Verzoeken tot het voeren van Nederlandse titulatuur op grond van een buitenlandse opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2005.]
Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2002.
Geldend van 01-06-2001 t/m 31-07-2005

Verzoeken tot het voeren van Nederlandse titulatuur op grond van een buitenlandse opleiding

Beleidsregel inzake de afdoening van verzoeken om toestemming tot het voeren van Nederlandse titulatuur op grond van een in het buitenland behaalde titel als bedoeld in artikel 7.23, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (WHW).

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2005]

Hierbij bericht de Informatie Beheer Groep, hierna genoemd IB-Groep, een ieder die op grond van een in het buitenland behaalde titel aan een instelling van hoger onderwijs in aanmerking wil komen voor toestemming tot het voeren van een Nederlandse titel dat door de IB-Groep het onderstaande beleid wordt gevoerd.

2. Vereiste voor behandeling van verzoeken

[Regeling vervallen per 01-08-2005]

Het verzoek om toestemming tot het voeren van Nederlandse titulatuur moet schriftelijk worden ingediend waarbij een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie of een gewaarmerkte kopie van de persoonsgegevens uit het paspoort wordt meegezonden.

Tevens dienen bewijsstukken van de in het buitenland gevolgde opleiding te worden meegezonden.

Over de in dit hoofdstuk bedoelde bewijsstukken volgt een nadere beleidsregel.

3. Het door de IB-Groep gevoerde beleid

[Regeling vervallen per 01-08-2005]

Uit het systeem van de WHW en met name uit het bepaalde in de artikelen 7.20 en 7.23 in onderlinge samenhang bezien, moet worden afgeleid dat van een op grond van een examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs verkregen titel slechts kan worden gesproken, ingeval die titel bij of krachtens enige wettelijke bepaling van het betreffende land is verbonden aan (het met goed gevolg afleggen van) een examen als hiervoor bedoeld.

Hier te lande is het slechts mogelijk de uit de WHW gebruikte academische titulatuur te voeren indien een opleiding is gevolgd die voldoet aan de criteria zoals genoemd in de WHW. De opleiding dient m.a.w. gevolgd te zijn aan een in de WHW opgenomen dan wel op grond van de WHW aangewezen instelling van hoger onderwijs.

Op grond hiervan hanteert de IB-Groep als uitgangspunt dat slechts van een gelijkwaardige opleiding sprake kan zijn, indien de desbetreffende buitenlandse opleiding aldaar door de rijksoverheid is erkend. Een privaatrechtelijke erkenning kan in landen waar deze overheidserkenning bestaat niet op één lijn worden gesteld met erkenning van overheidswege. Daar waar sprake is van een federale staatsvorm, dient de opleiding op federaal niveau erkend te zijn. In landen waar geen enkele vorm van overheidserkenning van het onderwijs aanwezig is, kan de volgens de in dat land geëigende c.q. meest gangbare wijze van erkenning gelijkwaardig geacht worden aan overheidserkenning.

Ter invulling van de beoordelings- en beleidsvrijheid die de IB-Groep op grond van voornoemd artikel toekomt, wordt als vaste gedragslijn gehanteerd dat de gelijkwaardigheid van een opleiding aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs wordt vastgesteld aan de hand van het eindniveau van de opleiding, met als weegfactoren de vooropleidingvereisten, de nominale studieduur en de nominale studieomvang. Of er sprake is van een overeenkomstige opleiding wordt beantwoord aan de hand van de vraag of voor de buitenlandse opleiding een soortgelijke Nederlandse opleiding bestaat, blijkend uit de bestudeerde vakken, de aanwezigheid van een stage- en/of thesisverplichting, het opleidingskarakter en de opleidingsdoelstelling.

Met betrekking tot een verzoek om Nederlandse academische titulatuur op grond van een in het Angelsaksisch onderwijsstelsel behaalde Mastergraad hanteert de IB-Groep bovendien als vast beleid dat – om te kunnen spreken van een gelijkwaardige en overeenkomstige opleiding – de Mastergraad moet zijn behaald na een Bachelorgraad en de Bachelorgraad en de Mastergraad beide het niveau en de inhoud moeten hebben van een wetenschappelijke opleiding in Nederland en dat beide opleidingen in dezelfde discipline moeten zijn gevolgd.

4. Overgangsmaatregel

[Regeling vervallen per 01-08-2005]

In situaties waarbij een aanvrager een Mastergraad in een Angelsaksisch onderwijsstelsel heeft behaald, zonder dat deze voorafgegaan is door een wetenschappelijke Bachelorgraad hanteert de IB-Groep tot 1 januari 2002 de volgende overgangsmaatregel.

Het Mastergedeelte komt in deze setting het beste overeen met een verkort doctoraalprogramma zoals dat door Nederlandse universiteiten aan HBO-abituriënten wordt aangeboden. Een dergelijk programma duurt in Nederland normaliter gemiddeld twee jaar in voltijd.

Daar waar de nominale studieduur van een in het buitenland gevolgd Masterprogramma overeenkomt met de nominale studieduur van een overeenkomstig Nederlands doorstromingsprogramma kan een verzoek om Nederlandse academische titulatuur in principe worden toegekend.

Een eventueel tekort aan studieduur wordt niet gecompenseerd door de werkervaring van een aanvrager mee in aanmerking te nemen. Deze maakt in Nederland geen onderdeel uit van het onderwijs curriculum. Evenmin kan waarde worden gehecht aan eventueel extra benodigde tijd gegeven het feit dat het onderwijs al dan niet geheel in een vreemde taal wordt gegeven.

De overgangsmaatregel wordt toegepast op aanvragen waarbij uiterlijk 31 december 2001 een gewaarmerkt afschrift van de behaalde Mastergraad en de documenten inzake de vooropleiding zijn toegezonden.

hoofddirecteur Informatie Beheer Groep

Chr. G. Spanjaard