Bijdrageregeling zorg AWBZ

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003 en zichtdatum 23-12-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2003

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Bijdragebesluit:

het Bijdragebesluit zorg;

b. relevante inkomen:

het inkomen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit, doch zonder de vermindering wegens verschuldigde of ingehouden belasting, rekening houdend met toepassing van artikel 7 van het Bijdragebesluit, met dien verstande dat indien artikel 8, derde lid, van het Bijdragebesluit van toepassing is, uitgegaan wordt van het inkomen in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde zijn aanspraak op zorg tot gelding brengt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2 van het Bijdragebesluit, worden in verband met zak- en kleedgeld en, indien van toepassing, een jonggehandicaptenkorting onderscheidenlijk een ouderenkorting in mindering gebracht:

  • a. voor de ongehuwde verzekerde die in het peiljaar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft genoten: € 3 270;

  • b. voor de gehuwde verzekerden, indien een van hen of beiden in het peiljaar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft of hebben genoten, tezamen: € 5 313;

  • c. voor de ongehuwde verzekerde die op 1 januari in het peiljaar 65 jaar of ouder was: € 2 907;

  • d. voor de gehuwde verzekerden, indien beiden of een van beiden in het peiljaar 65 jaar of ouder waren of was en geen van beiden in het peiljaar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft genoten, tezamen: € 4 463;

  • e. voor de ongehuwde verzekerde op wie onderdeel a, noch onderdeel c van toepassing is: € 2 786;

  • f. voor de gehuwde verzekerden op wie onderdeel b, noch onderdeel d van toepassing is, tezamen: € 4 345.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2, worden in verband met de ziekenfondspremie in mindering gebracht:

    • a. voor een verzekerde die op 1 januari van het peiljaar verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet en op die datum jonger was dan 65 jaar: 7,48% van het relevante inkomen, vermeerderd met € 157, met dien verstande dat maximaal € 2 285 in mindering wordt gebracht;

    • b. voor een ongehuwde verzekerde die op 1 januari van het peiljaar verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet en op die datum 65 jaar of ouder was: 5,95% van het relevante inkomen, vermeerderd met € 368, met dien verstande dat maximaal € 1 961 en minimaal € 997 in mindering wordt gebracht;

    • c. voor een gehuwde verzekerde die op 1 januari van het peiljaar verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet en op die datum 65 jaar of ouder was: 5,95% van het relevante netto-inkomen, vermeerderd met € 303, met dien verstande dat maximaal € 1 895 en minimaal € 736 in mindering wordt gebracht.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2, worden in verband met de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering dan wel publiekrechtelijke ziektekostenregeling in mindering gebracht:

  • a. voor de verzekerde die op 1 januari van het peiljaar anders dan ingevolge de Ziekenfondswet tegen kosten van zorg als bedoeld in artikel 8 van de Ziekenfondswet verzekerd was en die op die datum jonger was dan 65 jaar: € 1 815;

  • b. voor de verzekerde die op 1 januari van het peiljaar anders dan ingevolge de Ziekenfondswet tegen kosten van zorg als bedoeld in artikel 8 van de Ziekenfondswet verzekerd was en die op die datum 65 jaar of ouder was: € 1 584.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Op de verzekerde die op 1 januari van het peiljaar jonger was dan 65 jaar en op die datum niet tegen kosten van zorg als bedoeld in artikel 8 van de Ziekenfondswet verzekerd was, is artikel 3 van overeenkomstige toepassing, indien het relevante inkomen van de verzekerde niet hoger is dan € 31 676 en is artikel 4 van overeenkomstige toepassing, indien het relevante inkomen hoger is dan dat bedrag.

  • 2 Op de verzekerde die op 1 januari van het peiljaar 65 jaar of ouder was en op die datum niet tegen kosten van zorg als bedoeld in artikel 8 van de Ziekenfondswet verzekerd was, is artikel 3 van overeenkomstige toepassing, indien het relevante inkomen van de ongehuwde verzekerde, onderscheidenlijk van de gehuwde en zijn echtenoot tezamen, niet hoger is dan € 18 968 en is artikel 4 van overeenkomstige toepassing, indien het relevante netto-inkomen hoger is dan dat bedrag.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor verzekerden die in het peiljaar 65 jaar of ouder waren, worden de volgende extra vrijlatingen in mindering gebracht:

    • a. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de ongehuwde verzekerde, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, minder bedraagt dan € 6 703 doch meer dan € 6 322, het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en het laatstgenoemde bedrag;

    • b. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de ongehuwde verzekerde, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, meer bedraagt dan € 6 703, 12,5% van het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en dat bedrag, vermeerderd met een bedrag van € 381;

    • c. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de gehuwde verzekerden tezamen, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, minder bedraagt dan € 8 794 doch meer dan € 8 413, het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en het laatstgenoemde bedrag;

    • d. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de gehuwde verzekerden tezamen, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, meer bedraagt dan € 8 794, 12,5% van het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en dat bedrag, vermeerderd met een bedrag van € 381;

    • e. de onderdelen c en d zijn ook van toepassing indien een van beide gehuwde verzekerden de leeftijd van 65 jaar in de in de aanhef bedoelde periode nog niet heeft bereikt.

  • 2 Voor de overige verzekerden wordt in mindering gebracht:

    • a. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de ongehuwde verzekerde, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, minder bedraagt dan € 6 340 doch meer dan € 5 959, het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en het laatstgenoemde bedrag;

    • b. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de ongehuwde verzekerde, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, meer bedraagt dan € 6 340, 12,5% van het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en dat bedrag, vermeerderd met een bedrag van € 381;

    • c. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de gehuwde verzekerden tezamen, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, minder bedraagt dan € 8 440 doch meer dan € 8 059, het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en het laatstgenoemde bedrag;

    • d. indien het bijdrageplichtig inkomen per jaar van de gehuwde verzekerden tezamen, na toepassing van de artikelen 6, eerste lid, en 7 van het Bijdragebesluit, meer bedraagt dan € 8 440, 12,5% van het verschil tussen dat bijdrageplichtig inkomen en dat bedrag, vermeerderd met een bedrag van € 381.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Voor individuele, groeps- of gezinspsychotherapie is een bijdrage verschuldigd van € 10,40 per zitting tot een maximum van € 468 per kalenderjaar, waarbij voor gezinstherapie de bijdrage en het maximum gelden per gezin. Voor partnerrelatiepsychotherapie is een bijdrage verschuldigd van € 5,20 per zitting, tot een maximum van € 468 per kalenderjaar.

  • 2 De bijdrage is niet verschuldigd indien de verzekerde een bijdrage ingevolge artikel 4 van het Bijdragebesluit is verschuldigd.

  • 3 De bijdrage wordt betaald aan de persoon of instelling die de hulp verleent.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De in artikel 4, eerste lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden als volgt vastgesteld:

    • a. het onder a en c genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 1 624;

    • b. het onder b, d en e genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 1 776.

  • 2 De in artikel 14, eerste lid, aanhef, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 106 en € 556.

  • 3 Het in artikel 16d, eerste lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 4,60;

  • 4 De in artikel 16d, tweede lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden als volgt vastgesteld:

    • a. de onder a genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 12 526 en € 2,20;

    • b. de onder b genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 12 526, € 16 182 en € 3;

    • c. de onder c genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 16 182, € 18 270 en € 10,80;

    • d. de onder d genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 18 270, € 20 880 en € 29,60;

    • e. de onder e genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 20 880, € 25 056 en € 59,00;

    • f. de onder f genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 25 056, € 40 718 en € 89,60;

    • g. de onder g genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 40 718 en € 118.

  • 5 De in artikel 16d, derde lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden als volgt vastgesteld:

    • a. de onder a genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 12 526 en € 2,20;

    • b. de onder b genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 12 526, € 16 182 en € 7;

    • c. de onder c genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 16 182, € 18 270 en € 25,80;

    • d. de onder d genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 18 270, € 20 880 en € 40;

    • e. de onder e genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 20 880, € 25 056 en € 61,20;

    • f. de onder f genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 25 056, € 40 718 en € 103,80;

    • g. de onder g genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 40 718 en € 129,80.

  • 6 De in artikel 16d, vierde lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden als volgt vastgesteld:

    • a. de onder a genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 15 138 en € 2,20;

    • b. de onder b genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 15 138, € 19 316, en € 3;

    • c. de onder c genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 19 316, € 22 970 en € 10,80;

    • d. de onder d genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 22 970, € 26 624 en € 29,60;

    • e. de onder e genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 26 624, € 31 844 en € 59;

    • f. de onder f genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 31 844, € 48 550 en € 89,60;

    • g. de onder g genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 48 550 en € 118.

  • 7 De in artikel 16d, vijfde lid, van het Bijdragebesluit genoemde bedragen worden als volgt vastgesteld:

    • a. de onder a genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 15 138 en € 2,20;

    • b. de onder b genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 15 138, € 19 316, en € 7;

    • c. de onder c genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 19 316, € 22 970 en € 25,80;

    • d. de onder d genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 22 970, € 26 624 en € 40;

    • e. de onder e genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 26 624, € 31 844 en € 61,20;

    • f. de onder f genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 31 844, € 48 550 en € 103,80;

    • g. de onder g genoemde bedragen achtereenvolgens op: € 48 550 en € 129,80.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Bijdrageregeling zorg wordt ingetrokken.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: Bijdrageregeling zorg AWBZ.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. Ross-van Dorp