Arbeidsvoorwaarden en andere personeelsaangelegenheden in de sector Rijk 2001-2002

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 14-12-2001 t/m heden

Arbeidsvoorwaarden en andere personeelsaangelegenheden in de sector Rijk 2001-2002

Inleiding/managementinformatie

Op 20 november 2001 heb ik met de centrales van overheidspersoneel een overeenkomst gesloten over de arbeidsvoorwaarden en andere personeelsaangelegenheden in de contractperiode 1 oktober 2001 tot 1 december 2002. Een afschrift van deze Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2001-2002 is als bijlage 1 bijgevoegd. De formalisering daarvan is reeds ter hand genomen.

Met deze circulaire informeer ik u over de inhoud van de gesloten overeenkomst.

Aan het slot van deze circulaire zijn de contactpersonen voor de overeengekomen maatregelen vermeld.

Deze circulaire is ook geplaatst op de internetsite van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Locatie: www.minbzk.nl\Overheidspersoneel\Rijksoverheid\Arbeidsvoorwaarden\publicaties.

I. Inkomensontwikkeling

1. Salarisverhoging per 1 oktober 2001

Met ingang van 1 oktober 2001 worden de salarissen van het personeel van de sector Rijk structureel verhoogd met 3,6%.

a. Salarisbedragen per 1 oktober 2001

In verband met de salarisverhoging van 3,6% komen de salarisbedragen per 1 oktober 2001 te luiden zoals aangegeven in de bij deze circulaire als bijlage 2 bijgevoegde inpassingstabel.

Als bijlage 3 is bijgevoegd een overzicht van de schalen van het BBRA 1984 per 1 oktober 2001.

b. Aanpassing van toelagen, vergoedingen en dergelijke

Toelagen die zijn toegekend met toepassing van het BBRA 1984 en toelagen die krachtens een BBRA-overgangsregeling nog van toepassing zijn, dienen in het algemeen in verband met de algemene salarisverhoging te worden verhoogd met ingang van 1 oktober 2001. Veelal vindt dit automatisch plaats, bijvoorbeeld voor toelagen die zijn uitgedrukt in een percentage van het salaris of die overeenkomen met één of meer periodieke salarisverhogingen. Hiervoor kan ondermeer gedacht worden aan de toelage onregelmatige dienst (artikel 17, tweede lid, BBRA 1984).

Indien zo'n automatische aanpassing niet plaatsvindt, dient - behalve in de gevallen hierna bedoeld - met ingang van 1 oktober 2001 een verhoging te worden toegepast van 3,6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vaste toelage onregelmatige dienst (artikel 17, vierde lid, BBRA 1984).

Ten slotte zijn er toelagen die geen aanpassing behoren te ondergaan, bijvoorbeeld op grond van hun aard of op grond van de desbetreffende toekenningsbeschikking. Deze toelagen blijven dus ongewijzigd.

De herziening van bijzondere regelingen die zijn getroffen met toepassing van artikel 26 BBRA 1984, dient van geval tot geval te worden beoordeeld, zo nodig in overleg met de afdeling Arbeidsvoorwaarden van mijn ministerie. Indien tot bijstelling wordt overgegaan, dient een afschrift daarvan ter informatie aan genoemde afdeling te worden gezonden.

In verband met de algemene salarisverhoging wordt de ingevolge artikel 13, derde lid, van de Overgangsrege-ling BBRA 1984 gehandhaafde EHBO-toelage per 1 oktober 2001 verhoogd van f 18,54 (= € 8,41) tot f 19,20 (= € 8,71) per maand.

c. Minimumbedrag van de vakantieuitkering

In verband met de algemene salarisverhoging wordt het minimumbedrag van de vakantie-uitkering per 1 oktober 2001 verhoogd van f 282,65 (= € 128,26) tot f 292,82 (= € 132,88) per maand.

2. Afschaffing jeugdsalarissen per 1 oktober 2001

Vooruitlopend op de invoering van het nieuwe beloningsstelsel, maar wel passend bij de kenmerken daarvan, is overeengekomen reeds per 1 oktober 2001 de jeugdsalarissen af te schaffien. Deze afschaffing heeft alleen gevolgen voor ambtenaren die werkzaam zijn in reguliere functies. In verband met deze wijziging worden zij per die datum ingeschaald in de op hen van toepassing zijnde salarisschaal op het bedrag behorende bij salarisnummer 0.

3. Eenmalige uitkering

De ambtenaar die op 1 december 2001 in dienst is op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken ontvangt in de maand december 2001 een eenmalige uitkering van f 1000,00 (= € 453,78) bruto over het jaar 2001. Om administratief technische redenen is gekozen voor een peildatumsysteem. De uitkering wordt niet toegekend aan de ambtenaar van wie de bezoldiging op 1 december 2001 teruggebracht is tot het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenpremie evenals degene die op genoemde datum geen aanspraak op bezoldiging heeft. Deeltijders ontvangen de uitkering evenredig aan hun arbeidsduur op 1 december 2001 en de arbeidsduur bij een voltijds dienstbetrekking. Bij korting op de bezoldiging dan wel bij gedeeltelijke doorbetaling van de bezoldiging zoals bij langdurige ziekte of ouderschapsverlof verandert het bedrag van de eenmalige uitkering niet. Voor deelnemers aan de Pasregeling wordt uitgegaan van de arbeidsduur zoals die bestond voordat de inhouding daarvan toepassing vond.

De eenmalige uitkering wordt niet toegekend aan het gewezen burgerlijk rijkspersoneel dat een uitkering of pensioen geniet als gevolg van een eerder verleend ontslag.

4. Verhoging van het procentueel deel van de eindejaarsuitkering

De procentuele eindejaarsuitkering wordt met ingang van het jaar 2001 structureel verhoogd met 0,1-procentpunt tot 0,4%. De verhoging van de procentuele eindejaarsuitkering werkt in verband met de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001 ook door in de berekeningsgrondslag van de uitkeringen op basis de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en het Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies van ambtenaren die op of na 2 januari 2001 een uitkering zijn gaan ontvangen. Indien in de periode januari 2001 tot en met december 2001 in de berekeningsbasis van de genoemde uitkeringen als eindejaarsuitkering 0,4% is opgenomen, blijft voor betrokkenen ook na 2001 in de berekeningsgrondslag de eindejaarsuitkering op 0,4% gehandhaafd.

5. Salarisbedragen in euro per 1 januari 2002

Bij het Aanpassingsbesluit euro zijn de salarisbedragen in guldens zoals deze golden per 1 januari 2001 met ingang van 1 januari 2002 omgezet in bedragen in euro's.

In verband met de salarisverhoging per 1 oktober 2001 dienen de salarisbedragen in euro's per 1 januari 2002 opnieuw te worden vastgesteld. Uitgangspunt hierbij is dat de bedragen technisch worden omgezet en rekenkundig worden afgerond op twee decimalen. De omrekening vindt plaats op basis van de vastgestelde koers van € 1 = f 2,20371. Dit uitgangspunt is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997.

Een overzicht van de schalen van het BBRA 1984 per 1 januari 2002 is als bijlage 4 bijgevoegd. De EHBO-toelage ingevolge artikel 13, derde lid, van de Overgangsregeling BBRA 1984 van f 19,20 wordt omgezet in € 8,71.

6. Salarisontwikkeling per 1 juli 2002

Met ingang van 1 april 2002 worden enkele wijzigingen doorgevoerd in het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (zie onderdeel III). Ter compensatie van de negatieve inkomenseffecten (die eerst vanaf 1 juli 2002 optreden) worden de salarissen met ingang van 1 juli 2002 in structurele zin verhoogd met 0,5%.

a. Salarisbedragen per 1 juli 2002

In verband met de salarisverhoging van 0,5% komen de salarisbedragen per 1 juli 2002 te luiden zoals aangegeven in de bij deze circulaire als bijlage 5 gevoegde inpassingstabel.

Als bijlage 6 is bijgevoegd een overzicht van de schalen van het BBRA 1984 per 1 juli 2002.

b. Aanpassing van toelagen, vergoedingen en dergelijke

Toelagen die zijn toegekend met toepassing van het BBRA 1984 en toelagen die krachtens een BBRA-overgangsregeling nog van toepassing zijn, dienen in het algemeen in verband met de algemene salarisverhoging te worden verhoogd met ingang van 1 juli 2002. Veelal vindt dit automatisch plaats, bijvoorbeeld voor toelagen die zijn uitgedrukt in een percentage van het salaris of die overeenkomen met één of meer periodieke salarisverhogingen. Hiervoor kan ondermeer gedacht worden aan de toelage onregelmatige dienst (artikel 17, tweede lid, BBRA 1984).

Indien zo'n automatische aanpassing niet plaatsvindt, dient - behalve in de gevallen hierna bedoeld - met ingang van 1 juli 2002 een verhoging te worden toegepast van 0,5%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vaste toelage onregelmatige dienst (artikel 17, vierde lid, BBRA 1984).

Ten slotte zijn er toelagen die geen aanpassing behoren te ondergaan, bijvoorbeeld op grond van hun aard of op grond van de desbetreffende toekenningsbeschikking. Deze toelagen blijven dus ongewijzigd.

De herziening van bijzondere regelingen die zijn getroffen met toepassing van artikel 26 BBRA 1984, dient van geval tot geval te worden beoordeeld, zo nodig in overleg met de afdeling Arbeidsvoorwaarden van mijn ministerie. Indien tot bijstelling wordt overgegaan, dient een afschrift daarvan ter informatie aan genoemde afdeling te worden gezonden.

In verband met de algemene salarisverhoging wordt de ingevolge artikel 13, derde lid, van de Overgangsregeling BBRA 1984 gehandhaafde EHBO-toelage per 1 juli 2002 verhoogd van € 8,71 tot € 8,75 per maand.

c. Minimumbedrag van de vakantieuitkering

In verband met de algemene salarisverhoging wordt het minimumbedrag van de vakantie-uitkering per 1 juli 2002 verhoogd van € 132,88 tot € 133,54 per maand.

7. Eenmalige roosteruitkering

Ambtenaren die op 1 juli 2002 in dienst zijn en die krachtens een werktijdregeling regelmatig of vrij regelmatig arbeid verrichten op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur ontvangen in de maand juli 2002 een eenmalige bruto uitkering van € 450. Dit bedrag geldt bij een volledige arbeidsduur van 36 uur en het wordt dus vermenigvuldigd met de voor de ambtenaar geldende arbeidsduurfactor (zie onderdeel II).

II. Flexibilisering arbeidsduur

De norm voor de arbeidsduur blijft gehandhaafd op gemiddeld 36 uur per week bij een volledige betrekking. Afgesproken is echter dat met ingang van 1 april 2002 op verzoek van de ambtenaar diens individuele arbeidsduur structureel kan worden verhoogd in hele uren tot maximaal gemiddeld 40 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. Een en ander zal worden vormgegeven door de introductie van het begrip 'arbeidsduurfactor'. Dit is een breuk waarvan de teller de individuele arbeidsduur is en de noemer 36 is. Het aantal te werken uren op jaarbasis gebaseerd op een volledige betrekking van gemiddeld 36 uur per week wordt met de arbeidsduurfactor vermenigvuldigd, waarna zonodig afronding op hele uren naar boven plaatsvindt.

Dit leidt voor de vier mogelijkheden tot de volgende arbeidsduurfactoren:

  • - bij 37 uur: 37/36,

  • - bij 38 uur: 38/36,

  • - bij 39 uur: 39/36,

  • - bij 40 uur: 40/36.

Deze mogelijkheid van structurele verhoging van de individuele arbeidsduur komt naast de bestaande mogelijkheid om in het kader van IKAP voor de duur van een jaar de arbeidsduur met maximaal 100 uur op jaarbasis te verhogen. Er geldt echter wel een maximum. Structurele verhoging van de individuele arbeidsduur gecombineerd met het in enig jaar meer uren werken op grond van IKAP mag er niet toe leiden dat er in dat jaar een werkweek ontstaat van meer dan gemiddeld 40 uur.

Een voorbeeld ten aanzien van het kalenderjaar 2001:

Er zijn in dat jaar 254 werkdagen. Voor een voltijdwerker bedraagt de arbeidsduur op jaarbasis derhalve 254 * 7,2 = (afgerond) 1829 uur.

Bij een structurele arbeidsduurverlenging tot 40 uur wordt het aantal te werken uren op jaarbasis: 254 * 7,2 uur * 40/36 = 2032 uur. Er is geen ruimte voor een tijdelijke uitbreiding van de arbeidsduur in het kader van IKAP.

Bij een structurele arbeidsduurverlenging tot 39 uur wordt het aantal te werken uren op jaar basis: 254 * 7,2 uur * 39/36 = 1981,2 uur (afgerond 1982). In deze situatie kan een tijdelijke uitbreiding van de arbeidsduur op grond van IKAP plaatsvinden van maximaal 2032 minus 1982 = 50 uur.

Voor wat betreft een tijdelijke vermindering van de arbeidsduur op grond van IKAP geldt dat een aanvraag daartoe niet kan worden ingediend door de ambtenaar van wie de individuele arbeidsduur op meer dan gemiddeld 36 uur is vastgesteld. Evenmin kan deze ambtenaar gebruik maken van de PAS-regeling. In beide gevallen zal eerst de structurele individuele arbeidsduur op aanvraag van de desbetreffende ambtenaar moeten worden teruggebracht tot ten hoogste gemiddeld 36 uur per week.

Geen aanvraag kan worden ingediend door de ambtenaar die gebruik maakt van de PAS-regeling, buitengewoon verlof van lange duur geniet, gedeeltelijk ontslag is verleend in verband met een flexibel vervroegd uittreden en indien de ambtenaar arbeidsgehandicapt is in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten bij wie een verminderde arbeidsprestatie is vastgesteld.

Een structurele verhoging van de individuele arbeidsduur werkt door naar de overige arbeidsduurgerelateerde aanspraken met uitzondering van de tegemoetkoming op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het nominaal deel van de eindejaarsuitkering. Eenzelfde doorwerking geldt ook voor pensioenen en aanspraken (bovenwettelijke) sociale zekerheid. In voorbereiding is een wijziging van het pensioen- en het fpu-reglement waarbij een deeltijdfactor groter dan één mogelijk wordt gemaakt. Dit leidt dan in de systematiek van het pensioenreglement tot een evenredige verhoging van het pensioen over de periode waarin de hogere deeltijdfactor van toepassing is. Ook de verschuldigde premie en de franchise worden evenredig verhoogd.

In een afzonderlijke circulaire zal ik begin 2002 nader ingaan op een aantal overige aspecten.

III. Modernisering ziektekostenregelingen

1. Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel

Met ingang van 1 april 2002 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • a. er wordt geen tegemoetkoming meer verstrekt voor partners met een eigen inkomen dat meer bedraagt dan tweemaal de algemene heffingskorting krachtens de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • b. er wordt voor maximaal drie kinderen (die aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming voldoen) een tegemoetkoming verstrekt;

  • c. indien sprake is van kinderen jonger dan 16 jaar wordt voor maximaal twee daarvan een tegemoetkoming verstrekt;

  • d. er wordt alleen een tegemoetkoming voor kinderen verstrekt als het inkomen van de ambtenaar meer bedraagt dan dat van diens partner.

2. Regeling Ziektekostenvoorziening rijkspersoneel

De volgende wijzigingen worden doorgevoerd:

  • a. met ingang van 1 april 2002 wordt een partner met een eigen inkomen dat meer bedraagt dan tweemaal de algemene heffingskorting ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 niet meer aangemerkt als medebetrokkene. Een aan de partner toegekende uitkering krachtens de AOW wordt niet beschouwd als inkomen in de zin van de regeling;

  • b. met ingang van 1 januari 2002 wordt voor personen jonger dan 65 jaar het maximumbedrag van de premie dat bij de berekening van de tegemoetkoming in aanmerking wordt genomen vastgesteld op het premiebedrag van de Standaardpakketpolis.

IV. Onkostenvergoedingen rijksambtenaren

1. De Regeling telefoonkostenvergoeding

Deze regeling, die uitsluitend een vergoeding voor het gebruik van de privé-telefoon kent, wordt met ingang van 1 juli 2002 ingetrokken. Indien het noodzakelijk is dat een ambtenaar buiten de normale werktijden en werkplek voor dienstdoeleinden de beschikking heeft over communicatieapparatuur dient dit door de dienst te worden verstrekt. Eventuele abonnementen staan op die manier op naam van de organisatie en ook de rekening voor het gebruik zal rechtstreeks aan de dienst worden gezonden. Mocht in incidentele gevallen een ambtenaar niettemin privé communicatieapparatuur voor dienstdoeleinden moeten gebruiken dan kan een vergoeding van de kosten worden toegekend op grond van artikel 69, eerste lid, ARAR.

2. Het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel

Dit besluit wordt met ingang van 1 januari 2002 zodanig gewijzigd dat het bevoegd gezag de mogelijkheid krijgt om een ambtenaar een vaste vergoeding toe te kennen van maximaal € 6 400 per jaar. In hoeverre een dergelijke vergoeding belastingvrij kan worden toegekend is afhankelijk van de vraag of men voldoet aan de fiscale eisen terzake. De voornaamste daarvan is dat aannemelijk gemaakt moet worden dat de toegekende vergoeding in overeenstemming is met de gedane uitgaven. Kan dit niet dan geldt dat de vergoeding door de belastingwetgeving als belastbaar inkomen wordt gezien waarover loonheffing enz. dient plaats te vinden.

De wijziging beoogt niet een wijziging te brengen in de bedragen die ambtenaren ontvangen. Indien twijfel bestaat over de vraag of de thans toegekende vergoedingen na 1 januari 2002 voldoen aan de eisen die de belastingwetgeving daaraan stelt, adviseer ik u tot brutering van deze vergoedingen over te gaan.

V. Verlaging vakantieaanspraken ten behoeve ven verlofsparen

Vanuit een vorige CAO-afspraak is het mogelijk dat een ambtenaar een aanvraag kan indienen om de aanspraak op vakantie te verlagen. Er moeten echter minimaal 144 uren (bij een volledige werkweek van gemiddeld 36 uur) aan vakantieaanspraak blijven bestaan.

Met het oog op verlofsparen is thans afgesproken dat een verdere verlaging van de aanspraak mogelijk is tot het aantal dat ten minste per kalenderjaar moet worden opgenomen (= 108 uur bij een volledige werkweek van gemiddeld 36 uur). Voorwaarde is wel dat de ambtenaar de volledige vergoeding die wordt ontvangen gebruikt ten behoeve van het verlofsparen.

VI. Verbetering arbeidsmarktpositie sector rijk

Vooruitlopend op de invoering van het nieuwe beloningsstelsel zal de functiewaarderingssystematiek worden aangepast, zodanig dat recht wordt gedaan aan de zwaarte van de managementsfuncties bij uitvoeringsorganisaties. De daaruit voortvloeiende salarisaanpassingen gaan in per 1 juli 2002. Hierover krijgt u in de eerste helft van 2002 nader bericht.

Voorts worden de beloningsmogelijkheden voor zware specialisten zonder managementtaken door een pakket van maatregelen op het gebied van functiewaardering en/of individuele beloning zodanig verruimd dat een hogere beloning dan schaal 15 mogelijk wordt. De daaruit voortvloeiende salarisaanpassingen gaan in per 1 juli 2002. Hierover krijgt u in de eerste helft van 2002 bericht.

Over de modernisering van het beloningsstelstel en de herziening van de inconveniënten krijgt u in de loop van het jaar 2002 nog bericht.

VII. Verhoging arbeidsparticipatie ouderen

Om ambtenaren van 62 jaar en ouder te stimuleren geen (volledig) gebruik te maken van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, wordt hen een belastingvrije toeslag in het vooruitzicht gesteld. Deze bonus wordt uitgekeerd voor elk jaar dat de ambtenaar na het bereiken van de 62-jarige leeftijd heeft gewerkt. De bonus bedraagt bij een arbeidsduur van 36 uur of meer € 454. Ambtenaren voor wie de arbeidsduurfactor minder dan één bedraagt, hebben recht op een evenredig deel van de toeslag. Ambtenaren die in het jaar 2002 en volgende jaren de leeftijd van 63, 64 of 65 jaar bereiken en daaraan voorafgaand een vol jaar hebben gewerkt, komen vanaf 1 januari 2002 voor deze bonus in aanmerking.

VIII. Loopbaanscan

Er zal door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met de departementen en Hoge Colleges van Staat een loopbaanscan worden ontwikkeld. Uiterlijk 1 juli 2002 komt deze scan beschikbaar.

Slotopmerkingen

Zodra de formalisering, voor zover dat noodzakelijk is, van de hiervoor genoemde maatregelen tot stand is gekomen, zal ik u daarover informeren.

Medewerkers van de afdelingen Personeelszaken van geadresseerden kunnen over de desbetreffende onderwerpen inlichtingen verkrijgen bij de onderstaande personen:

Onderdeel

Onderwerp

Persoon en e-mailadres

Telefoon

I m.u.v.

I.3 en I.7

Inkomensontwikkeling

H. Martens Halbe.Martens@minbzk.nl

070- 426 6904

I.3 en

Afschaffing jeugdsalarissen

J.W. van Baarle

070- 426 7661

1.7

Eenmalige roostertoelage

John.Baarle@minbzk.nl

 

II

Flexibilisering arbeidsduur

J.W. van Baarle John.Baarle@minbzk.nl

070- 426 7661

III

Modernisering ziektekostenregelingen

mw. C.A. van Ogtrop Chris.Ogtrop@minbzk.nl

070- 426 6900

IV

Onkostenvergoedingen rijksambtenaren

P. Rimmelzwaan Paul.Rimmelzwaan@minbzk.nl

070- 426 6595

V

Verlaging vakantieaanspraken tbv verlofsparen

P. Rimmelzwaan Paul.Rimmelzwaan@minbzk.nl

070- 426 6595

VI

Verbetering arbeidsmarktpositie sector Rijk

C. Terbrack Coen.Terbrack@minbzk.nl

070- 426 7514

VII

Verhoging arbeidsparticipatie ouderen

J.L. van Sloten Jan.Sloten@minbzk.nl

070- 426 7093

VIII

Loopbaanscan

O. Andersen Olaf.Andersen@minbzk.nl

070- 426 8037

IX

Overige onderwerpen

C. Terbrack Coen.Terbrack@minbzk.nl

070- 426 7514

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze,
de

directeur-generaal Management en Personeelsbeleid

M.J. van Rijn