Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen

Geraadpleegd op 26-12-2024.
Geldend van 14-12-2005 t/m 10-09-2008

Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Verkeer en Waterstaat;

b. register:

Nederlandse register voor burgerluchtvaartuigen;

c. aanvrager:

degene op wiens naam de minister een luchtvaartuig zal inschrijven indien deze aan de hier gestelde regels voldoet.

Artikel 2

  • 1 Het aanvraagformulier voor inschrijving, wijziging van de inschrijving van een luchtvaartuig in het register of vernieuwing van het bewijs van inschrijving wordt volledig ingevuld en ondertekend door de aanvrager. Het formulier is kosteloos te verkrijgen bij de minister.

  • 2 Bij de aanvraag tot inschrijving, voor wijziging van een inschrijving van een luchtvaartuig in het register of vernieuwing van het bewijs van inschrijving worden de in deze regeling genoemde gegevens ingediend.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden op een zodanig tijdstip ingediend, dat de beoordeling waarop de inschrijving respectievelijk de wijziging van de inschrijving van het betrokken luchtvaartuig in het register is gebaseerd, tijdig kan plaatsvinden.

Artikel 3

De houder van het luchtvaartuig is verplicht de minister zo spoedig mogelijk in te lichten indien:

  • a. het luchtvaartuig definitief niet meer aan het luchtverkeer deelneemt;

  • b. het luchtvaartuig is overgedragen aan een andere houder of eigenaar onder opgave van diens naam, adres, woonplaats dan wel zetel, land van vestiging en datum van overdracht;

  • c. het luchtvaartuig in het buitenland is ingeschreven;

  • d. het bewijs van inschrijving verloren is gegaan;

  • e. de overeenkomst, bedoeld in artikel 8, eerste lid is beëindigd;

  • f. de houder, de eigenaar of de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 2, vierde lid van het Besluit luchtwaardigheid niet meer voldoet aan de eisen voor het verkrijgen van een inschrijving, of

  • g. de gegevens, bedoeld in paragraaf 8, zijn gewijzigd.

§ 2. In te dienen gegevens met betrekking tot het luchtvaartuig

Artikel 4

  • 1 Bij de aanvraag tot inschrijving van het luchtvaartuig in het register wordt een bewijs van eigendom van het luchtvaartuig overgelegd.

  • 2 Indien het luchtvaartuig vanuit het buitenland wordt ingevoerd, wordt ingediend een bewijs dat het luchtvaartuig niet dan wel niet meer in het buitenland is ingeschreven, en

  • 3 Een algemene beschrijving van het luchtvaartuig met, indien van toepassing, vermelding van het aantal en type voortstuwingsinrichtingen en luchtschroeven.

§ 3. In te dienen gegevens met betrekking tot de aanvrager

Artikel 5

  • 1 Door een natuurlijke persoon worden de volgende gegevens ingediend:

    • a. een niet ouder dan 6 maanden, gewaarmerkt afschrift uit de Gemeentelijke Basisadministratie, of, in geval van een persoon woonachtig buiten Nederland, van een vergelijkbare administratie, waarop door deze administratie ook de nationaliteit is vermeld;

      of,

    • b. een niet ouder dan 6 maanden, gewaarmerkt afschrift uit de Gemeentelijke Basisadministratie, of, in geval van een persoon woonachtig buiten Nederland, van een vergelijkbare administratie, alsmede een kopie van een geldig paspoort of ander geldig identiteitsbewijs waaruit de nationaliteit onomstotelijk blijkt.

  • 2 Ingeval van meerdere houders, wordt een verklaring inzake het optreden van één van de houders als contactpersoon ingediend, waarbij van iedere houder de gegevens, bedoeld in het eerste lid worden ingediend. Een formulier voor deze verklaring is kosteloos te verkrijgen bij de minister.

Artikel 6

Door een rechtspersoon worden de volgende gegevens ingediend:

  • a. een niet ouder dan 6 maanden gewaarmerkt uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, of, in geval van een rechtspersoon gevestigd buiten Nederland, van een vergelijkbare instantie;

  • b. op verzoek van de minister een afschrift van de statuten of vergelijkbare documenten, waaruit blijkt, wie de rechtspersoon in en buiten rechte vertegenwoordigt.

Artikel 7

Een aanvrager, bedoeld in artikel 2, vierde lid van het Besluit luchtwaardigheid, dient naast de gegevens volgens artikel 5 of 6, de volgende gegevens in:

  • a. een schriftelijke verklaring, dat het beheer van het luchtvaartuig zal worden uitgevoerd vanuit Nederland door een vertegenwoordiger van de aanvrager. Een formulier voor deze verklaring is kosteloos te verkrijgen bij de minister;

  • b. indien het beheer wordt gevoerd door een natuurlijke persoon gaat de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vergezeld van een niet ouder dan 6 maanden, gewaarmerkt uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie, waaruit blijkt dat de woonplaats van de vertegenwoordiger, bedoeld in onderdeel a, in Nederland is gelegen;

  • c. indien het beheer wordt gevoerd door een rechtspersoon gaat de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vergezeld van een niet ouder dan 6 maanden, gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, waaruit blijkt dat de vestigingsplaats van de vertegenwoordiger, bedoeld in onderdeel a, in Nederland is gelegen.

Artikel 8

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5, 6 en 7 dient een aanvrager, niet tevens zijnde de eigenaar de volgende gegevens in:

  • 1. een afschrift van de overeenkomst tussen de eigenaar en de aanvrager.

  • 2. een door de eigenaar en aanvrager ondertekende verklaring, waarin is gesteld dat de aanvrager de ingevolge wettelijke bepalingen op de eigenaar rustende verplichtingen ten aanzien van het luchtvaartuig zal nakomen. Een formulier voor deze verklaring is kosteloos te verkrijgen bij de minister.

§ 4. Wijziging van de inschrijving

Artikel 9

  • 1 Bij de aanvraag tot wijziging van de in het register opgenomen gegevens van het luchtvaartuig worden de gewijzigde gegevens als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8 overgelegd, waaruit de aard van de gevraagde wijziging blijkt.

  • 2 Bij de aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van de inschrijving van het luchtvaartuig wordt naast de gegevens vermeld in de artikelen 5 tot en met 8, een door de vorige eigenaar of eigenaren ondertekende verklaring, dat het luchtvaartuig is overgedragen aan de aanvrager ingediend, onder opgave van de datum van overdracht, naam, adres, woonplaats dan wel zetel en land van vestiging van de aanvrager.

§ 5. Vernieuwing van het bewijs van inschrijving

Artikel 10

  • 1 Bij de aanvraag tot vernieuwing van het bewijs van inschrijving wordt een schriftelijke verklaring inzake de reden van vernieuwing overgelegd.

  • 2 In geval van vermissing van het bewijs van inschrijving wordt bij de aanvraag tot vernieuwing van het bewijs van inschrijving een afschrift van het proces-verbaal van de aangifte van vermissing overgelegd.

  • 3 Indien een bewijs van inschrijving wegens verlies is vernieuwd en het bewijs wordt teruggevonden, is de houder verplicht het teruggevonden bewijs zo spoedig mogelijk aan de minister te zenden.

  • 4 Indien een bewijs van inschrijving anders dan wegens verlies is vernieuwd, is de houder verplicht het oorspronkelijke bewijs uiterlijk op de achtste dag na de datum van verzending van het vernieuwde bewijs aan de minister te zenden.

§ 6. Doorhaling van de inschrijving

Artikel 11

  • 1 De aanvraag tot doorhaling van de inschrijving geschiedt schriftelijk.

  • 2 De aanvraag tot doorhaling van de inschrijving bevat ten minste het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk alsmede het type en serienummer van het door te halen luchtvaartuig.

  • 3 De aanvraag tot doorhaling van de inschrijving is ondertekend door:

    • a. bij natuurlijke personen: alle eigenaren van het luchtvaartuig;

    • b. bij rechtspersonen: alle eigenaren die de rechtspersoon in en buiten rechte vertegenwoordigen zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b.

  • 4 De minister stelt de houder van het luchtvaartuig schriftelijk op de hoogte van de doorhaling van de inschrijving, tenzij er bijzondere redenen zijn om de houder van het luchtvaartuig niet op de hoogte te stellen van de doorhaling van de inschrijving.

  • 5 In geval van gewenste inschrijving in een buitenlands luchtvaartuigenregister kan de minister de betreffende buitenlandse autoriteit op de hoogte stellen van de doorhaling van de inschrijving in het register.

  • 6 Ingeval van een niet-ambtshalve doorhaling van de inschrijving, vindt de doorhaling slechts plaats, indien blijkt, dat het luchtvaartuig niet is teboekgesteld, als bedoeld in de titel 15 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, of dat, zo het is teboekgesteld, de houders van ingeschreven rechten en de beslagleggers zijn voldaan of hun toestemming tot de doorhaling verlenen.

§ 8. In het register op te nemen gegevens

Artikel 13

In het register wordt aantekening gehouden van:

  • a. indien de houder een natuurlijke persoon is de naam, de voorletters, het adres, de woonplaats, de geboortedatum en de geboorteplaats van de houder alsmede het land van vestiging indien de houder niet woonachtig is in Nederland;

  • b. indien de houder een rechtspersoon is de naam, het adres en de vestigingsplaats van de houder alsmede het land van vestiging indien de houder niet gevestigd is in Nederland;

  • c. de naam en het land van vestiging van de fabrikant alsmede de soort, de typeaanduiding, het serienummer, het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk van het luchtvaartuig;

  • d. de datum van inschrijving onderscheidenlijk van wijziging van de inschrijving van het luchtvaartuig;

  • e. de datum alsmede de reden van doorhaling van de inschrijving;

  • f. Indien de houder van het luchtvaartuig niet tegelijkertijd de eigenaar is wordt eveneens aantekening gehouden van de gegevens van de eigenaar bedoeld onder a en b;

  • g. Indien de houder van het luchtvaartuig niet tegelijkertijd de eigenaar is wordt eveneens aantekening gehouden van de gegevens bedoeld in artikel 8 en de termijn voor welke de overeenkomst tussen de houder en eigenaar is aangegaan;

  • h. Indien de houder van het luchtvaartuig geen woonplaats dan wel statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in Nederland heeft, wordt eveneens aantekening gehouden van de gegevens van de vertegenwoordiger van de houder, bedoeld in artikel 5;

  • i. Indien het luchtvaartuig is teboekgesteld, als bedoeld in de titel 15 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt eveneens aantekening gehouden van het nummer van de teboekstelling als genoemd in de `Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 1996'.

§ 9. Nationaliteitskenmerken en inschrijvingskenmerken

Artikel 14

  • 1 Het nationaliteitskenmerk bestaat uit PH. Dit kenmerk wordt met een koppelteken verbonden met het inschrijvingskenmerk.

  • 2 Het inschrijvingskenmerk bestaat uit:

    • a. cijfers voor een zweef- en motorzweefvliegtuig;

    • b. een cijfer-letter-cijfercombinatie voor een MLA;

    • c. drie letters voor de overige luchtvaartuigen.

  • 3 Het inschrijvingskenmerk begint niet met de letter Q en veroorzaakt geen verwarring met nood-, spoed- of waarschuwingssignalen. Het inschrijvingskenmerk is evenmin in strijd met de goede zeden.

  • 4 De letter IJ wordt geschreven als Y.

Artikel 15

  • 1 De kenmerken worden aan de buitenzijde van het luchtvaartuig op een duurzame wijze aangebracht. De kenmerken worden altijd schoon en zichtbaar gehouden en stichten geen verwarring.

  • 2 Op luchtschepen worden de kenmerken aangebracht op de romp of op de staartvlakken, met dien verstande dat:

    • a. op de romp de kenmerken op zowel de linker als de rechter zijde van de romp in de lengterichting worden aangebracht en tevens symmetrisch op de bovenzijde van de romp, waarbij de top van de letters naar voren zijn gericht;

    • b. op de staartvlakken de kenmerken op de horizontale en de verticale staartvlakken worden aangebracht, waarbij:

      • 1°. De kenmerken op de horizontale staartvlakken worden aangebracht op de rechterhelft aan de bovenzijde en op de linkerhelft aan de onderzijde;

      • 2°. De kenmerken op de verticale staartvlakken worden aangebracht op elke zijde van de staartvlakken met de kenmerken horizontaal.

  • 3 Op ballonnen worden de kenmerken aangebracht als volgt:

    • a. op bolvormige ballonnen: op twee diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen nabij de maximale omtrek van de ballon, waarbij de kenmerken zowel vanaf de zijkant als vanaf de grond zichtbaar zijn;

    • b. op niet-bolvormige ballonnen: op twee tegenover elkaar gelegen plaatsen onmiddellijk onder de maximale dwarsdoorsnede van de ballon, dan wel op twee tegenover elkaar gelegen plaatsen, indien er geen sprake is van een maximale dwarsdoorsnede van de ballon, waarbij de kenmerken zowel vanaf de zijkant als vanaf de grond zichtbaar zijn;

  • 4 Op de vleugels van luchtvaartuigen, anders dan bedoeld in het tweede en derde lid, worden de kenmerken aangebracht als volgt:

    • a. op de linkerhelft van de onderzijde of over de gehele onderzijde, waarbij het nationaliteitskenmerk op de linkerhelft is aangebracht en het inschrijvingskenmerk op de rechterhelft;

    • b. zo mogelijk op gelijke afstand van de voor- en achterrand van de vleugel;

    • c. met de top van de letters of cijfers naar voren gericht.

  • 5 Op de romp of de staartvlakken of overeenkomstige delen van luchtvaartuigen, anders dan bedoeld in het tweede en derde lid, worden de kenmerken aangebracht aan elke buitenzijkant:

    • a. tussen de vleugel en de staartvlakken, of

    • b. op de bovenhelft van de verticale staartvlakken aan elke zijde van de staartvlakken.

  • 6 Indien het luchtvaartuig niet is voorzien van vleugels, romp, staartvlakken of overeenkomstige delen die bruikbaar zijn om de kenmerken op aan te brengen, worden de kenmerken, bedoeld in het vierde en vijfde lid, op een zodanige manier aangebracht dat het luchtvaartuig toch duidelijk herkenbaar is.

  • 7 Met betrekking tot een luchtvaartuig, waarmee binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam testvluchten in het kader van onderhoud of demonstratievluchten worden uitgevoerd, dan wel dat luchtvaartuig voor overschilderen wordt overgebracht van een luchtvaartterrein binnen Nederland naar een ander luchtvaartterrein binnen Nederland, is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 16

  • 1 De letters en cijfers van het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk zijn alle van gelijke hoogte.

  • 2 De kenmerken op luchtschepen en ballonnen zijn ten minste 50 centimeter hoog.

  • 3 De kenmerken op de vleugels zijn ten minste 50 centimeter hoog.

  • 4 De kenmerken op de romp, staartvlakken en overeenkomstige delen zijn ten minste 30 centimeter hoog.

  • 5 Indien het niet mogelijk is de kenmerken met de in het tweede, derde of vierde lid aangegeven hoogte aan te brengen, mogen de afmetingen van de kenmerken kleiner zijn, maar niet kleiner dan noodzakelijk is.

Artikel 17

  • 1 De letters zijn Romeins, zonder ornamenten en bij voorkeur volgens het model zoals in bijlage 2 van deze regeling.

  • 2 De cijfers zijn Arabisch, zonder ornamenten en bij voorkeur volgens het model zoals in bijlage 2 van deze regeling.

  • 3 De breedte van het koppelteken en van ieder cijfer of iedere letter, uitgezonderd de letter L en het cijfer 1, is tweederde van de hoogte, behalve indien het model overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2 wordt gebruikt.

  • 4 De dikte van de lijnen, die strak moeten zijn, bedraagt eenzesde van de hoogte van de cijfers of letters, behalve indien het model overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2 wordt gebruikt.

  • 5 De afstand tussen de cijfers, letters en het koppelteken bedraagt ten minste een kwart van de breedte van de cijfers en letters.

  • 6 De kleur van de kenmerken onderscheidt zich duidelijk van de ondergrond.

  • 7 De kleur van de diverse karakters is zo veel mogelijk gelijk.

Artikel 18

  • 1 In bijzondere gevallen kan de minister toestemming verlenen voor het voeren van andere kenmerken. Aan de toestemming kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Het is verboden in strijd met die voorschriften of beperkingen te handelen.

  • 2 Indien sprake is van een luchtvaartuig van historische waarde kunnen de nationaliteits- en inschrijvingskenmerken worden gevoerd op ten minste beide zijden van het luchtvaartuig met een hoogte van ten minste 5 centimeter, mits een uit historisch oogmerk ander kenmerk, dat is geaccepteerd door de minister, wordt gevoerd op de plaatsen en met de grootte, bedoeld in de artikelen 15 tot en met 17.

  • 3 Het aanbrengen van militaire kenmerken dan wel voormalige militaire kenmerken op luchtvaartuigen als bedoeld in het eerste lid is slechts toegestaan na het overleggen aan de minister van een schriftelijke instemming van de militaire luchtvaart autoriteit van het Ministerie van Defensie en, indien van toepassing, de betreffende buitenlandse militaire autoriteiten.

  • 4 De houder van een luchtvaartuig waarop een kenmerk is aangebracht als bedoeld in het eerste lid stelt de minister zo spoedig mogelijk op de hoogte indien deze kenmerken zijn verwijderd.

Artikel 19

  • 1 Luchtvaartuigen zijn voorzien van een identificatieplaat, waarin ten minste het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk zijn gegraveerd.

  • 2 De identificatieplaat is gemaakt van vuurvast materiaal en is behoorlijk bevestigd op een goed zichtbare plaats, bij voorkeur en voor zover van toepassing bij de hoofdingang van het luchtvaartuig.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage 2. bij artikel 17

Bijlage 36764.png
Figuur 1a
Bijlage 36765.png
Figuur 1b
Bijlage 36766.png
Figuur 2
Bijlage 36767.png
Figuur 3
Bijlage 36768.png
Figuur 4
Bijlage 36769.png
Figuur 5
Bijlage 36770.png
Figuur 6
Bijlage 36771.png
Figuur 7
Bijlage 36772.png
Figuur 8
Bijlage 36773.png
Figuur 9
Bijlage 36774.png
Figuur 10