Besluit detectie radioactief besmet schroot

Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010.
Geldend van 01-10-2010 t/m 30-06-2011

Besluit van 3 oktober 2002, houdende regels voor de detectie van radioactief besmet schroot (Besluit detectie radioactief besmet schroot)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 december 2001, nr. MJZ2001144238, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, en 32, eerste lid, van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 april 2002, nr. W08.02.0014/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 september 2002, nr. MJZ2002078061, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

detectieapparatuur: apparatuur, die ioniserende straling meet;

inrichting: inrichting als aangewezen in het Besluit omgevingsrecht;

omzet: hoeveelheid schroot die binnen de inrichting wordt gebracht;

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

radioactief besmet schroot: schroot voor het voorhanden hebben waarvan een vergunning vereist is ingevolge de artikelen 15 of 29 van de Kernenergiewet, dan wel het krachtens artikel 34 van die wet bepaalde, of waarvan het voorhanden hebben gemeld moet worden ingevolge het bepaalde krachtens de artikelen 21, 32 of 34 van die wet.

Artikel 2

  • 1 Dit besluit is van toepassing op inrichtingen waar roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is dit besluit niet van toepassing:

    • a. op inrichtingen waarvan de omzet per kalenderjaar lager is dan:

      • 1. 500 ton roestvrij-staalschroot,

      • 2. 1000 ton aluminiumschroot, of

      • 3. 20 000 ton ijzerschroot,

      met dien verstande dat voor inrichtingen die reeds ten minste twee volle kalenderjaren een omzet aan schroot hebben gehad, de gemiddelde omzet over de twee laatst verstreken kalenderjaren bepalend is;

    • b. op inrichtingen, waar roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt overgeslagen in containers die bij binnenkomst in de inrichting zijn gesloten en gedurende hun aanwezigheid binnen de inrichting niet worden geopend.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, blijven de artikelen 7 tot en met 9 van toepassing op inrichtingen waarop dit besluit ingevolge voornoemd artikelonderdeel eerder van toepassing is geweest, totdat is voldaan aan de bewijsplicht, bedoeld in artikel 8, derde lid.

Artikel 3

Degene die de inrichting drijft, meet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht.

Artikel 4

  • 1 Een meting als bedoeld in artikel 3 wordt verricht met behulp van een poortdetector of meetapparatuur bevestigd aan een grijper.

  • 2 Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels stellen met betrekking tot de in het eerste lid genoemde detectieapparatuur, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de metingen worden verricht.

Artikel 5

  • 1 Degene die de inrichting drijft, houdt een register bij van de metingen, bedoeld in artikel 3.

  • 2 Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels stellen met betrekking tot de te registreren gegevens, de wijze waarop de resultaten van de metingen worden geregistreerd en de periode gedurende welke de gegevens bewaard worden.

Artikel 6

  • 1 Degene die de inrichting drijft, zorgt dat de metingen, bedoeld in artikel 3, en de registratie van de gegevens, bedoeld in artikel 5, worden uitgevoerd door of onder toezicht van een daartoe schriftelijk door hem aangewezen persoon, die voldoet aan de krachtens het tweede lid gestelde eisen.

  • 2 Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels stellen met betrekking tot vaardigheden en bekwaamheden waaraan een persoon als bedoeld in het eerste lid moet voldoen.

Artikel 7

  • 1 Degene die de inrichting drijft, stelt financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het verwijderen van radioactief besmet schroot dat hij in de inrichting voorhanden heeft.

  • 2 De financiële zekerheid wordt gesteld in een of meer van de volgende vormen:

    • a. een borgtocht of een bankgarantie,

    • b. het sluiten van een verzekeringsovereenkomst,

    • c. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds,

    • d. het treffen van enige andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van Onze Minister voldoende waarborg biedt dat de kosten bedoeld in het eerste lid zijn gedekt.

  • 3 De financiële zekerheid bedraagt minimaal € 110 000,–.

  • 4 Indien de kosten, die voortvloeien uit het verwijderen van radioactief besmet schroot als bedoeld in het eerste lid, naar redelijkerwijs kan worden verwacht, in belangrijke mate zullen afwijken van het in het derde lid bepaalde bedrag, kan Onze Minister een hoger of lager bedrag voor de financiële zekerheid verlangen.

  • 5 De financiële zekerheid wordt gesteld ten behoeve van de Staat der Nederlanden.

Artikel 8

  • 1 De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot het moment waarop degene die de inrichting drijft, het opslaan, bewerken, verwerken of overslaan van schroot in de inrichting heeft beëindigd, dan wel niet langer voldoet aan artikel 2, tweede lid, onder a, en aantoonbaar geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting.

  • 2 Degene die de inrichting drijft, meldt Onze Minister onverwijld:

    • a. de beëindiging van de in het eerste lid bedoelde activiteiten en

    • b. een omzetdaling waardoor niet langer wordt voldaan aan artikel 2, eerste lid, onder a.

  • 3 Degene die de inrichting drijft, legt tevens in de in het tweede lid bedoelde gevallen schriftelijk bewijs over dat geen radioactief besmet schroot aanwezig is binnen de inrichting.

Artikel 9

  • 1 Degene die de inrichting drijft, legt aan Onze Minister schriftelijk bewijs over dat financiële zekerheid is gesteld:

    • a. binnen 6 maanden na de datum waarop dit besluit in werking is getreden;

    • b. binnen vier weken nadat de inrichting door een ander aan hem is overgedragen.

  • 2 Degene die de inrichting drijft, doet van iedere wijziging met betrekking tot de gestelde financiële zekerheid uiterlijk vier weken na die wijziging schriftelijk mededeling aan Onze Minister.

  • 3 Onze Minister kan bij regeling bepalen dat het schriftelijk bewijs aan daarbij aangegeven voorwaarden voldoet.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit detectie radioactief besmet schroot.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 oktober 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

De Minister van Economische Zaken,

H. Ph. J. B. Heinsbroek

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Uitgegeven de achtentwintigste november 2002

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner