Zeedagenregeling 2003

[Regeling vervallen per 01-02-2004.]
Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-10-2003.
Geldend van 15-10-2003 t/m 31-12-2003

Zeedagenregeling 2003

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

    b. ondernemer:

    degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, staat geregistreerd;

    c. zeedag:

    al dan niet aaneengesloten tijdvak van in totaal 24 uur, waarin een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt;

    d. motorvermogen:

    motorvermogen als bedoeld in de Regeling visserijlicentie;

    e. besomming:

    totale opbrengst, uitgedrukt in euro's, verkregen door de verkoop van de met een vissersvaartuig in een kalenderjaar gevangen hoeveelheden vis, schaal- en schelpdieren;

    f. groep:

    groep als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis;

    g. groepscontingent:

    groepscontingent als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis;

    h. segment:

    segment als bedoeld in tabel 1 van bijlage I van verordening (EG) nr. 2091/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 september 1998 betreffende de indeling van de communautaire vissersvloot en de visserij-inspanning in segmenten ten behoeve van de meerjarige oriëntatieprogramma's (PbEG L 266);

    i. bijlage XVII:

    Bijlage XVII van verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEG L 356);

    j. kalenderdag:

    aaneengesloten tijdvak van 24 uur;

    k. tijdvak A:

    tijdvak vanaf 1 februari tot en met 31 maart;

    l. tijdvak B:

    tijdvak vanaf 1 april tot en met 31 mei;

    m. tijdvak C:

    tijdvak vanaf 1 juni tot en met 31 juli;

    n. tijdvak D:

    tijdvak vanaf 1 augustus tot en met 30 september;

    o. tijdvak E:

    tijdvak vanaf 1 oktober tot en met 30 november;

    p. tijdvak F:

    tijdvak vanaf 1 december tot en met 31 december;

    q. inspanningsquote:

    per segment van in de desbetreffende groep gemaakte som van de uitkomsten van de per vissersvaartuig toegepaste vermenigvuldiging van het aantal zeedagen waarop de individuele ondernemer op grond van de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 aanspraak kan maken met het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig;

    r. groepsinspanning:

    per segment van de in de desbetreffende groep gemaakte som van de uitkomsten van de per vissersvaartuig toegepaste vermenigvuldiging van het aantal kalenderdagen waarvoor het vissersvaartuig op grond van onderdeel 5, 6a, 6e, 7, 8 en 9 van bijlage XVII, op grond van beschikking nr. 2003/557/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2003 houdende voorlopige toekenning aan Nederland van extra buitengaats door te brengen dagen voor vaartuigen die boomkorren aan boord hebben (PbEU L 189) en op grond van artikel 13, tweede, derde en achtste lid, in aanmerking komt, met het motorvermogen van dat vissersvaartuig.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling vindt het aanlanden plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Het is verboden in het kalenderjaar 2003 met een vissersvaartuig, ten behoeve waarvan een licentie is verleend als bedoeld in de Regeling visserijlicentie, uit te varen, de visserij uit te oefenen of vis aan te landen indien het voor het betreffende vissersvaartuig overeenkomstig artikel 3 geldende aantal zeedagen is bereikt.

  • 2 Het is verboden in het kalenderjaar 2003 met een vissersvaartuig ten behoeve waarvan een licentie is verleend als bedoeld in de Regeling visserijlicentie en waarvoor op grond van artikel 10 van de Regeling contingentering zeevis een contingent makreel is toegekend, uit te varen, de visserij uit te oefenen of vis aan te landen in een tijdvak van 10 dagen dat onmiddellijk volgt op de dag van aanlanding van met dat vissersvaartuig aangevoerde vis van soorten als genoemd in bijlagen 2, 3 en 4 van de Regeling vangstbeperking.

  • 3 Het is verboden in het kalenderjaar 2003 met een vissersvaartuig ten behoeve waarvan een licentie is verleend als bedoeld in de Regeling visserijlicentie en waarvan de ondernemer deelneemt aan een groepscontingent, uit te varen, de visserij uit te oefenen of vis aan te landen indien de in artikel 11, eerste lid, bedoelde inspanningsquote, in voorkomend geval vermeerderd, onderscheidenlijk verminderd met het gedeelte van de inspanningsquote dat ingevolge artikel 11, vierde lid, is overgedragen, is bereikt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Voor een vissersvaartuig gelden:

    • a. 100 zeedagen

    • b. indien voor een vissersvaartuig op grond van artikel 10 van de Regeling contingentering zeevis een contingent van 22.411 kg kabeljauw of meer is toegekend, 172 zeedagen;

    • c. indien voor een vissersvaartuig op grond van artikel 10 van de Regeling contingentering zeevis een contingent van 6.617 kg kabeljauw of meer, maar minder dan 22.411 kg kabeljauw is toegekend, 155 zeedagen;

    • d. indien het een vissersvaartuig betreft waarvoor een speciaal visdocument is afgegeven als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van verordening (EG) nr. 850/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 maart 1998 voor de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125), 155 zeedagen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid stelt de minister voor vissersvaartuigen waarvoor na 1 januari 2003 voor het eerst:

    • a. een licentie als bedoeld in de Regeling visserijlicentie wordt toegekend, een aantal zeedagen vast naar evenredigheid van het tijdstip waarop de licentie is toegekend;

    • b. contingenten kabeljauw en wijting als bedoeld in de Regeling contingentering zeevis zijn uitgereikt, een aantal zeedagen vast naar evenredigheid van het tijdstip waarop de contingenten kabeljauw en wijting zijn uitgereikt;

    • c. een document als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is uitgereikt, een aantal zeedagen vast naar evenredigheid van het tijdstip waarop het document is uitgereikt.

  • 3 De minister kan het aantal zeedagen, bedoeld in het eerste en tweede lid, aanpassen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt elke periode die een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt niet als een of meer zeedagen onderscheidenlijk als deel van een zeedag aangemerkt, indien de minister voor het desbetreffende vissersvaartuig een ontheffing als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling vangstbeperking heeft verleend, voor de duur van de ontheffing.

  • 2 In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt elke periode waarin een vissersvaartuig in een buitenlandse haven ligt, niet als een of meer zeedagen onderscheidenlijk als deel van een zeedag aangemerkt, indien de ondernemer een door de havenautoriteiten van het desbetreffende land getekende verklaring overlegt waarin ten minste is aangegeven:

    • a. de naam van de ondernemer;

    • b. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig

    • c. de plaats en het land van de haven;

    • d. de datum en het tijdstip van aanlanding in de haven en het aantal dagen dat het vissersvaartuig in de haven heeft gelegen, en

    • e. de datum en het tijdstip van vertrek uit de haven.

  • 3 In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt niet als zeedag onderscheidenlijk als deel daarvan aangemerkt de periode die een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt indien:

    • a. wordt uitgevaren anders dan voor het uitoefenen van de visserij of het aanlanden van vis;

    • b. op dezelfde dag als de dag van vertrek uit een Nederlandse haven wordt aangeland in een haven, en

    • c. de ondernemer onverwijld voor vertrek en na aanlanding met gebruik van de VHF-band of op andere wijze een telefaxbericht heeft verzonden aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te Kerkrade, telefax 045-5461011, waarin ten minste is aangegeven:

      • 1e. de naam van de ondernemer;

      • 2e. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

      • 3e. de plaats en het land van de haven;

      • 4e. de datum en het tijdstip van vertrek of aanlanding in een haven, en

      • 5e. het tijdstip van verzending van het telefaxbericht.

Paragraaf 2. Ontheffingen

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Van het in artikel 2, eerste lid, gestelde verbod kan de minister geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen voor een vissersvaartuig waarvoor op grond van artikel 10 van de Regeling contingentering zeevis op 1 januari 2003 contingenten tong en schol of haring zijn toegekend.

  • 2 Voor de beoordeling of en in hoeverre een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend, is bepalend de verhouding tussen:

    • a. de omvang van de voor 2003 voor het betrokken vissersvaartuig toegekende contingenten tong en schol, in voorkomend geval onder aftrek van de verminderingen ingevolge artikel 23 van de Regeling contingentering zeevis, uitgedrukt in een besomming op basis van de landelijke gemiddelde opbrengsten tong en schol in 1999, 2000 en 2001, en

    • b. de landelijke gemiddelde opbrengsten tong en schol per zeedag in 1999, 2000 en 2001 van vissersvaartuigen met een motorvermogen dat vergelijkbaar is met het motorvermogen van het vissersvaartuig, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onverminderd het tweede lid komt een ondernemer voor wiens vissersvaartuig in 2003 contingenten tong, schol en haring zijn toegekend en aan wie in 1992, gelet op het feit dat in 1991 ten minste 75% van de totale besomming uit de vangsten van tong, schol en haring bestond, een ontheffing op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Zeedagenregeling 1992 is verleend, ten minste voor een ontheffing van hetzelfde aantal zeedagen als in 1992 in aanmerking.

  • 4 Indien een ondernemer een vissersvaartuig waarvoor een gehele of gedeeltelijke ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend gedurende het kalenderjaar 2003 vervangt, kan de minister op aanvraag van de ondernemer een gehele of gedeeltelijke ontheffing van het in artikel 2, eerste lid, gestelde verbod voor het vervangende vissersvaartuig verlenen indien de beoordeling van de in het tweede lid bedoelde verhouding daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 2 Het aantal zeedagen waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend, wordt bepaald op basis van het aantal zeedagen dat voortvloeit uit de berekening op grond van artikel 5, tweede lid, vermeerderd met het aantal zeedagen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b of c, tot ten hoogste 200 zeedagen per jaar.

  • 3 Indien de ondernemer een vissersvaartuig waarvoor een gehele of gedeeltelijke ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, gedurende het kalenderjaar 2003 vervangt, kan op aanvraag van de ondernemer, deze gehele of gedeeltelijke ontheffing voor het vervangende vissersvaartuig worden verleend onder voorwaarde dat de voor 2003 voor het te vervangen vissersvaartuig toegekende contingenten en vergunning als bedoeld in het eerste lid in plaats daarvan voor het vervangende vissersvaartuig worden uitgereikt.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Van het in artikel 2, eerste lid, gestelde verbod kan de minister op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen tot ten hoogste 200 zeedagen per jaar, voor een vissersvaartuig waarvoor de ondernemer kan aantonen dat in het jaar 2002 daarmee ten minste:

    • a. 90% van de totale besomming werd gevormd door de vangst van oesters, kokkels of mosselen, of

    • b. 70% van de totale besomming werd gevormd door de vangst van garnalen, aal of spiering.

  • 2 Indien de ondernemer een vissersvaartuig waarvoor een gehele of gedeeltelijke ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, gedurende het kalenderjaar 2003 vervangt, dan kan op aanvraag van de ondernemer, deze gehele of gedeeltelijke ontheffing voor het vervangende vissersvaartuig worden verleend onder voorwaarde dat de eventueel voor 2003 voor het te vervangen vissersvaartuig toegekende vergunningen in plaats daarvan voor het vervangende vissersvaartuig worden uitgereikt.

  • 3 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt vóór 4 februari 2003 bij de minister ingediend op een daartoe bestemd formulier.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Van het in artikel 2, tweede lid, gestelde verbod kan de minister geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen indien ten aanzien van alle in dat artikellid bedoelde vissersvaartuigen ten genoegen van de minister vóór 4 februari 2003 een visplan als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis is vastgesteld.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Aan ontheffingen als bedoeld in de artikelen 5, 6, 7 en 8 kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen te allen tijde worden ingetrokken.

Paragraaf 3. Kortingen

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 De minister kan een korting toepassen op het aantal zeedagen voor het kalenderjaar 2003, zoals dat voor een vissersvaartuig geldt op grond van artikel 3, of wordt bepaald op grond van de artikelen 5, 6, 7 of 8, teneinde te voldoen aan artikel 2 van beschikking nr. 98/121/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1997 houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 39), naar de tekst zoals deze bij die beschikking is vastgesteld, en de artikelen 12 en 13 van verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 inzake de instandhouding van de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358).

  • 2 De minister maakt de korting, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 1 maart 2003 bekend in de Staatscourant.

  • 3 De minister kan de korting, bedoeld in het eerste lid, aanpassen.

Paragraaf 4. Groepscontingenten

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 In afwijking van de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 doch onverminderd artikel 10 stelt de minister op basis van een visplan als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis, de inspanningsquote vast voor de vissersvaartuigen in een groep, waarbij de segmenten gelden.

  • 2 De inspanningsquote, bedoeld in het eerste lid, wordt ten behoeve van de vissersvaartuigen aan het groepsbestuur toegekend dat met het beheer van het groepscontingent is belast.

  • 3 De minister kan op aanvraag van een groepsbestuur toestaan dat een gedeelte van de inspanningsquote, bedoeld in het eerste lid, wordt overgedragen ten behoeve van de in hetzelfde segment vallende vissersvaartuigen van deelnemers aan een andere groep.

  • 4 Een overdracht als bedoeld in het derde lid vindt slechts plaats indien de inspanningsquote van de categorie vissersvaartuigen ten behoeve waarvan wordt overgedragen, op het moment van de aanvraag, bedoeld in het derde lid, nog niet is overschreden en de vrijstelling, bedoeld in artikel 2 van de Regeling vangstbeperking, voor de betrokken vissoorten nog niet is ingetrokken.

  • 5 Een aanvraag als bedoeld in het derde lid wordt vóór 1 december 2003 bij de minister ingediend op een daartoe bestemd formulier.

  • 6 De minister kan de inspanningsquote, bedoeld in het eerste lid, aanpassen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Indien een deelnemer aan een groepscontingent op grond van artikel 22 van de Regeling contingentering zeevis van deelname wordt uitgesloten, kent de minister de uitgesloten ondernemer voor zijn vissersvaartuig een aantal zeedagen toe dat gelijk is aan het op grond van artikel 3 en de artikelen 5, 6, 7 of 8 en met inachtneming van artikel 10 voor dat vissersvaartuig toegekende totale aantal zeedagen verminderd met de tot de datum van uitsluiting met dat vaartuig benutte zeedagen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in andere gevallen waarin een deelnemer aan een groep niet langer daaraan deelneemt.

Paragraaf 5. Herstelplan

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

  • 1 Onverminderd artikel 2 is het verboden in de tijdvakken A, B, C, D, E en F met een vissersvaartuig met een lengte over alles van 10 meter of meer de visserij uit te oefenen met de typen vistuig, bedoeld in onderdeel 4 van bijlage XVII, in de in onderdeel 2 van die bijlage bedoelde geografische gebieden, en die typen vistuig aan boord te houden indien:

    • a. het aantal kalenderdagen, waarvoor het een vissersvaartuig in dat tijdvak op grond van onderdeel onderdeel 5, 6a, 6e, 7, 8 en 9 van die bijlage en van beschikking nr. 2003/557/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2003 houdende voorlopige toekenning aan Nederland van extra buitengaats door te brengen dagen voor vaartuigen die boomkorren aan boord hebben (PbEU L 189) in aanmerking komt is bereikt, of

    • b. de ondernemer van het vissersvaartuig deelneemt aan een groepscontingent en de voor het segment waartoe het vissersvaartuig behoort geldende groepsinspanning is bereikt.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden de kalenderdagen van de maanden behorend tot hetzelfde tijdvak samengevoegd overeenkomstig onderdeel 11a van bijlage XVII en mag 20% van het voor een tijdvak voor een vissersvaartuig geldende aantal kalenderdagen of voor de tot een groep behorende vissersvaartuigen van hetzelfde segment geldende groepsinspanning worden benut in het aan dat tijdvak voorafgaande tijdvak of het daaropvolgende tijdvak.

  • 3 De minister kan op verzoek van een groepsbestuur toestaan dat een gedeelte van de groepsinspanning wordt benut door tot een andere groep behorende vissersvaartuigen van hetzelfde segment.

  • 4 Een verzoek als bedoeld in het derde lid wordt vóór 1 december ingediend bij de minister op een daartoe bestemd formulier.

  • 5 Indien in een tijdvak met een vissersvaartuig de visserij, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, is uitgeoefend danwel het in dat lid bedoeld type vistuig aan boord is gehouden gedurende meer kalenderdagen dan waarvoor het vissersvaartuig op grond van het eerste en tweede lid in aanmerking komt, wordt het aantal kalenderdagen waarvoor het vissersvaartuig op grond van het eerste en tweede lid in aanmerking komt in het daaropvolgende tijdvak verminderd met het aantal kalenderdagen van de overschrijding.

  • 6 Indien in een tijdvak de voor de tot een groep behorende vissersvaartuigen van hetzelfde segment geldende groepsinspanning wordt overschreden, wordt de groepsinspanning voor de tot dat segment behorende vissersvaartuigen van die groep in het daaropvolgende tijdvak evenredig met de mate van overschrijding verminderd.

  • 7 Voor de toepassing van artikel 2 wordt elke kalenderdag waarop de in de aanhef van het eerste lid bedoelde visserij wordt uitgeoefend danwel de aldaar bedoeld typen vistuig aan boord worden gehouden, beschouwd als een volledige zeedag.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid worden, in aanvulling op de kalenderdagen die op grond van het eerste lid gelden, vier kalenderdagen per tijdvak toegekend aan een vissersvaartuig dat in het desbetreffende tijdvak één van de in onderdeel 4a van bijlage XVII genoemde vistuigen aan boord heeft of gebruikt en dat niet in aanmerking komt voor kalenderdagen op grond van onderdeel 6e van die bijlage.

  • 4 De minister kan op verzoek van de ondernemer het aantal kalenderdagen waarvoor die ondernemer op grond van onderdeel 5, 6a, 6e, 7, 8 en 9 van bijlage XVII aanpassen in verband met onvoorziene omstandigheden, als gevolg waarvan het niet mogelijk is met het betreffende vissersvaartuig de visserij uit te oefenen en het vissersvaartuig tijdelijk verhinderd is in een haven aan te landen.

Paragraaf 6. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

[Red: Wijzigt de Regeling vangstbeperking.]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

[Red: Wijzigt de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis.]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2003.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-02-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Zeedagenregeling 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B.J. Odink