Regeling detectie radioactief besmet schroot

Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2009.
Geldend van 01-07-2009 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte van 16 april 2003, nr. MJZ2003014180, houdende regels inzake de wijze van detecteren en registreren met betrekking tot aanwezigheid van ioniserende straling in schroot en de daartoe nodige vaardigheden en bekwaamheden (Regeling detectie radioactief besmet schroot)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte,

Gelet op de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit detectie radioactief besmet schroot;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit detectie radioactief besmet schroot;

bijlage:

bij deze regeling behorende bijlage;

detectielimiet:

hetgeen daaronder wordt verstaan in ISO-11929;

integratietijd:

de periode waarover het aantal pulsen wordt gesommeerd en waaruit de telsnelheid wordt berekend;

Minister:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

omgevingsdosisequivalenttempo:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit stralingsbescherming;

telsnelheid:

het totaal aantal pulsen per tijdseenheid, verzameld door een detector;

verhoogd stralingsniveau:

niveau van omgevingsdosisequivalenttempo dat gelijk is aan of hoger is dan 10 nSv.h-1 boven het omgevingsdosisequivalenttempo van het achtergrondniveau.

Artikel 2

  • 1 Detectieapparatuur voldoet aan de in deel I van de bijlage daaromtrent gestelde voorschriften of, indien zij rechtmatig is vervaardigd of op de markt gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, aan die voorschriften of aan ten minste gelijkwaardige technische eisen.

  • 2 Metingen worden verricht op de wijze en onder de omstandigheden, aangegeven in deel I van de bijlage.

Artikel 3

Registratie van de resultaten van de metingen voldoet aan de in deel II van de bijlage daaromtrent gestelde voorschriften.

Artikel 4

  • 2 Hij toont aan over die vaardigheden en bekwaamheden te beschikken door het overleggen van een verklaring van een instantie als aangegeven in deel III van de bijlage, dat hij een van de in dat deel van de bijlage aangewezen door die instantie verzorgde opleidingen heeft gevolgd.

Artikel 5

  • 1 De Minister kan ontheffing verlenen van de in deel I en deel II van de bijlage gestelde voorschriften, voor zover het belang van de bescherming tegen ioniserende straling zich daartegen niet verzet.

  • 2 Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken meetapparatuur, de wijze van meten, de omstandigheden waaronder de metingen worden verricht, en de registratie van de meetgegevens.

  • 3 De Minister kan de ontheffing intrekken, indien het belang van de bescherming tegen ioniserende straling dat noodzakelijk maakt.

Artikel 6

  • 1 De aanvraag om een ontheffing krachtens artikel 5 wordt ingediend bij de Minister.

  • 2 De aanvraag bevat een beschrijving van de door degene die de inrichting drijft, voorgenomen afwijkingen van hetgeen in de bijlage is voorgeschreven omtrent de:

    • te gebruiken meetapparatuur,

    • wijze van meten,

    • omstandigheden waaronder de metingen worden verricht,

    • registratie van de meetgegevens.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 april 2003

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Bijlage bij de Regeling detectie radioactief besmet schroot

Deel I. Voorschriften met betrekking tot detectieapparatuur, de wijze van meten en de omstandigheden waaronder de metingen worden verricht

Apparatuur

  • 1. Indien een lading schroot per auto of per trein binnen de inrichting wordt gebracht, wordt deze lading gemeten met een poortdetector.

  • 2. Indien een lading schroot per schip in bulk wordt aangevoerd, wordt deze lading gemeten:

    • a. met een kraandetector of

    • b. met een poortdetector, nadat de lading schroot is overgeladen in een of meer containers.

Voorschriften met betrekking tot detectoren

Met betrekking tot een detector geldende voorschriften:

  • 1. een detector moet in ieder geval gammastraling kunnen meten;

  • 2. de detectors van een poortdetector vormen een integraal meetsysteem;

  • 3. de horizontale afstand tussen de detectors van een poortdetector bedraagt niet meer dan 6 meter;

  • 4. de detectielimiet van iedere afzonderlijke detector wordt bepaald met toepassing van formule:

    detectielimiet = 3,39 x √ achtergrondteltempo (s–1)

  • 5. het alarmniveau van een detector wordt ten hoogste 10 nSv.h–1 ingesteld boven de detectielimiet;

  • 6. de detector is zodanig ingericht en ingesteld, dat het meten van een verhoogd stralingsniveau wordt aangegeven door een akoestisch of visueel signaal;

  • 7. degene die de inrichting drijft, laat minimaal eenmaal per jaar de aanwezige detectoren testen door een deskundig bedrijf op het voldoen aan het onder 6 gestelde voorschrift, waarbij is verzekerd dat een toename van het omgevingsdosisequivalenttempo op enig punt van het oppervlak van een detector met 10 nSv.h–1, veroorzaakt door een stilstaande onafgeschermde Cs-137 bron, ertoe leidt dat het akoestisch of visueel signaal wordt gegeven;

  • 8. indien een afwijking wordt geconstateerd bij de in het voorschrift 7 bedoelde testmeting, zorgt degene die de inrichting drijft, ervoor dat deze zo spoedig mogelijk ongedaan wordt gemaakt;

  • 9. van de bepaling van de detectielimieten en van de testmetingen worden rapportages opgesteld.

Meten van een lading schroot

Meten met een poortdetector geschiedt op de volgende wijze:

  • 1. de te bemeten lading schroot verplaatst zich tijdens het meten met een snelheid van niet hoger dan 10 km/uur tussen de detectoren;

  • 2. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan 1 seconde.

Meten met een kraandetector geschiedt op de volgende wijze:

  • 1. het stralingsniveau wordt gemeten door iedere greep schroot van een kraan te bemeten, waarbij geen delen schroot zodanig ver uit de grijper mogen steken of hangen dat het stralingsniveau daarvan niet meer gemeten wordt;

  • 2. de integratietijd tijdens het meten bedraagt niet meer dan 1 seconde.

Deel II. Voorschriften met betrekking tot de registratie van meetgegevens

Gegevens per meting

  • 1. Een register als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit, bevat van iedere meting de volgende gegevens:

    de datum van de meting;

    het tijdstip van de meting;

    de meetwaarde van de meting;

    soort meetapparatuur waarmee de meting is uitgevoerd met vermelding van de gegevens betreffende merk en type van die apparatuur.

  • 2. Indien bij een meting het alarm is afgegaan, worden voorts de volgende gegevens geregistreerd:

    het afgaan van het alarm;

    de achtergrondmeetwaarde op het moment van de meting;

    het alarmniveau waarop de detector is ingesteld op het moment van de meting;

    naam en adres van de leverancier van de gemeten lading schroot;

    naam en adres van de vervoerder van de gemeten lading schroot;

    plaats en land van herkomst van de gemeten lading schroot;

    het kenteken van het transportmiddel waarmee de gemeten lading schroot binnen de inrichting is gebracht.

  • 3. Bij het meten van schroot met een kraandetector wordt het meten van één greep schroot met een kraan beschouwd als één meting.

  • 4. De registratie is zo ingericht dat de met betrekking tot een meting geregistreerde gegevens in samenhang kunnen worden bezien.

Periode voor het bewaren van de gegevens

De in het register opgenomen gegevens worden gedurende ten minste vijf jaren bewaard.

Rapportages uit deel I

De rapportages, bedoeld in deel I van deze bijlage, worden in het register opgenomen.

Deel III. Vaardigheden en bekwaamheden

Vaardigheden en bekwaamheden

Een aangewezen persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit beschikt over de volgende vaardigheden en bekwaamheden:

  • 1. Aantoonbare kennis van de volgende onderwerpen:

    • a. het begrip ioniserende straling;

    • b. soorten van ioniserende straling;

    • c. grootheden en eenheden met betrekking tot ioniserende straling;

    • d. stralingsbescherming en besmettingsrisico's;

    • e. biologische gevolgen van ioniserende straling;

    • f. soorten apparatuur voor het meten van ioniserende straling;

    • g. uiterlijke kenmerken van objecten met mogelijke stralingsrisico's;

    • h. de Inspectierichtlijn metaal en schroot met radioactieve stoffen d.d. 25 februari 2003.

  • 2. Praktische ervaring met:

    • a. de afstandkwadratenwet;

    • b. de bepaling van de soort ioniserende straling;

    • c. de bepaling van de halveringsdikte;

    • d. het opsporen en detecteren van een gammastralingsbron, onder andere in een opslag- of transportcontainer.

Opleidingen

Als opleidingen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden aangewezen:

  • a. ‘Praktijkstudiedag Ioniserende Straling voor de Metaal & Schroothandel’, ontwikkeld door de Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding en advies;

  • b. ‘Omgaan met radioactiviteit met betrekking tot Metaal- en Schroothandelaren’, ontwikkeld door de Nuclear Research and consultancy Group v.o.f. (NRG).

Met een opleiding als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt gelijkgesteld een opleiding, gegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel een staat niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die een opleidingsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.