Schoolbudget voor svo/lom en svo/lmk en scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging per 1 augustus 2001

Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011.
Geldend van 01-08-2001 t/m heden

Schoolbudget voor svo/lom en svo/lmk en scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging per 1 augustus 2001

1. Inleiding

In juli is een akkoord bereikt tussen centrales voor overheids- en onderwijspersoneel en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen in verband met de uitwerking van de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de werkgroep Van Rijn en verlenging van de CAO sector onderwijs (PO, VO, BVE) 2000-2002 . U wordt in deze publicatie geïnformeerd over de gevolgen van dat akkoord voor de omvang van het schoolbudget zoals dat per 1 augustus 2001 wordt verstrekt aan svo/lom en svo/mlk en scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging.

Deze publicatie vervangt de eerdere publicatie over het schoolbudget per 1 augustus 2001 met kenmerk VO/FB/2001/17273, die is opgenomen in Uitleg Gele katern nr. 14 van 23 mei 2001. De nu voorliggende publicatie hangt samen met de publicatie ’Schoolbudget voor het primair onderwijs per 1 augustus 2001’ met kenmerk PO/PJ/0132554, die is opgenomen in Uitleg Gele katern nr. 18b van 15 augustus 2001. De in die publicatie opgenomen toelichting is voor een belangrijk deel gelijk aan die in de nu voorliggende publicatie. Toch is die toelichting ook hier opgenomen, zodat de publicatie zelfstandig leesbaar is.

Doelstellingen schoolbudget

Het schoolbudget is, zoals in eerdere publicaties al is aan-gegeven, een vrij besteedbaar budget voor personele doel-einden dat wordt uitgekeerd in de vorm van geld. Scholen beschikken daarmee structureel over financiële ruimte om zelfstandig afwegingen te maken en daarbij voldoende rekening te houden met de specifieke situatie waarin zij zich bevinden. In het algemeen kan bij de besteding van het budget zoals dat er nu per 1 augustus 2001 uit ziet, gedacht worden aan dekking van de volgende kosten:

  • salariskosten zoals:

    • -

      kosten van managementondersteunende en andere ondersteunende functionarissen

    • -

      kosten die worden gemaakt voor LIO en hun bege-leiders

    • -

      extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel

    • -

      toelagen (bijvoorbeeld extra periodieken voor herin-treders) en gratificaties

    • -

      extra salariskosten in verband met betaald ouder-schapsverlof

en

  • overige personele kosten zoals:

    • -

      kosten van nascholing en deskundigheidsbevorde-ring van het personeel en management

    • -

      kosten in verband met arbeidsomstandighedenbe-leid en arbo-zorg

    • -

      kosten van arbeidsmarktbeleid

    • -

      integraal personeelsbeleid.

Meer specifiek dan hierboven is aangegeven, worden met de verhoging onderstaande doelstellingen nagestreefd:

  • functiedifferentiatie binnen de leraarsfunctie. Daarbij kan met name worden gedacht aan de introductie van een leraarsfunctie met een hoger maximumsalaris dan hetgeen hoort bij de normfunctie van leraar,

  • functiedifferentiatie binnen onderwijsondersteunende functies en extra inzet van ondersteunend personeel,

  • beloningsdifferentiatie, waarbij met name kan worden gedacht aan honorering van zowel betaalde als onbetaalde relevante ervaring bij (her)indiensttreding alsmede aan het op grond van een beoordeling van het functioneren kunnen inlopen van beloningsverschil dat is ontstaan door loopbaanonderbreking; en introductie van (gedeeltelijk) betaald ouderschapsverlof.

2. Uitgangspunten bij de bepaling van de omvang van het schoolbudget per school

De omvang van het budget wordt per school vastgesteld op basis van:

  • a. het aantal leerlingen,

  • b. het aantal ambulant begeleide leerlingen en

  • c. het aantal cumi-leerlingen.

Bepaling van het aantal (cumi-)leerlingen

Tenzij in deze publicatie anders is aangegeven wordt bij het bepalen van het aantal leerlingen uitgegaan van het aantal leerlingen dat de school op 1 oktober van het voor-afgaande schooljaar bezocht. Vaststelling vindt plaats overeenkomstig artikel 234 van de WVO. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals die door het bevoegd gezag worden geleverd. Indien het definitieve door de accountant vastgestelde leerlingaantal daarvan afwijkt, kan een herberekening van de omvang van het budget plaatsvinden.

Onder cumi-leerlingen worden verstaan de leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond zoals bedoeld in artikel 12 van het Formatiebesluit WVO.

3. Eenmalige extra bekostiging voor het schooljaar 2001-2002

Uitsluitend voor het schooljaar 2001/2002 wordt een extra bekostiging verstrekt. Deze bekostiging wordt verstrekt vanwege extra kosten die kunnen voortvloeien uit de introductie van de mogelijkheid voor werknemers om beloningsverschil dat is ontstaan door loopbaanonderbreking, op grond van een beoordeling van het functioneren te kunnen inlopen. De hoogte van deze eenmalige extra bekostiging bedraagt 10,91 (f 24,04) per leerling. In paragraaf 4 is deze eenmalige extra vergoeding opgenomen onder letter B.

4. Omvang van het schoolbudget

Het schoolbudget van scholen en afdelingen voor speciaal voortgezet onderwijs voor lom en mlk en scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging bestaat uit:

A = het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 186,96 (f 412,00);

B = uitsluitend voor schooljaar 2001/2002 het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 10,91 (f 24,04);

C = het aantal ambulant begeleide leerlingen, vermenigvuldigd met 35,39 (f 78,00);

D = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met 66,25 (f 146,00).

Indien de school op 1 oktober 2000 wordt bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen komt daar nog bij:

E = het totaal aantal leerlingen, vermenigvuldigd met 12,15 (f 26,78) plus het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met 469,90 (f 1.035,53) plus het aantal ambulant begeleide leerlingen vermenigvuldigd met 111,35 (f 245,38)1.

5. Betaalritme

Het schoolbudget wordt in twee termijnen betaald. In oktober 2001 ontvangen de scholen de eerste termijn en in januari 2002 het restant. De extra bekostiging ten behoeve van een inhaalinvestering i.v.m. de beloning van herintreders wordt in oktober 2001, tegelijk met de eerste termijn, volledig betaald.

6. Verantwoording

Zoals in de onderwijsbeleidsbrief ”Onderwijs in stelling” (november 2000) is aangegeven, wordt van scholen met meer beleidsruimte verwacht dat zij verantwoording afleggen aan ouders, personeel en andere belanghebbenden over de wijze waarop zij publieke middelen besteden. Om deze reden heeft het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad instemmingsbevoegdheid ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de inzet van het schoolbudget. Het ouder/leerlingendeel van de medezeggenschapsraad heeft een adviesbevoegdheid. Uiteraard dient het schoolbestuur de medezeggenschapsraad daarbij te voorzien van de juiste informatie over de omvang van het budget.

Over de wijze waarop scholen geacht worden hun administratie in te richten om over de besteding van het budget verantwoording af te leggen, wordt u binnenkort in een afzonderlijke publicatie nader geïnformeerd. Over de wijze waarop uitgaven aan personeel die ten laste komen van het schoolbudget, binnen de CASO-systematiek dienen te worden geregistreerd, wordt u geïnformeerd door CASO. De wijze waarop het schoolbudget wordt besteed, zal voorts worden gemonitord. Nadere informatie over de wijze waarop die monitoring zal worden uitgevoerd, zal spoedig worden verstrekt. Scholen worden verplicht om medewerking te verlenen aan deze monitoring.

De staatsecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
namens deze,

dr. L.S.J.M. Henkens,

directeur voortgezet onderwijs

  1. De bedragen onder E werden voorheen toegekend via de Regeling vergoeding voor schoolspecifieke knelpunten in personeelsvoorziening (PO/PJ-99/49497, Uitleg Gele Katern nr.4/5 van 16 februari 2000) ^ [1]