– 1 154,87

Mill en Sint Hubert

11 075

– 87

867 172,50

327 921,44

218 614,29

109 307,15

Millingen aan de Rijn

5 940

63

– 336 798,00

–127 360,22

– 84 906,82

– 42 453,41

Moerdijk

36 500

– 32

1 051 200,00

397 511,47

265 007,65

132 503,82

Monster

20 380

45

– 825 390,00

– 312 121,38

– 208 080,92

– 104 040,46

Montfoort U

13 710

12

– 148 068,00

–55 991,94

– 37 327,96

– 18 663,98

Mook en Middelaar

7 930

35

– 249 795,00

– 94 460,02

– 62 973,35

– 31 486,67

Moordrecht

7 788

51

– 357 469,20

– 135 177,04

–90 118,03

– 45 059,01

Muiden

6 848

40

– 246 528,00

– 93 224,61

– 62 149,74

– 31 074,87

Naaldwijk

29 015

48

– 1 253 448,00

– 473 991,59

– 315 994,39

–157 997,20

Naarden

16 868

– 1

15 181,20

5 740,77

3 827,18

1 913,59

Nederhorst den Berg

5 100

66

– 302 940,00

– 114 556,82

– 76 371,21

– 38 185,61

Nederlek

14 895

41

– 549 625,50

– 207 840,98

– 138 560,65

–69 280,33

Nederweert

16 150

– 112

1 647 300,00

637 583,89

454 370,13

354 121,09

Neede

11 081

–12

119 674,80

45 255,05

30 170,03

15 085,02

Neerijnen

11 100

4

– 39 960,00

– 15 110,88

–10 073,92

– 5 036,96

Niedorp

11 455

29

– 298 975,50

– 113 057,64

– 75 371,76

– 37 685,88

Nieuwegein

63 015

48

– 2 722 248,00

– 1 029 418,57

– 686 279,05

–343 139,52

Nieuwerkerk a/d IJssel

21 221

48

–916 747,20

– 346 668,12

– 231 112,08

– 115 556,04

Nieuwkoop

11 115

53

– 530 185,50

– 200 489,74

– 133 659,83

– 66 829,91

Nieuw-Lekkerland

9 390

58

– 490 158,00

–185 353,34

– 123 568,89

– 61 784,45

Nieuwleusen

8 321

– 8

59 911,20

22 655,43

15 103,62

7 551,81

Nijefurd

10 778

– 61

591 712,20

223 756,07

149 170,72

74 585,36

Nijkerk

36 200

– 17

553 860,00

209 442,26

139 628,17

69 814,09

Nijmegen

152 100

0

0,00

0,00

0,00

0,00

Noord-Beveland

6 880

8

– 49 536,00

– 18 732,05

– 12 488,03

– 6 244,02

Noordenveld

30 500

– 26

713 700,00

269 885,78

179 923,86

89 961,93

Noorder-Koggenland

10 400

36

– 336 960,00

–127 421,48

– 84 947,66

– 42 473,83

Noordoostpolder

42 750

– 78

3 001 050,00

1 134 847,60

756 565,07

378 282,53

Noordwijk

25 010

34

– 765 306,00

– 289 400,60

– 192 933,73

– 96 466,87

Noordwijkerhout

15 455

37

– 514 651,50

–194 615,56

– 129 743,70

– 64 871,85

Nootdorp

10 969

43

–424 500,30

– 160 524,86

– 107 016,58

– 53 508,29

Nuenen c.a.

23 750

19

– 406 125,00

– 153 576,24

– 102 384,16

– 51 192,08

Nunspeet

26 150

– 12

282 420,00

106 797,17

71 198,12

35 599,06

Nuth

16 654

20

– 299 772,00

– 113 358,84

– 75 572,56

– 37 786,28

Obdam

6 450

61

– 354 105,00

– 133 904,87

– 89 269,91

–44 634,96

Oegstgeest

20 900

48

–902 880,00

– 341 424,23

– 227 616,16

– 113 808,08

Oirschot

17 677

– 33

525 006,90

198 531,45

132 354,30

66 177,15

Oisterwijk

25 320

– 18

410 184,00

155 111,15

103 407,44

51 703,72

Oldebroek

22 338

5

– 100 521,00

– 38 012,03

– 25 341,36

– 12 670,68

Oldenzaal

30 890

12

– 333 612,00

– 126 155,44

– 84 103,63

–42 051,81

Olst

9 302

– 32

267 897,60

101 305,53

67 537,02

33 768,51

Ommen

16 675

– 70

1 050 525,00

397 256,22

264 837,48

132 418,74

Onderbanken

8 578

31

– 239 326,20

– 90 501,25

– 60 334,16

– 30 167,08

Oostburg

17 700

– 8

127 440,00

48 191,46

32 127,64

16 063,82

Oosterhout

52 100

– 15

703 350,00

265 971,93

177 314,62

88 657,31

Oostflakkee

10 049

– 30

271 323,00

102 600,84

68 400,56

34 200,28

Ooststellingwerf

25 725

– 54

1 250 235,00

472 776,59

315 184,39

157 592,20

Oostzaan

8 900

53

– 424 530,00

– 160 536,10

– 107 024,06

–53 512,03

Ootmarsum

4 475

30

– 120 825,00

– 45 690,00

– 30 460,00

– 15 230,00

Opmeer

10 850

15

– 146 475,00

– 55 389,55

– 36 926,37

– 18 463,18

Opsterland

28 750

– 32

828 000,00

313 108,35

208 738,90

104 369,45

Oss

65 650

– 6

354 510,00

134 058,02

89 372,01

44 686,01

Oud-Beijerland

22 570

17

–345 321,00

– 130 583,20

– 87 055,47

– 43 527,73

Ouder-Amstel

12 760

– 2

22 968,00

8 685,35

5 790,24

2 895,12

Ouderkerk

8 150

82

– 601 470,00

– 227 445,99

– 151 630,66

– 75 815,33

Oudewater

9 850

– 32

283 680,00

107 273,64

71 515,76

35 757,88

Papendrecht

29 722

22

– 588 495,60

– 222 539,72

– 148 359,81

–74 179,91

Pekela

13 300

– 7

83 790,00

31 685,20

21 123,47

10 561,73

Pijnacker

22 400

26

– 524 160,00

–198 211,20

– 132 140,80

– 66 070,40

Purmerend

70 151

36

–2 272 892,40

– 859 494,67

– 572 996,45

– 286 498,22

Putten

22 500

– 40

810 000,00

306 301,65

204 201,10

102 100,55

Raalte

28 350

– 40

1 020 600,00

385 940,07

257 293,38

128 646,69

Ravenstein

8 500

– 12

91 800,00

34 714,19

23 142,79

11 571,40

Reeuwijk

12 980

42

–490 644,00

– 185 537,12

– 123 691,41

– 61 845,71

Reiderland

6 996

– 72

453 340,80

171 430,91

114 287,27

57 143,64

Reimerswaal

20 500

17

–313 650,00

– 118 606,80

– 79 071,20

– 39 535,60

Renkum

32 134

39

– 1 127 903,40

– 426 516,87

– 284 344,58

– 142 172,29

Renswoude

4 010

– 67

241 803,00

91 437,85

60 958,57

30 479,28

Reusel-De Mierden

12 407

– 99

1 105 463,70

418 031,30

278 687,53

139 343,77

Rheden

44 317

22

– 877 476,60

–331 817,93

– 221 211,96

– 110 605,98

Rhenen

17 209

4

– 61 952,40

– 23 427,31

– 15 618,21

– 7 809,10

Ridderkerk

46 911

28

– 1 182 157,20

– 447 032,96

– 298 021,97

– 149 010,99

Rijnsburg

14 850

23

– 307 395,00

–116 241,47

– 77 494,32

– 38 747,16

Rijnwaarden

10 930

23

–226 251,00

– 85 556,86

– 57 037,90

– 28 518,95

Rijnwoude

19 350

14

– 243 810,00

– 92 196,80

– 61 464,53

– 30 732,27

Rijssen

26 121

22

– 517 195,80

– 195 577,68

– 130 385,12

–65 192,56

Rijswijk

52 137

12

– 563 079,60

– 212 928,65

– 141 952,43

– 70 976,22

Roerdalen

10 500

– 3

28 350,00

10 720,56

7 147,04

3 573,52

Roermond

44 900

– 13

525 330,00

198 653,63

132 435,76

66 217,88

Roggel en Neer

8 341

– 80

600 552,00

227 098,85

151 399,23

75 699,62

Roosendaal

75 274

9

– 609 719,40

– 230 565,50

– 153 710,33

– 76 855,17

Rotterdam

592 665

– 10

5 333 985,00

2 017 047,39

1 344 698,26

672 349,13

Rozenburg

13 380

71

–854 982,00

– 323 311,60

– 215 541,06

– 107 770,53

Rozendaal

1 400

– 108

137 200,00

52 729,26

36 846,95

25 759,31

Rucphen

22 480

– 12

242 784,00

91 808,81

61 205,88

30 602,94

Ruurlo

7 906

–30

213 462,00

80 720,69

53 813,80

26 906,90

Sas van Gent

8 700

– 47

368 010,00

139 163,05

92 775,37

46 387,68

Sassenheim

14 774

46

– 611 643,60

– 231 293,14

– 154 195,42

–77 097,71

Schagen

17 150

74

– 1 142 190,00

– 431 919,35

– 287 946,24

– 143 973,12

Scheemda

14 325

– 13

167 602,50

63 378,92

42 252,61

21 126,31

Schermer

4 925

11

– 48 757,50

– 18 437,66

– 12 291,77

– 6 145,89

Scherpenzeel

9 040

– 3

24 408,00

9 229,89

6 153,26

3 076,63

Schiedam

75 620

– 13

884 754,00

334 569,88

223 046,59

111 523,29

Schiermonnikoog

1 000

– 118

108 000,00

42 201,56

30 857,05

27 218,25

Schijndel

22 650

– 13

265 005,00

100 211,69

66 807,79

33 403,90

Schinnen

13 750

24

– 297 000,00

– 112 310,60

– 74 873,74

– 37 436,87

Schipluiden

10 932

– 25

245 970,00

93 013,60

62 009,07

31 004,53

Schoonhoven

11 800

41

– 435 420,00

– 164 654,15

– 109 769,43

– 54 884,72

Schoorl

6 574

22

– 130 165,20

–49 221,99

– 32 814,66

– 16 407,33

Schouwen-Duiveland

33 500

– 17

512 550,00

193 820,87

129 213,92

64 606,96

Sevenum

7 265

– 120

799 150,00

313 187,76

230 769,93

210 554,23

's-Graveland

9 282

69

– 576 412,20

– 217 970,38

– 145 313,58

– 72 656,79

's-Gravendeel

8 700

25

– 195 750,00

– 74 022,90

– 49 348,60

– 24 674,30

's-Gravenhage

440 743

– 5

1 983 343,50

750 001,70

500 001,13

250 000,57

's-Gravenzande

19 274

12

–208 159,20

– 78 715,44

– 52 476,96

– 26 238,48

's-Hertogenbosch

129 500

9

– 1 048 950,00

– 396 660,63

– 264 440,42

– 132 220,21

Simpelveld

11 560

21

– 218 484,00

– 82 619,76

– 55 079,84

– 27 539,92

Vianen

19 250

– 11

190 575,00

72 065,97

48 043,98

24 021,99

Vlaardingen

73 100

10

– 657 900,00

– 248 785,00

– 165 856,67

– 82 928,33

Vlagtwedde

16 250

– 87

1 272 375,00

481 148,84

320 765,89

160 382,95

Vleuten-De Meern

21 272

2

– 38 289,60

– 14 479,22

– 9 652,81

– 4 826,41

Vlieland

1 150

– 67

69 345,00

26 222,82

17 481,88

8 740,94

Vlissingen

44 300

11

–438 570,00

– 165 845,32

– 110 563,55

– 55 281,77

Vlist

9 840

20

– 177 120,00

– 66 977,96

– 44 651,97

– 22 325,99

Voerendaal

13 050

40

– 469 800,00

– 177 654,95

– 118 436,64

–59 218,32

Voorburg

38 700

22

– 766 260,00

– 289 761,36

– 193 174,24

– 96 587,12

Voorhout

13 750

59

– 730 125,00

– 276 096,90

– 184 064,60

– 92 032,30

Voorschoten

22 800

53

– 1 087 560,00

–411 261,01

– 274 174,01

– 137 087,00

Voorst

23 650

– 23

489 555,00

185 125,31

123 416,87

61 708,44

Vorden

8 400

–35

264 600,00

100 058,54

66 705,69

33 352,85

Vriezenveen

19 950

– 3

53 865,00

20 369,06

13 579,37

6 789,69

Vught

25 300

37

– 842 490,00

–318 587,75

– 212 391,83

– 106 195,92

Waalre

16 300

29

–425 430,00

– 160 876,43

– 107 250,95

– 53 625,48

Waalwijk

45 325

2

– 81 585,00

– 30 851,38

– 20 567,59

– 10 283,79

Waddinxveen

26 990

30

– 728 730,00

–275 569,38

– 183 712,92

– 91 856,46

Wageningen

33 400

21

–631 260,00

– 238 711,08

– 159 140,72

– 79 570,36

Warmond

5 250

79

– 373 275,00

– 141 154,01

– 94 102,67

– 47 051,34

Warnsveld

9 030

28

– 227 556,00

– 86 050,34

– 57 366,89

– 28 683,45

Wassenaar

26 175

27

– 636 052,50

– 240 523,37

–160 348,91

– 80 174,46

Wateringen

15 275

58

– 797 355,00

– 301 519,94

– 201 013,29

– 100 506,65

Waterland

17 391

37

– 579 120,30

–218 994,45

– 145 996,30

– 72 998,15

Weerselo

9 300

– 97

811 890,00

307 016,35

204 677,57

102 338,78

Weert

47 830

–23

990 081,00

374 399,31

249 599,54

124 799,77

Weesp

18 175

10

– 163 575,00

– 61 855,92

– 41 237,28

– 20 618,64

Wehl

6 672

– 33

198 158,40

74 933,63

49 955,76

24 977,88

Werkendam

26 025

29

–679 252,50

– 256 859,46

– 171 239,64

– 85 619,82

Wervershoof

8 359

14

– 105 323,40

– 39 828,06

– 26 552,04

– 13 276,02

West Maas en Waal

17 950

– 33

533 115,00

201 597,53

134 398,36

67 199,18

Wester-Koggenland

13 325

24

– 287 820,00

– 108 839,18

– 72 559,46

– 36 279,73

Westerveld

18 689

– 68

1 143 766,80

432 515,62

288 343,75

144 171,87

Westervoort

16 200

61

–889 380,00

– 336 319,21

– 224 212,80

– 112 106,40

Weststellingwerf

25 000

– 53

1 192 500,00

450 944,09

300 629,39

150 314,70

Westvoorne

13 925

9

– 112 792,50

– 42 652,50

– 28 435,00

– 14 217,50

Wierden

23 300

– 30

629 100,00

237 894,28

158 596,19

79 298,09

Wieringen

8 325

25

– 187 312,50

– 70 832,26

– 47 221,50

– 23 610,75

Wieringermeer

12 215

– 97

1 066 369,50

403 247,82

268 831,88

134 415,94

Wijchen

38 100

4

– 137 160,00

–51 867,08

– 34 578,05

– 17 289,03

Wijhe

7 569

– 2

13 624,20

5 151,99

3 434,66

1 717,33

Wijk bij Duurstede

23 435

31

– 653 836,50

– 247 248,39

– 164 832,26

– 82 416,13

Winschoten

18 600

7

– 117 180,00

–44 311,64

– 29 541,09

– 14 770,55

Winsum

13 852

40

–498 672,00

– 188 572,91

– 125 715,27

– 62 857,64

Winterswijk

28 500

– 44

1 128 600,00

426 780,29

284 520,20

142 260,10

Wisch

19 700

– 41

726 930,00

274 888,71

183 259,14

91 629,57

Woensdrecht

20 900

10

– 188 100,00

–71 130,05

– 47 420,03

– 23 710,02

Woerden

38 472

16

–553 996,80

– 209 493,99

– 139 662,66

– 69 831,33

Wognum

7 920

18

– 128 304,00

– 48 518,18

– 32 345,45

– 16 172,73

Wormerland

15 200

44

– 601 920,00

– 227 616,16

– 151 744,10

–75 872,05

Woudenberg

10 900

– 2

19 620,00

7 419,31

4 946,20

2 473,10

Woudrichem

14 024

13

– 164 080,80

–62 047,18

– 41 364,79

– 20 682,39

Wunseradiel

11 800

29

–307 980,00

– 116 462,69

– 77 641,79

– 38 820,90

Wymbritseradiel

15 800

– 28

398 160,00

150 564,28

100 376,18

50 188,09

Zaanstad

135 500

2

–243 900,00

– 92 230,83

– 61 487,22

– 30 743,61

Zaltbommel

25 595

29

– 668 029,50

– 252 615,48

– 168 410,32

– 84 205,16

Zandvoort

15 800

37

– 526 140,00

–198 959,94

– 132 639,96

– 66 319,98

Zederik

13 675

– 10

123 075,00

46 540,83

31 027,22

15 513,61

Zeevang

6 300

147

– 833 490,00

– 315 184,39

– 210 122,93

– 105 061,46

Zeewolde

17 050

– 108

1 670 900,00

642 167,07

448 743,26

313 711,54

Zeist

59 800

32

– 1 722 240,00

– 651 265,37

– 434 176,91

– 217 088,46

Zelhem

11 300

– 87

884 790,00

334 583,50

223 055,67

111 527,83

Zevenaar

26 360

12

–284 688,00

– 107 654,82

– 71 769,88

– 35 884,94

Zevenhuizen-Moerkapelle

9 950

8

– 71 640,00

– 27 090,68

–18 060,45

– 9 030,23

Zijpe

11 150

– 16

160 560,00

60 715,79

40 477,20

20 238,60

Zoetermeer

109 501

– 6

591 305,40

223 602,24

149 068,16

74 534,08

Zoeterwoude

8 650

– 17

132 345,00

50 046,29

33 364,19

16 682,10

Zuidhorn

17 961

37

– 598 101,30

– 226 172,11

– 150 781,41

– 75 390,70

Zundert

20 200

– 94

1 708 920,00

646 228,41

430 818,94

215 409,47

Zutphen

34 847

– 7

219 536,10

83 017,62

55 345,08

27 672,54

Zwartsluis

4 660

49

– 205 506,00

– 77 712,13

– 51 808,09

– 25 904,04

Zwijndrecht

41 194

9

– 333 671,40

– 126 177,90

– 84 118,60

–42 059,30

Zwolle

105 637

8

– 760 586,40

– 287 615,88

– 191 743,92

– 95 871,96

Totaal

15 867 1390

 

4 988 680,80

2 209 996,96

2 103 983,56

5 851 425,6?