a. Toetsingscriteria voor instemming met een voorgenomen fusie
[Regeling vervallen per 19-07-2006]
Ter beoordeling van de vraag of met de voorgenomen fusie kan worden ingestemd, zal
ik, binnen de randvoorwaarden rond de financiële continuïteit, als invulling van het
criterium 'het belang van de volkshuisvesting' als bedoeld in het eerste lid van artikel 9 BBSH de aanvraag aan onderstaande punten toetsen. Ook van de gemeenten en de huurdersorganisaties
verwacht ik, dat zij bij het geven van hun zienswijze - zie hierna - aan die punten
de nodige aandacht zullen schenken.
Bij de beoordeling zal, ondermeer aan de hand van door de fuserende corporaties overgelegde
documenten als beleids- en prestatieplannen, samenwerkingsovereenkomsten met betrokken
huurdersorganisaties en prestatiecontracten met betrokken gemeenten, worden bezien:
-
• wat de gevolgen van de fusie zijn voor de huurontwikkeling (prijs-kwaliteitverhouding),
-
• of de lokale binding behouden blijft. Daaronder versta ik in ieder geval de aanwezigheid
van een lokaal aanspreekpunt in die gemeenten waar de gefuseerde woningcorporatie
100 of meer huurwoningen heeft, welk aanspreekpunt minimaal de zelfstandige bevoegdheid
heeft om klachten van huurders af te handelen en als aanspreekpunt voor de gemeente
fungeert.
-
• of de investeringscapaciteit (als bedoeld in artikel 21, tweede lid, BBSH) van de gefuseerde corporaties, in termen van meetbare jaarlijkse prestaties, wordt
ingezet ten behoeve van de lokale en/of regionale behoeften. Dit zodanig, dat de huurdersorganisaties
en de gemeenten de corporatie daarop - ook in de jaren na de fusie - kunnen aanspreken,
-
• of de professionaliteit en de doelmatigheid van de organisatie enerzijds en de kwaliteit
van de dienstverlening aan de huurders anderzijds verbeteren, en
-
• of er sprake is van matching van middelen tussen 'rijke' en 'arme' corporaties, als
bedoeld in de artikelen 21, tweede lid, en 22 BBSH.
De VNG, Aedes en de Nederlandse Woonbond hebben de intentie uitgesproken gezamenlijk
een fusiegedragscode op te stellen, waarin ondermeer het bovenstaande nader wordt
uitgewerkt. Zodra deze fusiegedragscode is afgerond, zal ook die bij de beoordeling
van een voorgenomen fusie gebruikt worden als toetsingskader.
Er wordt uiteraard van uit gegaan, dat zowel de gemeente(n) als de huurdersorganisatie(s)
(conform de Wet overleg huurders verhuurder en de artikelen 17a18 en 19 BBSH, ) als volwaardig gesprekspartners worden beschouwd. Dit houdt mijns inziens onder
meer in, dat de toegelaten instelling hen zodanig tijdig informeert, dat zij in de
gelegenheid zijn daarop hun zienswijze te geven op een zodanig tijdstip dat die zienswijze
van invloed kan zijn op vaststelling of wijziging van het beleid of de voornemens
van de toegelaten instelling.