Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2004.]
Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2003.
Geldend van 01-09-2003 t/m 30-09-2003

Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2002

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. het ministerie:

het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

c. bewindspersoon:

de Minister of een Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. mandaat:

de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;

e. volmacht:

de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

f. machtiging:

de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

g. vertegenwoordigingsbevoegdheid:

de bevoegdheid om namens een bewindspersoon, onder diens verantwoordelijkheid en met inachtneming van diens algemene en bijzondere aanwijzingen, besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten dan wel handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

h.

[Red: Vervallen.]

i. de inspecteur-generaal Werk en Inkomen:

het hoofd van de Inspectie Werk en Inkomen, genoemd in artikel 36, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

j. bedrijfsvoering:

de sturing en beheersing van bedrijfsprocessen om de gestelde beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 2. Organisatie

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het ministerie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • a. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de secretaris-generaal:

    • de directie Ramingen en Analyse;

    • de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden;

    • de Arbeidsinspectie;

    • het Agentschap SZW;

    • het Bureau SG;

  • b. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de plaatsvervangend secretarisgeneraal:

    • de directie Gemeenschappelijke Ondersteuning Bedrijfsvoering;

    • de directie Communicatie;

    • de directie Financieel- Economische Zaken;

    • de directie Personeel, Organisatie en Informatie;

    • de directie Algemene Zaken;

    • de Accountantsdienst;

    • de Academie;

  • c. het directoraat-generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen, dat bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • de directie Algemene Sociaal- Economische Aangelegenheden;

    • de directie Arbeidsverhoudingen;

    • de directie Internationale Zaken;

    • de directie Coördinatie Emancipatiebeleid;

    • een stafbureau;

  • d. het directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen, dat bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • de directie Arbeidsveiligheid en - gezondheid;

    • de directie Arbozorg en Verzuimbeleid;

    • de directie Sociale Verzekeringen;

    • een stafbureau;

  • e. het directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand, dat bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • de directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid;

    • de directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen;

    • de directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid;

    • het Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie;

    • een stafbureau;

  • f. het directoraat-generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen, dat bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • de directie Uitvoering Werk en Inkomen;

    • het Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement;

    • het Bureau Opsporingsbeleid;

    • de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;

    • een stafbureau;

  • g. de Inspectie Werk en Inkomen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.

Het ministerie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • a. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de secretaris-generaal:

    • 1°. de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden;

    • 2°. de Arbeidsinspectie;

    • 3°. het Agentschap SZW;

    • 4°. het Bureau SG;

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2003.

Het ministerie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • e. het directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand, dat bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

    • de directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid;

    • de directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen;

    • de directie Werk en Bijstand;

    • het Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie;

    • een stafbureau;

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De volgende functionarissen voeren regelmatig collegiaal overleg over de belangrijke aspecten van beleidsontwikkeling en -uitvoering en over de departementale bedrijfsvoering:

    • a. de secretaris-generaal;

    • b. de plaatsvervangend secretaris-generaal;

    • c. de directeur-generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen;

    • d. de directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen;

    • e. de directeur-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand;

    • f. de directeur-generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen;

    • g. de inspecteur-generaal Werk en Inkomen.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde overleg staat onder voorzitterschap van de secretaris-generaal en elk van de functionarissen neemt daaraan deel met volledig behoud van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De inspecteur-generaal Werk en Inkomen neemt aan dit overleg deel op een zodanige wijze dat dit in overeenstemming is met zijn verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke uitvoering van de taken genoemd in artikel 37 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk 3. VERANTWOORDELIJKHEDEN EN BEVOEGDHEDEN SECRETARIS-GENERAAL, PLAATSVERVANGEND SECRETARIS-GENERAAL, DIRECTEUREN-GENERAAL EN INSPECTEUR-GENERAAL WERK EN INKOMEN

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De secretaris-generaal is, gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499), belast met de ambtelijke leiding van het ministerie.

  • 3 De secretaris-generaal stelt regels voor de vervanging van de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal, genoemd in artikel 3, eerste lid.

  • 4 De secretaris-generaal stelt een meerjarenplan voor het ministerie vast. De secretaris-generaal stelt voorts de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a. De secretaris-generaal kent aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeurengeneraal, de inspecteur-generaal Werk en Inkomen en de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a, de budgetten toe waarover de genoemde functionarissen mogen beschikken. De secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en van de jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a.

  • 6 De secretaris-generaal is eindverantwoordelijk voor het integraal beheer van het Agentschap SZW. Hij bewaakt de continuïteit en kwaliteit van de organisatie en stuurt op de doelmatige en rechtmatige besteding van de middelen door het Agentschap SZW en op de kwaliteit van de bedrijfsvoering.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De secretaris-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2 De bevoegdheden van de secretaris- generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures, voor zover betrekking hebbend op de terreinen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

    • b. de in artikel 4, vijfde lid, genoemde aangelegenheden, met uitzondering van het nemen van besluiten als bedoeld in de onderdelen f en g;

    • c. de voorlopige buiteninvorderingstelling en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van meer dan € 5.000,-, maar minder dan € 500.000,-, alsmede, na instemming van de minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,-;

    • d de kwijtschelding van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-.

  • 3 De secretaris-generaal is bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die zijn verleend aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat:

    • a. hij gehouden is om de inspectiebevindingen van de Arbeidsinspectie en de Inspectie Werk en Inkomen, ongewijzigd door te sturen naar de betreffende bewindsperso(o)n(en);

    • b. hij gehouden is om de jaarplannen, meerjarenplannen en jaarverslagen met betrekking tot de inspectietaken van de Arbeidsinspectie en de Inspectie Werk en Inkomen, ongewijzigd door te sturen naar de betreffende bewindsperso(o)n(en);

    • c. hij gehouden is om de door de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie en de inspecteurgeneraal Werk en Inkomen gerapporteerde resultaten voortvloeiend uit toezichtbaarheids- en uitvoeringstoetsen welke op verzoek van een bewindspersoon binnen de daarvoor gestelde termijnen worden uitgebracht bij relevante wet- en regelgeving, ongewijzigd door te sturen aan de betreffende bewindsperso(o)n(en).

  • 4 De secretaris-generaal kan tijdelijke departementale projectorganisaties instellen en projectdirecteuren benoemen die leiding geven aan deze projectorganisaties. De secretaris-generaal kan deze projectorganisaties onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal of de inspecteur- generaal Werk en Inkomen stellen en bepalen dat de verlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan de betreffende functionaris(sen) binnen de projectorganisatie door de betreffende directeur-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal of inspecteur-generaal kan geschieden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.

1 De secretaris-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

2 De bevoegdheden van de secretaris- generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

  • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures, voor zover betrekking hebbend op de terreinen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder a, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

  • b. de in artikel 4, vijfde lid, genoemde aangelegenheden, met uitzondering van het nemen van besluiten als bedoeld in de onderdelen f en g;

  • c. de voorlopige buiteninvorderingstelling en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van minder dan € 500.000,–, alsmede, na instemming van de Minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,–;

  • d de kwijtschelding van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-.

3 De secretaris-generaal is bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die zijn verleend aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat:

  • a. hij gehouden is om de inspectiebevindingen van de Arbeidsinspectie en de Inspectie Werk en Inkomen, ongewijzigd door te sturen naar de betreffende bewindsperso(o)n(en);

  • b. hij gehouden is om de jaarplannen, meerjarenplannen en jaarverslagen met betrekking tot de inspectietaken van de Arbeidsinspectie en de Inspectie Werk en Inkomen, ongewijzigd door te sturen naar de betreffende bewindsperso(o)n(en);

  • c. hij gehouden is om de door de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie en de inspecteurgeneraal Werk en Inkomen gerapporteerde resultaten voortvloeiend uit toezichtbaarheids- en uitvoeringstoetsen welke op verzoek van een bewindspersoon binnen de daarvoor gestelde termijnen worden uitgebracht bij relevante wet- en regelgeving, ongewijzigd door te sturen aan de betreffende bewindsperso(o)n(en).

4 De secretaris-generaal kan tijdelijke departementale projectorganisaties instellen en projectdirecteuren benoemen die leiding geven aan deze projectorganisaties. De secretaris-generaal kan deze projectorganisaties onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal of de inspecteur- generaal Werk en Inkomen stellen en bepalen dat de verlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan de betreffende functionaris(sen) binnen de projectorganisatie door de betreffende directeur-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal of inspecteur-generaal kan geschieden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De plaatsvervangend secretarisgeneraal vervangt de secretaris-generaal bij diens afwezigheid of verhindering. Hij treedt alsdan in de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de secretaris-generaal.

  • 2 De plaatsvervangend secretarisgeneraal geeft rechtstreeks leiding aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b.

  • 3 De plaatsvervangend secretarisgeneraal stelt de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de plaatsvervangend secretarisgeneraal ter beschikking is gesteld, kent de plaatsvervangend secretarisgeneraal aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b, de budgetten toe waarover zij mogen beschikken. De plaatsvervangend secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b.

  • 4 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b. Het werkterrein van de plaatsvervangend secretaris-generaal omvat in brede zin:

    • a. het organisatie- en personeelsbeleid;

    • b. het voorlichtings- en communicatiebeleid, inclusief de documentaire informatievoorziening;

    • c. het financiële en administratieve beleid, inclusief taken ten aanzien van de departementale begroting en jaarverantwoording, het coördineren van het verkeer met de Algemene Rekenkamer en het uitvoeren van bekostigingsactiviteiten in het kader van wettelijke uitkerings- en subsidieregelingen;

    • d. de uitvoering van de taken van de departementale Accountantsdienst;

    • e. het huisvestings- en beveiligingsbeleid voor wat betreft de Haagse vestigingen van het ministerie, met inbegrip van crisisbeheersing en milieumanagement;

    • f. het automatiserings- en informatiseringsbeleid;

    • g. overige facilitaire diensten, inclusief advisering op het gebied van inkoop en (Europese) aanbestedingen;

    • h. het beheer van de pensioengarantieregeling voor oud-medewerkers van de emigratiecentrales;

    • i. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften en zaken van de nationale ombudsman van (ex-)medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdend met de dienstbetrekking.

  • 5 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is verantwoordelijk voor:

    • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

    • b. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hem ressorterende organisatieonderdelen alsmede de hiervoor bedoelde werkgeversverplichtingen voor zover deze centraal georganiseerd zijn;

    • c. de personeelsaangelegenheden welke niet ingevolge artikel 4, vijfde lid, aan de secretaris-generaal zijn voorbehouden, dan wel ingevolge artikel 8, tweede lid, van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen tot de bevoegdheden van de inspecteur-generaal Werk en Inkomen behoren, dan wel ingevolge artikel 7, derde lid, tot de taken van een directeur- generaal of de inspecteur-generaal Werk en Inkomen behoren;

    • d. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien zijn werkterrein als bedoeld in het vierde lid en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van zijn werkterrein;

    • e. het rapporteren aan de secretarisgeneraal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b;

    • f. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van functionarissen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b;

    • g. de behandeling van klachten over de wijze waarop de bemiddelingsorganisatie, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Regeling Kinderopvang SZW, uitvoering geeft aan de Regeling Kinderopvang SZW; h. een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de secretaris-generaal van de gegevens die in het mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW, genoemd in artikel 4, vijfde lid, onder i, moeten worden opgenomen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.

1 De plaatsvervangend secretarisgeneraal vervangt de secretaris-generaal bij diens afwezigheid of verhindering. Hij treedt alsdan in de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de secretaris-generaal.

2 De plaatsvervangend secretarisgeneraal geeft rechtstreeks leiding aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b.

3 De plaatsvervangend secretarisgeneraal stelt de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de plaatsvervangend secretarisgeneraal ter beschikking is gesteld, kent de plaatsvervangend secretarisgeneraal aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b, de budgetten toe waarover zij mogen beschikken. De plaatsvervangend secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b.

4 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b. Het werkterrein van de plaatsvervangend secretaris-generaal omvat in brede zin:

  • a. het organisatie- en personeelsbeleid;

  • b. het voorlichtings- en communicatiebeleid, inclusief de documentaire informatievoorziening;

  • c. het financiële en administratieve beleid, inclusief taken ten aanzien van de departementale begroting en jaarverantwoording, het coördineren van het verkeer met de Algemene Rekenkamer en het uitvoeren van bekostigingsactiviteiten in het kader van wettelijke uitkerings- en subsidieregelingen;

  • d. de uitvoering van de taken van de departementale Accountantsdienst;

  • e. het huisvestings- en beveiligingsbeleid voor wat betreft de Haagse vestigingen van het ministerie, met inbegrip van crisisbeheersing en milieumanagement;

  • f. het automatiserings- en informatiseringsbeleid;

  • g. overige facilitaire diensten, inclusief advisering op het gebied van inkoop en (Europese) aanbestedingen;

  • h. het beheer van de pensioengarantieregeling voor oud-medewerkers van de emigratiecentrales;

  • i. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften en zaken van de nationale ombudsman van (ex-)medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdend met de dienstbetrekking;

  • j. de verzorging van ramingen en de daarvoor benodigde analyses met betrekking tot de beleidsterreinen van het ministerie en het regisseren, verkrijgen en beheren van de betreffende beleidsinformatie.

5 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is verantwoordelijk voor:

  • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

  • b. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hem ressorterende organisatieonderdelen alsmede de hiervoor bedoelde werkgeversverplichtingen voor zover deze centraal georganiseerd zijn;

  • c. de personeelsaangelegenheden welke niet ingevolge artikel 4, vijfde lid, aan de secretaris-generaal zijn voorbehouden, dan wel ingevolge artikel 8, tweede lid, van het Besluit taakuitoefening Inspectie Werk en Inkomen tot de bevoegdheden van de inspecteur-generaal Werk en Inkomen behoren, dan wel ingevolge artikel 7, derde lid, tot de taken van een directeur- generaal of de inspecteur-generaal Werk en Inkomen behoren;

  • d. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien zijn werkterrein als bedoeld in het vierde lid en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van zijn werkterrein;

  • e. het rapporteren aan de secretarisgeneraal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b;

  • f. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van functionarissen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b;

  • g. de behandeling van klachten over de wijze waarop de bemiddelingsorganisatie, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Regeling Kinderopvang SZW, uitvoering geeft aan de Regeling Kinderopvang SZW; h. een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de secretaris-generaal van de gegevens die in het mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW, genoemd in artikel 4, vijfde lid, onder i, moeten worden opgenomen.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6 en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van:

    • a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures, tenzij deze overeenkomsten betrekking hebben op beroepschriften van (ex- )medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdende met de dienstbetrekking of op de invordering van geldvorderingen van de Staat;

    • b. overeenkomsten met betrekking tot beleidsinformatievoorziening.

  • 2 2. De bevoegdheden van de plaatsvervangend secretaris-generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op zijn verantwoordelijkheden of werkterrein als bedoeld in artikel 6, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

    • b. de in artikel 6, vijfde lid, genoemde aangelegenheden;

    • c. het benoemen van onder hem ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies tot en met salarisschaal 13 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, mits hij van zijn voornemen daartoe vooraf melding heeft gemaakt in de Commissie Management Development;

    • d. de kwijtschelding en de voorlopige en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-, alsmede, na instemming van de minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,-, een en ander voor zover deze vorderingen verband houden met zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6 en met uitzondering van vorderingen waarvan de oorsprong bij een voormalig organisatieonderdeel van het ministerie gelegen is;

    • e. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6;

    • f. de formatie van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.

1 De plaatsvervangend secretarisgeneraal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6 en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures, tenzij deze overeenkomsten betrekking hebben op beroepschriften van (ex- )medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdende met de dienstbetrekking of op de invordering van geldvorderingen van de Staat.

2 2. De bevoegdheden van de plaatsvervangend secretaris-generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

  • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op zijn verantwoordelijkheden of werkterrein als bedoeld in artikel 6, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

  • b. de in artikel 6, vijfde lid, genoemde aangelegenheden;

  • c. het benoemen van onder hem ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies tot en met salarisschaal 13 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, mits hij van zijn voornemen daartoe vooraf melding heeft gemaakt in de Commissie Management Development;

  • d. de kwijtschelding en de voorlopige en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-, alsmede, na instemming van de minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,-, een en ander voor zover deze vorderingen verband houden met zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6 en met uitzondering van vorderingen waarvan de oorsprong bij een voormalig organisatieonderdeel van het ministerie gelegen is;

  • e. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6;

  • f. de formatie van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder b, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Elk van de directeuren-generaal, genoemd in artikel 3, eerste lid, geeft rechtstreeks leiding aan de hoofden van de organisatieonderdelen welke ingevolge artikel 2 rechtstreeks onder elk van hen ressorteren.

  • 2 Elke directeur-generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen stellen de jaarplannen vast van de onder elk van hen ressorterende organisatieonderdelen. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de betreffende directeur-generaal respectievelijk de inspecteur-generaal ter beschikking is gesteld, kennen de directeuren-generaal en de inspecteurgeneraal aan de functionarissen die leiding geven aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen de budgetten toe waarover zij mogen beschikken. De directeuren-generaal en de inspecteur-generaal bewaken de voortgang van de uitvoering van jaarplannen van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen.

  • 3 De directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen zijn verantwoordelijk voor:

    • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

    • b. de personeelsaangelegenheden van de functionarissen die onder hen ressorteren, voor zover dit niet ingevolge artikel 4, vijfde lid, aan de secretarisgeneraal is opgedragen;

    • c. de personeelsaangelegenheden van functionarissen die niet meer onder hen ressorteren en ten aanzien van wie geen andere verantwoordelijke functionaris binnen het ministerie (meer) aangewezen kan worden, maar die op 31 december 2002 of later wel onder hen ressorteerden;

    • d. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, met uitzondering van de bij de plaatsvervangend secretaris-generaal belegde centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen;

    • e. het zorgdragen voor toedeling van de onder d bedoelde verantwoordelijkheid aan onder hen ressorterende functionarissen, voor zover deze functionarissen als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden optreden;

    • f. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van hun eigen werkterrein en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van dat werkterrein;

    • g. het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de onder hen ressorterende organisatieonderdelen;

    • h. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • i. een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de secretaris-generaal van de gegevens die in het mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW, genoemd in artikel 4, vijfde lid, onder i, moeten worden opgenomen.

  • 4 Elke directeur-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van de volgende overeenkomsten:

    • a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures;

    • b. overeenkomsten met betrekking tot beleidsinformatievoorziening;

    • c. overeenkomsten betreffende de organisatie van voorlichtings- en informatiecampagnes en de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal;

    • d. overeenkomsten betreffende externe advisering in het kader van voorlichtingsprojecten;

    • e. overeenkomsten met de arbodienst, het centraal flankerend beleid ten behoeve van herplaatsers en de opvang van kinderen van medewerkers van het ministerie;

    • f. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen;

    • g. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de Haagse vestigingen van het ministerie;

    • h. overeenkomsten betreffende de gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering van geldvorderingen van de Staat;

    • i. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen.

  • 5 Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de inspecteur-generaal Werk en Inkomen, met dien verstande dat in afwijking van de uitzonderingen, bedoeld onder c, e, f, g en i voor hem het volgende geldt. De inspecteurgeneraal Werk en Inkomen is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal gericht op de communicatie van toezichtsbevindingen en tot het aangaan van overeenkomsten met de arbodienst. Tevens is de inspecteur-generaal bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen. Voorts is de inspecteur-generaal bevoegd om de overeenkomsten, bedoeld in het vierde lid, onder f en g, aan te gaan voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens andere organisatieonderdelen van het ministerie, niet zijnde baten-lastendiensten, zijn gehuisvest.

  • 6 De in het vierde en vijfde lid bedoelde bevoegdheden van de directeuren- generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op hun eigen verantwoordelijkheden of werkterrein, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

    • b. de aangelegenheden, genoemd in het derde lid;

    • c. het benoemen van de onder hen ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies tot en met salarisschaal 13 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, mits zij van hun voornemen daartoe vooraf melding hebben gemaakt in de Commissie Management Development;

    • d. de kwijtschelding en de voorlopige en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-, alsmede, na instemming van de minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,-, een en ander voor zover deze vorderingen verband houden met hun eigen werkterrein en met uitzondering van vorderingen waarvan de oorsprong bij een voormalig organisatieonderdeel van het ministerie gelegen is;

    • e. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen hun eigen werkterrein;

    • f. de formatie van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal;

    • g. het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op hun eigen werkterrein.

  • 7 De inspecteur-generaal Werk en Inkomen geeft op verzoek van een der kamers van de Staten-Generaal of van een commissie uit een van die kamers een toelichting op het jaarverslag of een andere rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen nadat het desbetreffende stuk aan de kamers ter kennis is gebracht. De inspecteurgeneraal beperkt zich daarbij tot het geven van inlichtingen van feitelijke aard. De inspecteur-generaal stelt de minister terstond in kennis van een verzoek als hier bedoeld.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2003, 227, datum inwerkingtreding 26-11-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2003.

1 Elk van de directeuren-generaal, genoemd in artikel 3, eerste lid, geeft rechtstreeks leiding aan de hoofden van de organisatieonderdelen welke ingevolge artikel 2 rechtstreeks onder elk van hen ressorteren.

2 Elke directeur-generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen stellen de jaarplannen vast van de onder elk van hen ressorterende organisatieonderdelen. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de betreffende directeur-generaal respectievelijk de inspecteur-generaal ter beschikking is gesteld, kennen de directeuren-generaal en de inspecteurgeneraal aan de functionarissen die leiding geven aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen de budgetten toe waarover zij mogen beschikken. De directeuren-generaal en de inspecteur-generaal bewaken de voortgang van de uitvoering van jaarplannen van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen.

3 De directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen zijn verantwoordelijk voor:

  • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

  • b. de personeelsaangelegenheden van de functionarissen die onder hen ressorteren, voor zover dit niet ingevolge artikel 4, vijfde lid, aan de secretarisgeneraal is opgedragen;

  • c. de personeelsaangelegenheden van functionarissen die niet meer onder hen ressorteren en ten aanzien van wie geen andere verantwoordelijke functionaris binnen het ministerie (meer) aangewezen kan worden, maar die op 31 december 2002 of later wel onder hen ressorteerden;

  • d. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, met uitzondering van de bij de plaatsvervangend secretaris-generaal belegde centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen;

  • e. het zorgdragen voor toedeling van de onder d bedoelde verantwoordelijkheid aan onder hen ressorterende functionarissen, voor zover deze functionarissen als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden optreden;

  • f. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van hun eigen werkterrein en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van dat werkterrein;

  • g. het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de onder hen ressorterende organisatieonderdelen;

  • h. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

  • i. een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de secretaris-generaal van de gegevens die in het mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW, genoemd in artikel 4, vijfde lid, onder i, moeten worden opgenomen.

4 Elke directeur-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van de volgende overeenkomsten:

  • a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures;

  • b. overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek alsmede overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening die het verzamelen, bewerken en leveren van beleidsinformatie betreffen, voor zover deze informatie primair bedoeld is voor ramingen en verdeelmodellen, dan wel verband houdt met verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid zoals opgenomen in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid of met verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen;

  • c. overeenkomsten betreffende de organisatie van voorlichtings- en informatiecampagnes en de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal;

  • d. overeenkomsten betreffende externe advisering in het kader van voorlichtingsprojecten;

  • e. overeenkomsten met de arbodienst, het centraal flankerend beleid ten behoeve van herplaatsers en de opvang van kinderen van medewerkers van het ministerie;

  • f. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen;

  • g. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de Haagse vestigingen van het ministerie;

  • h. overeenkomsten betreffende de gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering van geldvorderingen van de Staat;

  • i. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen.

5 Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de inspecteur-generaal Werk en Inkomen, met dien verstande dat in afwijking van de uitzonderingen, bedoeld onder c, e, f, g en i voor hem het volgende geldt. De inspecteurgeneraal Werk en Inkomen is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal gericht op de communicatie van toezichtsbevindingen en tot het aangaan van overeenkomsten met de arbodienst. Tevens is de inspecteur-generaal bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen. Voorts is de inspecteur-generaal bevoegd om de overeenkomsten, bedoeld in het vierde lid, onder f en g, aan te gaan voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens andere organisatieonderdelen van het ministerie, niet zijnde baten-lastendiensten, zijn gehuisvest.

6 De in het vierde en vijfde lid bedoelde bevoegdheden van de directeuren- generaal en de inspecteur-generaal Werk en Inkomen omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

  • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op hun eigen verantwoordelijkheden of werkterrein, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift;

  • b. de aangelegenheden, genoemd in het derde lid;

  • c. het benoemen van de onder hen ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies tot en met salarisschaal 13 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, mits zij van hun voornemen daartoe vooraf melding hebben gemaakt in de Commissie Management Development;

  • d. de kwijtschelding en de voorlopige en definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van ten hoogste € 500.000,-, alsmede, na instemming van de minister van Financiën, de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen van meer dan € 500.000,-, een en ander voor zover deze vorderingen verband houden met hun eigen werkterrein en met uitzondering van vorderingen waarvan de oorsprong bij een voormalig organisatieonderdeel van het ministerie gelegen is;

  • e. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen hun eigen werkterrein;

  • f. de formatie van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal;

  • g. het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op hun eigen werkterrein.

7 De inspecteur-generaal Werk en Inkomen geeft op verzoek van een der kamers van de Staten-Generaal of van een commissie uit een van die kamers een toelichting op het jaarverslag of een andere rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen nadat het desbetreffende stuk aan de kamers ter kennis is gebracht. De inspecteurgeneraal beperkt zich daarbij tot het geven van inlichtingen van feitelijke aard. De inspecteur-generaal stelt de minister terstond in kennis van een verzoek als hier bedoeld.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De directeur-generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder c. Het werkterrein van de directeur-generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen omvat in brede zin:

  • a. het algemeen sociaal-economisch beleid;

  • b. de arbeidsverhoudingen met inbegrip van de aanvullende pensioenen, waaronder het beleid met betrekking tot arbeidsvoorwaardenvorming, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, arbeidsrecht, kinderopvang en arbeid en zorg;

  • c. de departementale coördinatie van het internationaal beleid en het uitdragen van en onderhandelen over de Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband;

  • d. de ontwikkeling en coördinatie van emancipatiebeleid.

Artikel 7b

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder d. Het werkterrein van de directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen omvat in brede zin:

  • a. het beleid met betrekking tot de bestrijding en preventie van arbeidsrisico’s en arbeidsongeschiktheid in ruime zin;

  • b. het beleid ten aanzien van de werknemers- en volksverzekeringen met inbegrip van het beleid met betrekking tot grensoverschrijdende verzekeringsposities van personen die naar Nederland komen dan wel uit Nederland vertrekken en het beleid met betrekking tot de financiering van de werknemers- en volksverzekeringen en de daarmee samenhangende administratieve lasten.

Artikel 7c

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De directeur-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder e. Het werkterrein van de directeurgeneraal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand omvat in brede zin:

  • a. het arbeidsmarktbeleid met inbegrip van de problematiek van de arbeidsmigratie, de werking van de arbeidsbemiddelingsmarkt, het instrumentarium van gesubsidieerde arbeid en het beleid rond arbeidsinpassing van arbeidsgehandicapten;

  • b. het bijstandsbeleid en het activeringsbeleid van gemeenten;

  • c. de verdere ontwikkeling van de departementale kaders voor het reïntegratiebeleid;

  • d. het beleid met betrekking tot subsidieregelingen op het terrein van het Europees Sociaal Fonds.

Artikel 7d

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De directeur-generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onder f. Het werkterrein van de directeurgeneraal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen omvat in brede zin:

  • a. het uitvoeringsbeleid, het (doen) uitvoeren van uitvoeringstoetsen en het bevorderen van een rechtmatige en effectieve uitvoering op het gebied van werk en inkomen;

  • b. het bevorderen van een doeltreffende en doelmatige toepassing van informatie- en communicatietechnologie in het gehele uitvoeringsdomein van het ministerie;

  • c. de coördinatie en monitoring van het opsporingsbeleid op het terrein van het ministerie en het jaarlijks opstellen van een opsporingsbeleidsplan en handhavingsarrangement;

  • d. het opsporen van zware strafbare feiten op de beleidsterreinen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt, het in het kader van deze opsporing constateren van andere strafbare feiten welke daarmee verband houden, het in verband met de opsporing van strafbare feiten voeren van registers als genoemd in de Wet politieregisters en het verwerken van persoonsgegevens binnen het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens;

  • e. het toetsen van voorgenomen weten regelgeving op handhaafbaarheid en fraudegevoeligheid.

Hoofdstuk 4. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden directeuren

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen betreffende de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van enkele organisatieonderdelen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

§ 1. De Inspectie Werk en Inkomen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen ten aanzien van de uitoefening van taken en bevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De uitoefening van vertegenwoordigingsbevoegdheden geschiedt binnen de grenzen van de vastgestelde taken en met inachtneming van het terzake geldende recht alsmede de voor de rijksdienst en voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels.

  • 2 De algemene bepalingen inzake organisatie, mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit zijn tevens van toepassing ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden die krachtens ondermandaat respectievelijk doorverlening van volmacht en machtiging worden uitgeoefend.

  • 3 Het uitoefenen van vertegenwoordigingsbevoegdheden die betrekking hebben op aangelegenheden met (mogelijke) financiële gevolgen geschiedt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, met inachtneming van:

    • a. de begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;

    • b. de voor de vertegenwoordigingsbevoegde geldende budgetten en bestedingsplannen;

    • c. het bepaalde bij en krachtens de Comptabiliteitswet, de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de directeur Financieel-Economische Zaken op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving;

    • d. door de secretaris-generaal te stellen regels betreffende de (financiële) besturing van het ministerie.

  • 4 Verleningen van mandaat, volmacht en machtiging zijn niet van toepassing:

    • a. indien bij wettelijk voorschrift is bepaald dat verlening van de betreffende bevoegdheid niet mogelijk is;

    • b. indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De afdoening van alle stukken, waarvan de bewindspersonen aangeven dat zij deze zelf wensen af te doen, geschiedt door een bewindspersoon.

  • 2 Tenzij de bewindspersonen anders te kennen geven worden brieven ter beantwoording van persoonlijke brieven, gericht aan (een van) de bewindspersonen, ondertekend door een bewindspersoon.

  • 3 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden in de ondertekening van stukken die op basis van mandaat, volmacht of machtiging worden ondertekend, zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uitdrukking te brengen door opneming van de volgende formule:

    De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

    namens deze,

    functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

    handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

    naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde.

  • 4 Stukken kunnen met goedvinden van een bewindspersoon overeenkomstig de door hen geparafeerde minute worden ondertekend door de secretaris-generaal dan wel door een door de bewindspersoon aan te wijzen andere functionaris. Daartoe wordt de volgende formule opgenomen:

    Overeenkomstig het door de Minister genomen besluit,

    functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

    handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

    naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het derde en vierde lid, wordt in de ondertekening van stukken die betrekking hebben op een aangelegenheid die volgens de geldende taakverdeling tussen de bewindspersonen behoort tot het takenpakket van een staatssecretaris, in plaats van `Minister' vermeld: Staatssecretaris. Indien het ministerie meer dan een staatssecretaris heeft, wordt daaraan de naam van de betreffende staatssecretaris toegevoegd.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Stukken, bestemd voor:

    • a. de Koningin;

    • b. de Raad van State (van het Koninkrijk), voorzover betrekking hebbend op wetgeving;

    • c. de Raad van Ministers (van het Koninkrijk);

    • d. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal;

    • e. de Algemene rekenkamer;

    • f. de Nationale ombudsman en

    • g. een extern advies- of overlegorgaan,

      worden vastgesteld en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 2 Ministeriële regelingen houdende algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld en ondertekend door een bewindspersoon. Indien bij of krachtens de wet waarbij de bevoegdheid tot het vaststellen van een ministeriële regeling wordt verleend in de mogelijkheid van mandaatverlening is voorzien kan een ministeriële regeling namens de bewindspersoon worden vastgesteld en ondertekend door hetzij de functionaris die daartoe bij of krachtens die wetsbepaling is aangewezen, hetzij de functionaris die daarvoor op grond van deze regeling in aanmerking komt.

  • 3 Besluiten inzake het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 4 Besluiten inzake de definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van meer dan € 500.000,- worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 5 Besluiten inzake kwijtschelding van vorderingen op derden van meer dan € 500.000,- worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Bij afwezigheid of verhindering van een vertegenwoordigingsbevoegde worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden waargenomen door een daartoe aan te wijzen plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van mandaten, volmachten en machtigingen.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Tenzij in deze regeling anders is bepaald, is de leidinggevende van een vertegenwoordigingsbevoegde te allen tijde bevoegd de aan deze verleende bevoegdheden zelf uit te oefenen.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De vertegenwoordigingsbevoegde maakt geen gebruik van een aan hem verleende bevoegdheid in de gevallen waarin hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat diens leidinggevende een besluit dient te nemen of een stuk dient vast te stellen en te ondertekenen.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Een vertegenwoordigingsbevoegde is niet bevoegd tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken op het gebied van personeelsaangelegenheden die betrekking hebben op hemzelf.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld en ondertekend door een directeur-generaal, door de plaatsvervangend secretaris-generaal, door de secretaris-generaal of door een bewindspersoon; mandaat tot het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels kan niet aan een functionaris onder het niveau van directeur-generaal worden verleend.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Vergunningen op grond van artikel 15, onderdelen b en c, van de Kernenergiewet worden vastgesteld en ondertekend door de plaatsvervangend secretaris-generaal, door de secretaris-generaal of door een bewindspersoon; mandaat tot het vaststellen en ondertekenen van deze vergunningen kan niet aan een functionaris onder het niveau van directeur-generaal worden verleend.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Het gebruik van een afgesloten mantelcontract is verplicht, behoudens toestemming van de mantelcontracthouder om hiervan af te wijken.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 Indien een organisatieonderdeel overweegt om een voorgenomen opdracht met een waarde van € 162.293,- of meer niet Europees aan te besteden, omdat zij van mening is dat de betreffende opdracht niet onder het regiem van één van de EG-aanbestedingsrichtlijnen valt, dan wel dat een beroep gedaan kan worden op uitzonderingsbepalingen binnen de richtlijnen, is inschakeling van de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden verplicht.

  • 4 Indien op een overeenkomst de Europese aanbestedingsregels van toepassing zijn, is inschakeling van de directeur Algemene Zaken verplicht.

  • 5 Het eerste, derde en vierde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteurgeneraal Werk en Inkomen kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang mandateren of doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen. Zij kunnen daarbij bepalen dat deze ondermandaat kunnen verlenen respectievelijk volmacht en machtiging kunnen doorverlenen aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2 2. Bevoegdheden ten aanzien van de volgende aangelegenheden kunnen niet worden doorverleend aan een functionaris onder het niveau van directeur-generaal of inspecteur-generaal Werk en Inkomen:

    • a. het aangaan van overeenkomsten met een waarde van € 500.000,- of meer;

    • b. het benoemen van hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden;

    • c. het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;

    • d. de voorlopige buiteninvorderingstelling, na instemming van de minister van Financiën, van vorderingen op derden van meer dan € 500.000,-;

    • e. de formatie van organisatieonderdelen.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen vertegenwoordigingsbevoegden hun bevoegdheden eveneens doorverlenen aan functionarissen die niet onder hen ressorteren, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4 De (door)verlening van (onder)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De vertegenwoordigingsbevoegde brengt de door hem vastgestelde organisatie-, mandaat- en volmachtbesluiten onmiddellijk en in elk geval voor de bekendmaking ter kennis aan de mandaat- respectievelijk volmachtgever en - indien deze niet tevens de directe leidinggevende is - aan de directe leidinggevende, alsmede aan de secretaris-generaal.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Aan de uitoefening van de bij dit besluit opgedragen taken en van de bij en krachtens dit besluit verleende bevoegdheden kunnen door iedere leidinggevende algemene en bijzondere aanwijzingen aan zijn ondergeschikten worden verbonden.

  • 2 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden de algemene en bijzondere aanwijzingen op te volgen.

  • 3 Elke leidinggevende is gehouden toe te zien op de naleving door zijn ondergeschikten van deze en eventuele andere mandaat- en volmachtbesluiten en van de aan de uitoefening van het mandaat, de volmacht of machtiging verbonden algemene en bijzondere aanwijzingen.

  • 4 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden met inachtneming van de door zijn leidinggevende(n) te geven algemene en bijzondere aanwijzingen aan zijn leidinggevende(n) te rapporteren over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgeoefend en van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheden gebruik heeft gemaakt. De leidinggevende(n) kan/kunnen algemene en bijzondere aanwijzingen geven omtrent de vorm, inhoud, tijdstippen en perioden van de rapportage. Voorzover het de financiële bedrijfsvoering betreft, legt de vertegenwoordigingsbevoegde mede verantwoording af aan de directeur Financieel-Economische Zaken.

  • 5 Alle in deze regeling genoemde bedragen zijn inclusief BTW.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

In de Regeling openbaarheid van bestuur Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt `directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie' steeds vervangen door: directie Communicatie.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 2001

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend