Rechtspositiebesluit WPO/WEC

[Regeling vervallen per 01-08-2015.]
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2004.
Geldend van 01-04-2004 t/m 30-04-2004

Besluit van 27 mei 2003 onder meer houdende de vaststelling van een geactualiseerde tekst van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Rechtspositiebesluit WPO/WEC)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 12 februari 2002, nr. WJZ 2002/5881 (2908), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 33, tweede lid, 64, 120, 123 en 185 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 33, tweede lid, 66, 117 en 120 van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 38a, tweede lid, 153, tweede lid, 184, 233 en 235 van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 3, eerste en negende lid, 5, derde lid, en 18 van de Ziekenfondswet en de artikelen 125, eerste lid, en 134 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 2002, nr. WO5.02.0075/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 21 mei 2003, nr. WJZ/2003/10861 (2908);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Regelen voor het openbaar onderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging voor het bijzonder onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 140, 180 en 181, 273, tweede lid, derde lid en vierde lid, en 274, tweede lid, derde lid en vierde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

    • 1°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal onderwijs, zijnde een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra;

    • 3°. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 180, 181 en 273, tweede lid, derde lid, en vierde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

    • 1°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal onderwijs, zijnde een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra;

    • 3°. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 180, 181 en 273, tweede en derde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten;

  • q. salarisschaal: de bij een functie horende schaal.

Artikel 2. Tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een bijgewerkt exemplaar van dit besluit en de overige van toepassing zijnde rechtspositionele regelingen op een voor de betrokkene steeds toegankelijke plaats in de instelling ter inzage beschikbaar is.

Artikel 3. Aanvang termijnen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien de betrokkene ten genoegen van de bevoegde instantie aannemelijk maakt dat de aanvang van een in dit besluit gestelde termijn waarin een aanspraak kan worden geldend gemaakt, hem niet tijdig bekend kon zijn en hij hierdoor in zijn belangen is geschaad, wordt de termijn geacht te zijn aangevangen op het tijdstip waarop de betrokkene naar het oordeel van de bevoegde instantie redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen van het ontstaan van zijn aanspraken.

Artikel 4. Algemene termijnenwet

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen in dit besluit gesteld, met uitzondering van die, genoemd in de artikelen 214, eerste lid, 223, eerste en derde lid, en 235, eerste en derde lid.

Artikel 5. Wijzigingen salarisbedragen, toelagen en tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De salarisbedragen, toelagen en tegemoetkomingen, genoemd in de bijlagen bij dit besluit, kunnen worden gewijzigd bij ministeriële regeling.

  • 2 De salaristabellen, toelagen en tegemoetkomingen, opgenomen in de bijlagen bij dit besluit, bevatten de bedragen naar de stand van 31 december 2001, omgerekend in euro's.

Artikel 6. Niet-bekostigd personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien personeel is benoemd voor wie de salaris- en andere kosten niet voor vergoeding van rijkswege in aanmerking komen, is ten aanzien van dit personeel dit besluit van toepassing tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 7. Billijkheidsbepaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In gevallen waarin dit besluit niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist Onze Minister.

  • 2 Onze Minister geeft nadere voorschriften omtrent de toepassing van dit besluit in geval van samenvoeging of splitsing van instellingen.

  • 3 Onze Minister kan nadere regelen geven voor de uitvoering van dit besluit.

Titel 2. Akte van benoeming, verklaring omtrent het gedrag en sollicitatiecode

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 8. Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

    • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

    • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

    • c. de datum van ingang van de benoeming;

    • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

    • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

    • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

    • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

    • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

    • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

    • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

    • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

    • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

  • 2 Wijziging van:

    • a. de aard van het dienstverband;

    • b. de functie waarin hij is benoemd;

    • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor, of

    • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene.

  • 3 Wanneer voor de betrokkene die nog niet volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal, bedoeld in artikel 83, onder c, wordt bezoldigd, een schaal met een hoger maximumsalaris, bedoeld in artikel 83, onder f, gaat gelden, wordt hem schriftelijk medegedeeld:

    • a. de datum waarop voor hem een andere schaal gaat gelden;

    • b. de schaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

    • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde schaal van toepassing zijnde salarisnummer en het daarbij behorende bruto maandsalaris bij een normbetrekking.

  • 4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

    • a. het begintraject, aanlooptraject of de schaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

    • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen het onder a bedoelde begintraject of aanlooptraject dan wel binnen de onder a bedoelde schaal;

    • c. de datum vanaf welke voor de betrokkene het onder a bedoelde begintraject of aanlooptraject dan wel de onder a bedoelde aanloopschaal en het onder b bedoelde salarisnummer gold en de mate waarin de betrokkene aan de voor hem geldende promotiecriteria heeft voldaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

  • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

  • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

  • c. de datum van ingang van de benoeming;

  • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

  • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

  • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

  • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

  • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

  • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

  • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

  • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

2 Wijziging van:

  • a. de aard van het dienstverband;

  • b. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd en de daarbij behorende salarisschaal;

  • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene, of

  • e. het op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde salarisnummer;

3 Indien sprake is van een wijziging als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld:

  • a. de datum waarop voor hem de andere salarisschaal gaat gelden;

  • b. de salarisschaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

  • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde salarisschaal van toepassing zijnde salarisnummer.

4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

  • a. de salarisschaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

  • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen de onder a bedoelde salarisschaal; en

  • c. het aantal periodieken dat door toepassing van artikel 95a dan wel artikel 152 niet voor bekostiging in aanmerking komt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

  • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

  • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

  • c. de datum van ingang van de benoeming;

  • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

  • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

  • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

  • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

  • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

  • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

  • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

  • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

2 Wijziging van:

  • a. de aard van het dienstverband;

  • b. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd en de daarbij behorende salarisschaal;

  • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene, of

  • e. het op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde salarisnummer;

3 Indien sprake is van een wijziging als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld:

  • a. de datum waarop voor hem de andere salarisschaal gaat gelden;

  • b. de salarisschaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

  • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde salarisschaal van toepassing zijnde salarisnummer.

4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

  • a. de salarisschaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

  • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen de onder a bedoelde salarisschaal; en

  • c. de datum vanaf welke voor de betrokkene het onder b bedoelde salarisnummer gold en de mate waarin de betrokkene aan de voor hem geldende promotiecriteria heeft voldaan.

Artikel 9. Verklaring omtrent het gedrag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens, die vereist is voor benoeming, is bij overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder dan zes maanden.

Artikel 10. Sollicitatiecode, vaststelling en tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Ter zake van werving en selectie van personeel neemt het bevoegd gezag een sollicitatiecode in acht.

  • 3 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de sollicitatiecode op een toegankelijke plaats in de instelling steeds ter inzage beschikbaar is en dat op verzoek een exemplaar aan de sollicitant wordt verstrekt.

Titel 3. Vakantieverlof en buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Vakantieverlof onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 11. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de betrokkene voor zover het betreft:

  • b. vakanties: de voor de instelling van de betrokkene geldende vakanties;

  • c. dag: elke dag die volgens het schema van werkzaamheden dan wel het normale lesrooster een werkdag is van de instelling; een dag kan worden verdeeld in 2 halve dagen.

Artikel 12. Vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, geniet de betrokkene gedurende de schoolvakanties dan wel de periode waarin de instelling geen onderwijs verzorgt of examens afneemt, vakantieverlof met behoud van bezoldiging.

  • 2 Het bevoegd gezag kan op verzoek na omzetting van de dienst verlof verlenen op andere tijdstippen aan de directeur, de adjunct-directeur en de leraar die is benoemd als adjunct-directeur.

  • 3 De betrokkene houdt zich zo nodig gedurende enkele dagen van het verlof ter beschikking van het bevoegd gezag ten behoeve van werkzaamheden van onderwijskundige of schoolorganisatorische aard.

  • 4 Het totale vakantieverlof van de betrokkene kan bij toepassing van het derde lid met niet meer dan twee dagen per schooljaar worden verminderd. Voor die vermindering komen slechts in aanmerking de eerste en de laatste twee dagen van de zomervakantie.

  • 5 Het bevoegd gezag bepaalt tijdig na overleg met de betrokkene of, en zo ja, welke dagen voor de toepassing van het vierde lid van dit artikel in aanmerking komen.

  • 6 Van het eerste tot en met vijfde lid kan met het oog op de invulling van de algemene arbeidsduur per jaar bedoeld in artikel 85, tweede en derde lid, in het bijzonder onderwijs worden afgeweken op grond van een overeenkomst als bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en in het openbaar onderwijs op grond van een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in genoemde wet.

Artikel 13. Bijzonder vakantieverlof in verband met vakantiespreiding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene, werkzaam in deelbetrekking aan meer dan één instelling, waarvan de zomervakanties ten gevolge van vakantiespreiding niet in dezelfde periode vallen, heeft aanspraak op een aaneengesloten lesvrije periode van ten minste drie weken. Het bevoegd gezag van de instelling of instellingen waar de zomervakantie het laatst aanvangt, verleent daartoe aan de betrokkene desgevraagd zoveel dagen bijzonder vakantieverlof dat genoemde termijn wordt bereikt. Dit bijzondere vakantieverlof wordt verleend in de periode die direct voorafgaat aan de aanvang van de zomervakantie van bedoelde instelling of instellingen.

Artikel 14. Vakantieverlof kort-tijdelijk personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de betrokkene, die een benoeming heeft aan een instelling voor korter dan één jaar, geldt artikel 12, eerste lid, met dien verstande, dat alleen in aanmerking komen de vakanties, gelegen tussen de eerste en de laatste dag van zijn werkzaamheden, tenzij de betrokkene is benoemd vóór 1 maart en zijn werkzaamheden voortzet tot aan de zomervakantie, in welk geval in aanmerking komen de vakanties, gelegen tussen de eerste dag van zijn werkzaamheden en het einde van het schooljaar.

  • 2 Het eerste lid laat onverlet de aanspraak op een evenredig gedeelte van vier weken vakantie per schooljaar.

Artikel 15. Intrekking vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Bij rampen en in andere zeer buitengewone omstandigheden kan het bevoegd gezag het vakantieverlof van de betrokkene intrekken. Het bevoegd gezag doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.

  • 2 Indien de betrokkene als gevolg van de intrekking van het verlof materiële schade lijdt, wordt deze schade hem door het bevoegd gezag vergoed.

§ 2. Vakantieverlof onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 16. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de betrokkene, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel;

  • b. vakanties: de voor de instelling van de betrokkene geldende vakanties;

  • c. uur: klokuur.

Artikel 17. Vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verleent aan de betrokkene vakantieverlof met behoud van bezoldiging. Het verlof wordt bij voorkeur in de schoolvakanties verleend.

  • 2 De duur van het vakantieverlof per kalenderjaar bedraagt 184 uren. De duur van het verlof wordt met 8 uren verlengd indien de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de desbetreffende betrekking bij de aanvang van het kalenderjaar, dan wel, in geval van indiensttreding in de loop van het kalenderjaar, op het tijdstip van indiensttreding, gelijk is aan of hoger is dan het maximum van schaal 8 vermeld in de bijlagen 1A en 1B.

  • 3 De ingevolge het tweede lid vastgestelde duur van het vakantieverlof wordt afhankelijk van de leeftijd, die de betrokkene in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verlengd overeenkomstig de hierna volgende tabel:

    Leeftijd

    Verlenging

    18 jaar (en jonger)

    24 uren

    19 jaar

    16 uren

    20 jaar

    8 uren

    van 30 tot en met 39 jaar

    8 uren

    van 40 tot en met 44 jaar

    16 uren

    van 45 tot en met 49 jaar

    24 uren

    van 50 tot en met 54 jaar

    32 uren

    van 55 tot en met 59 jaar

    40 uren

    60 jaar en ouder

    48 uren

  • 4 Met ingang van de dag waarop de betrokkene gebruik maakt van titel 16 van dit hoofdstuk wordt zijn aanspraak op uren vakantieverlof verminderd in verhouding tot de vermindering van zijn werktijd.

  • 5 Op verzoek van de betrokkene, en voor zover de werkzaamheden aan de instelling dit toelaten, wordt hem het vakantieverlof ononderbroken verleend. Bij splitsing wordt ten minste de helft van het vakantieverlof aaneengesloten verleend.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag verleent aan de betrokkene vakantieverlof met behoud van bezoldiging. Het verlof wordt bij voorkeur in de schoolvakanties verleend.

2 De duur van het vakantieverlof per kalenderjaar bedraagt 184 uren. De duur van het verlof wordt met 8 uren verlengd indien de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de desbetreffende betrekking bij de aanvang van het kalenderjaar, dan wel, in geval van indiensttreding in de loop van het kalenderjaar, op het tijdstip van indiensttreding, gelijk is aan of hoger is dan het maximum van salarisschaal 8 vermeld in de bijlagen 1A en 1B.

3 De ingevolge het tweede lid vastgestelde duur van het vakantieverlof wordt afhankelijk van de leeftijd, die de betrokkene in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verlengd overeenkomstig de hierna volgende tabel:

Leeftijd

Verlenging

18 jaar (en jonger)

24 uren

19 jaar

16 uren

20 jaar

8 uren

van 30 tot en met 39 jaar

8 uren

van 40 tot en met 44 jaar

16 uren

van 45 tot en met 49 jaar

24 uren

van 50 tot en met 54 jaar

32 uren

van 55 tot en met 59 jaar

40 uren

60 jaar en ouder

48 uren

4 Met ingang van de dag waarop de betrokkene gebruik maakt van titel 16 van dit hoofdstuk wordt zijn aanspraak op uren vakantieverlof verminderd in verhouding tot de vermindering van zijn werktijd.

5 Op verzoek van de betrokkene, en voor zover de werkzaamheden aan de instelling dit toelaten, wordt hem het vakantieverlof ononderbroken verleend. Bij splitsing wordt ten minste de helft van het vakantieverlof aaneengesloten verleend.

Artikel 18. Intrekking vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Op verzoek van de betrokkene trekt het bevoegd gezag in geval van samenloop met andere vormen van verlof en in andere daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende gevallen het verleende vakantieverlof in. Het niet genoten vakantieverlof wordt in overleg met de betrokkene opnieuw verleend.

  • 2 Bij rampen en in andere zeer buitengewone omstandigheden kan het bevoegd gezag het vakantieverlof van de betrokkene intrekken.

  • 3 Indien de betrokkene als gevolg van de intrekking van het verlof materiële schade lijdt, wordt deze schade hem door het bevoegd gezag vergoed.

  • 4 Het geheel of gedeeltelijk ingetrokken aantal uren vakantieverlof komt niet in aanmerking bij de berekening van het aantal genoten verlofuren.

§ 3. Buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 19. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. jaar:

    • 1°. ten aanzien van de betrokkene voor zover het niet betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel: een schooljaar;

    • 2°. ten aanzien van de betrokkene voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel: een kalenderjaar;

  • b. dag: elke dag die volgens het schema van werkzaamheden dan wel het lesrooster een werkdag is van de instelling; een dag kan worden verdeeld in twee halve dagen, tenzij de verlofgrond zich daartegen verzet.

Artikel 20. Kort buitengewoon verlof (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene kort buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging, behoudens het derde lid, voor zover zijn werkzaamheden samenvallen met één of meer van de navolgende omstandigheden:

    • a. de uitoefening van het kiesrecht, indien en voor zover deze niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;

    • b. het voldoen aan een wettelijke verplichting, indien en voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;

    • c. het afleggen van een van rijkswege afgenomen of erkend examen of tentamen, voor zover die niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;

    • d. het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of het verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges, waarin de betrokkene is benoemd of gekozen, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden;

    • e. het uitoefenen van het lidmaatschap van een van rijkswege ingestelde of erkende examencommissie of het optreden als rijksgecommitteerde bij een examen, voor in totaal ten hoogste 14 dagen per jaar in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen;

    • f. verhuizing in geval van verandering van standplaats: indien de betrokkene een eigen huishouding heeft, voor twee, in bijzondere gevallen ten hoogste vier dagen en indien de betrokkene geen eigen huishouding heeft, voor ten hoogste twee dagen;

    • g. verhuizing anders dan in geval van verandering van standplaats: indien de betrokkene een eigen huishouding heeft, voor ten hoogste twee dagen per jaar;

    • h. het zoeken van een woning in geval van verandering van standplaats, voor ten hoogste twee dagen;

    • i. ondertrouw of de aangifte van het voornemen om een geregistreerd partnerschap aan te gaan, van de betrokkene, voor één dag;

    • j. burgerlijk of kerkelijk huwelijk of registratie van het partnerschap van de betrokkene, voor in totaal vier dagen, voor zover de huwelijksdag of -dagen of de dag van registratie van het partnerschap hier binnen vallen;

    • k. huwelijk of registratie van het partnerschap van bloed- of aanverwanten van de eerste of tweede graad, voor één dag of ten hoogste twee dagen, al naar gelang dit huwelijk of deze registratie van het partnerschap wordt gesloten in of buiten de woonplaats van de betrokkene;

    • l. ernstige ziekte van echtgenoot, ouders of kinderen, stief-, schoon- of pleegfamilieleden daaronder begrepen, voor ten hoogste twee weken, tenzij blijkens een over te leggen geneeskundige verklaring gedurende een langere termijn de voortdurende aanwezigheid van de betrokkene bij de zieke, anders dan ter verpleging, noodzakelijk is;

    • m. overlijden van de onder l bedoelde personen, voor vier dagen; van bloed- of aanverwanten in de tweede graad, voor twee dagen; van bloed- of aanverwanten in de derde of vierde graad, voor ten hoogste één dag; is de betrokkene in de twee laatstgenoemde gevallen belast met de regeling van de begrafenis of van de nalatenschap, dan wordt verlof verleend voor ten hoogste vier dagen;

    • n. bevalling van de echtgenote, voor ten hoogste twee dagen;

    • o. het 25-, 40- en 50-jarig ambts- of huwelijksjubileum dan wel jubileum van de registratie van het partnerschap van de betrokkene en het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum dan wel jubileum van de registratie van het partnerschap van zijn ouders, stief-, schoon- of pleegouders daaronder begrepen, voor één dag;

    • p. kerkelijke bevestiging of eerste communie van de betrokkene, zijn echtgenote en kinderen, stief-, schoon- of pleegkinderen daaronder begrepen, voor één dag;

    • q. adoptie van een kind, voor ten hoogste vijf dagen; in geval van adoptie van een buitenlands kind wordt, indien verlof noodzakelijk is om de betrokkene in staat te stellen in het desbetreffende land het nodige te verrichten, éénmaal per geval van adoptie, verlof verleend voor de duur van de noodzakelijke reis- en verblijftijd tot ten hoogste zes weken;

    • r. het voldoen aan een verzoek van een commissie van beroep als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 63, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, om als getuige of deskundige te worden gehoord, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschieden en omzetting van dienst niet mogelijk is;

    • s. jeugd- en jongerenwerk als bedoeld in de door Onze Minister getroffen regeling, voor telkens ten hoogste 5 dagen, met dien verstande dat per schooljaar in totaal niet meer dan 10 dagen verlof worden verleend;

    • t. voor zover het betreft de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1°: het vervullen van een stage in het kader van deelname aan een door Onze Minister aan te wijzen applicatiecursus basisonderwijs, voor twee dagen per schooljaar;

    • u. een calamiteit, waaronder wordt verstaan een plotseling optredende gebeurtenis die uit zijn aard niet te voorzien is en waarvoor zonder uitstel maatregelen door betrokkene moeten worden genomen, voor ten hoogste één werkdag en maximaal 3 calamiteiten per jaar.

  • 2 Indien de in het eerste lid, onder d, genoemde omstandigheid zich voordoet en de betrokkene een vaste vergoeding ontvangt in verband met de activiteiten waarvoor hem verlof wordt verleend, wordt op zijn bezoldiging een inhouding toegepast over de tijd, dat hij het verlof geniet. Deze inhouding gaat hetgeen de betrokkene kan worden geacht te ontvangen als vaste vergoeding voor de activiteiten verricht gedurende de met het verlof overeenkomende tijd, niet te boven.

  • 3 Indien de betrokkene er naar het oordeel van het bevoegd gezag niet in slaagt achteraf aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder u, kan het op het verlof betrekking hebbende salaris in mindering worden gebracht op het salaris, dan wel kan het verlof bij een betrokkene in de zin van titel 14 van dit hoofdstuk in mindering worden gebracht op het vakantieverlof.

Artikel 21. Kort buitengewoon verlof in verband met nascholing

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het bevoegd gezag verleent de betrokkene gedurende een door Onze Minister te bepalen aantal dagen of uren kort buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging indien deze met toestemming van het bevoegd gezag deelneemt aan een door Onze Minister aan te wijzen nascholingscursus en voor zover zijn werkzaamheden daarmee samenvallen.

Artikel 22. Kort buitengewoon verlof (facultatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In andere dan in artikel 20, eerste en tweede lid, bedoelde gevallen kan het bevoegd gezag de betrokkene bovendien kort buitengewoon verlof verlenen voor ten hoogste vier dagen per jaar, al dan niet met behoud van bezoldiging. Ten aanzien van de instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, is de bevoegdheid tot het verlenen van verlof, voor zover het betreft onderwijsondersteunend personeel, niet beperkt tot vier dagen per jaar.

Artikel 23. Lang buitengewoon verlof (facultatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag kan aan een betrokkene op diens verzoek uit het geheel of een deel van zijn werkzaamheden lang buitengewoon verlof verlenen. Indien dit verlof wordt verleend is één van de artikelen 24, 25 of 26 van toepassing, al naar gelang het betreft verlof uitsluitend in het persoonlijk belang, mede in het algemeen belang, dan wel overwegend in het algemeen belang.

  • 2 Het verlof gaat niet eerder in dan nadat de betrokkene zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de voorwaarden waaronder het verlof wordt verleend.

  • 3 De voorwaarden bevatten in ieder geval een regeling met betrekking tot de betaling van door de betrokkene aan het bevoegd gezag verschuldigde premiebijdragen ter zake van pensioenen, vervroegde uittreding en sociale verzekeringen, volgens bij of krachtens dit besluit nader te stellen regels.

  • 4 Het verlof strekt zich naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk uit over de schoolvakantie dan wel wordt het vakantieverlof naar evenredigheid verminderd.

  • 5 Op verzoek van de betrokkene kan het bevoegd gezag in geval van samenloop met andere vormen van verlof, niet zijnde vakantieverlof en in andere daarvoor in aanmerking komende gevallen het verleende verlof opschorten dan wel intrekken en op een ander tijdstip opnieuw verlenen.

  • 6 De voorschriften in dit artikel zijn niet van toepassing, indien met medewerking van alle betrokkenen het beoogde doel door een omzetting van dienst is te bereiken.

Artikel 24. Lang buitengewoon verlof in het persoonlijk belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het verlof, bedoeld in artikel 23, dat uitsluitend strekt in het persoonlijk belang van de betrokkene, kan voor ten hoogste 6 maanden worden verleend en kan ten hoogste tweemaal voor ten hoogste 6 maanden worden verlengd. Dit verlof wordt verleend zonder behoud van bezoldiging.

Artikel 25. Lang buitengewoon verlof mede in het algemeen belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het verlof, bedoeld in artikel 23, dat:

  • a. is aan te merken als studieverlof, dan wel,

  • b. ten doel heeft de betrokkene in de gelegenheid te stellen een andere functie te vervullen, en dat naar het oordeel van Onze Minister mede het algemeen belang dient, kan, onverminderd de artikelen 26 en 27, voor ten hoogste 1 jaar worden verleend en kan ten hoogste tweemaal voor ten hoogste 1 jaar worden verlengd. Dit verlof wordt in beginsel verleend zonder behoud van bezoldiging.

Artikel 26. Lang buitengewoon verlof overwegend in het algemeen belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het verlof, bedoeld in artikel 23, dat ten doel heeft de betrokkene in de gelegenheid te stellen anders dan in vaste dienst een functie te vervullen:

    • a. in dienst van een volkenrechtelijke organisatie,

    • b. ten behoeve van de Nederlandse Antillen of Aruba,

    • c. als deskundige ten behoeve van een vreemde mogendheid,

    • d. in het kader van internationale hulpverlening aan ontwikkelingslanden, kan, indien Onze Minister heeft verklaard dat met de verlofverlening het algemeen belang in overwegende mate wordt gediend, voor ten hoogste drie jaren worden verleend en kan ten hoogste tweemaal voor ten hoogste 1 jaar worden verlengd. Dit verlof wordt in beginsel verleend zonder behoud van bezoldiging.

  • 2 Verlof verleend voor de vervulling van functies aan een instelling van onderwijs, door de regering van het ontvangende land in stand gehouden dan wel erkend, wordt in ieder geval geacht in overwegende mate het algemeen belang te dienen.

Artikel 27. Lang buitengewoon verlof voor politieke functies (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die:

    • a. het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

    • b. de functie van lid van gedeputeerde staten van een provincie, dan wel

    • c. de functie van substituut-ombudsman, aanvaardt, geniet van rechtswege lang buitengewoon verlof, zonder behoud van bezoldiging.

  • 2 Aan de betrokkene die de functie van wethouder van een gemeente aanvaardt, verleent het bevoegd gezag op zijn verzoek voor het geheel of een deel van zijn werkzaamheden lang buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging. Voor zover de uitoefening van de taak bij de instelling wordt geschaad, kan dit verlof door het bevoegd gezag onder goedkeuring van Onze Minister ook eigener beweging worden verleend, mits de betrokkene tevoren is gehoord. Goedkeuring van Onze Minister is niet vereist ten aanzien van scholen, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft onderwijsondersteunend personeel.

  • 3 Tijdens dit verlof heeft de betrokkene zo nodig aanspraak op een nonactiviteitswedde op de voet van het daaromtrent in de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement ten aanzien van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bepaalde.

Artikel 28. Afloop lang buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien de betrokkene na afloop van hem verleend lang buitengewoon verlof, bedoeld in de artikelen 23 tot en met 27, als gevolg van beperking van de formatieomvang van de instelling zijn werkzaamheden, mede gezien de afvloeiingsregeling, geheel of gedeeltelijk niet kan hervatten, vormt zulks een grond voor ontslag.

  • 2 De betrokkene die na afloop van een hem verleend lang buitengewoon verlof zijn werkzaamheden niet te bestemder tijd hervat, wordt voor de toepassing van dit besluit geacht te zijn ontslagen.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de betrokkene binnen een redelijke termijn aannemelijk maakt dat hij geldige redenen had zijn dienst niet te hervatten, in welk geval het verlof geacht wordt te zijn verlengd tot het tijdstip, waarop bedoelde redenen hebben opgehouden te bestaan.

Artikel 29. Borstkind

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het bevoegd gezag verleent aan de vrouwelijke betrokkene die een borstkind heeft en die hiervan aan hem kennis heeft gegeven behoorlijke gelegenheid haar kind te zogen.

Artikel 30. Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene, indien daartoe volgens door Onze Minister te geven nadere regels aanleiding bestaat, desgevraagd kort of lang buitengewoon verlof uit het geheel of een deel van zijn werkzaamheden voor zover omzetting van de dienst niet mogelijk is, voor:

    • a. het verrichten van werkzaamheden van rechtspositionele aard in of ten behoeve van commissies voor georganiseerd overleg als bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 4 van dit besluit en het Overlegbesluit onderwijspersoneel;

    • b. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid vertegenwoordigde centrale van verenigingen van ambtenaren of een bij zo'n centrale aangesloten vereniging waarvan hij lid is;

    • c. het op uitnodiging van een centrale of vereniging als bedoeld onder b, als cursist deelnemen aan een cursus voor ten hoogste 6 dagen per twee schooljaren.

  • 2 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene, indien daartoe volgens door Onze Minister te geven nadere regels aanleiding bestaat, desgevraagd kort of lang buitengewoon verlof uit het geheel of een deel van zijn werkzaamheden voor:

    • a. het verrichten van werkzaamheden van onderwijskundige aard in of ten behoeve van het Onderwijsoverleg Primair en Voortgezet onderwijs;

    • b. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van door Onze Minister aan te wijzen adviescommissies.

  • 3 Het verlof, bedoeld in het eerste of het tweede lid, wordt verleend met behoud van bezoldiging. Omtrent de wijze waarop dit verlof wordt aangevraagd, de maximumduur en de omvang, alsmede de overige voorwaarden en gevolgen van dit verlof, geeft Onze Minister nadere regels.

  • 4 In afwijking van het derde lid wordt het verlof, bedoeld in het eerste lid, dat met name ten doel heeft de betrokkene in staat te stellen de functie van bezoldigd bestuurder van een onder b van dat lid bedoelde Centrale of vereniging te vervullen, voor ten hoogste twee jaren en zonder behoud van bezoldiging verleend.

  • 5 Indien op grond van het eerste of het tweede lid lang buitengewoon verlof wordt verleend, is ten aanzien van de afloop daarvan artikel 28 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31. Buitengewoon verlof in verband met ouderschap (algemeen)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene desgevraagd buitengewoon verlof in verband met ouderschap. Het ouderschapsverlof wordt zonder behoud van bezoldiging verleend en wordt uitsluitend verleend aan de betrokkene van wie het dienstverband in het onderwijs ten minste twaalf maanden heeft geduurd op de ingangsdatum van het verlof. De aanvraag gaat vergezeld van bewijsstukken waarmee het recht op verlof en de omvang van dat recht worden aangetoond en wordt afgehandeld uiterlijk 4 weken nadat deze door het bevoegd gezag is ontvangen.

  • 2 Een betrokkene die als ouder in familierechtelijke betrekking staat totéé n kind heeft recht op 995 uur ouderschapsverlof. Indien een betrokkene als ouder tegelijkertijd tot meer dan één kind in een familierechtelijke betrekking staat, bestaat er ten aanzien van elk ander kind dan het eerste kind recht op 415 uur ouderschapsverlof.

  • 3 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één kind en met het oog op adoptie de verzorging en opvoeding van dat kind op zich heeft genomen, heeft recht op 995 uur ouderschapsverlof. Indien een betrokkene tegelijkertijd de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van elk ander kind recht op 415 uur ouderschapsverlof.

  • 4 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één of meer kinderen en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind of die kinderen als eigen kind of kinderen op zich heeft genomen, heeft recht op 995 uur ouderschapsverlof.

  • 5 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang die afwijkt van een normbetrekking wordt het ouderschapsverlof naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren.

  • 6 Geen recht op ouderschapsverlof bestaat na de datum waarop een kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.

  • 7 Het ouderschapsverlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar. In afwijking van de vorige volzin kan een betrokkene het bevoegd gezag vragen het ouderschapsverlof te kunnen opnemen over een langere periode dan één jaar. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 8 Voor een betrokkene, bedoeld in het tweede dan wel derde lid, geldt het zevende lid telkens per kind.

  • 9 Een betrokkene vraagt het ouderschapsverlof schriftelijk aan, ten minste acht weken voor het gewenste tijdstip van ingang van het verlof en onder opgave van de periode, het aantal verlofuren per week en de spreiding daarvan over de week. Zodra dat mogelijk is, deelt de betrokkene ook de naam en geboortedatum mee van het kind of de kinderen waarvoor ouderschapsverlof wordt gevraagd. De betrokkene kan de tijdstippen van ingang en einde van het ouderschapsverlof afhankelijk stellen van de datum van bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.

  • 10 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de betrokkene, de spreiding van de verlofuren over de week op grond van gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het beoogde tijdstip van ingang van het ouderschapsverlof.

  • 11 Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek van de betrokkene om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. Het bevoegd gezag beslist uiterlijk vier weken nadat het verzoek is gedaan, in voorkomend geval onder opgave van de gewichtige redenen. In het geval dat het ouderschapsverlof met toepassing van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van dat verlof tenzij het verlof wegens ziekte van de betrokkene op zijn verzoek wordt opgeschort.

Artikel 31a. Betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene desgevraagd betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap. Het ouderschapsverlof wordt uitsluitend verleend aan de betrokkene van wie het dienstverband bij hetzelfde bevoegd gezag ten minste twaalf maanden heeft geduurd op de ingangsdatum van het verlof. De aanvraag van het ouderschapsverlof gaat vergezeld van bewijsstukken waarmee het recht op dat verlof en de omvang van dat recht worden aangetoond en wordt afgehandeld uiterlijk 4 weken nadat deze stukken door het bevoegd gezag zijn ontvangen.

  • 2 Een betrokkene die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 3 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, en die met het oog op adoptie de verzorging en opvoeding van dat kind of die kinderen op zich heeft genomen, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 4 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind of die kinderen als eigen kind of kinderen op zich heeft genomen, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 5 De omvang van het ouderschapsverlof wordt berekend op grond van de betrekkingsomvang op de dag voorafgaand aan het verlof. Tenzij het bevoegd gezag anders beslist, is de omvang van het verlof niet groter dan zou gelden op grond van de betrekkingsomvang 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het verlof.

  • 6 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang die afwijkt van een normbetrekking wordt het ouderschapsverlof naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren.

  • 7 Indien de betrekkingsomvang gedurende de periode van het ouderschapsverlof wijzigt, wordt de aanspraak op het verlof voor de resterende periode van het ouderschapsverlof opnieuw vastgesteld met inachtneming van het zesde lid.

  • 8 Het ouderschapsverlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden die uiterlijk aanvangt in het kalenderjaar waarin het kind de leeftijd van drie jaren bereikt. In afwijking van de vorige volzin kan een betrokkene het bevoegd gezag vragen het ouderschapsverlof te kunnen opnemen over een langere periode dan zes maanden of het verlof te kunnen aanvangen na het kalenderjaar waarin het desbetreffende kind de leeftijd van drie jaren heeft bereikt. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 9 De betrokkene behoudt aanspraak op 75% van zijn bezoldiging met betrekking tot de uren waarop het ouderschapsverlof is verleend; deze bezoldiging komt ten laste van de eigen middelen van het bevoegd gezag.

  • 10 Een betrokkene vraagt het ouderschapsverlof schriftelijk aan, ten minste acht weken voor het gewenste tijdstip van ingang van het verlof en onder opgave van de periode, het aantal verlofuren per week en de spreiding daarvan over de week. Zodra dat mogelijk is, deelt de betrokkene in voorkomend geval ook de naam en geboortedatum mee van het kind of de kinderen waarvoor ouderschapsverlof wordt gevraagd. De betrokkene kan de tijdstippen van ingang en einde van het ouderschapsverlof afhankelijk stellen van de datum van bevalling, het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.

  • 11 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de betrokkene, de spreiding van de verlofuren over de week op grond van de gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het beoogde tijdstip van ingang van het ouderschapsverlof.

  • 12 Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek van de betrokkene om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. Het bevoegd gezag beslist uiterlijk vier weken nadat het verzoek is gedaan, in voorkomend geval onder opgave van de gewichtige redenen. In het geval dat het ouderschapsverlof met toepassing van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van dat verlof tenzij het verlof wegens ziekte van de betrokkene op zijn verzoek wordt opgeschort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 31b. Aanspraken bij samenloop van rechten op grond van de artikelen 31 en 31a

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die zowel aanspraak heeft op onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31, als op betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschapsverlof, bedoeld in artikel 31a, en die zijn aanspraken op grond van artikel 31a heeft verbruikt, heeft aansluitend aanspraak op een verlenging van ouderschapsverlof tot ten hoogste het aantal uren waarop de betrokkene op grond van artikel 31 aanspraak heeft, verminderd met het aantal uren waarover hij betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap heeft genoten.

  • 2 De betrokkene die zowel aanspraak heeft op onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31, als op betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31a, en die zijn aanspraken op grond van artikel 31 voor een gedeelte heeft verbruikt, heeft aansluitend aanspraak op betaald ouderschapsverlof tot ten hoogste het aantal uren waarop de betrokkene op grond van artikel 31a aanspraak heeft, verminderd met het aantal uren waarover hij onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap heeft genoten.

  • 3 Tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten, stemt het bevoegd gezag in met een verzoek als bedoeld in het eerste dan wel het tweede lid.

  • 4 Een aanspraak op verlenging van ouderschapsverlof als bedoeld in het eerste dan wel het tweede lid, wordt berekend en beoordeeld met inachtneming van artikel 31 respectievelijk 31a naar de stand van zaken op het tijdstip dat de verlenging ingaat.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 31c. Verplichting tot terugbetaling en tot acties ter financiering van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die zijn betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31a, volgens zijn aanvraag heeft verbruikt en die aansluitend aan de afloop van dat verlof, op zijn verzoek de omvang van zijn betrekking terugbrengt tot 50% of minder van zijn betrekkingsomvang voorafgaand aan het tijdstip waarop dat verlof inging, is verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging die hij met betrekking tot dat verlof heeft ontvangen over het aantal uren waarmee de betrekkingsomvang is verkleind.

  • 2 De betrokkene, bedoeld in artikel 31a, is gehouden acties te ondernemen, dan wel mee te werken aan acties van het bevoegd gezag, die bijdragen aan tijdelijke en al dan niet gedeeltelijke vervulling dan wel financiering van zijn arbeidsplaats/de arbeidsplaats van de verlofganger.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

§ 4. Verlof in verband met arbeidsduurverkorting

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 32. Verlof i.v.m. arbeidsduurverkorting

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de betrokkene die is benoemd in een normbetrekking geldt op jaarbasis een arbeidsduur van 1710 uren respectievelijk 1790 uren, waarbij aanspraak bestaat op 51 uren respectievelijk 131 uren verlof.

  • 2 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het verlof, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren.

  • 3 Het verlof, bedoeld in het eerste lid, wordt in gehele werkdagen opgenomen, met dien verstande dat een restant dat kleiner is dan een gehele werkdag voor een gedeelte van een werkdag wordt genoten. Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, kan het verlof op verzoek van betrokkene anders dan in gehele werkdagen worden verleend.

  • 4 Teneinde voor een betrokkene als bedoeld in de titels 12 en 13 van dit hoofdstuk en artikel 186, het verbruik van het verlof, bedoeld in het eerste en tweede lid, te berekenen, wordt de in het eerste en het tweede lid bedoelde verlofaanspraak uitgedrukt in lesgevende taken, lesgebonden taken of behandeltaken en wel door de in het eerste lid bedoelde verlofaanspraak bij een arbeidsduur op jaarbasis van 1710 uren vast te stellen op 31 uren en bij een arbeidsduur op jaarbasis van 1790 uren op 80 uren. Vervolgens wordt voor elk dagdeel dat een betrokkene als bedoeld in de titels 12 en 13 van dit hoofdstuk en artikel 186, verlof geniet op grond van dit artikel, de verlofaanspraak van betrokkene verminderd met het aantal uren dat op de betreffende dagdelen in de vier hoogste groepen wordt lesgegeven.

  • 5 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kunnen van het vierde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.

  • 6 Het bevoegd gezag en betrokkene maken afspraken over het tijdstip waarop het verlof, bedoeld in dit artikel, wordt opgenomen. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over het tijdstip van opnemen van het verlof, beslist het bevoegd gezag. Voor de betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 14 van dit hoofdstuk met uitzondering van een functie als bedoeld in artikel 186, geldt dat 51 uur van het verlof op grond van dit artikel op verzoek van betrokkene buiten de schoolvakanties wordt verleend en wordt vermeld in de werktijdenregeling, bedoeld in artikel 178, tweede lid.

  • 7 Onder door Onze Minister te stellen voorwaarden kan het verlof, bedoeld in dit artikel, worden opgenomen in een later schooljaar.

Artikel 33. Verlof in verband met niet genoten arbeidsduurverkorting onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Tot een nader door Onze Minister te bepalen datum kan aan de betrokkene behorend tot het onderwijsgevend personeel die op zijn verzoek geen gebruik maakt van de voor hem geldende arbeidsduurverkorting door een verlaging van de normbetrekking met ingang van 1 augustus 1991, na een periode van minimaal 4 jaar en maximaal 8 jaar verlof worden verleend, waarvan de tijdsduur overeenkomt met de tijd van de niet genoten arbeidsduurverkorting.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verlof wordt vermeerderd met extra verlof waarvan de tijdsduur overeenkomt met een percentage van de niet genoten arbeidsduurverkorting.

  • 3 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de toepassing van het in dit artikel bedoelde verlof.

Artikel 33a. Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 131 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

  • 3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 131 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

2 Het bevoegd gezag willigt het verzoek in tenzij inwilliging leidt tot:

  • a. belasten met uren die naar het oordeel van het bevoegd gezag nog slechts één schooljaar kunnen worden gehandhaafd, als bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b;

  • b. aanspraak op een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel, dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, van een lid van het personeel dat die uren zou kunnen vervullen;

  • c. niet voldoen aan de herbenoemingverplichting op grond van de wachtgelderbepaling, bedoeld in artikel 138, eerste lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • d. niet volledig benutten van de restcapaciteit van personeelsleden die een bestuursaanstelling hebben.

3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2000.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2000.

Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 51 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

2 Het bevoegd gezag willigt het verzoek in tenzij inwilliging leidt tot:

  • a. belasten met uren die naar het oordeel van het bevoegd gezag nog slechts één schooljaar kunnen worden gehandhaafd, als bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b;

  • b. aanspraak op een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel, dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, van een lid van het personeel dat die uren zou kunnen vervullen;

  • c. niet voldoen aan de herbenoemingverplichting op grond van de wachtgelderbepaling, bedoeld in artikel 138, eerste lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • d. niet volledig benutten van de restcapaciteit van personeelsleden die een bestuursaanstelling hebben.

3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Titel 4. Verlof wegens militaire dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 34. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. burgerlijke beloning: de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, onderdeel j;

  • b. militaire beloning: hetgeen als zodanig door Onze Ministers van Defensie en Financiën is aangemerkt.

Artikel 35. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die ingevolge wettelijke verplichting op grond van de Kaderwet dienstplicht als militair in werkelijke dienst is, geniet van rechtswege verlof.

  • 2 Hij behoudt tijdens dit verlof zijn burgerlijke beloning, voor zover de bepalingen van deze titel hem daarop aanspraak geven.

  • 3 Op de betrokkene die is benoemd in tijdelijke dienst, zijn de bepalingen van deze titel slechts van toepassing, zolang hij aan de instelling is verbonden.

  • 4 Op de betrokkene, die is benoemd in één of meer betrekkingen die elk voor zich kleiner zijn dan de omvang van een normbetrekking, zijn de voorschriften in de artikelen 36 en 40 van toepassing naar evenredigheid van:

    • a. de omvang van de betrekking die kleiner is dan de omvang van een normbetrekking ten opzichte van de totale omvang van de betrekkingen;

    • b. – in geval de totale omvang van de betrekkingen kleiner is dan een normbetrekking – die omvang van de betrekking die kleiner is dan de omvang van een normbetrekking ten opzichte van de normbetrekking.

Artikel 36. Verlof wegens opleiding en oefening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene die ingevolge wettelijke verplichting voor opleiding en oefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning tot een bedrag, gelijk aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage en de VUT-bijdrage ingevolge de regels van het bestuur VUT-fonds met betrekking tot financiering VUT-aanspraken.

Artikel 37. Verlof wegens herhalingsoefening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die voor een herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning, voor zover deze meer bedraagt dan zijn militaire beloning.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de militaire beloning verminderd met een eventueel bedrag wegens genot van voeding en huisvesting.

  • 3 Voor de toepassing van deze titel worden met herhalingsoefening gelijkgesteld:

    • a. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven voor een onderzoek omtrent een strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp, waarvan de militair wordt verdacht of beklaagd;

    • b. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven teneinde rekening en verantwoording af te leggen van gevoerd beheer;

    • c. het in dienst komen om gehoord te worden omtrent een bij de Kroon of bij Onze Minister van Defensie ingediend bezwaarschrift;

    • d. het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven wegens:

      • 1. ziekte;

      • 2. het niet tijdig bereiken van de vereiste graad van geoefendheid als gevolg van ziekte;

      • 3. het heersen of geheerst hebben van een besmettelijke ziekte;

    • e. hetgeen voorts door Onze Minister van Defensie als zodanig is aangemerkt.

Artikel 38. Verlof wegens opkomst in bijzondere gevallen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Gedurende 2 weken na zijn opkomst in werkelijke dienst geniet de betrokkene de volle aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning indien hij bij zijn opkomst in werkelijke dienst anders dan voor herhalingsoefening de eerste 12 maanden van de opleiding en oefening of zoveel korter als deze opleiding en oefening duurt reeds in werkelijke dienst heeft doorgebracht.

  • 2 Na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn is artikel 36 van toepassing.

Artikel 39. Verlof tijdens vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Voor zover de werkelijke dienst, niet zijnde de opleiding en oefening, wordt vervuld tijdens zijn vakantieverlof, geniet de betrokkene de volle aan zijn betrekking verbonden burgerlijke beloning.

Artikel 40. Overeenkomstige toepassing

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Deze titel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokkene die:

    • a. is te werk gesteld in de zin van artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;

    • b. op grond van een verbintenis bij het Korps Nationale Reserve in werkelijke dienst is;

    • c. op grond van een verbintenis bij het reservepersoneel der krijgsmacht als militair in werkelijke dienst is;

    • d. op grond van een verbintenis als vrijwilliger in de zin van artikel 2, eerste lid, onder a of b, van de Rechtstoestandregeling reservepolitie of van een overeenkomstige verbintenis als bedoeld in de artikelen 53 en 54 van die regeling in werkelijke dienst is;

    • e. op grond van een tijdelijke verbintenis als legeraalmoezenier, legerpredikant of anderszins als geestelijk verzorger in werkelijke dienst is;

    • f. op grond van een verbintenis als monumentenwachter in de zin van het Besluit Monumentenwacht in werkelijke dienst is;

    • g. op grond van een andere bijzondere verbintenis in werkelijke of daarmee gelijk te stellen dienst is, indien dit bij koninklijk besluit is bepaald.

  • 2 De betrokkenen, bedoeld in het eerste lid, onder d en e, worden gelijkgesteld met de betrokkene, die voor een herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is.

Titel 5. Rechten van nabestaanden bij overlijden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 41. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. overledene: hij die op de dag van zijn overlijden betrokkene was;

  • b. uitkeringsbasis: de tot een maandbedrag herleide bezoldiging die voor de betrokkene gold op de dag van overlijden, vermeerderd met het bedrag van de vakantie-uitkering over de desbetreffende maand.

Artikel 42. Nabestaanden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In aanmerking voor een uitkering bij overlijden komen in navolgende rangorde:

    • a. de weduwe of weduwnaar, de achtergebleven levenspartner dan wel de achtergebleven geregistreerde partner van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde;

    • b. de minderjarige kinderen van de overledene;

    • c. de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters voor wie de overledene kostwinner was.

  • 2 Onder kinderen in de zin van het eerste lid worden mede begrepen natuurlijke kinderen en kinderen voor wie de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

Artikel 43. Bedrag en uitbetaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De uitkering bij overlijden is gelijk aan het bedrag dat gevormd wordt door de uitkeringsbasis met 3 te vermenigvuldigen.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen een maand na het overlijden, door het bevoegd gezag uitgekeerd.

Artikel 44. Gebruik van de dienstwoning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Gedurende de maand van het overlijden en de volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden waaronder begrepen de achtergebleven levenspartner, het recht op het gebruik van de dienstwoning waarin zij met de overledene woonden.

  • 2 Indien door de overledene voor het gebruik van de dienstwoning of voor het verbruik van verwarming, gas, elektriciteit en water een vergoeding verschuldigd was, voldoen de achtergebleven gezinsleden, daaronder begrepen de achtergebleven levenspartner, deze vergoeding over de tijd waarin zij het gebruik van de dienstwoning behouden.

Artikel 45. Verrekening met andere uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 In geval van overlijden als militair in werkelijke dienst wordt de uitkering bij overlijden verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkering, die uit hoofde van militaire dienst ter zake wordt gedaan.

Artikel 46. Vermindering wegens reeds genoten inkomsten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Op de ingevolge de voorgaande artikelen berekende uitkering bij overlijden wordt in mindering gebracht de reeds vóór zijn overlijden aan de betrokkene uitbetaalde bezoldiging over een na zijn overlijden gelegen tijdvak.

Artikel 47. Geen nabestaanden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien de overledene geen nabestaanden als bedoeld in artikel 42 nalaat, kan het bedrag, bedoeld in artikel 43, door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover de nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

Titel 6. Afvloeiingsregeling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 48. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Ontslag op grond van opheffing van de instelling of de betrekking dan wel wegens zodanige verandering in de inrichting of de dienst van de instelling dat de werkzaamheden van een of meer betrokkenen overbodig worden, geschiedt aan de hand van een afvloeiingsregeling.

Artikel 49. Vaststelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie maanden na de datum waarop dit besluit voor de instelling van toepassing is geworden, een afvloeiingsregeling vast voor het personeel in vaste dienst, waarin de belangen van de instelling en van de betrokkenen zoveel mogelijk gelijkelijk in acht worden genomen. Het bevoegd gezag kan deze taak overdragen aan de vereniging van instellingsbesturen waarbij de instelling is aangesloten.

  • 3 Bij samenvoeging stelt het bevoegd gezag een afvloeiingsregeling vast met inachtneming van het eerste en tweede lid. Van de in de eerste volzin bedoelde afvloeiingsregeling dient een overgangsregeling deel uit te maken. In de overgangsregeling is vastgelegd op welke wijze op het moment van samenvoeging de afvloeiingsvolgorden, zoals vastgesteld aan de bij de samenvoeging betrokken scholen tot één volgorde worden gemaakt.

  • 4 Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid en wanneer het belang van de instelling dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de vastgestelde afvloeiingsregeling worden afgeweken, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de betrokkenen kenbaar gemaakt plan.

Artikel 50. Tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de regeling steeds op een voor de betrokkenen toegankelijke plaats in de instelling ter inzage beschikbaar is.

Titel 7. Verplaatsingskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 51. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In deze titel wordt verstaan onder:

    • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

      • één instelling: de desbetreffende instelling;

      • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

      • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

    • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

    • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

    • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

    • e. plaats van tewerkstelling:

      • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

      • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

      • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

      • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

    • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

    • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

    • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

      • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

      • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

    • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

    • j. berekeningstijdstip:

      • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

      • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

    • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

      • 1°. van de ene naar een andere instelling,

      • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

    • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

    • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

    • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

    • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

    • één instelling: de desbetreffende instelling;

    • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

    • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

  • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

  • e. plaats van tewerkstelling:

    • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

    • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

    • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

    • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

  • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

  • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

    • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

    • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

  • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

  • j. berekeningstijdstip:

    • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

    • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

  • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

    • 1°. van de ene naar een andere instelling,

    • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

  • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

  • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

  • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

  • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

    • één instelling: de desbetreffende instelling;

    • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

    • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

  • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

  • e. plaats van tewerkstelling:

    • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

    • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

    • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

    • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

  • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

  • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

    • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

    • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

  • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

  • j. berekeningstijdstip:

    • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

    • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

  • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

    • 1°. van de ene naar een andere instelling,

    • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

  • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

  • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

  • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

  • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Artikel 52. Standplaatsbetrekking bij vervangingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Voor het ontstaan van een standplaatsbetrekking blijven vervangingswerkzaamheden buiten beschouwing.

Artikel 53. Aanspraak op tegemoetkoming in verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene, die is verhuisd en een woning heeft betrokken die gelegen is op of binnen een afstand van 5 zones van de plaats van tewerkstelling, ontvangt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend indien:

    • a. hij is benoemd in een standplaatsbetrekking;

    • b. hij voor tenminste één jaar is benoemd;

    • c. hij op een afstand van 6 of meer zones woonde van de plaats van tewerkstelling;

    • d. de reisafstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling als gevolg van de verhuizing met ten minste 5 zones is bekort.

  • 2 Een tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt slechts éénmaal in de vijf jaar verleend, tenzij de verhuizing verband houdt met een verandering van betrekking die het gevolg is van een ontslag of van het vooruitzicht op ontslag, dat niet op eigen verzoek is verleend en niet aan schuld of toedoen van de betrokkene is te wijten.

  • 3 De tegemoetkoming in verhuiskosten wordt verleend onder de voorwaarde dat de betrokkene vooraf schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de terugbetalingsverplichting, bedoeld in artikel 58.

Artikel 54. Aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten ter zake van het betrekken of verlaten van een dienstwoning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan de betrokkene die in opdracht van het bevoegd gezag een dienstwoning betrekt of verlaat, wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend, tenzij het verlaten van de dienstwoning het gevolg is van een ontslag dat op zijn verzoek, anders dan wegens het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, of anders dan met recht op uitkering voor vervroegd uittreden is verleend, of aan schuld of toedoen van de betrokkene is te wijten.

  • 2 Indien het verlaten van een dienstwoning verband houdt met het overlijden van de betrokkene, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend aan de nagelaten gezinsleden, daaronder begrepen de achtergebleven levenspartner.

Artikel 55. De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:

    • a. een tegemoetkoming in de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken, en in de te maken reiskosten ter bezichtiging van woonruimte en in de eventuele opknapkosten aan de nieuwe woning en dubbele woonkosten, van in totaal een bedrag als aangegeven in bijlage 3, onder 1, en

    • b. een tegemoetkoming voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Indien de verhuizing door betrokkene in eigen beheer wordt uitgevoerd, ontvangt betrokkene slechts de helft van het in het eerste lid, onder a, bedoelde bedrag.

  • 3 Het in het eerste lid, onder b, bedoelde bedrag wordt, afhankelijk van het aantal woon/slaapvertrekken dat de achter te laten woning telde, gesteld op een percentage van de jaarbezoldiging die de betrokkene genoot op de dag waarop de nieuwe woning kon worden betrokken zoals aangegeven in bijlage 3, onder 2.

  • 4 Voor de betrokkene die inwonend was bij de ouders is het laagst genoemde percentage zoals aangegeven in bijlage 3, onder 2, van toepassing.

  • 5 De betrokkene die een woning heeft betrokken op een reisafstand van meer dan 2 zones van de plaats van tewerkstelling, ontvangt slechts 80% van het bedrag van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde tegemoetkomingen.

  • 6 De tegemoetkoming in de verhuiskosten voor de betrokkene die voor het eerst bij een instelling in dienst treedt en op enig tijdstip wordt benoemd in een standplaatsbetrekking, bedraagt in afwijking van het eerste tot en met vijfde lid, de helft van de vergoeding waarop hij ingevolge die leden aanspraak zou hebben.

Artikel 56. Samenloop verhuiskostenvergoedingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Indien het betreft een verhuizing van een gezin waarvan een van de echtgenoten aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van deze titel en de andere echtgenoot uit anderen hoofde terzake van deze verhuizing aanspraak maakt op een tegemoetkoming, wordt de tegemoetkoming in verhuiskosten aan de betrokkene slechts verleend voorzover deze de tegemoetkoming die uit anderen hoofde wordt ontvangen te boven gaat.

  • 3 De berekening van de tegemoetkoming voor de in het tweede lid bedoelde betrokkene geschiedt door, met overeenkomstige toepassing van artikel 55, tweede tot en met zesde lid, het totaal van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 55, eerste lid, te verminderen met de tegemoetkoming die de echtgenoot uit andere hoofde ontvangt. De volgens artikel 55, derde lid, vast te stellen vergoeding wordt berekend over de gezamenlijke jaarbezoldiging.

Artikel 57. Geen aanspraak op verhuiskostenvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan de betrokkene wordt geen tegemoetkoming in de verhuiskosten voor een verhuizing verleend, indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen drie jaar na de datum waarop betrokkene is benoemd in een standplaatsbetrekking doch binnen twee jaar na benoeming in vaste dienst in een standplaatsbetrekking.

  • 2 Aan de betrokkene wordt geen tegemoetkoming verleend in de verhuiskosten voor een verhuizing in verband met een verplaatsing, indien die verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaar na de datum van de verplaatsing.

Artikel 58. Terugbetaling tegemoetkoming verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene aan wie een tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt verleend, is, behoudens het tweede lid, gehouden de ontvangen tegemoetkoming terug te betalen indien zijn dienstverband op zijn verzoek of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt beëindigd, tenzij deze beëindiging ingaat twee jaren of langer na de datum waarop de betrokkene in een standplaatsbetrekking is benoemd of is verplaatst en deze beëindiging heeft plaatsgevonden een jaar of langer na de datum van de verhuizing.

  • 2 Geen terugbetalingsverplichting bestaat, indien de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, ontslag neemt uit een standplaatsbetrekking teneinde aansluitend een zodanige betrekking aan een andere instelling te aanvaarden, mits de plaats van tewerkstelling binnen of op een afstand van 5 zones van zijn woonplaats is gelegen.

  • 3 De betrokkene die binnen twee jaar na de verhuizing, anders dan in verband met het beëindigen van het dienstverband bij de instelling waarvoor hem deze tegemoetkoming werd toegekend of wegens een verplaatsing van deze instelling, verhuist naar een woonplaats die verder weg is gelegen van de plaats van tewerkstelling, is gehouden de ontvangen tegemoetkoming in de verhuiskosten terug te betalen:

    • a. gedeeltelijk, indien hij zich in een woonplaats binnen of op een afstand van 5 zones van zijn plaats van tewerkstelling gevestigd heeft en wel voor zover de tegemoetkoming meer bedraagt dan de tegemoetkoming die hem zou zijn toegekend indien hij zich direct in deze woonplaats zou hebben gevestigd;

    • b. geheel, indien hij zich in een woonplaats op een afstand van meer dan 5 zones van zijn plaats van tewerkstelling gevestigd heeft.

Artikel 59. Aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan de betrokkene wordt door het bevoegd gezag maandelijks, onverminderd artikel 61, een tegemoetkoming in de reiskosten tussen de woning en het gebouw of de gebouwen verleend, indien de te reizen afstand tussen de woning en het gebouw of de gebouwen meer dan twee zones bedraagt.

  • 2 De tegemoetkoming wordt per betrekking, en voor elk gebouw binnen de betrekking afzonderlijk, afhankelijk van de reisafstand in zones tussen de woning en het gebouw of de gebouwen en van het aantal dagen dat per week naar dit gebouw of deze gebouwen wordt gereisd, vastgesteld aan de hand van de in bijlage 4 bij dit besluit opgenomen tabel.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde tabel is slechts van toepassing indien in een maand gemiddeld ten minste één keer per week wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw. Voor de toepassing van de tabel in hiervan afwijkende gevallen zijn in bijlage 4 richtlijnen gegeven.

Artikel 60. Evenredige vermindering tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien door een betrokkene over een aaneengesloten tijdvak van meer dan één week anders dan in verband met vakantieverlof niet is gereisd tussen de woning en het gebouw of de gebouwen, wordt de aan de betrokkene toe te kennen tegemoetkoming in de reiskosten vanaf de tweede week naar evenredigheid verlaagd.

  • 2 Indien door een betrokkene in verband met de datum van indiensttreding of ontslag slechts een deel van een maand tenminste één keer per week wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw, dient de tegemoetkoming in de reiskosten naar evenredigheid te worden vastgesteld.

Artikel 61. Aanspraak aantal kalendermaanden per jaar tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene, bedoeld in titel 3, paragraaf 1, van dit hoofdstuk, die voor een heel schooljaar is benoemd, heeft per betrekking slechts aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten over ten hoogste tien kalendermaanden per schooljaar. De tegemoetkoming wordt niet uitbetaald over de maanden juli en augustus.

  • 2 De betrokkene, bedoeld in titel 3, paragraaf 2, van dit hoofdstuk, die voor een geheel schooljaar is benoemd, heeft per betrekking slechts aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten over ten hoogste elf kalendermaanden per schooljaar. De tegemoetkoming wordt niet uitbetaald over de maand juli.

  • 3 Indien de betrokkene in een betrekking is benoemd voor een kortere periode dan een geheel schooljaar, vindt er, voor zover de in het eerste respectievelijk tweede lid, genoemde termijnen niet worden overschreden, geen inhouding plaats van de tegemoetkoming in de gemaakte reiskosten.

Artikel 62. Maximering reiskostenvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De aan een betrokkene toe te kennen tegemoetkoming in reiskosten bedraagt per schooljaar per betrekking of combinatie van betrekkingen niet meer dan het bedrag als aangegeven in bijlage 3, onder 3, van dit besluit.

  • 2 De tegemoetkoming in de reiskosten bedraagt per betrekking vanaf het tweede jaar na indiensttreding voor het totaal van het gebouw of de gebouwen binnen deze betrekking niet meer dan het volgens de tabel in bijlage 4 vanaf het tweede jaar na indiensttreding geldende bedrag bij vier of meer reisdagen per week over een reisafstand van vijf zones.

Artikel 63. Aanspraak op tegemoetkoming in pensionkosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die bij een verhuizing in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming in verhuiskosten, en die naar het oordeel van het bevoegd gezag niet in de gelegenheid is dagelijks heen en weer te reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling, heeft gedurende het eerste jaar, gerekend vanaf de datum waarop betrokkene in een standplaatsbetrekking is benoemd, aanspraak op een tegemoetkoming in pensionkosten, indien hij een pension betrekt dat gelegen is op of binnen een afstand van 5 zones van de plaats van tewerkstelling.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming bedraagt 90% van de werkelijk gemaakte pensionkosten, met een maximum als aangegeven in bijlage 3, onder 4.

  • 3 De betrokkene heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming in de te maken reiskosten binnen Nederland, voor zover hij die éénmaal per week maakt voor het bezoeken van zijn woonplaats.

Artikel 64. Aanspraak op tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten bij dienstreizen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan de betrokkene die een dienstreis maakt, wordt door het bevoegd gezag een tegemoetkoming toegekend in de gemaakte reis- en verblijfkosten volgens nader door Onze Minister te stellen regels.

  • 2 De betrokkene ontvangt voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, waarvoor door het bevoegd gezag een machtiging is verleend, een kilometervergoeding:

    • a. voor de eerste 10 000 kilometer het bedrag dat per gereisde kilometer in het desbetreffende kalenderjaar belastingvrij mag worden toegekend;

    • b. voor de overige kilometers een bedrag dat wordt vastgesteld volgens nader door Onze Minister te stellen regels.

Artikel 65. Aanvraag en toekenning tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in de verhuiskosten dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 6 maanden na de verhuizing door de betrokkene bij het bevoegd gezag te worden ingediend.

  • 2 Het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming in de reis- en pensionkosten dient voor 1 januari volgend op het betreffende schooljaar bij het bevoegd gezag te worden ingediend.

Artikel 66. Aanspraak op vergoeding van de reis- en verblijfkosten bij geneeskundig onderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Degene die een geneeskundig onderzoek ondergaat in verband met benoeming of wijziging van het dienstverband, ontvangt van het bevoegd gezag een vergoeding van reis- en verblijfkosten volgens daartoe door het bevoegd gezag te stellen regels. De kosten van een geneeskundig onderzoek komen voor rekening van het bevoegd gezag.

Titel 8. Jubileumgratificatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 67. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. diensttijd: de tijd, doorgebracht:

    • 1°. in een betrekking bij een bevoegd gezag aan een instelling met dien verstande dat de tijd vóór 1 januari 1956 doorgebracht aan scholen voor kleuteronderwijs slechts meetelt indien daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding bestaat;

    • 2°. in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid;

    • 3°. in een betrekking waarbij betrokkene in dienst is van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, c, d, e en f van de Wet privatisering ABP, dan wel als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, juncto artikel 3 van die wet;

    • 4°. in een betrekking bij een bevoegd gezag aan een B3-lichaam voordat deze werd aangewezen als lichaam, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet privatisering ABP, dan wel, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, juncto artikel 3 van die wet;

    • 5°. vóór 1 januari 1966 in een betrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922;

    • 6°. in een burgerlijke dienstbetrekking bij de overheid van de Nederlandse Antillen, Aruba en, vóór 25 november 1975, Suriname en bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curaçao en Nieuw-Guinea;

    • 7°. in een dienstbetrekking bij het niet-openbaar onderwijs in de onder a6 vermelde voormalige rijksdelen, voor zover zulks de betrokkene onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling heeft gebracht of zou hebben gebracht, indien hij in vaste dienst zou zijn aangesteld;

    • 8°. vóór 1 januari 1955 in dienst van de Republiek Indonesië, voor zover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;

    • 9°. in Nederlandse militaire dienst of daarmede voor de toepassing van de desbetreffende rechtspositieregelingen gelijkgestelde dienst, waaronder mede worden begrepen het voormalige KNIL en de troepen in de Nederlandse Antillen, Aruba en, vóór 25 november 1975, Suriname;

    • 10°. als volontair met een volledige dagtaak in een betrekking bij de Nederlandse overheid; een en ander met uitzondering van de tijd waarin de betrokkene geen inkomsten uit de dienstbetrekking heeft genoten, tenzij zulks het gevolg was van lang buitengewoon verlof dat naar het oordeel van Onze Minister overwegend dan wel mede in het algemeen belang was verleend;

  • b. jubileumdatum: de datum waarop de betrokkene een diensttijd van 25, 40 dan wel 50 jaren volbrengt;

  • c. bezoldiging: de tot een maandbedrag herleide bezoldiging of som der bezoldigingen die voor de betrokkene op de jubileumdatum bij één of meer bevoegde gezagsorganen geldt, tot ten hoogste de bezoldiging behorende bij een normbetrekking; een en ander vermeerderd met de vakantie-uitkering over de desbetreffende maand; en waarbij een eventuele toelage wegens onregelmatige dienst wordt betrokken over één maand, berekend naar hetgeen de betrokkene in de 3 aan de jubileumdatum voorafgaande kalendermaanden gemiddeld aan zodanige toelage heeft ontvangen.

Artikel 68. Aanspraak op jubileumgratificatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene heeft bij het bereiken van de jubileumdatum aanspraak op een door het bevoegd gezag uit te betalen jubileumgratificatie.

Artikel 69. Bedrag jubileumgratificatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De jubileumgratificatie bedraagt bij een 25-jarig jubileum 50% en bij een 40- of 50-jarig jubileum 100% van de bezoldiging. De bedragen worden op een veelvoud van 5 euro naar boven afgerond.

Artikel 70. Aanspraak op jubileumgratificatie bij meer dan één benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien de betrokkene op de jubileumdatum een benoeming heeft bij meer dan een bevoegd gezag, wordt de jubileumgratificatie uitbetaald door ieder van de betrokken bevoegde gezagsorganen voor een evenredig deel.

Artikel 71. Geen dubbeltelling diensttijd

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De tijd waarin de betrokkene twee of meer betrekkingen naast elkaar vervulde, komt slechts eenmaal in aanmerking voor de berekening van de diensttijd voor de jubileumgratificatie.

Artikel 72. Geen aanspraak op jubileumgratificatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene die ter zake van zijn dienstvervulling voor een 25-, 40- of 50-jarig jubileum reeds krachtens een andere regeling een overeenkomstige gratificatie heeft ontvangen, heeft voor datzelfde jubileum geen aanspraak op een jubileumgratificatie als bedoeld in deze titel.

Artikel 73. Opschorting aanspraak bij lang buitengewoon verlof overwegend of mede in het algemeen belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien de jubileumdatum valt in een periode waarin de betrokkene lang buitengewoon verlof geniet dat, naar het oordeel van Onze Minister, overwegend of mede in het algemeen belang is verleend, heeft hij, onverminderd artikel 72, eerst aanspraak op een jubileumgratificatie zodra hij na afloop van het verlof zijn werkzaamheden bij een bevoegd gezag hervat.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid wordt de jubileumgratificatie uitbetaald door het bevoegd gezag waarbij de betrokkene na afloop van het verlof werkzaam is. Daarbij geldt als bezoldiging de bezoldiging die de betrokkene gedurende de maand waarin de jubileumdatum valt zou hebben genoten indien hij in de functie en met het salarisnummer dat hij had op de dag voorafgaande aan het ingaan van het verlof, op de jubileumdatum in actieve dienst was geweest.

Titel 9. Vakantie-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 74. Aanspraak op uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene heeft aanspraak op een vakantie-uitkering voor de tijd waarin hij als zodanig bezoldiging heeft genoten.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder tijd waarin bezoldiging is genoten, niet begrepen tijd waarin de betrokkene wegens verplichte militaire dienst, anders dan voor herhalingsoefeningen, niet verlof zijnde, slechts bezoldiging heeft genoten tot een bedrag van het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage.

Artikel 75. Bedrag van de vakantie-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantie-uitkering per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokkene in die maand aan bezoldiging heeft genoten, met uitzondering van de vakantie-uitkering.

  • 3 Voor de betrokkene die in de van toepassing zijnde maand op grond van het eerste lid aanspraak heeft op een bedrag dat lager is dan het bedrag dat in bijlage 2, onder 2, bij zijn leeftijd is vermeld, wordt de vakantie-uitkering vastgesteld op laatstbedoeld bedrag, met dien verstande dat dit bedrag naar evenredigheid wordt verminderd voor de betrokkene die is aangesteld in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking.

  • 4 Het in het derde lid bedoelde bedrag wordt naar evenredigheid verminderd indien:

    • a. de betrokkene in de desbetreffende maand of gedurende een deel daarvan een deelbetrekking heeft vervuld;

    • b. de bezoldiging van de betrokkene op een andere dag dan de eerste dag van die maand is aangevangen dan wel indien hij in een deel van die maand geen bezoldiging heeft genoten;

    • c. de betrokkene in de loop van die maand slechts een gedeelte van zijn bezoldiging heeft genoten wegens verleend verlof, in verband met non-activiteit, bij wijze van disciplinaire straf of uit hoofde van schorsing.

Artikel 76. Aanspraak vakantie-uitkering in bijzondere omstandigheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Voor de betrokkene op wie artikel 36, tweede lid, van toepassing is, wordt de vakantie-uitkering berekend op basis van de volle aan zijn betrekking verbonden bezoldiging. Hij geniet deze uitkering slechts voor zoveel die uitgaat boven de vakantie-uitkering, waarop hij als militair aanspraak heeft.

Artikel 77. Uitbetaling van de vakantie-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De vakantie-uitkering wordt per instelling eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand mei.

  • 2 In afwijking van het eerste lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak, gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de vakantie-uitkering werd uitbetaald en de datum van ontslag.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt met ontslag van de betrokkene gelijkgesteld de beëindiging van de doorbetaling van de bezoldiging van de gewezen betrokkene, bedoeld in artikel 76, eerste lid.

Titel 10. Studiefaciliteiten onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 78. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel;

  • b. studie: een opleiding die van belang is voor het persoonlijk welbevinden van de betrokkene in zijn arbeidssituatie en, naar het oordeel van het bevoegd gezag, tevens van belang is voor de uitoefening van zijn functie;

  • c. studiefaciliteiten:

    • 1°. verlof als bedoeld in artikel 80;

    • 2°. een tegemoetkoming in de studiekosten als bedoeld in artikel 81;

  • d. ontslag: elke beëindiging van het dienstverband.

Artikel 79. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die voor studiefaciliteiten in aanmerking wenst te komen, dient het verzoek daartoe in de regel in voor de aanvang van de studie. Hij laat dit verzoek vergezeld gaan van de voor de beoordeling door het bevoegd gezag noodzakelijke gegevens en van een schatting van de te maken studiekosten.

  • 2 Het bevoegd gezag kan, alvorens studiefaciliteiten te verlenen, een studieadvies of in bijzondere gevallen na overleg met de betrokkene een psychologisch advies inwinnen. Tenzij deze adviezen worden ingewonnen op uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene, komen de daaraan verbonden kosten voor rekening van het bevoegd gezag.

  • 3 Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn die wordt afgeleid van de normaal te achten duur van de studie. Het bevoegd gezag kan deze termijn verlengen.

  • 4 Verleende studiefaciliteiten kunnen, al dan niet tijdelijk, worden ingetrokken indien het bevoegd gezag op grond van verkregen inlichtingen van oordeel is, dat de betrokkene niet in die mate studeert of vorderingen maakt dat hij in staat kan worden geacht de studie binnen de in het derde lid bedoelde termijn te voltooien. De intrekking geschiedt niet indien de betrokkene aannemelijk maakt, dat deze omstandigheid niet aan hem te wijten is.

  • 5 Aan de betrokkene, die krachtens een op hem van toepassing zijnde regeling aanspraak heeft op een verhoging van zijn bezoldiging uitsluitend op grond van het voltooien van een studie, worden ter zake van die studie geen studiefaciliteiten verleend.

Artikel 80. Studieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Tenzij het belang van de instelling zich daartegen verzet, kan aan de betrokkene studieverlof met behoud van bezoldiging worden verleend voor ten hoogste een halve dag per week, met dien verstande dat indien lessen in de normale werktijd moeten worden gevolgd, het verlof tot maximaal één dag per week kan worden verleend.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan studieverlof worden verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een examen of een tentamen, en dat is gelegen aan het einde van de studie dan wel volgt op een duidelijk afgerond onderdeel van de studie.

  • 3 Ter voorbereiding op een examen en tentamen als bovenbedoeld kan bovendien studieverlof worden verleend voor ten hoogste vijf halve dagen per kalenderjaar.

Artikel 81. Tegemoetkoming in studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor volledige tegemoetkoming komen in aanmerking:

    • a. indien de studie in een andere plaats dan de woon- of standplaats moet worden gevolgd: de noodzakelijk gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het daarmee in samenhang optredende vervoer in de plaats waar de cursus of het examen wordt gehouden, op basis van het laagste tarief van het gebezigde middel van openbaar vervoer, waarvan redelijkerwijs gebruik kan worden gemaakt, voor zover de betrokkene voor deze kosten niet uit anderen hoofde een vergoeding geniet; kan van openbaar vervoer redelijkerwijs geen gebruik worden gemaakt, dan worden de noodzakelijk gemaakte kosten vergoed tegen het tarief genoemd in artikel 6, tweede lid, van de Regeling vergoeding reis- en verblijfkosten bij dienstreizen voor onderwijspersoneel;

    • b. de werkelijk gemaakte kosten die in verband met het afleggen van een examen noodzakelijkerwijze worden gemaakt voor nachtverblijf en het gebruik van maaltijden, met dien verstande dat de daarvoor in artikel 17 van de Regeling vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen voor onderwijspersoneel geldende bedragen niet worden overschreden.

  • 2 Voor een tegemoetkoming van maximaal 50% komen in aanmerking de noodzakelijk gemaakte:

    • a. aanschaffingskosten van het verplicht gestelde studiemateriaal;

    • b. cursus- of lesgelden;

    • c. examen- of diplomakosten.

  • 3 In bijzondere gevallen kan met toestemming van Onze Minister, het in het tweede lid genoemde percentage op 75 worden gesteld. Toestemming van Onze Minister is niet vereist ten aanzien van scholen, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft onderwijsondersteunend personeel.

  • 4 Een tegemoetkoming in studiekosten wordt eerst verleend nadat de betrokkene schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling, bedoeld in artikel 82.

Artikel 82. Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

    • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

    • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

    • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

    • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

    • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

    • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel of op een direct ingaand pensioen;

    • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

  • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

  • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

  • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

  • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

  • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

  • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs of op een direct ingaand pensioen;

  • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

  • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

  • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

  • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

  • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

  • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

  • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, of op een direct ingaand pensioen;

  • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Titel 11. Algemene bepalingen ten aanzien van formatie en salaris

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Bepalingen geldend voor alle instellingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 83. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A tot en met 1D en 1F van dit besluit;

  • b. schaal: een als zodanig in een der bijlagen 1A en 1B van dit besluit vermelde reeks van genummerde salarissen, behorende bij een normbetrekking;

  • c. maximumschaal: de hoogste schaal die behoort bij een functie;

  • d. aanloopschaal: een bij een functie behorende lagere schaal dan de maximumschaal;

  • e. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;

  • f. maximumsalaris: het hoogste bedrag dat in een schaal voorkomt, waarvan het salarisnummer uitsluitend uit een getal bestaat;

  • g. functie: het samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming als bedoeld in artikel 1 onderdeel n, door het bevoegd gezag is opgedragen; een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • h. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • i. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene op grond van de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal bereikt;

  • j. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • k. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • l. begintraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de aanloopschaal bij een functie als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, zoals aangegeven in bijlage 1D;

  • m. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108;

  • n. aanlooptraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de maximumschaal bij een functie als bedoeld in artikel 173, zoals aangegeven in bijlage 1F.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A of 1B;

  • b. maximumsalaris: het hoogste salarisbedrag van de salarisschaal dan wel het hoogste salarisbedrag ingeval van een grotescholenuitloop;

  • c. periodiek: het verschil tussen de opvolgende salarisnummers in het carrièrepatroon;

  • d. salarisnummer: een aanduiding binnen het carrièrepatroon, bestaande uit een getal;

  • e. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene via een reeks van salarisnummers het maximumsalaris van de salarisschaal bereikt, zoals aangegeven in bijlage 1A;

  • f. functie: samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming door het bevoegd gezag is opgedragen, een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • g. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • h. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • i. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • j. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108;

  • k. bekostigd salaris: het salaris dat voor een betrokkene zou hebben gegolden zonder toepassing van artikel 95a, eerste tot en met vierde lid dan wel artikel 152.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A of 1B;

  • b. salarisschaal: de bij een functie horende schaal;

  • c. maximumsalaris: het hoogste salarisbedrag van de salarisschaal dan wel het hoogste salarisbedrag ingeval van een grotescholenuitloop;

  • d. periodiek: het verschil tussen de opvolgende salarisnummers in het carrièrepatroon;

  • e. salarisnummer: een aanduiding binnen het carrièrepatroon, bestaande uit een getal;

  • f. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene via een reeks van salarisnummers, genoemd in bijlage 1A, het maximumsalaris van de salarisschaal bereikt;

  • g. functie: samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, door het bevoegd gezag is opgedragen; een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • h. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • i. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • j. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • k. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108.

Artikel 84. Functiebeloning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene wordt benoemd in één van de functies die door het bevoegd gezag beschikbaar zijn gesteld.

  • 2 Het salaris van de betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van de functie waarin hij is benoemd, een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze titel en de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk.

  • 3 De betrokkene kan bij een bevoegd gezag aan de instelling of instellingen waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, slechts inéé n functie zijn benoemd, met dien verstande dat als één functie worden aangemerkt:

    • a. onderwijsgevende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon;

    • b. gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon.

  • 4 Het bevoegd gezag kan naast of in plaats van de normfuncties andere functies voor de instelling vaststellen waarbij taken behorend tot die normfunctie worden verzelfstandigd of andere taken dan wel taken behorende tot verschillende normfuncties worden samengevoegd tot één nieuwe functie. De maximumschaal van deze nieuwe functie kan ten hoogste schaal 13 zijn.

  • 5 In de situaties, bedoeld in het vierde lid, stelt het bevoegd gezag een functiebeschrijving op en geeft daarbij de plaats in de organisatie aan voor de nieuwe functie. Tevens wordt de maximumschaal aangegeven op basis van de aard en het niveau van de werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht rekening houdend met de voor het rijkspersoneel ter zake geldende normen en in samenhang met de formatie, en geeft het bevoegd gezag aan of titel 12, 13 of  14 van dit hoofdstuk op die functie van toepassing is.

  • 6 De betrokkene die zich niet kan verenigen met de uitkomst van de waardering van zijn functie als bedoeld in het vijfde lid, kan het bevoegd gezag verzoeken die waarderingsuitkomst opnieuw in overweging te nemen. Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in de eerste volzin.

  • 7 In afwijking van het derde lid kan een betrokkene in het in dat lid bedoelde geval worden benoemd:

    • a. in twee functies als bedoeld in titel 14 dan wel de titels 13 en 14 van dit hoofdstuk, indien er een verschil van meer dan 3 schalen is tussen de bij die functies behorende maximumschalen, of

    • b. in twee functies als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk indien die functies bestaan uit een normfunctie leraar voor basisscholen enerzijds en een normfunctie leraar voor speciale scholen voor basisonderwijs anderzijds.

  • 8 Over belangrijke facetten van de concrete taakinhoud en over wijziging daarvan pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene. De werkzaamheden moeten redelijkerwijs aan de betrokkene kunnen worden opgedragen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Functiebeloning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in één van de functies die door het bevoegd gezag beschikbaar zijn gesteld.

2 Het salaris van de betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van de functie waarin hij is benoemd, een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze titel en de titels 12, 13, 14 of 15 van dit hoofdstuk.

3 De betrokkene kan bij een bevoegd gezag aan de instelling of instellingen waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, slechts inéé n functie zijn benoemd, met dien verstande dat als één functie worden aangemerkt:

  • a. onderwijsgevende functies met dezelfde salarisschaal;

  • b. gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde salarisschaal.

4 Het bevoegd gezag kan naast of in plaats van de normfuncties andere functies voor de instelling vaststellen waarbij taken behorend tot die normfunctie worden verzelfstandigd of andere taken dan wel taken behorende tot verschillende normfuncties worden samengevoegd tot één nieuwe functie. Hiervoor geldt ten hoogste een salarisschaal waarvan het hoogste bedrag overeenkomt met het maximum van schaal DE zoals opgenomen in bijlage 1A, categorie 1, onderdeel A.

5 In de situaties, bedoeld in het vierde lid, stelt het bevoegd gezag een functiebeschrijving op en geeft daarbij de plaats in de organisatie aan voor de nieuwe functie. Tevens wordt de salarisschaal aangegeven op basis van de aard en het niveau van de werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht rekening houdend met de voor het rijkspersoneel ter zake geldende normen en in samenhang met de formatie, en geeft het bevoegd gezag aan of titel 12, 13 of  14 van dit hoofdstuk op die functie van toepassing is.

6 De betrokkene die zich niet kan verenigen met de uitkomst van de waardering van zijn functie als bedoeld in het vijfde lid, kan het bevoegd gezag verzoeken die waarderingsuitkomst opnieuw in overweging te nemen. Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in de eerste volzin.

7 In afwijking van het derde lid kan een betrokkene in het in dat lid bedoelde geval worden benoemd:

  • a. in twee functies als bedoeld in titel 14 indien er een verschil van meer dan drie salarisschalen is tussen de bij die functies behorende salarisschalen, dan wel in twee functies als bedoeld in titel 13 en 14 indien in geval van salarisschaal LA, LB, LC, LD of LE zoals opgenomen in bijlage 1A, categorie 3, een lagere salarisschaal geldt dan respectievelijk salarisschaal 6, 7, 8, 9 of 10 zoals aangegeven in bijlage 1A, categorie 4, of in geval van salarisschaal LA, LB of LC een hogere salarisschaal geldt dan respectievelijk 12, 13 of 14;

  • b. in twee functies als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk indien die functies bestaan uit een normfunctie leraar voor basisscholen enerzijds en een normfunctie leraar voor speciale scholen voor basisonderwijs anderzijds.

8 Over belangrijke facetten van de concrete taakinhoud en over wijziging daarvan pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene. De werkzaamheden moeten redelijkerwijs aan de betrokkene kunnen worden opgedragen.

Artikel 85. Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

  • 2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

  • 5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

4 Aan het derde lid kan geen toepassing worden gegeven indien dat op enigerlei wijze direct leidt tot een plaatsing in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, dan wel tot enige uitkering op grond van het het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

4 Aan het derde lid kan geen toepassing worden gegeven indien dat direct leidt tot een plaatsing in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, dan wel tot enige uitkering op grond van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs.

5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Artikel 86. Salaris bij een niet-normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het salaris van de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang anders dan die van een normbetrekking, wordt naar evenredigheid van die betrekkingsomvang berekend. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op centen.

  • 2 Waar in deze titel of in de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk sprake is van een vergelijking van salarisbedragen teneinde een schaalbedrag ten behoeve van inpassing te kunnen vaststellen, moet worden uitgegaan van het salarisbedrag behorende bij een normbetrekking. Zonodig wordt het voor een betrokkene feitelijk geldende salaris omgerekend naar een salarisbedrag behorende bij een normbetrekking.

Artikel 87. Behoud van functie en betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Zonder voorafgaand ontslag kan voor een betrokkene geen andere functie gaan gelden dan de functie waarin hij reeds is benoemd, behoudens de artikelen 127, 128, 138 en 183. De eerste volzin is niet van toepassing indien het bevoegd gezag bij de bepaling van het functieniveau met de betrokkene is overeengekomen dat zijn functie een tijdelijk karakter heeft en de schaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden.

  • 2 De omvang van de betrekking van een betrokkene die in vaste dienst is benoemd, wordt niet tegen zijn wil verkleind, behoudens de mogelijkheid van het verval van rechtswege op grond van artikel 113.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van functie en betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Zonder voorafgaand ontslag kan voor een betrokkene geen andere functie gaan gelden dan de functie waarin hij reeds is benoemd, behoudens de artikelen 127, 128, 138 en 183. De eerste volzin is niet van toepassing indien het bevoegd gezag bij de bepaling van het functieniveau met de betrokkene is overeengekomen dat zijn functie een tijdelijk karakter heeft en de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden.

2 De omvang van de betrekking van een betrokkene die in vaste dienst is benoemd, wordt niet tegen zijn wil verkleind, behoudens de mogelijkheid van het verval van rechtswege op grond van artikel 113.

Artikel 88. Maximumschaal, aanloopschalen, begintraject en aanlooptraject

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij elke functie behoren één of meer schalen, een aantal schalen en een begintraject, of één schaal en een aanlooptraject. Het salaris van de in die functie benoemde betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van één van de salarisbedragen die in het begintraject, het aanlooptraject of die schaal dan wel schalen voorkomen.

  • 2 Indien titel 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk dit voorschrijft, wordt het salaris van de betrokkene eerst vastgesteld op een der salarisbedragen in het begintraject, aanlooptraject, de aanloopschaal of aanloopschalen en, nadat hij die volgens het bepaalde in de desbetreffende titel heeft doorlopen, op een salarisbedrag in de maximumschaal.

  • 3 De bij elke functie behorende maximumschaal, aanloopschaal of aanloopschalen, begintraject en aanlooptraject zijn aangegeven in titel 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 89. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Behoudens de artikelen 90 tot en met 93, 125 en 174 wordt het salaris van de betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op het laagste bedrag:

  • a. van het begintraject of aanlooptraject dan wel;

  • b. indien bij de functie geen begintraject of aanlooptraject behoort, op het laagste bedrag in de laagste schaal behorend bij de functie waarin hij wordt benoemd dan wel;

  • c. indien bij de functie, bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, schaal 12 als maximumschaal behoort, op het bedrag behorende bij salarisnummer 1 in schaal 10.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Met inachtneming van de artikelen 90 tot en met 94 en 175 wordt het salaris van de betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld volgens salarisnummer 1 van de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd.

Artikel 90. Inschaling bij benoeming na voorafgaande onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in een schooljaar gedurende ten minste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met eenlagere maximumschaal hetzij een functie met eenzelfde maximumschaal en hetzelfde of een ongunstiger carrièrepatroon dan behoorde respectievelijk behoorden bij die vorige onderwijsfunctie, wordt vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op hetzelfde bedrag waarop hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds gedurende ten minste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon zulks mogelijk maakt, zijn salaris vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op een bedrag dat één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie genoot in dat voorafgaande schooljaar.

  • 3 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in een schooljaar gedurende ten minste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij een functie met een gunstiger carrièrepatroon en ten minste eenzelfde maximumschaal dan behoorde respectievelijk behoorden bij die vorige onderwijsfunctie, wordt vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het bedrag waarop welk hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds gedurende ten minste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon zulks mogelijk maakt, zijn salaris vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort, in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het bedrag dat volgens het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie genoot in dat voorafgaande schooljaar.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid wordt met een schooljaar waarin de betrokkene gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in zijn vorige onderwijsfunctie, gelijkgesteld een schooljaar waarin de betrokkene gedurende alle schoolweken in die onderwijsfunctie benoemd is geweest.

  • 6 Bij een benoeming in een onderwijsfunctie wordt het salaris van de betrokkene die reeds meer dan één onderwijsfunctie vervulde, vastgesteld op de in het eerste tot en met vierde lid aangegeven wijze, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van:

    • a. het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

    • b. de vorige onderwijsfunctie met de hoogst mogelijke maximumschaal waarin de betrokkene tezamen met andere vorige onderwijsfuncties met eenzelfde of een hogere maximumschaal in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

    Indien de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar naast de onder b bepaalde onderwijsfunctie één of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met dezelfde maximumschaal als die behoorde bij de onder b bepaalde onderwijsfunctie en hij in alle onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal niet volgens hetzelfde salarisbedrag werd bezoldigd, wordt uitgegaan van de onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal waarin de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar volgens het laagste salarisbedrag bezoldigd is geweest, tenzij hij in dat schooljaar in een andere onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal volgens een hoger salarisbedrag bezoldigd is geweest en hij in deze onderwijsfunctie tezamen met andere onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal en eenzelfde salarisbedrag in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest; in dat geval wordt uitgegaan van die laatstbedoelde onderwijsfunctie.

  • 7 Voor de toepassing van het zesde lid:

    • a. worden dagen waarop de betrokkene gelijktijdig in meer dan één onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd was als één werkdag geteld; indien hierbij sprake was van twee of meer onderwijsfuncties met dezelfde maximumschaal waarin de betrokkene volgens verschillende salarisbedragen werd bezoldigd, worden de dagen waarop deze functies gelijktijdig zijn vervuld toegerekend aan de onderwijsfunctie waarin hij op die dagen volgens het hoogste salarisbedrag werd bezoldigd; dagen waarop de betrokkene gelijktijdig twee of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met verschillende maximumschalen, worden toegerekend aan de onderwijsfunctie die hij op die dagen heeft vervuld met de hoogste maximumschaal;

    • b. wordt bij de telling van het aantal werkdagen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, uitgegaan van het aantal werkdagen waarop de betrokkene in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, werkzaam en bezoldigd is geweest in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk;

    • c. wordt bij een benoeming in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, of in het onmiddellijk daarop volgende schooljaar, voor de betrokkene die op 1 augustus van het in het zesde lid, onder a, bedoelde schooljaar dezelfde onderwijsfuncties vervulde als op 31 juli van het onmiddellijk daaraan voorafgaande schooljaar, uitgegaan van het laatstbedoelde schooljaar indien dit leidt tot vaststelling van een hoger salaris en mits hij in dat schooljaar in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

    • d. wordt bij een benoeming aan dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag, de vorige onderwijsfunctie met een hogere maximumschaal dan behoort bij de functie waarin de benoeming plaatsvindt, buiten beschouwing gelaten indien de betrokkene niet tenminste drie schooljaren in die vorige functie werkzaam is geweest en hij bij dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag eveneens werkzaam is geweest in een functie met een lagere maximumschaal dan behoorde bij die vorige functie. Voor de vaststelling van het salaris wordt uitgegaan van het salaris dat zou zijn genoten in de functie met de lagere maximumschaal. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Vaststelling van het salaris bij een benoeming als bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid mag er niet toe leiden dat het vastgestelde bedrag hoger is dan het hoogste bedrag in de bij de desbetreffende functie behorende maximumschaal noch lager dan het laagste bedrag van het bij de functie behorende begintraject dan wel van de laagste aanloopschaal indien bij de functie geen begintraject behoort. Indien het salarisbedrag dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot niet voorkomt in het begintraject of de laagst mogelijke schaal behorende bij de functie waarin hij wordt benoemd, wordt het salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag in dat begintraject of deze schaal. Indien het salaris dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot hoger is dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt zijn salaris vastgesteld op dat hoogste bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

1 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in hetzelfde schooljaar gedurende tenminste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met een lager maximumsalaris hetzij een functie met een zelfde maximumsalaris met een zelfde of ongunstiger carrièrepatroon dan behoorde bij die vorige onderwijsfunctie, wordt in het carrièrepatroon van de nieuwe functie vastgesteld op hetzelfde salarisbedrag dat voor hem gold in die vorige functie in dat schooljaar.

2 Indien het eerste lid niet van toepassing is en de in het eerste lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds tenminste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt zijn salaris vastgesteld op een naasthoger bedrag dan het salaris dat hij in die vorige functie in het laatste schooljaar daarvan genoot.

3 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in hetzelfde schooljaar gedurende tenminste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in een functie met een hoger maximumsalaris of een zelfde maximumsalaris maar met een gunstiger carrièrepatroon, wordt in het bij die functie horende carrièrepatroon vastgesteld op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het salarisbedrag volgens welk hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

4 Indien het derde lid niet van toepassing is en de in het derde lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds tenminste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt, het salaris vastgesteld op het salarisbedrag dat gelegen is onmiddellijk boven het bedrag dat volgens het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie in het laatste schooljaar daarvan genoot.

6 Bij een benoeming in een onderwijsfunctie wordt het salaris van de betrokkene die reeds meer dan één onderwijsfunctie vervulde, vastgesteld op de in het eerste tot en met vierde lid aangegeven wijze, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van:

  • a. het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

  • b. de vorige onderwijsfunctie met het hoogst mogelijke maximumsalaris waarin de betrokkene tezamen met andere vorige onderwijsfuncties met eenzelfde salarisschaal of een salarisschaal met een hoger maximumsalaris in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

Indien de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar naast de onder b bepaalde onderwijsfunctie één of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met dezelfde salarisschaal als die behoorde bij de onder b bepaalde onderwijsfunctie en hij in alle onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal niet volgens hetzelfde salarisbedrag werd bezoldigd, wordt uitgegaan van de onderwijsfunctie met die gelijke salarisschaal waarin de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar volgens het laagste salarisbedrag bezoldigd is geweest, tenzij hij in dat schooljaar in een andere onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal volgens een hoger salarisbedrag bezoldigd is geweest en hij in deze onderwijsfunctie tezamen met andere onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal en eenzelfde salarisbedrag in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest; in dat geval wordt uitgegaan van die laatstbedoelde onderwijsfunctie.

7 Voor de toepassing van het zesde lid:

  • a. worden dagen waarop de betrokkene gelijktijdig in meer dan één onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd was als één werkdag geteld; indien hierbij sprake was van twee of meer onderwijsfuncties met dezelfde salarisschaal waarin de betrokkene volgens verschillende salarisbedragen werd bezoldigd, worden de dagen waarop deze functies gelijktijdig zijn vervuld toegerekend aan de onderwijsfunctie waarin hij op die dagen volgens het hoogste salarisbedrag werd bezoldigd; dagen waarop de betrokkene gelijktijdig twee of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met verschillende salarisschalen, worden toegerekend aan de onderwijsfunctie die hij op die dagen heeft vervuld met het hoogste maximumsalaris;

  • b. wordt bij de telling van het aantal werkdagen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, uitgegaan van het aantal werkdagen waarop de betrokkene in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, werkzaam en bezoldigd is geweest in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk;

  • c. wordt bij een benoeming in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, of in het onmiddellijk daarop volgende schooljaar, voor de betrokkene die op 1 augustus van het in het zesde lid, onder a, bedoelde schooljaar dezelfde onderwijsfuncties vervulde als op 31 juli van het onmiddellijk daaraan voorafgaande schooljaar, uitgegaan van het laatstbedoelde schooljaar indien dit leidt tot vaststelling van een hoger salaris en mits hij in dat schooljaar in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

  • d. wordt bij een benoeming aan dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag, de vorige onderwijsfunctie met een salarisschaal met een hoger maximumsalaris dan behoort bij de functie waarin de benoeming plaatsvindt, buiten beschouwing gelaten indien de betrokkene niet tenminste drie schooljaren in die vorige functie werkzaam is geweest en hij bij dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag eveneens werkzaam is geweest in een functie met een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan behoorde bij die vorige functie. Voor de vaststelling van het salaris wordt uitgegaan van het salaris dat zou zijn genoten in de functie met de schaal met het lagere maximumsalaris. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

8 Vaststelling van het salaris bij een benoeming als bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid, mag niet leiden tot vaststelling van een salarisbedrag dat hoger is dan het maximumsalaris van de desbetreffende functie. Indien het salaris dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot hoger is dan het maximumsalaris in de bij zijn functie behorende salarisschaal wordt zijn salaris vastgesteld op dat maximumsalaris. Indien het salarisbedrag dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot niet voorkomt in het carrièrepatroon dat behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd, wordt het salaris vastgesteld op het naasthogere salarisbedrag in dat carrièrepatroon.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

9 Indien artikel 95a, vijfde lid, nog van toepassing was in de voorafgaande onderwijsfunctie, dient een bekostigd salaris te worden vastgesteld volgens de grondslagen van artikel 95a, vijfde lid. Zolang het bekostigde salaris en het salaris niet gelijk zijn, worden het salaris en de overige vergoedingen bekostigd op de grondslagen van artikel 95a, vijfde lid.

Artikel 91. Inschaling bij benoeming ingeval van aangehouden onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Ten aanzien van de vaststelling van het salaris van de betrokkene die reeds één of meer functies bij het onderwijs vervult en die daarnaast wordt benoemd in een andere onderwijsfunctie is artikel 90 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hierbij een aangehouden functie wordt gelijkgesteld met een vorige functie.

  • 2 Het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die wordt benoemd in een functie met een maximumschaal en een carrièrepatroon die gelijk zijn aan de maximumschaal en het carrièrepatroon die bij de aangehouden functie respectievelijk bij één van de aangehouden functies behoren, wordt, in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op hetzelfde bedrag en in hetzelfde begintraject of in dezelfde schaal volgens welke hij wordt bezoldigd in de aangehouden functie met die gelijke maximumschaal en dat gelijke carrièrepatroon.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling bij benoeming ingeval van aangehouden onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Ten aanzien van de vaststelling van het salaris van de betrokkene die reeds één of meer functies bij het onderwijs vervult en die daarnaast wordt benoemd in een andere onderwijsfunctie is artikel 90 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hierbij een aangehouden functie wordt gelijkgesteld met een vorige functie.

2 Het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die wordt benoemd in een functie met een maximumsalaris dat gelijk is aan het maximumsalaris dat bij de aangehouden zelfde functie, respectievelijk dat bij één van de aangehouden zelfde functies behoort, wordt in afwijking van het eerste lid vastgesteld op hetzelfde salarisbedrag waarnaar hij wordt bezoldigd in de aangehouden functie met die gelijke salarisschaal.

Artikel 92. Vaststelling salaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die een inkomen geniet of heeft genoten voor werkzaamheden die buiten het onderwijs al dan niet in dienstbetrekking zijn verricht en waarmee hij relevante ervaring heeft opgedaan, wordt vastgesteld op een bedrag dat ten hoogste één periodieke verhoging hoger is dan bedoeld inkomen per maand, in het begintraject of in een salarisschaal die voorkomt in het bij zijn functie behorende carrièrepatroon.

  • 2 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de uitvoering van het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die een inkomen geniet of heeft genoten voor werkzaamheden die buiten het onderwijs al dan niet in dienstbetrekking zijn verricht en waarin hij relevante ervaring heeft opgedaan, wordt vastgesteld op een salarisbedrag dat ten hoogste één periodiek hoger is dan evenbedoeld inkomen per maand, in het bij zijn functie behorende carrièrepatroon.

2 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 93. Inschaling bij benoeming ingeval van onderbroken carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die op het moment dat hij in een onderwijsfunctie wordt benoemd gedurende vier of meer achtereenvolgende schooljaren geen functie in het onderwijs heeft vervuld, wordt, onverminderd artikel 92, vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voor hem bij toepassing van artikel 90 zou gelden en wel voor elke periode van vier schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest, één periodieke verhoging in het begintraject of de laagst mogelijke schaal die behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd een en ander voor zover dit binnen het bij zijn vorige functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

  • 2 Het salaris van de betrokkene, niet zijnde de betrokkene, bedoeld in artikel 91, tweede lid, wordt bij zijn benoeming in een onderwijsfunctie in afwijking van het eerste lid en de artikelen 89, 90, 91, eerste lid, en 92, ten minste vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan het in artikel 89 bedoelde bedrag indien hij de voor zijn onderwijsfunctie vereiste kwalificaties of bevoegdheden reeds vier jaar of langer geleden heeft verworven. De verhoging bedraagt één periodieke verhoging in het begintraject dan wel de laagst mogelijk bij zijn functie behorende schaal voor elke periode van vier volledige jaren die sedert de verwerving van de voor zijn functie vereiste kwalificaties of bevoegdheden is verstreken.

  • 3 Voor de betrokkene wordt voor de toepassing van het eerste lid, de in dat lid bedoelde periode van vier schooljaren verkort tot drie schooljaren voor de eerste periode van zes schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid wordt een schooljaar waarin de betrokkene niet gedurende alle schoolweken benoemd en evenmin gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in één of meer onderwijsfuncties, gelijkgesteld aan een schooljaar waarin de betrokkene geen functie in het onderwijs heeft vervuld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling bij benoeming ingeval van onderbroken carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die op het moment dat hij in een onderwijsfunctie wordt benoemd gedurende vier of meer achtereenvolgende schooljaren geen functie in het onderwijs heeft vervuld, wordt, onverminderd artikel 92, vastgesteld op een salarisbedrag dat hoger is dan het salarisbedrag dat voor hem bij toepassing van artikel 90 zou gelden en wel voor elke periode van vier schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest, één periodiek in het carrièrepatroon dat behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd een en ander voor zover dit binnen het bij zijn vorige functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

2 Het salaris van de betrokkene, niet zijnde de betrokkene, bedoeld in artikel 91, tweede lid, wordt bij zijn benoeming in een onderwijsfunctie in afwijking van het eerste lid en de artikelen 89, 90, 91, eerste lid, en 92, ten minste vastgesteld op een salarisbedrag dat hoger is dan het in artikel 89 bedoelde salarisbedrag indien hij de voor zijn onderwijsfunctie vereiste kwalificaties of bevoegdheden reeds vier jaar of langer geleden heeft verworven. De verhoging bedraagt één periodieke verhoging in het carrièrepatroon voor elke periode van vier volledige jaren die sedert de verwerving van de voor zijn functie vereiste kwalificaties of bevoegdheden is verstreken.

3 Voor de betrokkene wordt voor de toepassing van het eerste lid, de in dat lid bedoelde periode van vier schooljaren verkort tot drie schooljaren voor de eerste periode van zes schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

4 Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid wordt een schooljaar waarin de betrokkene niet gedurende alle schoolweken benoemd en evenmin gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in één of meer onderwijsfuncties, gelijkgesteld aan een schooljaar waarin de betrokkene geen functie in het onderwijs heeft vervuld.

Artikel 94. Salaris voor jeugdigen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In afwijking van de artikelen 89 tot en met 93 en de artikelen 95 en 96 wordt het salaris van een betrokkene die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, vastgesteld op het bedrag dat in de voor hem geldende schaal is opgenomen bij het salarisnummer bestaande uit de letter J en het getal dat overeenkomt met zijn leeftijd in jaren voor zover de schaal in bijlage 1B dit aangeeft.

  • 2 Het salaris van de betrokkene die de leeftijd van 22 jaar bereikt, wordt met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, vastgesteld op:

    • a. het laagste bedrag van het aanlooptraject;

    • b. indien bij de functie geen aanlooptraject behoort, het bedrag dat in de voor hem van toepassing zijnde schaal is vermeld bij salarisnummer 0.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Salaris voor jeugdigen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In afwijking van de artikelen 89 tot en met 93, 95 en 96 wordt het salaris van een betrokkene die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, vastgesteld op het bedrag dat in de voor hem geldende salarisschaal is opgenomen bij het salarisnummer bestaande uit de letter J en het getal dat overeenkomt met zijn leeftijd in jaren voor zover de salarisschaal in bijlage 1A, categorie 4, dit aangeeft.

2 Het salaris van de betrokkene wordt met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 22 jaar bereikt, vastgesteld op het salarisbedrag dat in het op hem van toepassing zijnde carrièrepatroon staat vermeld bij salarisnummer 1.

Artikel 95. Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het begintraject, aanlooptraject of de schaal jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere bedrag onverminderd artikel 96.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt het salaris van de betrokkene wanneer het voorlaatste salarisnummer beginnend met de letter U van schaal 1, 2, 3 of 4 is bereikt, na twee jaar verhoogd tot het naasthogere bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het begintraject, aanlooptraject of de schaal jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere bedrag onverminderd artikel 96.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het carrièrepatroon, onverminderd artikel 96, jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere salarisbedrag.

Artikel 95a. Beloningsdifferentiatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens een verhoging van het salaris op grond van artikel 95, kan na voorafgaande beoordeling door het bevoegd gezag een hoger salarisbedrag worden vastgesteld.

  • 2 In afwijking van de artikelen 89, 90, 92 en 93 wordt het salaris van de betrokkene die voorafgaand aan zijn benoeming werkzaamheden heeft verricht waaraan geen inkomsten uit arbeid of in verband met arbeid waren verbonden, en die naar het oordeel van het bevoegd gezag relevante ervaring heeft opgedaan, vastgesteld op een hoger salarisbedrag dan bedoeld in voornoemde artikelen voor zover dit binnen het bij de functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

  • 3 Het bevoegd gezag beoordeelt op verzoek van de betrokkene die in een onderwijsfunctie is benoemd na onderbreking van zijn carrière, of op basis van het functioneren een hoger salarisbedrag gerechtvaardigd is, indien het salaris dat op basis van het laatstgenoten salaris voor betrokkene is vastgesteld lager is dan het maximumsalaris van die functie.

  • 4 Indien bij de beoordeling, bedoeld in het derde lid, een achterstand is geconstateerd, maakt het bevoegd gezag met betrokkene afspraken over de periode waarbinnen en de wijze waarop deze achterstand wordt ingelopen.

  • 5 Indien toepassing van het eerste, tweede dan wel derde lid leidt tot extra periodieken, worden het salaris en de overige vergoedingen die voor bekostiging in aanmerking komen, bekostigd naar de verhouding: bekostigd salaris staat tot salaris. De kosten die betrekking hebben op de toepassing van de artikelen 59 tot en met 62, 114a, 115 en 182 zijn van de toepassing van het eerste lid uitgezonderd.

  • 6 Toekenning van extra periodieken vindt plaats binnen het carrièrepatroon van de desbetreffende salarisschaal tot ten hoogste het maximumsalaris van die schaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 96. Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens het tweede lid wordt het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag benoemd is en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij in een functie met een gunstiger carrièrepatroon en tenminste dezelfde maximumschaal dan behoorde bij zijn vorige functie, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 90 dan wel 91, tweede lid, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een hogere maximumschaal of gunstiger carrièrepatroon ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling.

  • 3 Indien op grond van het eerste lid een periodieke verhoging wordt toegekend aan een betrokkene wiens salaris werd vastgesteld volgens één der schalen 1 tot en met 6, wordt het salarisnummer in de nieuwe schaal zodanig vastgesteld dat het salaris in die schaal blijft uitgaan boven het salaris dat voor de betrokkene in de oude schaal zou hebben gegolden tot het hoogste bedrag in de bij de nieuwe functie behorende maximumschaal is bereikt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag benoemd is en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij in een functie met een gunstiger carrièrepatroon en tenminste dezelfde maximumschaal dan behoorde bij zijn vorige functie, wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 90 dan wel 91, tweede lid, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een hogere maximumschaal of gunstiger carrièrepatroon ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag is benoemd en die wordt benoemd in een functie met een hoger maximumsalaris of met eenzelfde maximumsalaris maar een gunstiger carrièrepatroon, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 90 met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een functie met een hoger maximumsalaris ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling. In dat geval vindt inpassing plaats op het naasthogere salarisbedrag van het salarisbedrag waarnaar hij bezoldigd werd in die vorige salarisschaal. Indien de uitkomst hiervan leidt tot een lager salarisbedrag dan hij in zijn vorige salarisschaal zou gaan genieten met toepassing van artikel 95, vindt inpassing plaats op het naasthogere salarisbedrag van het salarisbedrag dat hij in zijn vorige salarisschaal zou gaan genieten.

Artikel 97. Bezoldiging over een gedeelte van de maand

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien het salaris van een betrokkene als gevolg van enige bepaling in deze titel dan wel in de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk moet worden vastgesteld over een periode die korter is dan een kalendermaand, wordt uitgegaan van de bezoldiging per dag berekend door het bedrag van de bezoldiging per maand te delen door het aantal dagen dat de desbetreffende maand telt.

  • 2 Indien voor een betrokkene die wordt benoemd voor een periode van 6 maanden of korter het salaris als gevolg van enige bepaling in deze titel dan wel in de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk moet worden vastgesteld over een periode die korter is dan een kalendermaand geschiedt dit, in afwijking van het eerste lid, aan de hand van de formule:

    (w x q + r) x (3:13) x s, waarin:

    w = de werktijdfactor die voor betrokkene geldt;

    q = het aantal volledige kalenderweken waarin betrokkene in de desbetreffende maand werkzaam is;

    r = het aantal uren dat betrokkene feitelijk heeft gewerkt in de niet volledige kalenderweek of kalenderweken waarin hij in de desbetreffende maand is benoemd, gedeeld door 36,86;

    s = het salaris bij een normbetrekking.

    De uitkomst wordt rekenkundig afgerond op centen.

  • 3 Het salaris van de betrokkene die reeds bij een bevoegd gezag is benoemd en van wie de betrekkingsomvang waarin hij is benoemd tijdelijk wordt uitgebreid, wordt voor de tijdelijke werkzaamheden, voor zover het de kalendermaanden betreft waarover die tijdelijke uitbreiding zich niet volledig uitstrekt, vastgesteld overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 98. Toelage minimumloon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien het salaris bij een normbetrekking minder is dan het maandbedrag van het minimumloon als vermeld in bijlage 2, onder 1, bij de leeftijd die de betrokkene heeft, wordt aan hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

  • 2 Voor de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, met een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het in het eerste lid bedoelde maandbedrag.

Artikel 99. Inhoudingen wegens verstrekkingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene is voor door het bevoegd gezag verstrekt genot van woning, verstrekkingen in de woning dan wel kost en inwoning een bedrag verschuldigd overeenkomende met een percentage van de voor hem geldende berekeningsbasis tot ten hoogste de door Onze Minister vastgestelde maximumbedragen als aangegeven in bijlage 5 bij dit besluit.

  • 2 De berekeningsbasis, bedoeld in het eerste lid, komt overeen met de som van het salaris bij normbetrekking en de toelagen op grond van dit besluit. Van de berekeningsbasis maakt geen deel uit de toelage onregelmatige dienst, bedoeld in artikel 180 of de garantietoelage onregelmatige dienst, bedoeld in artikel 181.

  • 3 Indien de betrokkene aantoont dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het eerste lid geldende bedrag wegens genot van de woning, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde gesteld.

  • 4 Bij geoorloofde afwezigheid wordt het bedrag dat voor het genot van kost verschuldigd zou zijn voor elke dag dat dit emolument niet wordt genoten, verminderd met een bedrag als is aangegeven in bijlage 5.

  • 5 De op grond van dit artikel door betrokkene verschuldigde bedragen worden verrekend bij de uitbetalingen van het salaris dan wel, indien dat niet mogelijk is, afzonderlijk in rekening gebracht.

  • 6 In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die afwijkt van het eerste en het vierde lid.

  • 7 Ingeval andere dan de in dit artikel en in bijlage 5 genoemde voordelen worden genoten, kan een regeling worden getroffen waarbij de hiervoor door betrokkene verschuldigde bedragen worden vastgesteld.

  • 8 Voor zover een verstrekking niet gedurende een hele maand wordt genoten, wordt het bedrag van de inhouding over het gedeelte van de maand berekend door het maandbedrag van de inhouding te vermenigvuldigen met q x 3/13, waarbij« q» gelijk is aan het aantal volledige kalenderweken waarin de desbetreffende verstrekking wordt genoten.

  • 9 De maximumbedragen, bedoeld in het eerste en het vierde lid, worden door Onze Minister vastgesteld overeenkomstig de bedragen die gelden voor het rijkspersoneel.

Artikel 101. Uitbetaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het salaris, de toelagen en de vergoedingen voor extra diensten, vastgesteld volgens de bepalingen van dit besluit, waaronder de vergoeding, bedoeld in artikel 107, vierde lid, worden per maand uitbetaald.

  • 2 Het bevoegd gezag verstrekt de betrokkene bij zijn indiensttreding en indien er een wijziging optreedt in het salaris, de toelagen of de vergoedingen voor extra diensten, een specificatie van de door hem genoten bezoldiging.

Artikel 102. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene is verplicht de werkzaamheden op zich te nemen die behoren bij de functie waarin hij is benoemd.

  • 2 De betrokkene ontvangt geen bezoldiging over de tijd, waarin hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werkzaamheden te verrichten en evenmin over de tijd, waarin hij bij het einde van zijn dienstverband meer verlof op grond van artikel 32 of titel 16 van dit hoofdstuk heeft genoten dan waarop hij aanspraak had.

  • 3 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de toepassing van het tweede lid.

Artikel 103. Gedeeltelijke inhouding bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag kan voor ten hoogste 1/3 gedeelte de bezoldiging inhouden van de betrokkene die bij wijze van straf is geschorst wegens het feit dat:

    • a. een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf tegen hem is ingesteld;

    • b. hij krachtens een wettelijke maatregel van zijn vrijheid is beroofd;

    • c. hij de bevoegdheid tot het geven van onderwijs door een nog niet onherroepelijk geworden vonnis heeft verloren.

  • 2 De ingehouden bezoldiging wordt alsnog uitbetaald indien door de strafrechter geen straf wordt opgelegd of de beslissing van het bevoegd gezag tot inhouding van bezoldiging wordt vernietigd alsmede voor zover op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten. Op de aldus uit te keren bezoldiging worden in mindering gebracht de inkomsten die de betrokkene sedert de schorsing heeft genoten uit arbeid die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen verrichten, tenzij zulks naar het oordeel van het bevoegd gezag onredelijk of onbillijk is.

  • 3 Van de inhouding en de uitbetaling van de bezoldiging, bedoeld in dit artikel, doet het bevoegd gezag terstond mededeling aan Onze Minister.

Artikel 104. Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De benoeming gaat in op de dag waarop de betrokkene zijn werkzaamheden aanvangt, onverminderd artikel 156.

  • 2 De betrokkene heeft in geval van ontslag aanspraak op bezoldiging tot de dag waarop het ontslag ingaat, onverminderd artikel 156.

  • 3 Het dienstverband van de betrokkene die overlijdt, is beëindigd met ingang van de dag volgende op die van het overlijden.

  • 4 Het dienstverband van de betrokkene die krachtens rechterlijke uitspraak tot het geven van onderwijs is uitgesloten kan zich uitstrekken tot uiterlijk de dag waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.

Artikel 105. Detachering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene kan op zijn verzoek of met zijn instemming voor bepaalde tijd worden belast met werkzaamheden bij het bevoegd gezag van een andere instelling of instellingen dan wel buiten het onderwijs.

Artikel 106. Tegemoetkoming (schoolspecifieke) knelpunten in de personeelsvoorziening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien aan een bevoegd gezag door Onze Minister een vergoeding is verstrekt ten behoeve van het bestrijden van al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening kan dat bevoegd gezag, uitsluitend ten laste van de eigen middelen aan een betrokkene met het oog op deze knelpunten een nader door het bevoegd gezag vast te stellen tegemoetkoming verstrekken.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 231, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Tegemoetkoming (schoolspecifieke) knelpunten in de personeelsvoorziening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag kan met het oog op al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening uitsluitend ten laste van de eigen middelen aan een betrokkene een door het bevoegd gezag vast te stellen tegemoetkoming verstrekken.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Artikel 107. Belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 3 Onder meer werken als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan: het aantal uren dat de betrokkene op zijn eigen verzoek en met instemming van het bevoegd gezag werkt buiten de voor hem geldende betrekkingsomvang.

  • 4 De vergoeding voor meer werken wordt berekend volgens de volgende formule: (r:36,86) x (3:13) x s, waarbij «r» staat voor het totaal aantal uren meer werken en «s» staat voor het maandsalaris bij een normbetrekking. De uitkomst van de berekening wordt verhoogd met 8% en de uitkomst met inbegrip van die verhoging wordt rekenkundig afgerond op centen. De vergoeding voor meer werken, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Artikel 108. Algemene eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat recht bestaat op een algemene eindejaarsuitkering en kan de wijze worden vastgesteld waarop deze uitkering wordt berekend.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Structurele eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in een of meer functies wordt een structurele eindejaarsuitkering toegekend.

2 Bij ministeriële regeling stelt Onze minister de hoogte en de berekeningswijze van de structurele eindejaarsuitkering vast.

3 De structurele eindejaarsuitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

4 In afwijking van het derde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag in het desbetreffende kalenderjaar.

5 De in het eerste lid bedoelde uitkering maakt deel uit van het inkomen bedoeld in het pensioenreglement, voor zover dat door Onze Minister in de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald.

§ 2. Nadere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 109. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 110. Vaststelling formatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt vóór 1 mei van ieder jaar de formatie van de instelling voor het daaropvolgend schooljaar vast.

  • 2 De formatie, bedoeld in het eerste lid, wordt onderscheiden in de volgende categorieën:

    • a. de door het bevoegd gezag structureel gewenste functies naar aard, niveau en omvang;

    • b. functies die naar het oordeel van het bevoegd gezag nog slechts één schooljaar kunnen worden gehandhaafd;

    • c. functies in verband met een project waarvoor door het bevoegd gezag dan wel door Onze Minister gedurende 3 of minder schooljaren uit additionele middelen formatie beschikbaar is gesteld en die door het bevoegd gezag niet in de onder a bedoelde formatie zijn opgenomen.

  • 3 Het bevoegd gezag neemt in de vast te stellen formatie, bedoeld in het tweede lid, onder a, van de instelling in elk geval de functies op van de reeds in deze formatie opgenomen en in vaste dienst verbonden betrokkenen voor de omvang van de betrekking waarin zij zijn benoemd, tenzij dit in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de aan de instelling te verrichten werkzaamheden in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kan worden gevergd.

  • 4 Indien in de vast te stellen formatie, bedoeld in het tweede lid, onder a, daarvoor ruimte is ontstaan, neemt het bevoegd gezag onder gelijke voorwaarden als genoemd in het derde lid, hierin tevens op functies van in vaste dienst verbonden betrokkenen die deel uitmaken van de formatie, bedoeld in het tweede lid, onder b.

  • 5 Indien Onze Minister voor korter dan een schooljaar formatierekeneenheden beschikbaar heeft gesteld, wordt in afwijking van het eerste lid, de formatie, bedoeld in het tweede lid, onder c, tijdens het schooljaar opnieuw vastgesteld voor zover de toekenning dan wel het vervallen van deze formatierekeneenheden geschiedt tijdens het schooljaar.

Artikel 111. Terugkeer in structurele formatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, een functie beschikbaar komt, wordt die functie door het bevoegd gezag toegedeeld aan de betrokkene wiens functie is opgenomen in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, tenzij dit in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de aan de instelling te verrichten werkzaamheden in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kan worden gevergd.

  • 2 Indien een bevoegd gezag voornemens is over te gaan tot herbenoeming van een betrokkene wiens dienstverband is beëindigd in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt de betrokkene benoemd voor ten hoogste de betrekkingsomvang die overeenkomt met zijn restvaliditeit en voor ten hoogste de betrekkingsomvang die vóór de beëindiging van het dienstverband voor hem in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, was opgenomen.

Artikel 112. Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

    Maximumschaal

    Functie bedoeld in hoofdstuk

     

    van de functie

    12

    13

    14

    1

    119

    2

    127

    3

    137

    4

    144

    5

    150

    6

    158

    7

    172

    8

    188

    9

    211

    179

    217

    10

    233

    200

    236

    11

    265

    232

    265

    12

    306

    263

    306

    13

    320

    320

    326

  • 1a Voor de functie van leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft een basisschool 76 rekeneenheden verbruikt en voor zover het een speciale school voor basisonderwijs betreft 81 eenheden verbruikt, en worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, 81 rekeneenheden verbruikt.

  • 3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 dan wel 281 een hogere salarisschaal geldt of zal gelden dan de maximumschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met de hogere salarisschaal.

  • 4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

    w x (d : e) x f,

    waarin:

    w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

    d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

    e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

    f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

    De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

  • 5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26 of 27, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van het verlof, bedoeld in titel 16 wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

Functie bedoeld in titel

12

Directeur

12

Adjunct-directeur

13

Leraar

14

Onderwijsondersteunend personeel

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

DA

227

AA

201

LIO BO

72

1

100

DB

251

AB

212

LIO WEC/SBO

75

2

109

DC

284

AC

251

LA

179

3

117

DC uitloop

290

AD

283

LB

195

4

122

DD

311

AE

311

LC

246

5

128

DE

339

   

LD

277

6

134

       

LE

309

7

147

           

8

168

           

9

191

           

10

204

           

11

227

           

12

266

           

13

297

           

14

328

           

15

356

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de functie van de de betrokkene, bedoeld in artikel 133, artikel 135, artikel 145, dan wel artikel 146, uitgegaan van de salarisschaal die op grond van paragraaf 2 of paragraaf 3 van titel 12 van dit hoofdstuk bij de desbetreffende functie behoort.

3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 of 281 een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt of zal gelden dan de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met eerstbedoelde salarisschaal.

4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

w x (d : e) x f,

waarin:

w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26, 27 of 31a, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

Maximumschaal

Functie bedoeld in hoofdstuk

 

van de functie

12

13

14

1

119

2

127

3

137

4

144

5

150

6

158

7

172

8

188

9

211

179

217

10

233

200

236

11

265

232

265

12

306

263

306

13

320

320

326

1a Voor de functie van leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft een basisschool 76 rekeneenheden verbruikt en voor zover het een speciale school voor basisonderwijs betreft 81 eenheden verbruikt, en worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, 81 rekeneenheden verbruikt.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de functie van de de betrokkene, bedoeld in artikel 133, artikel 135, artikel 145, dan wel artikel 146, uitgegaan van de salarisschaal die op grond van paragraaf 2 of paragraaf 3 van titel 12 van dit hoofdstuk bij de desbetreffende functie behoort.

3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 of 281 een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt of zal gelden dan de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met eerstbedoelde salarisschaal.

4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

w x (d : e) x f,

waarin:

w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26 of 27, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Artikel 113. Verval van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien en voorzover die werkzaamheden niet langer aan de betrokkene worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang van een betrokkene dat bestaat uit:

    • a. uren boven de normbetrekking; of

    • b. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming

      • 1. in verband met vervanging of

      • 2. in verband met een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar;

    • c. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met een project waarvoor door het bevoegd gezag dan wel Onze Minister gedurende 3 of minder schooljaren uit additionele middelen formatie beschikbaar is gesteld en die door het bevoegd gezag niet in de in artikel 110, tweede lid, onder a, bedoelde formatie is opgenomen.

  • 2 Het gedeelte van de betrekkingsomvang, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor het wordt toegekend afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2000.

Verval van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien en voorzover die werkzaamheden niet langer aan de betrokkene worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang van een betrokkene dat bestaat uit:

  • a. uren boven de normbetrekking;

  • b. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met:

    • 1°. vervanging,

    • 2°. een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar, of

    • 3°. verzilvering van verlofuren vanwege arbeidsduurverkorting; of

  • c. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met een project waarvoor door het bevoegd gezag dan wel Onze Minister gedurende 3 of minder schooljaren uit additionele middelen formatie beschikbaar is gesteld en die door het bevoegd gezag niet in de in artikel 110, tweede lid, onder a, bedoelde formatie is opgenomen.

2 Het gedeelte van de betrekkingsomvang, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor het wordt toegekend afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

Artikel 114. Gratificatie en maandelijkse toelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag kan, uitsluitend ten laste van eigen middelen en volgens door het bevoegd gezag vast te stellen beleidsregels, aan een betrokkene een gratificatie toekennen of een maandelijkse toelage.

  • 2 Het bevoegd gezag kan aan de toekenning van een maandelijkse toelage voorwaarden verbinden.

  • 3 Het bevoegd gezag trekt een maandelijkse toelage in, indien de gronden voor toekenning van de toelage niet meer aanwezig zijn.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort tot de bezoldiging, bedoeld in het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 114a. Bindingstoelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene, bedoeld in titel 12, 13 dan wel 14 van dit hoofdstuk, die is benoemd volgens een functie met de salarisschaal 9, en die op 1 augustus van een jaar wordt bezoldigd volgens het maximum salarisbedrag van zijn salarisschaal dan wel een hoger salarisbedrag, heeft aanspraak op een bindingstoelage.

  • 2 De bindingstoelage wordt jaarlijks in augustus toegekend tenzij er op basis van een beoordeling sprake is van onvoldoende functioneren.

  • 3 De hoogte van de bindingstoelage is afhankelijk van de functie die betrokkene uitoefent, zoals aangegeven in bijlage 2, onderdeel 7, bij dit besluit.

  • 4 De toelage maakt onderdeel uit van het inkomen bedoeld in de pensioenregeling.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Bindingstoelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene, bedoeld in titel 12, 13 dan wel 14 van dit hoofdstuk, die is benoemd volgens een functie met de salarisschaal 9, en die op 1 augustus van een jaar wordt bezoldigd volgens het maximum salarisbedrag van zijn salarisschaal dan wel een hoger salarisbedrag, heeft aanspraak op een bindingstoelage.

2 De bindingstoelage wordt jaarlijks in augustus toegekend tenzij er op basis van een beoordeling sprake is van onvoldoende functioneren.

3 De hoogte van de bindingstoelage is afhankelijk van de functie die betrokkene uitoefent, zoals aangegeven in bijlage 2, onderdeel 7, bij dit besluit.

4 De toelage maakt onderdeel uit van het inkomen bedoeld in de pensioenregeling.

5 De toelage wordt in de maand augustus van het desbetreffende jaar vastgesteld op basis van de volgende formule:

BT x S : NS waarin: BT = de bindingstoelage bij normbetrekking, S = het salaris in de maand augustus, met uitzondering van de vermindering op het salaris, bedoeld in titel 16 van dit besluit en artikel 4, eerste lid, van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, en NS = het normsalaris in augustus. De uitkomst wordt rekenkundig afgerond op centen.

Artikel 115. EHBO-toelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde instelling is gehuisvest in verschillende gebouwen wordt per gebouw dat niet in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdvestiging staat, door Onze Minister een toelage overeenkomstig het eerste lid verstrekt.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid kan het bevoegd gezag uitsluitend ten laste van eigen middelen één of meer personeelsleden die in het bezit zijn van een geldig EHBO-diploma maandelijks een toelage toekennen als vermeld in bijlage 2, onder 3.

Artikel 116. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene voor wie de functie is opgenomen in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, is verplicht andere hem door het bevoegd gezag opgedragen werkzaamheden die in het kader van de door hem vervulde functie passend zijn te achten, te verrichten, dan wel bij een ander bevoegd gezag dan wel buiten het onderwijs een passende betrekking te aanvaarden.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, kan het bevoegd gezag een betrokkene, bedoeld in het eerste lid, een sollicitatieplicht of, met inachtneming van artikel 118, een scholingsplicht opleggen.

  • 3 De betrokkene voor wie op grond van het tweede lid een sollicitatieverplichting geldt, is verplicht zich als werkzoekende te laten registreren bij de Centrale organisatie werk en inkomen en een andere passende betrekking binnen dan wel buiten het onderwijs te aanvaarden.

Artikel 117. Opheffing betrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Ontslag in verband met opheffing van de betrekking kan niet eerder worden verleend dan nadat de functie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, gedurende een geheel schooljaar is geplaatst in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b. Ontslag wegens opheffing van de betrekking kan niet plaatsvinden om herbenoeming in een functie voor een kleinere betrekkingsomvang mogelijk te maken.

  • 2 Indien het bevoegd gezag besluit over te gaan tot opheffing van een betrekking dient het eerst zorgvuldig te onderzoeken of het in redelijkheid mogelijk is de betrokkene een mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende functie bij het bevoegd gezag aan te bieden. Indien een in de eerste volzin bedoelde functie beschikbaar is, vindt ontslag wegens opheffing van de betrekking plaats onder gelijktijdige benoeming in de nieuwe functie.

  • 3 Indien geen passende functie als bedoeld in het eerste lid beschikbaar is, dan wel de betrokkene een passende functie weigert te aanvaarden, wordt de betrekking opgeheven indien de functie van de betrokkene niet langer in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a of b, is opgenomen.

Artikel 118. Voorwaarden scholingsplicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien het bevoegd gezag met toepassing van artikel 116, tweede lid, aan de betrokkene een scholingsplicht oplegt, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het bevoegd gezag stelt de betrokkene vrij van het verrichten van passende werkzaamheden, bedoeld in artikel 116, eerste lid, voor zover dit noodzakelijk is voor het volgen van de scholing;

  • b. het bevoegd gezag belast de betrokkene niet met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek, voor zover deze lesgebonden taken zouden samenvallen met het volgen van de scholing;

  • c. tussen het bevoegd gezag en de betrokkene wordt een redelijke termijn afgesproken waarbinnen de betrokkene de scholing met succes kan afronden;

  • d. het bevoegd gezag is verplicht de betrokkene te benoemen in een, gelet op de scholing die is of wordt gevolgd, passende vacante functie bij het bevoegd gezag. Indien voor de in de eerste volzin bedoelde benoeming ontheffing van de bevoegdheidseisen noodzakelijk is omdat de betrokkene de scholing nog niet heeft afgerond, is het bevoegd gezag verplicht die ontheffing aan te vragen. Indien de ontheffing wordt verleend, geldt de in de eerste volzin bedoelde verplichting.

Artikel 119. Anticumulatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De bezoldiging van de betrokkene voor wie de betrekkingsomvang is opgenomen in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, wordt verminderd met:

    • a. neveninkomsten uit de betrekkingen bij het onderwijs die hij reeds genoot op de dag waarop zijn betrekkingsomvang niet langer in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, is opgenomen voor zover de totale omvang van de betrekking de omvang van de normbetrekking overschrijdt;

    • b. neveninkomsten die hij gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen in verband met de verplichting, bedoeld in artikel 116, eerste lid.

  • 2 Over het bedrag dat op grond van het eerste lid in mindering wordt gebracht kan door het bevoegd gezag worden beschikt.

Artikel 120. Persoonsgebonden werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Onze Minister kan bepalen dat aan een betrokkene die wordt belast met externe taken ten behoeve van het onderwijs, voor zover hij daarvoor geen vergoeding of verlof op de voet van artikel 30 verkrijgt, tijdelijk een gedeelte van een normbetrekking wordt toegekend.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde gedeelte van een normbetrekking wordt voor de duur waarvoor het wordt toegekend afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging voor dit gedeelte bedraagt een evenredig gedeelte van het voor de betrokkene geldende salarisbedrag behorende bij een normbetrekking.

  • 3 Zodra voor de betrokkene het gedeelte van de normbetrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd, wordt de omvang van de betrekking dienovereenkomstig verkleind.

Artikel 121. Toekenning bindingspremie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Onze Minister:

    • a. wijst jaarlijks de categorieën van instellingen aan, die bindingspremies om redenen van werving of behoud kunnen toekennen;

    • b. bepaalt daarbij tevens tot welk totaalbedrag deze instellingen bindingspremies kunnen toekennen;

    • c. wijst jaarlijks de categorie betrokkenen aan, aan wie de premie kan worden toegekend;

    • d. stelt jaarlijks de hoogte van het bedrag vast dat maximaal aan de door het bevoegd gezag aangewezen betrokkene wordt uitgekeerd en bepaalt daarbij tevens de periode die maximaal met de betrokkene kan worden overeengekomen.

  • 2 Het bevoegd gezag kan aan een betrokkene die in dienst is of treedt en die behoort tot de categorie betrokkenen, bedoeld in het eerste lid, om redenen van werving of behoud een bindingspremie toekennen. De bindingspremie maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

  • 3 Het bevoegd gezag verbindt aan de toekenning, bedoeld in het tweede lid, de voorwaarde dat de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, gedurende een bepaalde, tevoren overeengekomen periode, aan de instelling verbonden zal blijven. Bij voortijdig vertrek dient de toegekende uitkering geheel of gedeeltelijk te worden terugbetaald. Het bevoegd gezag kan aan de toekenning nadere voorwaarden verbinden.

  • 4 Indien de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, voor het einde van de in het tweede lid bedoelde periode de dienst verlaat of indien hij niet voldoet aan de in het derde lid bedoelde nadere voorwaarden door een naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aan hemzelf te wijten oorzaak, ontheft het bevoegd gezag hem van de verplichtingen tot terugbetaling.

  • 5 De voorwaarden, bedoeld in het derde lid, worden aan de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk schriftelijk meegedeeld. Deze mededeling bevat tevens de grootte van de uitkering alsmede de maand en jaar van toekenning, voor zover deze niet reeds in de akte van benoeming zijn vermeld.

Titel 12. Salariëring en samenstelling directie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 122. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In deze titel wordt verstaan onder:

    • a. instelling: de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°;

    • b. betrokkene: de aan een instelling als bedoeld onder a verbonden directeur of leraar tevens adjunct-directeur, alsmede de betrokkene die aan een dergelijke instelling is benoemd in een functie die door het bevoegd gezag is aangemerkt als een functie als bedoeld in titel 12 van dit hoofdstuk;

  • 2 Voor zover uit het eerste lid niet anders blijkt, zijn in deze titel de begripsbepalingen van artikel 83 en 109 van toepassing.

Artikel 123. Samenstelling directie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan het hoofd van een instelling staat een directeur of directeuren.

  • 2 De directie wordt gevormd door de directeur of directeuren en voor zover de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie dit mogelijk maakt door een of meer adjunct-directeuren en een of meer andere betrokkenen die zijn benoemd in een functie die door het bevoegd gezag is aangemerkt als een functie in titel 12 van dit hoofdstuk.

Artikel 124. Aanloopschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In de paragrafen 2 en 3 wordt voor elke normfunctie de bijbehorende maximumschaal aangegeven.

  • 2 Bij elke maximumschaal behoort een aanloopschaal als aangegeven in onderstaand schema.

    Aanloopschaal

    maximumschaal

    8

    9

    8

    10

    10

    11

    11

    12

    12

    13

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 125. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij benoeming van een betrokkene in een functie als bedoeld in deze titel wordt, in afwijking van de artikelen 89 tot en met 93 het voor hem geldende salarisbedrag vastgesteld als volgt:

    • a. eerst wordt bepaald welk salarisbedrag voor hem in de functie, bedoeld in deze titel zou gelden op de voet van de artikelen 89 tot en met 93, waarbij voor de toepassing van die artikelen elke schaal voorkomende in bijlage 1A bij dit besluit geacht wordt te behoren bij die functies;

    • b. vervolgens wordt bezien van welke salarisschalen die behoren bij de desbetreffende functie het minimumsalaris lager is dan het onder a bepaalde bedrag, de betrokkene wordt vervolgens ingeschaald in de hoogste van deze salarisschalen en wel op het onder a bepaalde salarisbedrag of indien dat bedrag in die salarisschaal niet voorkomt op het naasthogere bedrag;

    • c. indien het onder a bepaalde salarisbedrag lager is dan het laagste salarisbedrag in de aanloopschaal behorende bij de desbetreffende functie wordt het salaris vastgesteld op het onder a gevonden bedrag in de hoogst mogelijke in de bijlagen bij dit besluit voorkomende salarisschaal die gelegen is onder evenbedoelde aanloopschaal; indien het onder a bedoelde bedrag in die schaal niet voorkomt, vindt de inschaling plaats op het naasthogere in die schaal voorkomende bedrag.

  • 2 Indien het eerste lid leidt tot een salarisbedrag dat lager is dan het laagste bedrag van het begintraject dan wel de laagste aanloopschaal behorende bij de hoogste maximumschaal die ingevolge titel 13 van dit hoofdstuk aan de instelling geldt voor de betrokkene, bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder b, wordt het salaris van de betrokkene die in een functie als bedoeld in deze titel wordt benoemd, vastgesteld op dat laagste bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Bij benoeming van een betrokkene in een functie als bedoeld in deze titel wordt, voor zover dat binnen de salarisschaal mogelijk is, een extra periodiek toegekend indien blijkt dat op het moment van de inschaling in die functie door de toepassing van de artikelen 89, 90, 91 en 93 in het nieuwe carrièrepatroon een salarisbedrag wordt vastgesteld dat ten opzichte van het salarisbedrag dat betrokkene op dat moment in de vorige functie zou hebben genoten indien hij niet in een andere functie zou zijn benoemd, een verschil bestaat dat kleiner is dan het in bijlage 2, onderdeel 6, genoemde bedrag. De extra periodiek geldt niet als betrokkene in zijn vorige functie werd bezoldigd volgens artikel 133 of artikel 145, of als de inschaling plaatsvindt op grond van artikel 96, tweede lid.

Artikel 126. Carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Zodra aan de betrokkene op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend en zijn salaris dan ten minste gelijk is aan het aanvangsbedrag van een naasthogere schaal, wordt zijn salaris bepaald volgens die hogere schaal, evenwel niet volgens een hogere schaal dan de maximumschaal die bij zijn functie behoort.

  • 2 Zolang voor de betrokkene het salaris wordt bepaald volgens een lagere schaal dan de bij zijn functie behorende aanloopschaal en toekenning van een periodieke verhoging als bedoeld in artikel 95 en toepassing van het eerste lid nog niet leiden tot een salarisbedrag dat ten minste gelijk is aan het laagste bedrag in de aanloopschaal, wordt hem telkens bij de toepassing van artikel 95 op de in dat artikel vermelde datum één extra periodieke verhoging toegekend. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de salarisvaststelling volgens de naasthogere schaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 127. Wijziging maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien toepassing van één der paragrafen 2 en 3 gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hogere maximumschaal leidt voor de desbetreffende functie bij de instelling, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met die hogere maximumschaal voor de betrokkene.

  • 2 De betrokkene die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren benoemd is in dezelfde functie waarbij op grond van één der paragrafen 2 en 3 dezelfde maximumschaal behoort, behoudt aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met die maximumschaal zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft.

  • 3 De betrokkene wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens de voor hem geldende maximumschaal, behoudt aanspraak op bezoldiging volgens die schaal zolang hij in de desbetreffende functie benoemd blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging salarisschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien toepassing van één van de paragrafen 2 of 3 van deze titel gedurende drie achtereenvolgende schooljaren leidt tot een salarisschaal met een hoger maximumsalaris voor de desbetreffende functie bij de instelling, geldt met ingang van het derde schooljaar voor de betrokkene die salarisschaal. Deze salarisschaal blijft van toepassing zolang de betrokkene in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft.

Artikel 128. Vervanging directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien de directeur van een instelling waarbij geen andere functie als bedoeld in deze titel in de formatie is opgenomen gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt voor de aan de instelling werkzame betrokkene, bedoeld in titel 13, die de directeurstaken volledig waarneemt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris en een toelage als bedoeld in artikel 140 vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 2 Indien de directeur van een instelling gedurende meer dan één jaar verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt indien vervanging is toegestaan voor de aan de instelling benoemde adjunct-directeur die de directeurstaken volledig waarneemt na één jaar volledige vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris en een toelage als bedoeld in artikel 140 vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 3 Het tweede lid is, indien vervanging is toegestaan, voor zover het de vaststelling van het salaris betreft, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in titel 13, voor zover hij de adjunct-directeurstaken langer dan één jaar volledig waarneemt.

  • 4 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt het salaris van de betrokkene die de functie van directeur dan wel adjunct-directeur heeft waargenomen, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de schaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de waarneming niet zou hebben plaatsgevonden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vervanging directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien de directeur van een instelling waarbij geen andere functie als bedoeld in deze titel in de formatie is opgenomen gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt voor de aan de instelling werkzame betrokkene, bedoeld in titel 13, die de directeurstaken volledig waarneemt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

2 Indien de directeur van een instelling gedurende meer dan één jaar verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt indien vervanging is toegestaan voor de aan de instelling benoemde adjunct-directeur die de directeurstaken volledig waarneemt na één jaar volledige vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

3 Het tweede lid is, indien vervanging is toegestaan, voor zover het de vaststelling van het salaris betreft, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in titel 13, voor zover hij de adjunct-directeurstaken langer dan één jaar volledig waarneemt.

4 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt het salaris van de betrokkene die de functie van directeur dan wel adjunct-directeur heeft waargenomen, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de salarisschaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de waarneming niet zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 129. Verdeling werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Nadat toepassing is gegeven aan artikel 151, tweede lid, verdeelt het bevoegd gezag de werkzaamheden onder de leden van de directie na overleg met de betrokkenen zodanig dat een zo veel mogelijk evenwichtige taakbelasting plaatsvindt in verhouding tot de functie en de omvang van ieders betrekking.

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 130. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. directeur: de directeur van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°;

  • b. adjunct-directeur: degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 2 van titel 13 van dit hoofdstuk die tevens is benoemd tot adjunct-directeur;

  • c. directie: de directeur of directeuren, de eventuele adjunct-directeuren en de eventuele andere betrokkenen die zijn benoemd in een functie die is ingedeeld in deze titel, gezamenlijk;

  • d. betrokkene: degene die deel uitmaakt van de directie;

  • e. y: het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, welk aantal voor basisscholen wordt verhoogd met 3% van dat aantal leerlingen en naar beneden afgerond op een geheel getal;

  • f. instelling: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°.

Artikel 131. Directiefuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfuncties voor de directie die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn de normfunctie van directeur en van adjunct-directeur. In bijlage 12-1 bij dit besluit is voor deze functies een taakkarakteristiek gegeven voor onderscheidenlijk basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs.

Artikel 132. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek van de normfunctie leraar, zoals opgenomen in bijlage 13-1 van dit besluit. Voor de betrokkene die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 2 Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking, en indien gebruik wordt gemaakt van artikel 32, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel 85, tweede of derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.

  • 3 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.

  • 4 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.

  • 5 In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene afspraken worden gemaakt die afwijken van het percentage, genoemd in het tweede lid.

Artikel 133. Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens onderstaand schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      10

      200 tot en met 899

      11

      900 en hoger

      12

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      11

      200 en hoger

      12

  • 2 Met inachtneming van het vierde lid en de voorschriften, bedoeld in het zesde lid, kan het bevoegd gezag besluiten aan een instelling twee normfuncties directeur te vervullen. In dat geval wordt de maximumschaal voor ieder van deze functies, in afwijking van het eerste lid en met inachtneming van het derde lid, vastgesteld volgens het onderstaande schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      maximumschaal

      tot en met 899

      10

      900 en hoger

      11

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      11

      200 en hoger

      12

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid wordt, in afwijking van artikel 83 onder f:

    • a. voor de normfunctie van directeur van een basisschool waarvan y kleiner is dan 200, het maximumsalaris van schaal 10 vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 10 in die schaal;

    • b. voor de normfunctie van directeur van een speciale school voor basisonderwijs waarvan y:

      • 1°. kleiner is dan 100, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 6 in schaal 11;

      • 2°. gelijk is aan of groter dan 100 en kleiner dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 11;

      • 3°. gelijk is aan of groter dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 12.

  • 4 Het bevoegd gezag kan een besluit tot het doen vervullen van twee normfuncties directeur niet nemen zolang aan de instelling een directeur is benoemd voor wie het salaris vastgesteld wordt op een bedrag dat hoger is dan het voor hem in het tweede en derde lid bij de aldaar vermelde leerlingenaantallen aangegeven maximumsalaris.

  • 5 Indien aan een instelling met toepassing van het tweede lid twee normfuncties directeur worden vervuld, is artikel 128 niet van toepassing.

  • 6 Onze Minister geeft voorschriften ter uitvoering van het tweede, derde en vierde lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De salarisschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel A, van bijlage 1A.

2 Het bevoegd gezag kan besluiten aan een instelling twee normfuncties directeur te vervullen. De salarisschaal voor die normfunctie wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel B, van bijlage 1A.

3 Het bevoegd gezag kan een besluit tot het doen vervullen van twee normfuncties directeur niet nemen zolang aan de instelling een directeur is benoemd op wie artikel 127, tweede volzin, van toepassing is.

4 Indien aan een instelling met toepassing van het tweede lid twee normfuncties directeur worden vervuld, is artikel 128 niet van toepassing.

Artikel 134. Verbruik van rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In afwijking van artikel 112, eerste lid, wordt aan een instelling waarvan y kleiner is dan 200 en waaraan met toepassing van artikel 133, tweede lid, twee normfuncties directeur worden vervuld, voor elk van deze functies bij een normbetrekking, afhankelijk van y, een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      verbruik

      tot en met 99

      206

      100 tot en met 199

      222

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      verbruik

      tot en met 99

      232

      100 tot en met 199

      249

      200 en hoger

      285

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Verbruik van rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In afwijking van artikel 112, eerste lid, wordt aan een instelling en waaraan met toepassing van artikel 133, tweede lid, twee normfuncties directeur worden vervuld, voor elk van deze functies bij een normbetrekking, afhankelijk van y, een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema:

a. voor wat betreft basisscholen:

Y

Verbruik

Tot en met 99

203

100 tot en met 199

214

200 tot en met 399

226

400 tot en met 899

248

900 en hoger

256

b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs:

Y

Verbruik

Tot en met 99

223

100 tot en met 199

231

200 tot en met 399

267

400 en hoger

271

2 Artikel 112, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 135. Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens het onderstaande schema.

  • a. voor wat betreft basisscholen;

    y

    maximumschaal

    tot en met 399

    9

    400 tot en met 899

    10

    900 en hoger

    11

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

    y

    maximumschaal

    tot en met 199

    10

    200 en hoger

    11

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 2 van bijlage 1A.

Artikel 136. Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 135 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 157, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging salarisschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 135 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 157, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op de salarisschaal dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel 137. Beëindiging benoeming adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Zonder voorafgaand ontslag kan een benoeming als leraar tevens adjunct-directeur niet worden beëindigd.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van de leraar die als adjunct-directeur is benoemd en op wie artikel 136 van toepassing is.

  • 3 Zolang aan de instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen een leraar is verbonden voor wie artikel 136 geldt, kan geen andere leraar tevens tot adjunct-directeur worden benoemd.

Artikel 138. Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur basisschool

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien de toepassing van artikel 133, tweede lid, onder a, aan een basisschool met twee normfuncties directeur gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hoger maximumsalaris voor de directeursfunctie leidt als gevolg van het feit dat y groter dan of gelijk aan 200 wordt, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met dat hogere maximumsalaris voor de directeur.

  • 2 De directeur van een basisschool met twee normfuncties directeur die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren in de normfunctie van directeur benoemd is waarbij op grond van artikel 133, tweede lid, onder a, hetzelfde maximumsalaris behoort, behoudt in geval y kleiner wordt dan 200 aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij die functie met dat maximumsalaris zolang hij in de normfunctie van directeur aan dezelfde basisschool benoemd blijft.

  • 3 Indien y kleiner wordt dan 200 blijft voor de directeur van een basisschool met twee normfuncties directeur wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens schaal 10, het maximumsalaris bepaald op het hoogste bedrag in die schaal zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde basisschool verbonden blijft.

  • 4 Indien op een andere grond dan een wijziging van y artikel 133 tot een hogere dan wel een lagere maximumschaal voor de normfunctie van directeur van de basisschool leidt, is artikel 127 niet van toepassing ten aanzien van deze wijzigingen van de maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 139. Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur speciale school voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien toepassing van artikel 133, derde lid, onder b, aan een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hoger maximumsalaris voor de directeursfunctie leidt als gevolg van het feit dat y groter dan of gelijk aan 100, onderscheidenlijk 200 wordt, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met dat hogere maximumsalaris voor de directeur.

  • 2 De directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren in de normfunctie van directeur benoemd is waarbij op grond van artikel 133, derde lid, onder b, hetzelfde maximumsalaris behoort, behoudt in geval y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij die functie met dat maximumsalaris zolang hij in de normfunctie van directeur aan dezelfde school benoemd blijft.

  • 3 Indien y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, blijft voor de directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens schaal 11, onderscheidenlijk schaal 12, het maximumsalaris bepaald op het bedrag genoemd in artikel 133, derde lid, onder b, sub 2°, onderscheidenlijk sub 3° zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde school verbonden blijft.

  • 4 Indien op een andere grond dan een wijziging van y toepassing van artikel 133 tot een hogere dan wel een lagere maximumschaal voor de normfunctie van directeur van de school leidt, is artikel 127 niet van toepassing ten aanzien van deze wijziging van de maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 140. Toelage schoolleiding basisscholen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een betrokkene die is benoemd in de normfunctie van directeur of adjunct-directeur van een basisschool ontvangt een toelage als vermeld in bijlage 2, onder 4, bij de voor die betrokkene geldende maximumschaal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid ontvangt een betrokkene met ingang van het derde schooljaar de toelage, vermeld in bijlage 2, onder 5, indien deze is benoemd:

    • a. in een normfunctie directeur aan een basisschool waarvan de factor y gedurende drie achtereenvolgende schooljaren gelijk is aan of groter is dan 400 en het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 11;

    • b. in een normfunctie adjunct-directeur aan een basisschool waarvan de factor y gedurende drie achtereenvolgende schooljaren gelijk is aan of groter is dan 200 en het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 9.

  • 3 Indien de factor y kleiner is dan 900 en geen personeelslid is benoemd in de normfunctie directeur en maximaal één personeelslid in de normfunctie adjunct-directeur, geldt de toelage die in bijlage 2, onder 5, is vermeld:

    • a. voor het personeelslid dat is benoemd in een door het bevoegd gezag op grond van artikel 84, vierde lid, vastgestelde functie waarin hij onder leiding van een aan die school verbonden directeur is belast met directiewerkzaamheden;

    • b. voor het personeelslid dat is benoemd als directeur van die school indien geen personeelslid een toelage op grond van a, ontvangt.

  • 4 Een betrokkene die is benoemd in een normfunctie directeur van een basisschool voor wie het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 11 en een betrokkene die is benoemd in een normfunctie adjunct-directeur van een basisschool voor wie het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 9, voor wie de toelage, bedoeld in het tweede lid, geldt, behoudt aanspraak op die toelage zolang hij benoemd blijft in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen en voor hem dezelfde maximumschaal blijft gelden.

  • 5 De toelage, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang anders dan die van een normbetrekking wordt berekend naar evenredigheid van die betrekkingsomvang. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op centen. Een toelage die op grond van dit artikel wordt berekend, kan nooit hoger zijn dan de toelage die volgens bijlage 2, onder 4 en 5, voor betrokkene zou gelden indien die betrokkene in een normbetrekking zou zijn benoemd.

  • 6 Een toelage als bedoeld in dit artikel, telt niet mee voor de toepassing of overeenkomstige toepassing van artikel 90.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 141. Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op primair onderwijs een directeur van een basisschool tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 12 in schaal 10 en het bedrag bij salarisnummer 11 in die schaal. Indien het een directeur van een speciale school voor basisonderwijs betreft, bedraagt de in de vorige volzin bedoelde toelage het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 9 in schaal 11 en het bedrag bij salarisnummer 8 in die schaal.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, alsmede de regeling voor vervroegde uittreding.

  • 3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op primair onderwijs een directeur van een basisschool tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil zoals vermeld in bijlage 2, onderdeel 5, nummer 1. Indien het een directeur van een speciale school voor basisonderwijs betreft, bedraagt de in de vorige volzin bedoelde toelage het verschil zoals vermeld in bijlage 2, onderdeel 5, nummer 2.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

§ 3. Instellingen voor speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 142. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 143. Directiefuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfuncties voor de directie die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn de normfunctie van directeur en van adjunct-directeur. In bijlage 12-2 bij dit besluit is voor deze functies een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel 144. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek van de normfunctie leraar als opgenomen in bijlage 13-2 van dit besluit. Voor de betrokkene die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 2 Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en, indien gebruik wordt gemaakt van artikel 32, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel 85, tweede en derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.

  • 3 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur, een betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.

  • 4 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.

  • 5 In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene afspraken worden gemaakt die afwijken van het percentage, genoemd in het tweede lid.

Artikel 145. Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

Q

maximumschaal

kleiner dan 24

11

gelijk aan of groter dan 24

12

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel A van bijlage 1A.

Artikel 146. Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

Q

maximumschaal

kleiner dan 24

10

gelijk aan of groter dan 24

11

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens categorie 2 van bijlage 1A.

Artikel 147. Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 146 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 164, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 146 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 164, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op de salarisschaal dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel 148. Beëindiging benoeming adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Zonder voorafgaand ontslag kan een benoeming als leraar tevens adjunct-directeur niet worden beëindigd.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de leraar die als adjunct-directeur is benoemd en op wie artikel 170 van toepassing is.

  • 3 Zolang aan de instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen een leraar is verbonden voor wie artikel 147 geldt, kan geen andere leraar tevens tot adjunct-directeur worden benoemd.

Artikel 149. Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra een directeur van een instelling tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 9 in schaal 11 en het bedrag bij salarisnummer 8 in die schaal.

  • 3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra een directeur van een instelling tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 14 in salarisschaal DB en het bedrag bij salarisnummer 15 in die schaal.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra een directeur van een instelling tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 14 in salarisschaal DB en het bedrag bij salarisnummer 15 in die schaal.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Titel 13. Salariëring onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 150. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Voor zover uit het eerste lid niet anders blijkt, zijn in deze titel de begripsbepalingen van de artikelen 83 en 109 van toepassing.

Artikel 151. Onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan iedere instelling kan onderwijsgevend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is. Deze functies worden onderscheiden in onderwijsgevende functies voor het basisonderwijs en centrale diensten (paragraaf 2) en voor het speciaal onderwijs (paragraaf 3).

  • 2 De werkzaamheden die aan de instelling moeten worden verricht, worden in onderling overleg verdeeld tussen de directie en de betrokkenen zodanig dat een zoveel mogelijk evenwichtige taakbelasting plaatsvindt in verhouding tot de aard en de omvang van de functies. Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, beslist het bevoegd gezag, de betrokkenen gehoord.

Artikel 152. Overgang naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien een betrokkene met inachtneming van het voor hem geldende carrièrepatroon, het begintraject en de aanloopschaal of aanloopschalen behorend bij de functie waarin hij is benoemd, heeft doorlopen en hij heeft voldaan aan de in voorkomend geval door Onze Minister dan wel het bevoegd gezag vastgestelde promotiecriteria wordt hij met inachtneming van artikel 155 en de paragrafen 2 en 3 van deze titel bezoldigd volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal. Het bevoegd gezag kan promotiecriteria vaststellen uitsluitend indien over die criteria overeenstemming is bereikt in het overleg, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 4.

  • 2 Het bevoegd gezag is onverminderd artikel 155, vierde lid, gehouden de betrokkene in staat te stellen aan de voor hem geldende promotiecriteria te voldoen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Overgang naar functie met een hoger maximumsalaris

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Ingeval onderwijsgevend personeel wordt benoemd in eenzelfde functie met een hoger maximumsalaris en het salaris in die functie overstijgt niet op enig moment het salaris dat in de oude salarisschaal zou hebben gegolden, wordt het in overstemming met het bepaalde in artikel 90, 91 dan wel 96 vastgestelde salaris, één periodiek hoger vastgesteld.

2 Indien het salaris op grond van het eerste lid hoger wordt vastgesteld en de benoeming plaatsvindt op basis van artikel 84, vierde en vijfde lid, is voor de bekostiging artikel 95a, vijfde lid, van toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Promotiecriteria

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die is benoemd in een functie op grond van titel 13 dient te voldoen aan de door Onze minister dan wel aan de door het bevoegd gezag vastgestelde promotiecriteria. Indien het salaris van een betrokkene die is benoemd in een functie volgens één van de salarisschalen LA, LB, LC, LD of LE is vastgesteld dan wel wordt vastgesteld volgens respectievelijk salarisnummer 19, 19, 15, 17 of 15, heeft deze betrokkene eerst aanspraak op een salaris, vastgesteld op het opvolgende salarisnummer met ingang van 1 augustus van het schooljaar waarin voldaan is aan de promotiecriteria doch niet eerder dan 1 jaar na het bereiken van het desbetreffende salarisnummer.

2 Het bevoegd gezag dient de betrokkene in staat te stellen te voldoen aan de voor hem geldende promotiecriteria.

Artikel 153. Maximum- en aanloopschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor elke functie met maximumschaal 9 of 11 geldt dat bij elke maximumschaal een aanloopschaal behoort die één nummer lager is dan de maximumschaal. Voor elke functie met maximumschaal 10 geldt aanloopschaal 8. Bij de functies met maximumschaal 9, 10 of 11 behoort een begintraject dat voorafgaat aan de aanloopschaal. Voor elke functie met maximumschaal 12 of hoger geldt dat bij elke maximumschaal twee aanloopschalen behoren die één respectievelijk twee nummers lager zijn dan de maximumschaal.

  • 2 De betrokkene doorloopt het begintraject en de aanloopschalen bij zijn functie volgens het voor hem geldende carrièrepatroon.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 154. Overgang naar aanloopschaal of hogere aanloopschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De bezoldiging van de betrokkene die op 31 juli van enig schooljaar werd bezoldigd volgens het hoogste bedrag van het voor hem op die datum van toepassing zijnde begintraject, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens het laagste bedrag dat hoger is in de bij zijn functie behorende aanloopschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 155. Overgang aanloopschaal naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens het vierde lid heeft de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 11 of lager en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende aanloopschaal met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal op het bedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het salaris dat op 31 juli daaraan voorafgaand voor hem gold. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 12 en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid en behoudens het vierde lid wordt het salaris van de betrokkene zoveel eerder vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal als zijn salaris in een vorige functie reeds langer dan één schooljaar is vastgesteld geweest volgens het maximum van de bij die vorige functie behorende hoogste aanloopschaal.

  • 3 Voor de toepassing van tweede lid wordt mede in aanmerking genomen het schooljaar waarin de betrokkene gedurende ten minste 60 werkdagen in een vorige functie werkzaam is geweest en is bezoldigd volgens het hoogste bedrag in de hoogste bij die functie behorende aanloopschaal.

  • 4 De betrokkene, bedoeld in het eerste en tweede lid, heeft geen recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal indien de betrokkene niet aan de in artikel 152, eerste lid, bedoelde promotiecriteria heeft voldaan als gevolg van feitelijkheden die voor zijn rekening komen. In dat geval rust op het bevoegd gezag niet de verplichting bedoeld in artikel 152, tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 156. Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De benoeming van een lid van het onderwijsgevend personeel in een functie die vanaf de aanvang van het schooljaar beschikbaar is, gaat in op de eerste dag na de zomervakantie.

  • 2 Indien het lid van het onderwijsgevend personeel in het voorafgaande schooljaar als lid van het onderwijzend personeel bij een instelling in de zin van dit besluit dan wel bij een andere door Onze Minister bekostigde onderwijsinstelling benoemd en bezoldigd is geweest gedurende een aaneengesloten periode van langer dan 2 maanden, welke periode is geëindigd op of na 1 juni van het voorafgaande schooljaar, gaat de benoeming in op 1 augustus mits het lid van het onderwijsgevend personeel voor langer dan 2 maanden wordt benoemd.

  • 3 Het lid van het onderwijsgevend personeel dat in tijdelijke dienst is benoemd, heeft aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst afloopt, met dien verstande dat hij, in geval de benoeming is ingegaan op of na 1 maart van een schooljaar, in elk geval geen aanspraak op bezoldiging heeft over de dagen na de laatste dag voor de zomervakantie, ook al strekt de duur van zijn dienstverband zich wel over die dagen uit. Indien de duur van zijn dienstverband zich tot in het volgende schooljaar uitstrekt, ontstaat weer aanspraak op bezoldiging met ingang van de eerste dag na de zomervakantie, behoudens indien zich de in het tweede lid bedoelde omstandigheid voordoet, in welk geval weer aanspraak op bezoldiging ontstaat met ingang van 1 augustus van het nieuwe schooljaar. Voor de toepassing van dit lid worden aansluitende benoemingen binnen hetzelfde schooljaar als één benoeming beschouwd.

  • 4 De duur van het dienstverband van het in het eerste lid bedoelde lid van het onderwijsgevend personeel dat in vaste dienst is benoemd en dat in verband met ontslag zijn werkzaamheden na de zomervakantie niet voortzet, kan zich uitstrekken uiterlijk tot en met de laatste dag van het schooljaar.

  • 5 Het lid van het onderwijsgevend personeel aan wie ontslag is verleend en die in een nieuwe betrekking is benoemd met ingang van een dag waarop het ontslag uit de oude betrekking nog niet is ingegaan, heeft in de oude betrekking aanspraak op bezoldiging tot de dag waarop de nieuwe betrekking aanvangt indien de nieuwe betrekking een voortzetting van de oude betrekking geacht kan worden te zijn. Indien de nieuwe betrekking niet bij het onderwijs wordt bekleed, behoudt hij, voor zover hem nog vakantieverlof toekomt, aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop dat vakantieverlof afloopt.

  • 6 Indien het lid van het onderwijsgevend personeel als gevolg van toepassing van het derde lid of van artikel 104, tweede lid, gedurende een gedeelte van de zomervakantie benoemd is geweest en aanspraak had op bezoldiging heeft hij niettemin aanspraak op bezoldiging gedurende de zomervakantie, indien hij een periode van 12 achtereenvolgende maanden gedurende alle schoolweken aan een of meer scholen was verbonden en indien de zomervakantie in die periode valt.

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs en centrale diensten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 157. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 158. Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:

  • a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9;

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10;

  • c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9, onderscheidenlijk de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10.

In bijlage 13-1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:

  • a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar met salarisschaal LA;

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar met salarisschaal LB;

  • c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar met salarisschaal LA, onderscheidenlijk de functie van leraar met salarisschaal LB.

In bijlage 13-1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel 159. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek. Voor de betrokkene, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 2 Van het eerste lid kan met het oog op de invulling van de algemene arbeidsduur per jaar, bedoeld in artikel 85, tweede en derde lid, in het bijzonder onderwijs worden afgeweken op grond van een overeenkomst als bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en in het openbaar onderwijs op grond van een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in genoemde wet.

  • 3 Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en indien gebruik wordt gemaakt van artikel 32, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel 85, tweede en derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.

  • 4 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur een betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.

  • 5 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.

  • 6 In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene van het percentage genoemd in het derde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.

Artikel 160. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, dan wel die daarnaast werkzaamheden verricht dan wel gaat verrichten waarvoor hem een gedeelte van een normbetrekking is of wordt toebedeeld die op grond van artikel 113 van rechtswege vervalt, wordt voor de duur en de omvang van die werkzaamheden tijdelijk uitgebreid met overeenkomstige toepassing van de artikelen 104 en 156, waarbij voor benoeming wordt gelezen tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang en voor benoemd wordt gelezen een tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang had.

  • 2 De omvang van de tijdelijke uitbreiding van de betrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor dit geschiedt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

  • 3 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene die uitsluitend is benoemd voor het verrichten van vervangingswerkzaamheden, tijdelijk is uitgebreid op grond van het eerste lid, wordt die tijdelijke uitbreiding bij beëindiging van eerstbedoelde vervangingswerkzaamheden omgezet in een benoeming.

Artikel 161. Salaris bij kortdurende vervanging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de betrokkene die is benoemd in verband met de vervanging van een leraar wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel 97, tweede lid, de werktijdfactor per dag gelijkgesteld met 0,2306, per ochtend met 0,1356 en per middag met 0,095. De werktijdfactor voor een dag waarop aan de school structureel uitsluitend gedurende de ochtend onderwijs wordt gegeven, is bepaald op 0,1628.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde vervanging geschiedt voor korter dan een ochtend dan wel een middag, wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel 97, tweede lid, het feitelijk aantal uren bepaald op de uitkomst van de formule I x 1,5385, waarbij I gelijk is aan het aantal uren waarop de betrokkene op die dag wordt belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek.

Artikel 162. Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 130, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie waarop deze titel van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel 155, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een directeur van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.

  • 3 Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde voorschriften.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de directeur van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als directeur.

Artikel 163. Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 130, onder b, wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:

    • a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar; of

    • b. op de betrokkene artikel 136 van toepassing is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. voor de betrokkene, bedoeld in artikel 157, onder b, de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van:

    • b. in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 2 van titel 13 van dit hoofdstuk, die tevens is benoemd tot adjunct-directeur, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als adjunct-directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van adjunct-directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als adjunct-directeur.

§ 3. Instellingen voor speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 164. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 165. Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10. In bijlage 13-2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar met salarisschaal LB. In bijlage 13-2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel 166. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek. Voor de betrokkene, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 3 Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en indien gebruik wordt gemaakt van artikel 32, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel 85, tweede of derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.

  • 4 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.

  • 5 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.

  • 6 In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene van het percentage genoemd in het derde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.

Artikel 167. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden waarvoor hem een gedeelte van een normbetrekking is of wordt toebedeeld die op grond van artikel 113 van rechtswege vervalt, wordt voor de duur en de omvang van die werkzaamheden tijdelijk uitgebreid met overeenkomstige toepassing van de artikelen 104 en 156, waarbij voor benoeming wordt gelezen tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang en voor benoemd wordt gelezen een tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang had.

  • 2 De omvang van de tijdelijke uitbreiding van de betrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor dit geschiedt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

  • 3 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene die uitsluitend is benoemd voor het verrichten van vervangingswerkzaamheden, tijdelijk is uitgebreid op grond van het eerste lid, wordt die tijdelijke uitbreiding bij beëindiging van eerstbedoelde vervangingswerkzaamheden omgezet in een benoeming.

Artikel 168. Salaris bij kortdurende vervanging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de betrokkene die is benoemd in verband met de vervanging van een leraar wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel 97, tweede lid, de werktijdfactor per dag gelijkgesteld met 0,2306, per ochtend met 0,1356 en per middag met 0,095. De werktijdfactor voor een dag waarop aan de school structureel uitsluitend gedurende de ochtend onderwijs wordt gegeven, is bepaald op 0,1628.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde vervanging geschiedt voor korter dan een ochtend dan wel een middag, wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel 97, tweede lid, het feitelijk aantal uren bepaald op de uitkomst van de formule I x 1,5385, waarbij I gelijk is aan het aantal uren waarop de betrokkene op die dag wordt belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek.

Artikel 169. Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 142, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie waarop titel 13 van hoofdstuk 1 van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel 155, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een directeur van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.

  • 3 Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde voorschriften.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de directeur van een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als directeur.

Artikel 170. Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene bedoeld in artikel 142, onder b, wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:

    • a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar, of

    • b. op de betrokkene artikel 148 van toepassing is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing voor de betrokkene, bedoeld in artikel 142, onder b, voor wie de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 16, derde en vierde lid, van het Formatiebesluit WEC van 236 naar 171, 98 of 65, van 171 naar 65, van 131 naar 98 of 65, van 98 naar 65 formatierekeneenheden en in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 3 van titel 13 van dit hoofdstuk, die tevens is benoemd tot adjunct-directeur, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als adjunct-directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van adjunct-directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als adjunct-directeur.

Titel 14. Salariëring onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 171. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In deze titel wordt verstaan onder:

    • a. betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel;

    • b. salaris per uur: 1/166 deel van het salaris bij een normbetrekking.

  • 2 Voor zover uit het eerste lid niet anders blijkt, zijn in deze titel de begripsbepalingen van de artikelen 83 en 109 van toepassing.

Artikel 172. Formatie onderwijsondersteunend personeel, maximumschaal en aanloopschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan iedere instelling kan onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.

  • 2 In de paragrafen 3 en 4 wordt voor elke normfunctie de bijbehorende maximumschaal aangegeven.

  • 3 Bij elke maximumschaal behoort een aanloopschaal als aangegeven in onderstaand schema.

    Aanloopschaal

    Maximumschaal

    Aanloopschaal

    Maximumschaal

    1

    8

    9

    2

    8

    10

    2

    3

    10

    11

    3

    4

    11

    12

    4

    5

    12

    13

    5

    6

       

    6

    7

       

    7

    8

       

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Formatie onderwijsondersteunend personeel en salarisschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan iedere instelling kan onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.

2 In de paragrafen 2 en 3 van deze titel wordt voor elke normbetrekking de bijbehorende salarisschaal aangegeven.

Artikel 173. Vervulling functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij de functie van de betrokkene die is benoemd op grond van artikel 9 van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995, behoort maximumschaal 1.

  • 2 In afwijking van artikel 172 behoort bij de maximumschaal die geldt voor de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, een aanlooptraject.

  • 3 De functie van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, komt uitsluitend ten laste van eigen middelen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vervulling functie volgens het Besluit in- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij de functie van de betrokkene die is benoemd in een instroombaan op grond van het Besluit in- en doorstroombanen, behoort salarisschaal 1 zoals aangegeven in categorie 5 bij bijlage 1A van dit besluit.

2 Een betrokkene die tenminste 5 jaar benoemd is in een functie als bedoeld in het eerste lid, kan worden benoemd in een functie met salarisschaal 2 of 3 zoals aangegeven in categorie 5 in bijlage 1A van dit besluit.

3 De functie van de betrokkene, bedoeld in het eerste en tweede lid, komt uitsluitend ten laste van de eigen middelen.

Artikel 174. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij de benoeming van de betrokkene wordt het salaris na toepassing van de artikelen 89 tot en met 93 vastgesteld in de hoogst mogelijke schaal van het carrièrepatroon dat behoort bij zijn functie.

  • 2 Indien de betrokkene direct voorafgaand aan zijn benoeming een onderwijsfunctie heeft vervuld waarin hij laatstelijk reeds voor de duur van een jaar werd bezoldigd naar een bedrag vermeld achter het voorlaatste salarisnummer beginnend met de letter U van een van dezelfde schalen 1 tot en met 4 als die waarin het salaris, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld, wordt die periode van tenminste een jaar in mindering gebracht op de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 95, tweede lid, in die nieuwe functie.

  • 3 Indien aan de functie waarin betrokkene werkzaam is als gevolg van herwaardering een hogere maximumschaal wordt verbonden, wordt het salaris vastgesteld op de in het eerste lid aangegeven wijze.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 175. Vaststelling salaris bij benoeming in een functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Behoudens het derde lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op het laagste bedrag van het aanlooptraject.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, bij zijn benoeming vastgesteld overeenkomstig het wettelijk minimumjeugdloon dat bij zijn leeftijd behoort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij benoeming in een functie volgens het Besluit in- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij de benoeming van de betrokkene, bedoeld in artikel 173, eerste lid, zijn de artikelen 89 tot en met 93 en artikel 174 niet van toepassing.

2 Behoudens het derde lid, wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op nummer a1 van schaal 1 zoals, opgenomen in bijlage 1A, categorie 5.

3 In afwijking van het tweede lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, bij zijn benoeming vastgesteld overeenkomstig het wettelijk minimumjeugdloon dat bij zijn leeftijd behoort.

Artikel 176. Salarisvaststelling bij overgang van aanloopschaal naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Zodra aan de betrokkene, wiens salaris wordt vastgesteld volgens de aanloopschaal, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend en deze daarmee een salaris krijgt dat gelijk is aan of hoger is dan het laagste bedrag in de maximumschaal, wordt zijn salaris bepaald op het naasthogere bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 177. Salarisvaststelling bij overgang van aanlooptraject naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien aan de betrokkene, bedoeld in artikel 173, eerste lid, wiens salaris wordt vastgesteld volgens nummer 2 van het aanlooptraject, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend, wordt zijn salaris bepaald op het bedrag dat in schaal 1 is vermeld bij salarisnummer 0.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 178. Bijzonderheden functievervulling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De functie van de betrokkene wordt vervuld binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen, tenzij de aard van de te verrichten werkzaamheden zich daartegen verzet.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt na overleg met de betrokkene zo mogelijk aan het begin van het school-, cursus- dan wel kalenderjaar een werktijdenregeling vast. De werktijdenregeling wordt met instemming van de betrokkene vastgesteld indien in deze regeling is bepaald dat arbeidsduurverkorting niet in regelmatige terugkerende perioden van een week wordt genoten.

  • 3 Het bevoegd gezag stelt na overleg met de betrokkene de dagelijkse werktijden vast, waarbij doorgaans per dag niet meer dan 8 uur wordt gewerkt.

  • 4 Van de op grond van het tweede en derde lid vastgestelde tijden wordt in opdracht van het bevoegd gezag na overleg met de betrokkene incidenteel afgeweken, indien om school-organisatorische redenen de werkzaamheden noodzakelijk op andere tijden dan bedoeld in het tweede lid moeten worden verricht.

Artikel 179. Overwerkvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één der schalen 1 tot en met 10 en die in opdracht van het bevoegd gezag overwerk verricht, wordt, behoudens het derde lid, een vergoeding toegekend.

  • 2 Onder overwerk wordt verstaan arbeid verricht buiten de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, voor zover daardoor deze werktijd wordt overschreden.

  • 3 Voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur aansluitend aan de vastgestelde dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.

  • 4 De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

    • a. voor betrokkene verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2° en 3°:

      • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

      • 2. extra verlof, dat voor elk uur een percentage van die overschrijding is.

    • b. voor betrokkenen verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°:

      • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

      • 2. een bedrag in geld, dat voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur bedraagt.

  • 5 De vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de betrokkene.

  • 6 Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, bedoeld in het vierde lid, onder b1 wordt in plaats van dit verlof voor ieder uur een bedrag in geld toegekend gelijk aan het voor de betrokkene geldende salaris per uur.

  • 7 Het in het vierde lid bedoelde percentage bedraagt:

    • a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal, vermeld in de onderstaande tabel:

      Overwerk verricht

      Op zondag

      Op maandag

      Op dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag

      Op zaterdag

      tussen 0 en 6 uur

      100

      100

      50

      50

      tussen 6 en 18 uur

      100

      25

      25

      50

      tussen 18 en 20 uur

      100

      25

      25

      75

      tussen 20 en 24 uur

      100

      50

      50

      75

    • b. 50, indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur, behoudens het gestelde onder c;

    • c. 100, indien het overwerk is verricht op een met de zondag gelijkgestelde dag, dan wel op de daarop volgende dag tussen 0 en 6 uur.

  • 8 Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vierde lid of krachtens titel 3 van dit hoofdstuk vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Overwerkvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één van de salarisschalen 1 tot en met 10 en die in opdracht van het bevoegd gezag overwerk verricht, wordt, behoudens het derde lid, een vergoeding toegekend.

2 Onder overwerk wordt verstaan arbeid verricht buiten de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, voor zover daardoor deze werktijd wordt overschreden.

3 Voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur aansluitend aan de vastgestelde dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.

4 De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

  • a. voor betrokkene verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2° en 3°:

    • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

    • 2. extra verlof, dat voor elk uur een percentage van die overschrijding is.

  • b. voor betrokkenen verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°:

    • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

    • 2. een bedrag in geld, dat voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur bedraagt.

5 De vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de betrokkene.

6 Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, bedoeld in het vierde lid, onder b1 wordt in plaats van dit verlof voor ieder uur een bedrag in geld toegekend gelijk aan het voor de betrokkene geldende salaris per uur.

7 Het in het vierde lid bedoelde percentage bedraagt:

  • a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal, vermeld in de onderstaande tabel:

    Overwerk verricht

    Op zondag

    Op maandag

    Op dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag

    Op zaterdag

    tussen 0 en 6 uur

    100

    100

    50

    50

    tussen 6 en 18 uur

    100

    25

    25

    50

    tussen 18 en 20 uur

    100

    25

    25

    75

    tussen 20 en 24 uur

    100

    50

    50

    75

  • b. 50, indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur, behoudens het gestelde onder c;

  • c. 100, indien het overwerk is verricht op een met de zondag gelijkgestelde dag, dan wel op de daarop volgende dag tussen 0 en 6 uur.

8 Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vierde lid of krachtens titel 3 van dit hoofdstuk vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt.

Artikel 180. Toelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens een der schalen 1 tot en met 10 en die anders dan bedoeld in artikel 179 regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.

  • 2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur en wel:

    • a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    • b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    • c. 45% voor de uren op zaterdag;

    • d. 70% voor de uren op zondag;

    • e. 100% voor de uren op feestdagen, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij salarisnummer 10 van schaal 7.

  • 3 Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde uren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid ontvangt de betrokkene met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage, mits hij op dat moment gedurende tenminste 5 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten.

  • 5 De toelage, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de betrokkene over de twaalf kalendermaanden direct voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aan toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten en wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.

  • 6 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één van de salarisschalen 1 tot en met 10 en die anders dan bedoeld in artikel 179 regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.

2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur en wel:

  • a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

  • b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

  • c. 45% voor de uren op zaterdag;

  • d. 70% voor de uren op zondag;

  • e. 100% voor de uren op feestdagen, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij salarisnummer 10 van salarisschaal 7.

3 Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde uren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

4 In afwijking van het eerste en tweede lid ontvangt de betrokkene met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage, mits hij op dat moment gedurende tenminste 5 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten.

5 De toelage, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de betrokkene over de twaalf kalendermaanden direct voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aan toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten en wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.

6 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Artikel 181. Garantietoelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aan de betrokkene van wie de bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen, beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 180, een blijvende verlaging ondergaat die ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij eerstgenoemde toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 3 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 182. Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één der maximumschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

  • 2 Het bedrag per maand van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de maximumschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8, door Onze Minister vastgesteld.

  • 3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

  • 4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

  • 5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één van de salarisschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

2 Het bedrag per jaar van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de salarisschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8 vastgesteld door Onze minister. Het bedrag per jaar bestaat uit 12 gelijke maandbedragen.

3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één der maximumschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

2 Het bedrag per maand van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de maximumschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8, door Onze Minister vastgesteld.

3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Artikel 183. Waarneming hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene die aan de instelling waaraan hij is verbonden of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, die bij wijze van waarneming wordt belast met de volledige vervanging van een tijdelijk afwezige functionaris voor wie een hogere maximumschaal geldt en die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 2 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de schaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de betrokkene voor wie de vervanging van de afwezige functionaris tot de functie behoort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Waarneming hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de betrokkene die aan de instelling waaraan hij is verbonden of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, die bij wijze van waarneming wordt belast met de volledige vervanging van een tijdelijk afwezige functionaris voor wie een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt en die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

2 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de salarisschaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.

3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de betrokkene voor wie de vervanging van de afwezige functionaris tot de functie behoort.

Artikel 184. Arbeidstijdverkorting 60-jarigen en ouder

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de betrokkene, benoemd in een volledige weektaak, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, wordt op zijn schriftelijk verzoek de dagelijkse werktijd met een half uur verkort, mits hij geen bezoldigde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten. In dat geval vervalt tevens het recht op een eventuele ontslaguitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ter zake van beëindigde nevenwerkzaamheden.

  • 2 De betrokkene op wie het eerste lid van toepassing is verklaard, alsmede de betrokkene die gebruik maakt van titel 16 van dit hoofdstuk kunnen niet met overwerk als bedoeld in artikel 179 worden belast.

  • 3 Indien de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, tevens gebruik maakt van het verlof, bedoeld in titel 16 van dit hoofdstuk wordt het verlof, bedoeld in het eerste lid, samengevoegd en in gehele of halve werkdagen verleend.

§ 2. Normfuncties instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en centrale diensten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 185. Normfuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die aan de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, kunnen voorkomen met de daarbij behorende maximumschaal.

Functie

Maximumschaal

1a.

Administratief medewerker

3

1b.

Administratief medewerker

4

2.

Psychologisch assistent

4

3.

Conciërge

3

4.

Technisch assistent

5

5a.

Klassenassistent

3

5b.

Klassenassistent

4

5c.

Onderwijsassistent

4

6.

Instructeur mobiliteit

7

7.

Speltherapeut/creatieve therapeut

8

8.

Ergotherapeut

8

9.

Fysiotherapeut

8

10.

Logopedist/akoepedist

8

11.

Maatschappelijk deskundige

8

12.

Orthopedagoog/psycholoog

11

13.

Audioloog

11

14.

Medisch specialist

13

15.

Technicus

4

In bijlage 14-1 bij dit besluit zijn voor de normfuncties taakkarakteristieken en zonodig benoemingsvereisten gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die aan de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, kunnen voorkomen met de daarbij behorende salarisschaal.

Functie

Salarisschaal

1a.

Administratief medewerker

3

1b.

Administratief medewerker

4

2.

Psychologisch assistent

4

3.

Conciërge

3

4.

Technisch assistent

5

5a.

Klassenassistent

3

5b.

Klassenassistent

4

5c.

Onderwijsassistent

4

6.

Instructeur mobiliteit

7

7.

Speltherapeut/creatieve therapeut

8

8.

Ergotherapeut

8

9.

Fysiotherapeut

8

10.

Logopedist/akoepedist

8

11.

Maatschappelijk deskundige

8

12.

Orthopedagoog/psycholoog

11

13.

Audioloog

11

14.

Medisch specialist

13

15.

Technicus

4

In bijlage 14-1 bij dit besluit zijn voor de normfuncties taakkarakteristieken en zonodig benoemingsvereisten gegeven.

Artikel 186. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die in een normbetrekking is benoemd in de functie van klassenassistent, onderwijsassistent of technisch assistent en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met lesgebonden taken. Voor de betrokkene, bedoeld in de eerste volzin, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 2 De betrokkene die in een normbetrekking is benoemd in de functie van logopedist en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt voor gemiddeld ten hoogste 930 uren per jaar belast met behandeltaken. Voor de betrokkene, bedoeld in de eerste volzin, die gebruikt maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 3 De betrokkene die in een normbetrekking is benoemd in een andere functie dan die genoemd in het eerste en tweede lid en voor wie ook sprake is van lesgebonden taken of behandeltaken en die het verlof, bedoeld in artikel 32, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met lesgebonden of behandeltaken. Voor de betrokkene, bedoeld in de eerste volzin, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel 32, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».

  • 4 Van het eerste lid kan met het oog op de invulling van de algemene arbeidsduur per jaar, bedoeld in artikel 85, tweede en derde lid, in het bijzonder onderwijs worden afgeweken op grond van een overeenkomst als bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en in het openbaar onderwijs op grond van een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in genoemde wet.

  • 5 Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en indien gebruik wordt gemaakt van artikel 32, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel 85, tweede of derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.

  • 6 Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.

  • 7 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.

  • 8 In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene van het percentage genoemd in het vijfde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.

Artikel 187. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, dan wel die daarnaast werkzaamheden verricht dan wel gaat verrichten waarvoor hem een gedeelte van een normbetrekking is of wordt toebedeeld die op grond van artikel 113 van rechtswege vervalt, wordt voor de duur en de omvang van die werkzaamheden tijdelijk uitgebreid met overeenkomstige toepassing van artikel 104.

  • 2 De omvang van de tijdelijke uitbreiding van de betrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor dit geschiedt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

  • 3 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene die uitsluitend is benoemd voor het verrichten van vervangingswerkzaamheden, tijdelijk is uitgebreid op grond van het eerste lid, wordt die tijdelijke uitbreiding bij beëindiging van eerstbedoelde vervangingswerkzaamheden omgezet in een benoeming.

§ 3. Centrale dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 188. Functies en maximumschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Onverminderd het eerste lid, stelt het bevoegd gezag voor de betrokkene bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 3°, de functie en de daarbij behorende maximumschaal vast.

  • 3 Het bevoegd gezag stelt daartoe een functiebeschrijving op en stelt voor deze functie een maximumschaal vast op basis van de aard en de inhoud van de werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht, met inachtneming van de voor de rijksoverheid geldende normen ten aanzien van functiewaardering.

Titel 15. Bijzondere bepalingen voor de leraar in opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 189. Van toepassing verklaring hoofdstukken

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Deze titel heeft uitsluitend betrekking op de leraar in opleiding.

Artikel 190. Artikelen die niet van toepassing zijn

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Niet van toepassing op de leraar in opleiding zijn de artikelen 75, derde lid, 88 tot en met 94, 98 en 160.

Artikel 191. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. leraar in opleiding: de laatstejaars student van een lerarenopleiding basisonderwijs of speciaal onderwijs die wordt benoemd op een leer-arbeidsplaats bij een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, welke persoon wordt aangemerkt als een lid van het onderwijsgevend personeel;

  • b. leer-arbeidsplaats: een functie waarin uitsluitend een leraar in opleiding kan worden benoemd;

  • c. leer-arbeidsovereenkomst: een overeenkomst die bestaat uit de benoeming, bedoeld in artikel 1, onderdeel n, alsmede een leerovereenkomst die wordt gesloten tussen de leraar in opleiding, de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd en de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven;

  • d. lioschap: de periode waarin de leraar in opleiding bij een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, is benoemd;

  • e. leer-werkplan: een door de leraar in opleiding opgesteld plan, waarin, in overleg met de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven en het bevoegd gezag van de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd, de leer- en werkactiviteiten zijn vastgelegd die de leraar in opleiding tijdens zijn lioschap zal verrichten.

Artikel 192. Benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De leraar in opleiding wordt benoemd in tijdelijke dienst voor een termijn van vijf maanden bij een normbetrekking of een termijn van tien maanden bij een werktijdfactor van 0,5.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde perioden eindigen voor de datum van aanvang van de zomervakantie van de instelling waaraan de leraar in opleiding is benoemd.

  • 3 Het eerste lid geldt voor de leraar in opleiding in het openbaar onderwijs in afwijking van titel 1 van hoofdstuk 2.

Artikel 193. Functiebeschrijving van de leraar in opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De functie leraar in opleiding is een normfunctie die is afgeleid van de normfuncties leraar zoals deze zijn vastgelegd in de taakkarakteristieken opgenomen in de bijlagen 13-1 en 13-2.

  • 2 De functie leraar in opleiding omvat de in het derde lid aangegeven onderdelen van de taakkarakteristiek waarbij de zelfstandige uitoefening van die taken geleidelijk toeneemt tijdens het lioschap.

  • 3 De taakkarakteristiek van de functie leraar in opleiding is het leren van het beroep leraar door middel van:

    • a. het geven van onderwijs, alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden;

    • b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

      • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

      • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

      • 3. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Artikel 194. De leer-arbeidsovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Tussen de leraar in opleiding, de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd en de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven wordt een leer-arbeidsovereenkomst gesloten.

  • 2 De omvang van het leeraandeel en het arbeidsaandeel worden aan elkaar gelijkgesteld.

  • 3 De leer-arbeidsovereenkomst bevat tenminste bepalingen over:

    • a. de begeleiding van de leraar in opleiding;

    • b. dat deel van de eindtermen dat de leraar in opleiding tijdens het lioschap dient te realiseren en de beoordeling daarvan, alsmede de onderdelen genoemd in artikel 8, eerste en tweede lid.

Artikel 195. Het leer-werkplan

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De leraar in opleiding stelt voor aanvang van de leer-arbeidsovereenkomst een leer-werkplan op. Het leer-werkplan wordt getoetst door:

    • a. de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven en

    • b. het bevoegd gezag van de instelling waar de leraar in opleiding is benoemd.

  • 2 De lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven toetst het leer-werkplan aan de eindtermen van de opleiding.

  • 3 Het bevoegd gezag van de instelling waaraan de leraar in opleiding is benoemd, toetst het leer-werkplan voor zover het gaat om de werkzaamheden die verricht moeten worden.

Artikel 196. Aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 59 is niet van toepassing indien de leraar in opleiding gebruik kan maken van een reisvoorziening als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 197. Salaris van de leraar in opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de leraar in opleiding wordt met inachtneming van de bepalingen van dit besluit vastgesteld aan de hand van bijlage IG.

Titel 16. Regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit titeldeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit titeldeel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 198. Verlof in het kader van bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene heeft op grond van deze titel op zijn verzoek aanspraak op verlof als bedoeld in artikel 199 met gedeeltelijk behoud van bezoldiging als aangegeven in artikel 201 indien hij:

    • a. direct voorafgaande aan de ingangsdatum van het verlof gedurende ten minste vijf jaren aaneengesloten in dienst is geweest van een door Onze Minister bekostigde onderwijs- of onderzoekinstelling, dan wel een door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bekostigde onderwijsinstelling, waarbij de periode waarin de betrokkene een werkloosheidsuitkering genoot in verband met het beëindigd zijn van een bij bedoelde onderwijs- of onderzoekinstelling betrekking als diensttijd wordt aangemerkt, en

    • b. de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt.

  • 3 Om redenen van dienstbelang kan de ingangsdatum van het verlof worden opgeschort tot uiterlijk de eerste dag van het daaropvolgend schooljaar.

Artikel 199. Omvang van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De omvang van het verlof bedraagt voor alle betrokkenen zowel bij een normbetrekking als bij een deel van de normbetrekking op jaarbasis ten minste 45 uren.

  • 2 De omvang van het verlof bedraagt voor de betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van dit hoofdstuk en die de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt maar jonger is dan 56 jaar bij een normbetrekking op jaarbasis ten hoogste 170 uren.

  • 3 De omvang van het verlof bedraagt voor de betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van dit hoofdstuk en die de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt bij een normbetrekking op jaarbasis ten hoogste 340 uren.

  • 4 De omvang van het verlof bedraagt voor de betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 14 van dit hoofdstuk, op jaarbasis het aantal uren dat de uitkomst is van de formule

    ((1659 – (a + b)) x L) / (1659), waarbij:

    a = het bij de leeftijd van betrokkene behorende aantal verlofuren op grond van artikel 17, derde lid,

    b = 112,5 uren voor de betrokkene, bedoeld in artikel 184, eerste lid, en

    L = voor de betrokkene die de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt maar jonger is dan 56 jaar 170 uren en voor de betrokkene van 56 jaar of ouder 340 uren.

  • 5 Voor de betrokkene met een betrekkingsomvang van minder dan een normbetrekking, wordt het aantal uren verlof, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, vastgesteld naar evenredigheid van die betrekkingsomvang en rekenkundig afgerond op hele of halve uren.

Artikel 200. Flexibele invulling van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het verlof, bedoeld in artikel 199, kan voor zover het dienstbelang zich daartegen niet verzet op verzoek van betrokkene geheel of gedeeltelijk in een later schooljaar worden opgenomen bij hetzelfde of een ander bevoegd gezag dan het bevoegd gezag waarbij het verlof is gespaard.

  • 2 Het aantal uren op te nemen verlof op grond van deze titel tezamen met het verlof op grond van artikel 32 mag jaarlijks ten hoogste 50% van de betrekkingsomvang bedragen.

  • 3 De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die op grond van artikel 5, eerste of vierde lid, van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering, op de leeftijd van 61 jaar doch uiterlijk op de laatste dag van het schooljaar waarin hij die leeftijd heeft bereikt, zal uittreden voor het gedeelte van de werktijdfactor dat overeenkomt met het aantal uren waarop in de maand voorafgaand aan de datum van uittreden artikel 201 van toepassing is, wordt de omvang van het verlof, bedoeld in artikel 199, verhoogd met 170 uren extra verlof.

  • 4 De omvang van het verlof, bedoeld in artikel 199, wordt eveneens verhoogd met 170 uren extra verlof indien de in het derde lid bedoelde betrokkene uittreedt voor een kleiner gedeelte van de werktijdfactor dan het gedeelte dat overeenkomt met het aantal uren waarop in de maand voorafgaand aan de datum van uittreden artikel 201 van toepassing is, doch voor ten minste het gedeelte van de werktijdfactor dat overeenkomt met het aantal uren verlof dat voor hem geldt op grond van artikel 199.

  • 5 Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die een aanvullende uitkering ontvangt op grond van artikel 4.3. onder a, van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering, en die zal uittreden op de leeftijd van 62 jaar en op de betrokkene die zal uittreden op grond van artikel 5.7.1. van dat reglement.

  • 6 Voor de betrokkene op wie de in het derde, vierde of vijfde lid genoemde bepalingen van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering van toepassing zijn en die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking, wordt het extra verlof, genoemd in het derde lid, naar evenredigheid van de betrekkingsomvang berekend en afgerond op gehele uren.

Artikel 200a. Flexibele invulling van het verlof bij vervangingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene kan tijdens de verlofuren, bedoeld in artikel 199, vervangingswerkzaamheden verrichten aan een instelling van het bevoegd gezag waarbij hij is benoemd of aangesteld. De verlofuren worden alsdan opgenomen op andere tijdstippen in het schooljaar, dan wel in het daaropvolgende schooljaar. Over de vervangingswerkzaamheden wordt geen recht op verlof als bedoeld in deze titel opgebouwd.

  • 2 Een betrokkene kan voor ten hoogste 1/3 deel van de verlofuren waarin vervangingswerkzaamheden worden uitgevoerd, salaris ontvangen.

  • 3 Artikel 204 is niet van toepassing op de verlofuren waarin vervangingswerkzaamheden worden uitgevoerd, bedoeld in dit artikel, tenzij wordt afgeweken van de tweede volzin van het eerste lid, en van het tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 201. Bezoldiging bij verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging voor het gedeelte van de betrekkingsomvang waarvoor betrokkene verlof op grond van deze titel geniet, bedraagt voor personeel dat is benoemd in een functie met maximumschaal 8 of lager 75% en voor het overige personeel 65% van de bezoldiging die voor hem bij die betrekkingsomvang op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk of op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden.

  • 2 Voor de betrokkene op wie artikel 5, eerste of vierde lid, van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering van toepassing is, maar die geen gebruik maakt van de in die regeling geboden mogelijkheid om uit te treden, geldt, dat hij voor het aantal uren verlof dat ligt boven het aantal uren dat voor hem geldt op grond van artikel 199, geen bezoldiging ontvangt vanaf de datum waarop hij gebruik zou kunnen maken van die uittredingsmogelijkheid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Bezoldiging bij verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De bezoldiging voor het gedeelte van de betrekkingsomvang waarvoor betrokkene verlof op grond van deze titel geniet, bedraagt voor personeel dat is benoemd in een functie met salarisschaal 8 of lager 75% en voor het overige personeel 65% van de bezoldiging die voor hem bij die betrekkingsomvang op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk of op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden.

Artikel 202. Toepassing andere regelingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op het aantal uren verlof waarover betrokkene op grond van artikel 201, tweede lid, geen bezoldiging ontvangt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Toepassing andere regelingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de toepassing van de artikelen 4, eerste lid, en 5 van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt, gedurende een termijn van de eerste 18 maanden van verhindering volgend op de kalendermaand waarin de verhindering is ontstaan, ten aanzien van de betrokkene die verlof op grond van deze titel geniet, onder «betrekking» verstaan: het deel van zijn betrekkingsomvang waaruit geen verlof is verleend en wordt voor wat betreft het deel van zijn betrekkingsomvang waarvoor dat verlof is verleend onder «volle bezoldiging» en «bezoldiging» verstaan: de bezoldiging vastgesteld met toepassing van artikel 201.

2 Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt na een termijn van 18 maanden van verhindering volgend op de kalendermaand waarin de verhindering is ontstaan, uitgegaan van de bezoldiging die voor de betrokkene zou gelden indien hem geen verlof op grond van deze titel zou zijn verleend.

3 Voor de toepassing van de titels 5, 8 en 9 van dit hoofdstuk wordt uitgegaan van de bezoldiging die voor de betrokkene op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk, en op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden indien hem dat verlof niet zou zijn verleend.

Artikel 203. Wijze waarop verlof wordt toegepast en vastgesteld

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het verlof op grond van deze titel wordt in gehele of in halve werkdagen opgenomen, tenzij bevoegd gezag en betrokkene hierover afwijkende afspraken maken. Het tijdstip waarop het verlof op grond van deze titel wordt genoten, wordt in overleg met betrokkene vastgesteld en vastgelegd in het voor de school geldende overzicht van onderwijstijd.

  • 2 Teneinde voor een betrokkene als bedoeld in titel 12 of 13, het verbruik van het verlof, bedoeld in deze titel, te berekenen, wordt de verlofaanspraak uitgedrukt in lesgevende taken en wel door de in artikel 199, tweede lid, bedoelde verlofaanspraak vast te stellen op ten hoogste 104 uren en de verlofaanspraak, bedoeld in artikel 199, derde lid, op ten hoogste 208 uren. Vervolgens wordt voor elk dagdeel dat een in de eerste volzin bedoelde betrokkene verlof geniet op grond van deze titel, de verlofaanspraak van betrokkene verminderd met het aantal uren dat op de betreffende dagdelen in de vier hoogste groepen wordt lesgegeven.

  • 3 Teneinde voor een betrokkene als bedoeld in artikel 132 of artikel 186, het verbruik van het verlof, bedoeld in deze titel, te berekenen, wordt de verlofaanspraak uitgedrukt in lesgebonden of behandeltaken en wel door de uitkomst van de formule van artikel 199, vierde lid, te vermenigvuldigen met 104 indien de betrokkene 52 jaar of ouder doch jonger is dan 56 jaar en met 208 indien de betrokkene 56 jaar of ouder is en vervolgens de uitkomst van deze vermenigvuldiging te delen door het bij de leeftijd van betrokkene behorende aantal uren op grond van de factor L in artikel 199, vierde lid. Vervolgens wordt voor elk dagdeel dat een in de eerste volzin bedoelde betrokkene verlof geniet op grond van deze titel, de verlofaanspraak van betrokkene verminderd met het aantal uren dat op de betreffende dagdelen in de vier hoogste groepen wordt lesgegeven.

  • 4 Voor een betrokkene als bedoeld in het tweede of derde lid die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het aantal lesgebonden of behandeltaken vastgesteld naar evenredigheid van de betrekkingsomvang en rekenkundig afgerond op hele of halve uren.

Artikel 204. Inkomsten uit arbeid of bedrijf

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Over de verrekening van extra inkomsten uit arbeid of bedrijf met de bezoldiging van de betrokkene is artikel 9 van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verrekening van de extra inkomsten niet kan leiden tot een lager bedrag dan de bezoldiging van de betrokkene met een gelijke onvolledige werktijd.

Artikel 205. Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

  • 2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 206. Geen aanspraak op verlof bij DOP-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene die krachtens artikel 3 van de Wetten doorstroming onderwijspersoneel gedeeltelijk is uitgetreden, kan geen aanspraak op verlof op grond van deze titel maken.

Artikel 207. Procedure

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die van titel 16 van dit hoofdstuk gebruik wenst te maken, dient hiertoe ten minste tien weken voor de gewenste ingangsdatum een schriftelijk verzoek in bij het bevoegd gezag.

  • 2 Indien de betrokkene kiest voor een ingangsdatum in de periode 1 mei tot en met 1 augustus, dient hij zijn verzoek uiterlijk op 1 maart daaraan voorafgaand in.

  • 3 De betrokkene die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid, genoemd in artikel 200, eerste lid, geeft bij zijn verzoek tevens aan in welke schooljaren hij het verlof wil opnemen alsmede het aantal uren verlof in het eerste schooljaar waarin het verlof zal worden genoten.

Hoofdstuk 2. Overige regelen voor het openbaar onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 208. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1° en 2°, voor zover deze werkzaam is aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°, voor zover het een publiekrechtelijke instelling betreft.

Artikel 209. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Aanstelling geschiedt in vaste of in tijdelijke dienst.

Artikel 210. Aanstelling in vaste dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Behoudens artikel 211 geschiedt aanstelling in vaste dienst.

Artikel 211. Aanstelling in tijdelijke dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Aanstelling in tijdelijke dienst vindt plaats:

    • a. van een betrokkene die tijdelijk afwezig personeel vervangt;

    • b. van een betrokkene die wordt aangesteld in verband met een tijdelijke voorziening in een vacature voor een termijn van maximaal 6 maanden, met dien verstande dat deze termijn in bijzondere gevallen eenmaal kan worden verlengd met ten hoogste 6 maanden.

  • 2 Aanstelling in tijdelijke dienst kan plaatsvinden indien het bevoegd gezag een proeftijd als bedoeld in artikel 212 wenselijk acht.

  • 3 Aanstelling in tijdelijke dienst op grond van het tweede lid geschiedt ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1° en 2°, voor ten hoogste één jaar. In bijzondere gevallen kan met toestemming van Onze Minister van de vorige volzin worden afgeweken. Aanstelling in tijdelijke dienst op grond van het eerste lid, onderdeel a, geschiedt ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1° en 2°, telkens voor ten hoogste één jaar.

  • 4 Aan de betrokkene wordt ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de termijn waarvoor het tijdelijk dienstverband werd aangegaan, schriftelijk meegedeeld of het bevoegd gezag het dienstverband al dan niet wenst voort te zetten, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 212. Proeftijd

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Het bevoegd gezag deelt de betrokkene tijdig voor het einde van de proeftijd het oordeel hierover mee.

  • 3 Een proeftijd kan achterwege blijven:

    • a. indien de betrokkene reeds in vaste dienst bij het onderwijs werkzaam is in een overeenkomstige functie;

    • b. indien het dienstverband van de betrokkene wordt voortgezet, nadat zijn tijdelijk dienstverband op grond van artikel 211, eerste lid, is geëindigd;

    • c. in andere daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag in aanmerking komende gevallen.

Artikel 214. Akte van aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de betrokkene zo mogelijk voor de indiensttreding, doch in elk geval uiterlijk vier weken na indiensttreding, kosteloos een gedagtekende akte van aanstelling, hieronder begrepen het besluit tot verlenging van een aanstelling dan wel heraanstelling in tijdelijke dienst. In het geval uitreiking van de akte van aanstelling voor de indiensttreding niet heeft plaatsgevonden, ontvangt de betrokkene voor de indiensttreding kosteloos een schriftelijke mededeling van het voornemen om tot aanstelling over te gaan.

  • 2 De akte van aanstelling van de betrokkene die bij een bevoegd gezag is aangesteld aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°, vermeldt ten minste:

    • a. het feit dat dit besluit van toepassing is;

    • b. in voorkomende gevallen, overeenkomstig de terzake van verplaatsingskosten geldende bepalingen, de verplichting te wonen in een bepaalde gemeente, in een bepaald deel daarvan, in een bepaalde bij de instelling behorende woning of in het internaat van de instelling;

    • c. in voorkomende gevallen, bijzondere bepalingen die van toepassing zijn.

  • 3 Het bevoegd gezag deelt wijzigingen van de inhoud van de akte van aanstelling schriftelijk aan de betrokkene mee.

  • 4 Onze Minister kan omtrent de inhoud van de akte van aanstelling nadere voorschriften vaststellen.

  • 5 De betrokkene voor wie een instructie is vastgesteld, ontvangt tevens een afschrift daarvan.

  • 6 Aan de betrokkene wordt bij het overleg inzake zijn eventuele aanstelling tijdig een model van de akte van aanstelling ter beschikking gesteld alsmede een model van de instructie voor zover deze voor hem zal gaan gelden.

  • 7 Indien het bevoegd gezag zulks wenst, geeft de betrokkene een ondertekende verklaring af, dat hij de in het eerste, vijfde en zesde lid bedoelde bescheiden heeft ontvangen.

  • 8 Wanneer de werkzaamheden feitelijk zijn aangevangen, worden de volledige en juiste gegevens met betrekking tot het niveau en omvang van de betrekking in de akte van aanstelling aangetekend, indien deze ingevolge het eerste lid is uitgereikt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Akte van aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de betrokkene zo mogelijk voor de indiensttreding, doch in elk geval uiterlijk vier weken na indiensttreding, kosteloos een gedagtekende akte van aanstelling, hieronder begrepen het besluit tot verlenging van een aanstelling dan wel heraanstelling in tijdelijke dienst. In het geval uitreiking van de akte van aanstelling voor de indiensttreding niet heeft plaatsgevonden, ontvangt de betrokkene voor de indiensttreding kosteloos een schriftelijke mededeling van het voornemen om tot aanstelling over te gaan.

2 De akte van aanstelling van de betrokkene die bij een bevoegd gezag is aangesteld aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°, vermeldt ten minste:

  • a. het feit dat dit besluit van toepassing is;

  • b. in voorkomende gevallen, overeenkomstig de terzake van verplaatsingskosten geldende bepalingen, de verplichting te wonen in een bepaalde gemeente, in een bepaald deel daarvan, in een bepaalde bij de instelling behorende woning of in het internaat van de instelling;

  • c. in voorkomende gevallen, bijzondere bepalingen die van toepassing zijn.

3 Het bevoegd gezag deelt wijzigingen van de inhoud van de akte van aanstelling schriftelijk aan de betrokkene mee.

4 Onze Minister kan omtrent de inhoud van de akte van aanstelling nadere voorschriften vaststellen.

5 De betrokkene voor wie een instructie is vastgesteld, ontvangt tevens een afschrift daarvan.

6 Aan de betrokkene wordt bij het overleg inzake zijn eventuele aanstelling tijdig een model van de akte van aanstelling ter beschikking gesteld alsmede een model van de instructie voor zover deze voor hem zal gaan gelden.

7 Indien het bevoegd gezag zulks wenst, geeft de betrokkene een ondertekende verklaring af, dat hij de in het eerste, vijfde en zesde lid bedoelde bescheiden heeft ontvangen.

8 Wanneer de werkzaamheden feitelijk zijn aangevangen, worden de volledige en juiste gegevens met betrekking tot het niveau en omvang van de betrekking in de akte van aanstelling aangetekend, indien deze ingevolge het eerste lid is uitgereikt.

Titel 2. Schorsing als ordemaatregel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 215. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Schorsing geschiedt van rechtswege dan wel door het bevoegd gezag.

  • 3 Tijdens de schorsing heeft de betrokkene slechts toegang tot de instelling na verkregen toestemming van het bevoegd gezag. Deze toestemming is niet vereist in het geval dat de betrokkene dit besluit wenst in te zien, tenzij dit besluit door het bevoegd gezag elders op een voor de betrokkene redelijkerwijs bereikbare plaats ter inzage is gelegd.

Artikel 216. Schorsing van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Van rechtswege is geschorst de betrokkene:

  • a. die krachtens een wettelijke maatregel van zijn vrijheid is beroofd, tenzij de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel, anders dan op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, genomen in het belang van de volksgezondheid;

  • b. die krachtens een rechterlijke uitspraak die nog niet onherroepelijk is geworden van het geven van onderwijs is uitgesloten.

Artikel 217. Schorsing door het bevoegd gezag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag kan de betrokkene schorsen:

    • a. in gevallen waarin het belang van de instelling dit vereist, voor ten hoogste drie maanden met dien verstande dat deze termijn in bijzondere gevallen eenmaal kan worden verlengd met ten hoogste drie maanden;

    • b. in dringende bijzondere gevallen indien dit in het belang van de instelling noodzakelijk voorkomt, als voorlopige maatregel voor ten hoogste één week, met dien verstande dat deze termijn uitsluitend in het geval dat het bevoegd gezag tegelijk met de ingang van deze schorsing de betrokkene in kennis heeft gesteld van het voornemen hem te schorsen op grond van het bepaalde onder a, kan worden verlengd met ten hoogste drie weken.

  • 2 In het geval dat de in het eerste lid, onder b, bedoelde schorsing wordt verlengd, wordt de duur van deze verlengde schorsing in mindering gebracht op de termijn van de daarop op grond van het eerste lid, onder a, volgende schorsing.

Artikel 218. Formaliteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Betrokkene brengt, indien gewenst, binnen drie weken, nadat hij door het bevoegd gezag schriftelijk van het voornemen tot schorsing, bedoeld in artikel 217, onder a, in kennis is gesteld, zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren.

  • 2 Betrokkene brengt, indien gewenst, onmiddellijk nadat hij door het bevoegd gezag schriftelijk van de maatregel tot schorsing, bedoeld in artikel 217, onder b, in kennis is gesteld, zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren.

  • 3 Indien betrokkene mondeling zijn zienswijze kenbaar maakt wordt hiervan door het bevoegd gezag een verslag gemaakt. Dit verslag wordt getekend door het bevoegd gezag en door betrokkene. Weigert de betrokkene de ondertekening, dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het verslag wordt aan betrokkene uitgereikt.

  • 4 Het besluit tot schorsing, bedoeld in artikel 217, onder a, wordt genomen uiterlijk binnen een week nadat betrokkene zijn zienswijze heeft kenbaar gemaakt.

  • 5 Het besluit tot schorsing, bedoeld in artikel 217, onder b, wordt onverwijld genomen doch uiterlijk de tweede dag nadat betrokkene zijn zienswijze heeft kenbaar gemaakt. Het bevoegd gezag kan betrokkene de toegang tot de school ontzeggen voor zolang het besluit nog niet te zijner kennis is gebracht.

  • 6 Van het intreden van een schorsing van rechtswege stelt het bevoegd gezag de betrokkene onverwijld doch uiterlijk binnen twee dagen in kennis.

Artikel 219. Intrekking van de schorsing

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De schorsing, bedoeld in artikel 217, kan door het bevoegd gezag te allen tijde worden ingetrokken.

Titel 3. Disciplinaire straffen of maatregelen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 220. Gronden voor disciplinaire straffen of maatregelen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De betrokkene die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of enig voorschrift overtreedt, dan wel datgene doet of nalaat dat hij bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, maakt zich schuldig aan plichtsverzuim en kan om die reden door het bevoegd gezag met inachtneming van de artikelen 221 tot en met 225 disciplinair worden gestraft.

Artikel 221. Vormen van disciplinaire straffen of maatregelen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De disciplinaire straffen of maatregelen zijn:

    • a. schriftelijke berisping;

    • b. verplaatsing naar een andere instelling onder hetzelfde bevoegd gezag met al dan niet gevolgen voor de bezoldiging;

    • c. inhouding van bezoldiging met toepassing van artikel 222, eerste lid;

    • d. schorsing voor maximaal 6 maanden;

    • e. ontslag.

  • 2 Met uitzondering van de in het eerste lid, onder c en d, bedoelde straffen, die naast elkaar kunnen worden opgelegd, kan het bevoegd gezag ter zake van één en hetzelfde feit slechts één disciplinaire straf of maatregel opleggen.

  • 3 Bij het opleggen van een straf of maatregel kan worden bepaald dat zij eerst ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokkene zich gedurende een vast te stellen termijn schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, dan wel zich niet houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel gestelde bijzondere voorschriften.

Artikel 222. Inhouding van bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Inhouding van bezoldiging als zelfstandige disciplinaire straf of maatregel op grond van artikel 221, eerste lid, onder c, kan geschieden tot een bedrag van ten hoogste de bezoldiging over een halve maand.

  • 2 Inhouding van bezoldiging als disciplinaire straf of maatregel, opgelegd naast de in artikel 221, eerste lid, onder d, genoemde schorsing, kan geheel of gedeeltelijk geschieden voor ten hoogste de duur van de schorsing.

  • 3 De ingehouden bezoldiging wordt alsnog uitbetaald, indien door de rechter geen straf wordt opgelegd of het besluit wordt vernietigd, alsmede voor zover op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten. Op de aldus uit te keren bezoldiging worden in mindering gebracht de inkomsten, die de betrokkene sedert de schorsing, bedoeld in het tweede lid, heeft genoten uit arbeid die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen verrichten, tenzij zulks naar het oordeel van het bevoegd gezag onredelijk of onbillijk is.

  • 4 Van de inhouding en de uitbetaling van de bezoldiging, bedoeld in dit artikel, doet het bevoegd gezag terstond mededeling aan Onze Minister.

Artikel 223. Formaliteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene brengt, indien gewenst, binnen drie weken, nadat hij door het bevoegd gezag schriftelijk van het voornemen tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel in kennis is gesteld, zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren.

  • 2 Indien de betrokkene mondeling zijn zienswijze kenbaar maakt wordt hiervan door het bevoegd gezag een verslag gemaakt. Dit verslag wordt getekend door het bevoegd gezag en door de betrokkene. Weigert de betrokkene de ondertekening, dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het verslag wordt aan de betrokkene uitgereikt.

  • 3 Het besluit tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel wordt genomen, uiterlijk een week nadat de betrokkene zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt.

Artikel 224. Verval

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het recht tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel vervalt, indien meer dan 9 maanden zijn verlopen na het tijdstip waarop het plichtsverzuim aan het bevoegd gezag bekend is geworden.

Artikel 225. Tenuitvoerlegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De straf of maatregel, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.

Titel 4. Beëindiging dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 226. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Beëindiging van het dienstverband geschiedt door het bevoegd gezag al dan niet op verzoek van de betrokkene dan wel van rechtswege.

Artikel 227. Beëindiging dienstverband op verzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het bevoegd gezag beëindigt het dienstverband van de betrokkene op diens schriftelijk verzoek.

  • 2 Het bevoegd gezag behoeft dit verzoek niet in te willigen, indien een strafrechtelijke vervolging ter zake van misdrijf tegen de betrokkene is ingesteld of indien het overweegt de disciplinaire straf van ontslag op te leggen.

  • 3 Het bevoegd gezag beëindigt het dienstverband van de betrokkene die zulks heeft verzocht met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het pensioenreglement, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na beëindiging van het dienstverband recht bestaat op een uitkering. Het dienstverband wordt niet eerder beëindigd dan met ingang van de dag waarop het recht op genoemde uitkering ontstaat.

  • 4 Op verzoek van de betrokkene kan de in het derde lid genoemde beëindiging van het dienstverband ook voor een gedeelte van de voor hem geldende betrekkingsomvang worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van de betrekkingsomvang waarvoor beëindiging van het dienstverband wordt gevraagd, bedraagt ten minste 10% van de betrekkingsomvang. Beëindiging van het dienstverband voor een gedeelte van een betrekkingsomvang uit een betrekking waaruit reeds eerder gedeeltelijke beëindiging met het oog op de in het derde lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden, bedraagt ten minste 10% van de oorspronkelijke betrekkingsomvang.

Artikel 228. Beëindiging dienstverband niet op verzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Het bevoegd gezag kan het dienstverband van de betrokkene beëindigen:

    • a. wanneer hij in ernstige mate onbekwaam of ongeschikt blijkt te zijn voor de beklede betrekking anders dan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder c;

    • b. bij wijze van disciplinaire straf of maatregel in de gevallen en op de wijze als omschreven in titel 3 van hoofdstuk 2;

    • c. indien de betrokkene bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

    • d. indien hij in verband met aanstelling of keuring opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, zonder welke handelwijze niet tot benoeming of geschiktverklaring zou zijn overgegaan, tenzij meer dan 6 maanden zijn verstreken sinds de vaststelling van dit feit;

    • e. op grond van andere met name genoemde en aan de betrokkene schriftelijk meegedeelde redenen van gewichtige aard.

  • 3 Indien het dienstverband van de betrokkene, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1° en 2°, wordt beëindigd op grond van de gevallen genoemd in het tweede lid, onder a en e, wordt de inspectie gehoord.

Artikel 229. Beëindiging dienstverband van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het dienstverband van de betrokkene eindigt van rechtswege:

  • a. door het verstrijken van de tijd waarvoor het blijkens de akte van aanstelling is aangegaan;

  • b. indien de betrokkene krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs is uitgesloten.

Artikel 230. De termijn van opzegging bij tussentijdse beëindiging van een tijdelijk dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Bij tussentijdse beëindiging van een tijdelijk dienstverband bedraagt de termijn van opzegging:

    • a. één maand indien het dienstverband ten tijde van de opzegging korter dan 6 maanden onafgebroken heeft bestaan;

    • b. twee maanden indien het dienstverband ten tijde van de opzegging ten minste 6 maanden doch korter dan 12 maanden onafgebroken heeft bestaan;

    • c. drie maanden indien het dienstverband ten tijde van de opzegging ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft bestaan.

  • 4 Opzegging als bedoeld in het eerste lid, kan niet plaats vinden wegens het feit dat de betrokkene door een centrale als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten vereniging dan wel binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en de daarbij aangesloten verenigingen te ondersteunen.

  • 5 In het geval, bedoeld in artikel 228, eerste lid onder b, eindigt het dienstverband op de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd werd bereikt, tenzij in overeenstemming met de betrokkene de ontslagdatum naar een later tijdstip wordt verschoven.

  • 6 In de gevallen, bedoeld in artikel 228, tweede lid, kan het dienstverband eerst worden beëindigd met ingang van de dag, volgende op die, waarop de reden van het ontslag voor het eerst aanwezig was.

Artikel 231. De termijn van opzegging bij beëindiging vast dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 3 In het geval, bedoeld in artikel 228, eerste lid, onder b, eindigt het dienstverband op de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd werd bereikt, tenzij in overeenstemming met de betrokkene de ontslagdatum naar een later tijdstip wordt verschoven.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in artikel 228, tweede lid, kan het dienstverband eerst worden beëindigd met ingang van de dag, volgende op die, waarop de reden van het ontslag voor het eerst aanwezig was.

Artikel 232. Afwijking opzeggingstermijnen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In het geval, bedoeld in artikel 227, eerste lid, kan van de voor de beëindiging van het dienstverband in de artikelen 230, eerste lid, en 231, eerste lid, geldende opzeggingstermijnen worden afgeweken:

  • a. indien wordt overwogen de betrokkene een disciplinaire straf op te leggen;

  • b. indien het belang van het onderwijs zulks vordert, met dien verstande, dat de termijn van 3 maanden tot ten hoogste 6 maanden kan worden verlengd en met niet meer dan 2 maanden kan worden bekort en dat bij een afwijking in redelijkheid met het belang van de betrokkene rekening wordt gehouden;

  • c. op verzoek van de betrokkene.

Artikel 233. Bezoldiging gedurende opzeggingstermijnen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Over de tijd die aan de in artikel 230 en artikel 231 bedoelde opzeggingstermijnen bij beëindiging van het dienstverband niet op verzoek mocht ontbreken, heeft de betrokkene recht op doorbetaling van de bezoldiging.

  • 2 De aanspraak op bezoldiging vervalt geheel of gedeeltelijk met ingang van de dag waarop de betrokkene:

    • a. gedurende de opzeggingstermijn uit eigen beweging de dienst verlaat;

    • b. gedurende de opzeggingstermijn een andere betrekking gaat bekleden, tenzij en voor zover deze betrekking samenvalt met een hem nog toekomend vakantieverlof.

Artikel 234. Kwalificatie van ontslag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het dienstverband kan worden beëindigd onder de kwalificatie eervol dan wel zonder nadere kwalificatie.

Artikel 235. Formaliteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Betrokkene brengt, indien gewenst, binnen 3 weken, nadat hij door het bevoegd gezag schriftelijk van het voornemen tot beëindiging van het dienstverband, anders dan op grond van de omstandigheid, bedoeld in artikel 228, eerste lid, onder b, in kennis is gesteld, zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren.

  • 2 Indien betrokkene mondeling zijn zienswijze kenbaar maakt wordt hiervan door het bevoegd gezag een verslag gemaakt. Dit verslag wordt getekend door het bevoegd gezag en door betrokkene. Weigert de betrokkene de ondertekening, dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het verslag wordt aan betrokkene uitgereikt.

  • 3 Het besluit tot beëindiging van het dienstverband wordt genomen, uiterlijk een week nadat betrokkene zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt.

  • 4 Van een beëindiging van het dienstverband van rechtswege stelt het bevoegd gezag de betrokkene zo spoedig mogelijk in kennis.

Hoofdstuk 3. Overige voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs: commissies van beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 236. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt onder commissie verstaan: de commissie van beroep, bedoeld in artikel 62, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel de commissie van beroep, bedoeld in artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 237. Het instellen van een commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Een commissie wordt ingesteld door de besturen van de bijzondere instellingen waarover zij haar werkkring zal uitstrekken. De commissie deelt Onze Minister mee, welke instellingen bij haar zijn aangesloten.

Artikel 238. Regeling verkiezing commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Met inachtneming van de in het tweede tot en met het zesde lid van dit artikel neergelegde voorschriften geschiedt de verkiezing van de commissie aan de hand van een door de besturen van de instellingen op te stellen verkiezingsregeling.

  • 2 De commissie bestaat uit 5 leden en 5 plaatsvervangende leden, waarvan 2 leden en 2 plaatsvervangende leden worden gekozen door de instellingsbesturen, en 2 leden en 2 plaatsvervangende leden door het personeel van de bij de commissie aangesloten instellingen. De 2 leden gekozen door de instellingsbesturen en de 2 leden gekozen door het personeel van de instelling kiezen gezamenlijk het vijfde lid, tevens voorzitter, en zijn plaatsvervanger.

    Bij staking van stemmen beslist het lot, desgewenst na herstemming, tenzij partijen een arbitraire oplossing aanvaarden.

  • 3 Om de 3 jaar treedt één van de door de instellingsbesturen en één van de door het personeel gekozen leden en plaatsvervangende leden af volgens een door de commissie op te stellen rooster.

  • 4 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen voor de tijd van 3 jaar.

  • 5 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter en de overige leden en plaatsvervangende leden zijn bij aftreden onmiddellijk herkiesbaar.

  • 6 In een opengevallen plaats wordt binnen 6 weken voorzien.

Artikel 239. Vereisten voor lidmaatschap van de commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, lid en plaatsvervangend lid van een commissie kan niet zijn hij die:

    • a. zitting heeft in of in dienst is van het instellingsbestuur of het bestuur van een vereniging van instellingsbesturen, of deel uitmaakt van het personeel van een instelling waarover de commissie waarvan hij deel uitmaakt, haar werkkring uitstrekt;

    • b. in dienst is van een vereniging van onderwijzend personeel dan wel zitting heeft in een bestuur van een vereniging als bedoeld in artikel 64 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 66 van de Wet op de expertisecentra, waarvan het lidmaatschap open staat voor personeel van instellingen waarvoor de commissie waarvan hij deel uitmaakt, is ingesteld;

    • c. deel uitmaakt van de rijksinspectie.

  • 2 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter kan slechts zijn hij die de hoedanigheid van meester in de rechten heeft verkregen op grond van een met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in het Nederlands recht aan een Nederlandse universiteit of hogeschool.

Artikel 240. Kennisgeving samenstelling commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Zodra hij verkozen is, geeft de voorzitter aan Onze Minister en aan de bij de commissie aangesloten instellingsbesturen onverwijld kennis van de samenstelling van de commissie, onder vermelding van zijn adres en eventuele andere gegevens die hij van belang acht.

  • 2 Wijziging van deze gegevens deelt de voorzitter onverwijld eveneens mee.

Artikel 241. Huishoudelijk reglement van de commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De commissie legt binnen 6 maanden na haar verkiezing de regeling van haar werkzaamheden vast in een huishoudelijk reglement en voorziet daarin in haar secretariaat.

  • 2 De voorzitter brengt dit reglement, alsmede wijzigingen daarvan, ter kennis van Onze Minister en van de bij de commissie aangesloten instellingsbesturen.

Artikel 242. Bekendmaking aan personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Het instellingsbestuur draagt er zorg voor, dat een kennisgeving van de samenstelling van de commissie waarbij de instelling is aangesloten en van het adres van de voorzitter, alsmede een exemplaar van het huishoudelijk reglement van de commissie steeds op een voor de betrokkene toegankelijke plaats in de instelling ter inzage beschikbaar zijn.

  • 3 Stukken die moeten worden ingediend bij de voorzitter of de commissie, kunnen worden toegezonden aan het bekend gemaakte kantooradres van de secretaris.

Artikel 243. Beroepschrift en hersteld beroepschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene kan in beroep komen tegen een door het instellingsbestuur genomen besluit inhoudende:

    • a. ontzegging van de toegang tot de instelling;

    • b. oplegging van een straf;

    • c. ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, of het tijdvak waarvoor hij is benoemd, is verstreken;

    • d. schorsing;

    • e. het direct of indirect onthouden van promotie;

    • f. de beslissing van het instellingsbestuur ten aanzien van een personeelslid op basis waarvan op termijn opheffing van zijn betrekking kan plaatsvinden;

    • g. de beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband;

    • h. de aanwijzing als personeelslid boven de reguliere formatie voortvloeiend uit een algemeen verbindend voorschrift, die op termijn kan leiden tot ontslag of beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband;

    • i. de aanwijzing van een andere school of andere scholen waaraan een betrokkene werkzaamheden zal verrichten.

  • 2 Indien in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, de betrokkene voor het verstrijken van de beroepstermijn is overleden, kunnen in beroep komen zijn nagelaten betrekkingen die recht hebben op een uitkering bij overlijden.

  • 3 De appellant dient bij de voorzitter van de commissie een door hem of door zijn raadsman ondertekend beroepschrift in, waarbij wordt gevoegd:

    • a. een afschrift van het bestuursbesluit waartegen het beroep wordt ingesteld;

    • b. een afschrift van de akte van benoeming;

    • c. afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 4 Het beroepschrift bevat:

    • a. een opgave van de naam, de voornamen en het adres van de appellant en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure;

    • b. een zo volledig mogelijke aanduiding van de naam en het adres van de tegenpartij;

    • c. een mededeling van de vordering en de gronden waarop deze berust.

  • 5 Het beroepschrift moet worden ingediend bij de voorzitter van de commissie binnen 6 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursbesluit waartegen het beroep wordt ingesteld, aan appellant is verzonden.

  • 6 Indien het beroepschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede en derde lid van dit artikel, wijst de voorzitter de appellant op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit binnen 2 weken een hersteld beroepschrift in te zenden.

Artikel 244. Voorlopige behandeling van het beroepschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien het geschil kennelijk bij een andere commissie moet worden aangebracht, deelt de voorzitter dit onverwijld bij aangetekende brief aan de appellant mee. Over andere gevallen van onbevoegdheid beslist de commissie.

  • 2 Indien het beroepschrift na de daarvoor gestelde termijn is ingediend, laat de commissie niet-ontvankelijk verklaring op die grond achterwege, indien de appellant aantoont dat hij de voorziening in beroep heeft gevraagd zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.

  • 3 Tenzij de behandeling in het eerste en tweede lid er toe leidt het beroepschrift niet in behandeling te nemen, zendt de voorzitter onmiddellijk na ontvangst van het beroepschrift of hersteld beroepschrift een exemplaar daarvan, vergezeld van de in artikel 243, derde lid, genoemde afschriften, aan het betrokken instellingsbestuur.

Artikel 245. Verweerschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Binnen twee weken na ontvangst van het door de voorzitter van de commissie toegezonden beroepschrift en de daarbij behorende afschriften doet het instellingsbestuur de voorzitter een verweerschrift in drievoud toekomen. Bij elk exemplaar voegt het instellingsbestuur afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken. De voorzitter kan op tijdig verzoek van het instellingsbestuur de termijn voor verweer in uitzonderlijke gevallen verlengen tot een door hem te bepalen datum.

  • 2 Na ontvangst van het verweerschrift zendt de voorzitter onverwijld een exemplaar daarvan, vergezeld van de daarbij behorende afschriften, aan de appellant.

Artikel 246. Vaststelling van de zittingsdag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De voorzitter bepaalt de dag en het uur waarop de zaak zal worden behandeld.

  • 2 Die dag zal niet later mogen worden gesteld dan zes weken na ontvangst van het beroepschrift of het hersteld beroepschrift, tenzij de betrokkene zulks verzoekt wegens niet tijdige ontvangst. Overschrijding van deze termijn wordt alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan en dient te worden gemotiveerd.

  • 3 De voorzitter geeft binnen twee weken na ontvangst van het beroepschrift of van het hersteld beroepschrift aan beide partijen per aangetekende brief kennis van de plaats, de dag en het uur, waarop de zaak zal worden behandeld. Overschrijding van deze termijn is slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan en dient te worden gemotiveerd.

Artikel 247. Schriftelijke behandeling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Met eenstemmig goedvinden van de commissie en partijen kan de behandeling van het geschil ook schriftelijk geschieden.

Artikel 248. Wraking of verschoning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de aanvang van de behandeling van de zaak op de zitting kan op verzoek van een partij een lid van de commissie worden gewraakt:

    • a. indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

    • b. indien hij aan de appellant, dan wel aan een van de leden van het bij de zaak betrokken instellingsbestuur in bloed- of aanverwantschap bestaat tot in de vierde graad ingesloten;

    • c. indien hij een advies in de zaak heeft gegeven of met een van de partijen een bespreking erover heeft gevoerd;

    • d. indien er een hoge graad van vijandschap of vriendschap bestaat tussen hem en een van de partijen;

    • e. indien hij binnen een tijdvak van vijf jaren, voorafgaande aan de datum van ontvangst van het beroepschrift door de voorzitter, lid is geweest van het instellingsbestuur of in dienst van het bestuur is geweest;

    • f. in andere gevallen waarin daartoe een ernstige reden aanwezig is.

  • 2 In dezelfde gevallen kan een lid van de commissie zich verschonen.

  • 3 Over de wraking of de verschoning wordt zo spoedig mogelijk beslist door de overige leden der commissie.

  • 4 Bij staking van stemmen wordt de wraking geacht te zijn toegewezen.

Artikel 249. Horen van getuigen en deskundigen door de commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien de commissie zulks ter beslissing van de zaak nodig acht, kan zij al dan niet op grond van een daartoe strekkend verzoek van een partij getuigen en deskundigen ter zitting horen. Indien zij van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet de voorzitter hiervan vooraf mededeling aan partijen.

Artikel 250. De zitting

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De zittingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2 Indien een partij daarom verzoekt, vindt de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaats.

  • 3 In het belang van de openbare orde of zedelijkheid of om gewichtige in het proces-verbaal van de zitting te vermelden redenen, kan de commissie bepalen, dat de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren zal plaatshebben.

  • 4 Tijdens de zitting wordt aan partijen de gelegenheid gegeven:

    • a. haar belangen voor te dragen of te doen voordragen;

    • b. getuigen en deskundigen te doen horen;

    • c. kennis te nemen van alle op het geschil betrekking hebbende stukken, waarvan, voor zover mogelijk, ten minste 1 week voor de zitting aan partijen inzage wordt gegeven.

Artikel 251. Beslissingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Binnen 2 weken na de laatste zitting waarop de zaak is behandeld, beslist de commissie op het beroepschrift.

  • 2 Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan 16 weken na de indiening van het beroepschrift of het hersteld beroepschrift. Overschrijding van deze termijn is slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan en wordt in de beslissing gemotiveerd.

  • 3 De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk genomen in een voltallige vergadering. Het is de leden van de commissie niet toegestaan de gevoelens die tijdens deze vergadering over het geschil zijn geuit, te openbaren.

  • 4 Een beslissing is slechts van kracht, indien genomen door ten minste 3 leden die de zaak hebben behandeld, waaronder de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter, met dien verstande dat van de leden of plaatsvervangende leden, gekozen door de besturen en door het personeel, een gelijk getal van beide zijden aan de beslissing zal deelnemen en dat bij ongelijk getal het jongste lid in leeftijd van de zijde die het sterkst is vertegenwoordigd, zich van de stemming zal onthouden. De overige leden onthouden zich niet van stemmen, noch stemmen zij blanco.

  • 5 De beslissing wordt met redenen omkleed en door de voorzitter binnen 2 weken, nadat zij is genomen, bij aangetekend schrijven aan de partij toegezonden.

  • 6 De voorzitter zendt een afschrift van de beslissing naar Onze Minister.

  • 7 Het instellingsbestuur onderwerpt zich aan de uitspraak van de commissie.

Artikel 252. Kosten van de commissie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De kosten van de commissie komen ten laste van de bij haar aangesloten instellingsbesturen.

Hoofdstuk 4. Georganiseerd overleg bij instellingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 253. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel 254. De organen van georganiseerd overleg

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Ten behoeve van de van één bevoegd gezag uitgaande gezamenlijke instellingen die behoren tot eenzelfde categorie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, is er een orgaan van georganiseerd overleg.

  • 2 Bevoegde gezagsorganen kunnen besluiten dat over bepaalde zaken die meer dan één orgaan van georganiseerd overleg aan eenzelfde categorie van instellingen aangaan, overleg wordt gevoerd in een overkoepelend overlegorgaan.

  • 3 Indien over een bepaalde zaak overleg is gevoerd in een overkoepelend overlegorgaan kan hierover geen overleg meer worden gevoerd in de desbetreffende afzonderlijke organen.

  • 4 Een bevoegd gezag kan in overleg met het orgaan, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van het eerste lid besluiten dat het overleg over alle zaken die een of een aantal instellingen als bedoeld in het eerste lid aangaan, wordt gevoerd in deelorganen.

  • 5 Bevoegde gezagsorganen kunnen in afwijking van het eerste lid besluiten dat in plaats van een overlegorgaan bij elk bevoegd gezag het overleg over alle zaken wordt gevoerd in een overkoepelend overlegorgaan. Dit overkoepelend overleg kan verschillende categorieën van instellingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, betreffen.

  • 6 Bevoegde gezagsorganen kunnen in afwijking van het tweede lid besluiten dat over de zaken, genoemd in artikel 257, eerste lid, in een overkoepelend overlegorgaan overleg wordt gevoerd dat verschillende categorieën van instellingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, kan betreffen.

Artikel 255. Samenstelling van de overlegorganen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In een overlegorgaan als bedoeld in artikel 254, eerste lid, wordt het personeel vertegenwoordigd door vertegenwoordigers van de tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales.

  • 2 Overlegorganen als bedoeld in artikel 254, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, bestaan uit vertegenwoordigers van de tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales en uit vertegenwoordigers aangewezen door de desbetreffende bevoegde gezagsorganen.

Artikel 256. Competentie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 In een overlegorgaan wordt overleg gevoerd over aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de instelling of de instellingen met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het personeelsbeleid bij de instelling of de instellingen zal worden gevoerd alsmede over een reglement voor het overleg.

  • 2 Het eerste lid blijft buiten toepassing ten aanzien van aangelegenheden waarover overleg is gevoerd met de Sectorcommissie Onderwijspersoneel of de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid alsmede ten aanzien van aangelegenheden waarin het bevoegd gezag toepassing geeft aan een ter zake van die aangelegenheid overeengekomen regeling tussen de tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales en de vereniging van instellingsbesturen waarbij het bevoegd gezag is aangesloten.

  • 3 Het bevoegd gezag dan wel de bevoegde gezagsorganen en de vertegenwoordigers van het personeel in het overlegorgaan kunnen gezamenlijk besluiten dat het overleg over de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden, voor zover dit betrekking heeft op een of meer door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen, wordt gevoerd met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad, bedoeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 van de desbetreffende instelling of instellingen. Artikel 258, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing. Het bevoegd gezag en de vertegenwoordigers van het personeel bepalen daarbij onder welke voorwaarden dat overleg wordt gevoerd.

Artikel 257. Overleg over arbeidsvoorwaardelijke gevolgen onderwijsachterstandenplan of plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 Het overleg, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op een zodanig tijdstip dat een in een overlegorgaan vertegenwoordigd bevoegd gezag in staat is de uitkomsten daarvan onderdeel te maken van het op overeenstemming gericht overleg dat het voert met de betrokken gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van een plan of het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a of b.

Artikel 258. Werkwijze overlegorgaan

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Over zaken die behoren tot de competentie van het overlegorgaan, wordt overleg gevoerd dat is gericht op het bereiken van overeenstemming. Indien zulks bij wet of bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van een onderwerp is bepaald, neemt het bevoegd gezag uitsluitend een besluit indien daarover overeenstemming is bereikt. Het bevoegd gezag dan wel de door de bevoegde gezagsorganen aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en de vertegenwoordigers van de tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales als bedoeld in artikel 255 anderzijds bepalen voor alle overlegorganen in onderling overleg wat wordt verstaan onder overeenstemming. Zolang zulks niet is bepaald, wordt in het desbetreffende overlegorgaan onder overeenstemming verstaan het geval waarin het bevoegd gezag dan wel de door de bevoegde gezagsorganen aangewezen vertegenwoordigers enerzijds en de vertegenwoordigers in dat overlegorgaan van alle tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid toegelaten centrales anderzijds instemmen met de uitkomst van het overleg, over een bepaald onderwerp.

Artikel 259. Hernieuwd overleg

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Indien één of meer personeelsvertegenwoordigers over een zaak, die behoort tot de competentie van het overlegorgaan, tot het oordeel komen dat het overleg daarover niet tot een uitkomst zal leiden die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, kunnen zij dat oordeel binnen drie dagen nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis brengen van de overige deelnemers aan het overleg.

  • 2 Binnen vijf dagen na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, schrijft de voorzitter van het orgaan een overlegvergadering uit. De vergadering wordt gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 3 In het overlegorgaan wordt dan alsnog bezien of een uitkomst van het overleg mogelijk is, die de instemming van alle deelnemers aan het overleg heeft.

Artikel 260. Geschillenregeling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Elk der personeelsvertegenwoordigers is bevoegd binnen vijf dagen nadat in de overlegvergadering, bedoeld in artikel 259, tweede lid, is geconstateerd dat geen overeenstemming als bedoeld in artikel 258 kan worden bereikt over een door of namens het bevoegd gezag aan het overleg voorgelegd beleidsvoornemen, het geschil voor te leggen aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 38 van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 38 van de Wet op de expertisecentra, waarbij de instelling is aangesloten. De desbetreffende personeelsvertegenwoordiger stelt het bevoegd gezag onverwijld in kennis van het voorleggen van een geschil als bedoeld in de vorige volzin. Indien alle personeelsvertegenwoordigers tijdens het overleg, bedoeld in artikel 258, hebben verklaard af te zien van hernieuwd overleg als aangegeven in artikel 259, kan de in de eerste volzin aangegeven bevoegdheid door elk der personeelsvertegenwoordigers worden uitgeoefend binnen vijf dagen nadat in het in artikel 258 bedoelde overleg is geconstateerd dat een overeenstemming kan worden bereikt.

  • 2 De commissie doet uitspraak binnen 30 dagen nadat het geschil aan haar is voorgelegd.

Artikel 261. Afwijking in verband met eigen aard van de bijzondere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, die aan de bijzondere instelling ten grondslag ligt, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag toestaan dat een overlegorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van het bevoegd gezag of de bevoegde gezagsorganen en de vertegenwoordigers van de naar het oordeel van het bevoegd gezag in aanmerking komende personeelsorganisaties. Onze Minister kan bij het verlenen van toestemming nadere voorzieningen treffen voor de toepassing van dit hoofdstuk.

  • 2 Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek aan dat dit wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van het personeel van de instelling.

  • 3 Onze Minister trekt de toestemming in indien het verzoek niet langer wordt ondersteund door twee derden van het personeel van de instelling.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen, wijziging van andere besluiten, slotbepalingen en citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Algemeen overgangsrecht salarissen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 262. Aanspraak op bezoldiging overeenkomstig vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Zolang het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene nog niet wordt vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend indien en voor zover het bij zijn functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt. Hem wordt vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend, voor het eerst op 1 augustus van het schooljaar volgende op het schooljaar waarin hij, behoudens het vijfde lid, volgens het maximumsalaris dat bij zijn functie behoort, wordt bezoldigd. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt toegekend volgens de reeks bedragen, genoemd in bijlage 1C, onder A, kolom 2, tot het voor hem vastgestelde uitzicht genoemd in kolom 1 is bereikt.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste en tweede lid wordt voor de betrokkene:

    • a. voor wie een uitzicht is vastgesteld dat hoger is dan het bedrag dat in bijlage 1C, onder B , bij de voor hem geldende maximumschaal is vermeld en

    • b. wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar werd vastgesteld op het een na hoogste bedrag van zijn maximumschaal indien dat schaal 12 of schaal 13 is, bij de toekenning van een periodieke verhoging het salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag dat is vermeld in bijlage 1C, onder A, kolom 2.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Aanspraak op bezoldiging overeenkomstig vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie op grond van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 dan wel het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, een uitzicht is vastgesteld op een salaris dat hoger is dan het maximumsalaris behorende bij de functie waarin hij is benoemd, heeft tot ten hoogste het voor hem vastgestelde uitzicht aanspraak op bezoldiging.

2 Zolang het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene nog niet wordt vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende salarisschaal, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend indien en voor zover het bij zijn functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt. Hem wordt vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend, voor het eerst op 1 augustus van het schooljaar volgende op het schooljaar waarin hij, behoudens het vijfde lid, volgens het maximumsalaris dat bij zijn functie behoort, wordt bezoldigd. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt toegekend volgens de reeks bedragen, genoemd in bijlage 1B, tot het voor hem vastgestelde uitzicht genoemd in kolom 1 is bereikt.

Artikel 262a. Overgangsregeling inschaling 65-jarigen per 1-8-2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Voor de betrokkene die op of na 1 augustus 2000 wordt benoemd en voor wie vóór die datum een salaris is vastgesteld op grond van artikel 100, zoals dat luidde op 31 juli 2000, wordt laatstbedoeld salaris voor de toepassing van de artikelen 89 tot en met 93 buiten beschouwing gelaten.

Artikel 263. Overgangsrecht toeslag begininkomens

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 90 wordt ten aanzien van de betrokkene:

    het in de vorige onderwijsfunctie genoten salaris verhoogd met de onder c bedoelde toeslag.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het salaris en de toeslag begininkomens behorende bij een normbetrekking.

  • 3 Indien het in het eerste lid bepaalde bedrag niet voorkomt in het vanaf 1 augustus 1997 geldende carrièrepatroon behorende bij de op 31 juli 1997 vervulde onderwijsfunctie respectievelijk de vorige onderwijsfunctie, bedoeld in artikel 90, wordt de uitkomst van het eerste lid bepaald op het naasthogere bedrag in dat carrièrepatroon.

  • 4 Van 1 augustus 1997 tot 1 augustus 1998 is artikel V-P12 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat artikel op 1 augustus 1997 luidde, niet van toepassing op de betrokkene voor wie ingevolge artikel 263 het salaris in de vorige onderwijsfunctie wordt vastgesteld overeenkomstig een van de tabellen, opgenomen in bijlage 1H.

Artikel 264. Vaststelling salaris bij herindiensttreding in het primair onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de toepassing van artikel 90 wordt het salaris dat de betrokkene, bedoeld in het tweede lid onder a dan wel b, genoot in de vorige onderwijsfunctie vastgesteld overeenkomstig een van de tabellen, opgenomen in bijlage 1H.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het salaris behorende bij een normbetrekking.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing op de salarisvaststelling in het schooljaar 1997–1998 van een betrokkene die in het schooljaar 1996–1997 als leraar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in het primair onderwijs.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij herindiensttreding in het primair onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de toepassing van artikel 90 wordt het salaris dat de betrokkene, bedoeld in het tweede lid onder a dan wel b, genoot in de vorige onderwijsfunctie vastgesteld overeenkomstig een van de tabellen, opgenomen in bijlage 1D.

2 Het eerste lid is van toepassing op een betrokkene die:

  • a. de vorige onderwijsfunctie vervulde aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2°, in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1, die functie eindigde voor de datum zoals die in de inleiding van bijlage 1D staat vermeld, en van wie benoeming plaatsvindt op of na die datum aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2° in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, dan wel,

  • b. de vorige onderwijsfunctie vervulde aan een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1 onderdeel d, subonderdelen d4, d5 onder a, d6, d10, d13, d14, d15, d17 of d18, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat artikel luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdelen b, b1 en b2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die functie eindigde voor 1 augustus 1996, en van wie benoeming plaatsvindt op of na 1 augustus 1997 aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2° in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1.

3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het salaris behorende bij een normbetrekking.

Titel 2. Overgangsrecht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemene bepalingen overgangsrecht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 265. Vermindering fictieve extra taakomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene bij het bevoegd gezag waar hem extra taakomvang is toegekend, toeneemt dan wel indien de totale betrekkingsomvang in al zijn betrekkingen tezamen toeneemt, wordt de hem ingevolge het eerste lid toegekende extra taakomvang verminderd met eenzelfde hoeveelheid als waarmee zijn betrekkingsomvang is toegenomen, echter tot ten hoogste de omvang van die extra taakomvang. De eerste volzin geldt niet ten aanzien van een toename in verband met vervangingswerkzaamheden.

  • 3 Indien formatieruimte in de functie adjunct-directeur ontstaat, wordt die ruimte toegedeeld aan de adjunct-directeur aan wie extra taakomvang is toegekend in deze functie voor de omvang van die taakomvang, met dien verstande dat de totale omvang van de betrekking niet mag uitgaan boven de omvang van een normbetrekking.

  • 4 De bezoldiging voor de extra taakomvang, bedoeld in het eerste lid, van de betrokkene wiens betrekkingsomvang wegens vervangingswerkzaamheden is toegenomen, wordt verminderd met de bezoldiging die voortvloeit uit de vervangingswerkzaamheden voor zolang hij die bezoldiging geniet en voor zover die werkzaamheden de betrekkingsomvang zoals daags voor de aanvang van de vervangingswerkzaamheden vermeld in zijn akte van benoeming – indien hij aan instellingen van verschillende bevoegde gezagsorganen is benoemd: akten van benoeming – bedoeld in artikel 8, te boven gaan, onverminderd artikel 119.

  • 5 De aan een betrokkene toegekende fictieve extra taakomvang blijft buiten beschouwing bij de toepassing van artikel 112.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

§ 2. Overgangsrecht directies basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 266. Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Artikel 267. Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft de adjunct-directeur die op 31 juli 1985 in dienst was als hoofd van een lagere school als bedoeld in artikel A1, tweede lid, onder d, van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985, aanspraak behouden op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1 van laatstgenoemd besluit, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft bij het basisonderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 3 Het eerste en tweede lid laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende, bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 275 van toepassing.

  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en tweede lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

2 In afwijking van het eerste lid blijft de adjunct-directeur die op 31 juli 1985 in dienst was als hoofd van een lagere school als bedoeld in artikel A1, tweede lid, onder d, van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985, aanspraak behouden op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1 van laatstgenoemd besluit, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft bij het basisonderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

3 Het eerste en tweede lid laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende, bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 275 van toepassing.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en tweede lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

§ 3. Overgangsrecht directies speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 268. Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de directeur van een speciale school voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

  • 2 In afwijking van het eerste lid vervalt voor de directeur de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop de direc teur niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 3 De directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de directeur van een speciale school voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

2 In afwijking van het eerste lid vervalt voor de directeur de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop de direc teur niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Artikel 269. Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de adjunct-directeur van een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

  • 4 Het bepaalde in de voorgaande leden laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 276 van toepassing.

  • 5 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de adjunct-directeur van een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

2 In afwijking van het eerste lid vervalt voor de adjunct-directeur de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop de adjunct-directeur niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair oderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De adjunct-directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als adjunct-directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als adjunct-directeur of directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

4 Het bepaalde in de voorgaande leden laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 276 van toepassing.

5 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

§ 4. Overgangsrecht directies speciale scholen voor basisonderwijs en afdelingen van speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 270. Normfuncties directies speciale scholen voor basisonderwijs en daaraan verbonden afdelingen in het schooljaar 1998–1999, normfunctie adjunct-directeur afdelingen met ingang van schooljaar 1999–2000 en vaststelling Y van speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In het schooljaar 1998–1999 wordt de maximumschaal die geldt voor de normfuncties directeur en adjunct-directeur aan een speciale school voor basisonderwijs, onderscheidenlijk de normfunctie adjunct-directeur aan een afdeling van een speciale school voor basisonderwijs, vastgesteld met toepassing van hoofdstuk I-Q, paragraaf 3, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat op 31 juli 1998 luidde.

  • 2 Indien de speciale school voor basisonderwijs is ontstaan uit een scholengemeenschap voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen, wordt het eerste lid ten aanzien van de adjunct-directeur of adjunct-directeuren van de school afzonderlijk toegepast voor de beide delen van de voormalige scholengemeenschap, met inachtneming van de gescheiden formatieberekening zoals geldend op 31 juli 1998.

  • 4 Bij de vaststelling van de factor y, bedoeld in artikel 130, onder e, voor een speciale school voor basisonderwijs, blijven de leerlingen van een afdeling van die school buiten beschouwing.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 271. Wijziging maximumschaal en behoud vastgesteld salarisuitzicht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs gedurende de schooljaren 1997–1998 en 1998–1999 was benoemd in dezelfde functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q van het Rechtspositiebesl uit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, waarbij dezelfde maximumschaal hoorde, behoudt met ingang van het schooljaar 1999–2000 aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat hoort bij de functie met die maximumschaal zolang hij in de desbetreffende functie, dan wel in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1, aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft. Onder maximumschaal in dit lid wordt de maximumschaal verstaan die volgens het Formatiebesluit ISOVSO 1992 beschikbaar was voor de desbetreffende functie.

  • 2 De betrokkene die werkzaam is aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht indien hij werkzaam blijft aan genoemde school nadat de afdeling ervan is omgevormd tot of samengevoegd met een school voor voortgezet onderwijs. De aanspraak blijft voorts behouden indien de betrokkene uit hoofde van zijn bestuursaanstelling werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag.

  • 4 De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 van hoofdstuk 1, en voor wie een salarisgarantie geldt uit hoofde van een samenvoeging van scholen, behoudt die garantie bij een herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Deze garantie geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. De garantie blijft behouden indien de betrokkene in aansluiting op deze functie een andere functie in het onderwijs aanvaardt, waarvan het salarisniveau hoger is dan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid, en wel voor de duur van de benoeming in die andere functie. Indien de benoeming in deze andere functie in tijdelijke dienst geschiedt, blijft de garantie behouden als in aansluiting op deze benoeming een benoeming plaatsvindt in een functie in het onderwijs, waarvan het salarisniveau tenminste gelijk is aan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Onder onderwijs als bedoeld in dit lid wordt verstaan: het onderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, onderscheidenlijk het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 5 De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 van hoofdstuk 1 bij het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen of een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen en voor wie een aanspraak of garantie geldt als bedoeld in het derde of vierde lid, behoudt die aanspraak, onderscheidenlijk die garantie indien genoemde school of afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het derde lid, tweede en derde volzin, en het vierde lid, tweede tot en met vijfde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Titel 3. Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemene bepalingen overgangsrecht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 272. Vermindering fictieve extra taakomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hem extra taakomvang is toegekend, toeneemt dan wel indien de totale betrekkingsomvang in al zijn betrekkingen tezamen toeneemt, wordt de hem ingevolge het eerste lid toegekende extra taakomvang verminderd met eenzelfde hoeveelheid als waarmee zijn betrekkingsomvang is toegenomen, echter tot ten hoogste de omvang van die extra taakomvang. De eerste volzin geldt niet ten aanzien van een toename in verband met vervangingswerkzaamheden.

  • 3 Indien formatieruimte in de functie van leraar ontstaat, wordt die ruimte toegedeeld aan de leraar aan wie extra taakomvang is toegekend in deze functie voor de omvang van die taakomvang, met dien verstande dat de totale omvang van de betrekking niet mag uitgaan boven de omvang van een normbetrekking.

  • 4 De bezoldiging voor de extra taakomvang, bedoeld in het eerste lid, van de betrokkene wiens betrekkingsomvang wegens vervangingswerkzaamheden is toegenomen, wordt verminderd met de bezoldiging die voortvloeit uit de vervangingswerkzaamheden voor zolang hij die bezoldiging geniet en voor zover die werkzaamheden de betrekkingsomvang zoals daags voor de aanvang van de vervangingswerkzaamheden vermeld in zijn akte van benoeming – indien hij aan instellingen van verschillende bevoegde gezagsorganen is benoemd: akten van benoeming – bedoeld in artikel 8, te boven gaan, onverminderd artikel 119.

  • 5 De aan een betrokkene toegekende fictieve extra taakomvang blijft buiten beschouwing bij de toepassing van artikel 112.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 273. Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 en die op 1 januari 2000 in diezelfde functie blijft benoemd, heeft onverminderd artikel 152 , eerste lid, en met inachtneming van het voor hem geldende carrièrepatroon met ingang van 1 januari 2000 aanspraak op een salarisbedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat hij op 31 december 1999 genoot indien:

    • a. hij op 31 december 1999 op grond van artikel 155, eerste lid, voor het tweede of derde achtereenvolgende schooljaar werd bezoldigd naar het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende aanloopschaal;

    • b. hij op 31 december 1999 op grond van artikel 155, tweede lid, voor het tweede achtereenvolgende schooljaar werd bezoldigd naar het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal of

    • c. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar een bedrag van de bij zijn functie behorende maximumschaal anders dan het maximumsalaris.

  • 2 De betrokkene, bedoeld in het eerste lid, aanhef, heeft met ingang van 1 januari 2000 aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal, indien:

    • a. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal, bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 of

    • b. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar een salaris overeenkomstig het voor hem op grond van artikel 275, 276 of 277 vastgestelde uitzicht dan wel op die datum werd bezoldigd op grond van artikel 262, tweede lid, tweede volzin en derde volzin.

  • 3 De betrokkene die op grond van het eerste lid aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in het eerste lid, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onder deel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

  • 4 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van het eerste lid, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2000 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152 , eerste lid, en in de functie, bedoeld in het eerste lid, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

  • 5 De betrokkene die op grond van het tweede, het derde of het vierde lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

  • 6 De toelage, bedoeld in het tweede, het derde, het vierde en het vijfde lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2003.

Aanspraak uitlooptoeslag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, zoals dat op 31 juli 2003 luidde, op 1 augustus 2003 aanspraak maakt op een toelage zoals vermeld in bijlage 2, onderdeel 4, blijft deze aanspraak behouden zolang hij benoemd blijft in de functie waarop die toelage is gebaseerd.

2 De betrokkene die op grond van het eerste lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 augustus 2003 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met hetzelfde maximumsalaris als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel ingevolge het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

3 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 4, bedoelde maandbedrag, rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normomvang heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2001 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en in de functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende salarisschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

3 De betrokkene die op grond van het eerste of tweede lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

4 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die op grond van het eerste aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 februari 2003 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

3 De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 8, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die op grond van het eerste lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 augustus 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

3 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 4, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 8, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, overeenkomstig de bij de functie behorende salarisschaal.

2 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van dit artikel,het eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2001 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en in de functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende salarisschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

3 De betrokkene die op grond van het eerste of tweede lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde salarisschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

4 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 4, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Artikel 274. Aanspraak hogere vaststelling salaris en aanspraak toelage bij benoeming op of na 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Van de betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 en die op 31 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 of 14 van hoofdstuk 1, wordt ten behoeve van de vaststelling van het salaris in de nieuwe functie, het in die vorige onderwijsfunctie genoten salaris onverminderd artikel 152, eerste lid, en met inachtneming van het toen voor hem geldende carrièrepatroon, vastgesteld op een salarisbedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat hij op 31 december 1999 genoot indien is voldaan aan een van de voorwaarden, bedoeld in artikel 151, eerste lid, onder a, b en c . De eerste volzin is niet van toepassing op de betrokkene die wordt benoemd in een functie als benoemd in artikel 91, tweede lid.

  • 2 Op de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, aanhef, die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, is artikel 273, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Op de betrokkene die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, en wiens salaris op grond van het eerste lid hoger werd vastgesteld en die voorts in diezelfde functie benoemd blijft, is artikel 273, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Op de betrokkene die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, en wiens salaris niet hoger werd vastgesteld op grond van het eerste lid, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2000 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en die voorts in diezelfde functie benoemd blijft, is artikel 273, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De betrokkene die op grond van het tweede, het derde of het vierde lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd gedurende welke een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

  • 6 De toelage, bedoeld in het tweede, het derde, het vierde en het vijfde lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag, rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Dit onderdeel vervalt.

§ 2. Overgangsrecht leraren basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 275. Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 v an het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

3 Ten aanzien van de leraar die op 1 augustus 1985 in het genot is van een ontslaguitkering en voor wie met toepassing van artikel C5 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Het vierde lid vervalt.

§ 3. Overgangsrecht leraren aan scholen als bedoeld in de WPO en de WEC.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 276. Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan schaal 10.

  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een salarisschaal die ten minste gelijk is aan salarisschaal LB.

2 Zonodig in afwijking van het eerste lid vervalt voor de betrokkene de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop hij niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De betrokkene voor wie als leraar een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid , van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met salarisschaal LB aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie in het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

5 Ten aanzien van de betrokkene die op 1 augustus 1985 in het genot is van een ontslaguitkering en voor wie als leraar met toepassing van artikel C5 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een salarisschaal die ten minste gelijk is aan salarisschaal LB.

3 De betrokkene voor wie als leraar een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid , van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met salarisschaal LB aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie in het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Het zesde lid vervalt.

§ 4. Overgangsrecht leraren speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 277. Behoud van vastgesteld uitzicht leraren speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die werkzaam is in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht indien hij werkzaam blijft aan genoemde school nadat de afdeling ervan is omgevormd tot of samengevoegd met een school voor voortgezet onderwijs. De aanspraak blijft voorts behouden indien de betrokkene uit hoofde van zijn benoeming werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag.

  • 3 De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een salarisgarantie geldt uit hoofde van een samenvoeging van scholen, behoudt die garantie bij een herplaatsing als bedoeld in het tweede lid. Deze garantie geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. De garantie blijft behouden indien de betrokkene in aansluiting op deze functie een andere functie in het onderwijs aanvaardt, waarvan het salarisniveau hoger is dan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het tweede lid, en wel voor de duur van de benoeming in die andere functie. Indien de benoeming in deze andere functie in tijdelijke dienst geschiedt, blijft de garantie behouden als in aansluiting op deze benoeming een benoeming plaatsvindt in een functie in het onderwijs, waarvan het salarisniveau tenminste gelijk is aan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het tweede lid. Onder onderwijs als bedoeld in dit lid wordt verstaan: het onderwijs aan een school of instelling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, onderscheidenlijk het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 4 De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen of een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen van een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een aanspraak of garantie geldt als bedoeld in het tweede of derde lid, behoudt die aanspraak of garantie indien genoemde afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het tweede lid, tweede en derde volzin, en het derde lid, tweede tot en met vijfde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

Titel 4. Overgangsrecht formatie en salariëring onderwijsondersteunend en beheerspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 278. Behoud overgangsrecht 30 april 1987

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die op 30 april 1987 en op 1 mei 1987 aan een instelling is verbonden en die op grond van overgangsrecht, zoals dat op grond van hoofdstuk V-T van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel op 30 april 1987 luidde, uitzicht had op een salarisbedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal, behoudt dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht, bedoeld in het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 279. Salarisaanspraak per 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 De betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 14 van hoofdstuk 1 en die op 1 januari 2000 in diezelfde functie blijft benoemd, heeft met ingang van 1 januari 2000 aanspraak op een salaris bij het op hem van toepassing zijnde salarisnummer als bedoeld in bijlage S13 zoals deze gold op die datum indien hij op 31 december 1999 voldeed aan een van de volgende voorwaarden:

    • a. hij werd voor het tweede, derde of vierde achtereenvolgende jaar bezoldigd naar het bij zijn functie behorende maximumsalaris in schaal 1, 2, 3, 4 of 5, of

    • b. hij werd bezoldigd naar een bedrag vermeld achter een salarisnummer beginnend met de letter U.

  • 2 Van de betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 14 van hoofdstuk 1 en die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk 14 van titel 1 of in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, wordt ten behoeve van de vaststelling van het salaris in de nieuwe functie het in die vorige onderwijsfunctie genoten salaris vastgesteld zoals het zou zijn vastgesteld op grond van het eerste lid, indien op 31 december 1999 is voldaan aan een van de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onder a en b. De eerste volzin is niet van toepassing op de betrokkene die wordt benoemd in een functie als bedoeld in artikel 91, tweede lid.

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 280. Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

2 Zolang de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet het bij zijn functie behorende maximumsalaris heeft bereikt, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de eerstvolgende salarisschaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

§ 3. Scholen als bedoeld in de WPO en de WEC.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 281. Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

2 Zolang de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet het bij zijn functie behorende maximumsalaris heeft bereikt, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de eerstvolgende salarisschaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

§ 4. Speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 282. Speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 2 De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 14 van hoofdstuk 1 ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen van een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een aanspraak geldt als bedoeld in het eerste lid, behoudt die aanspraak indien genoemde afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Titel 5. Wijziging van andere besluiten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 283. Wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijspersoneel.]

Artikel 284. Wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw.]

Artikel 285. Wijziging van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel.]

Artikel 286. Wijziging van het Besluit trekkende bevolking WPO

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit trekkende bevolking WPO.]

Artikel 287. Wijziging van het Besluit van 8 oktober 1991, houdende vaststelling van regeling betaling IZK bij onderwijsinstellingen (gewijzigde betaalmaanden Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982) (Stb. 514)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit van 8 oktober 1991, houdende vaststelling van regeling betaling IZK bij onderwijsinstellingen (gewijzigde betaalmaanden Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982) (Stb. 514).]

Artikel 288. Wijziging van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.]

Artikel 289. Wijziging van het Formatiebesluit W.V.O.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Formatiebesluit W.V.O..]

Artikel 290. Wijziging van het Formatiebesluit WEC

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Formatiebesluit WEC.]

Artikel 291. Wijziging van het Formatiebesluit WPO

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Formatiebesluit WPO.]

Artikel 292. Wijziging van het Overlegbesluit onderwijspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Overlegbesluit onderwijspersoneel.]

Artikel 293. Wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit 1989

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Verplaatsingskostenbesluit 1989.]

Artikel 294. Wijziging van het Besluit van 16 december 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Stb. 715)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit van 16 december 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Stb. 715).]

Titel 6. Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 295. Intrekking Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel wordt ingetrokken, met dien verstande dat het met de regelingen die op dat besluit berustten, van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor het gelding had, voor zover daarin geen wijziging zal worden aangebracht via het Rechtspositiebesluit WPO/WEC.

Artikel 295a. Rechtskracht artikelen Rechtspositiebesluit WPO/WEC voor de periode voorafgaand aan hun inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De artikelen 101 en 107 zijn van toepassing op het tijdvak vanaf 1 januari 2000.

  • 2 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, eerste lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkenen uitkeringen verstrekken, verstrekkingen doen, vergoedingen toekennen, geschenken geven en zaken ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder h, j, l, n, q tot en met w, en artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die artikelen luidden in het kalenderjaar 2000. Onverminderd de eerste volzin, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene zaken verstrekken of ter beschikking stellen voor zover de waarde ervan is bepaald in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 13, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel luidde in het kalenderjaar 2000.

  • 3 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, tweede lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene toekennen vergoedingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder u, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde in het kalenderjaar 2000, voor het totaal aantal uren dat de betrokkene meer gewerkt heeft of voor het deel waarvoor de betrokkene afziet van een of meer aanspraken als bedoeld in het vijfde lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 231, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Rechtskracht artikelen Rechtspositiebesluit WPO/WEC voor de periode voorafgaand aan hun inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De artikelen 101 en 107 zijn van toepassing op het tijdvak vanaf 1 januari 2000 en artikel 106 is van toepassing op het tijdvak vanaf 1 augustus 2001.

2 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, eerste lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkenen uitkeringen verstrekken, verstrekkingen doen, vergoedingen toekennen, geschenken geven en zaken ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder h, j, l, n, q tot en met w, en artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die artikelen luidden in het kalenderjaar 2000. Onverminderd de eerste volzin, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene zaken verstrekken of ter beschikking stellen voor zover de waarde ervan is bepaald in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 13, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel luidde in het kalenderjaar 2000.

3 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, tweede lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene toekennen vergoedingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder u, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde in het kalenderjaar 2000, voor het totaal aantal uren dat de betrokkene meer gewerkt heeft of voor het deel waarvoor de betrokkene afziet van een of meer aanspraken als bedoeld in het vijfde lid.

4 Ten aanzien van het kalenderjaar 2001 worden de verwijzingen naar de Wet op de loonbelasting 1964 in artikel 107, eerste lid, van dit besluit aangevuld met artikel 11, eerste lid, onder r en s, en artikel 31, tweede lid, onder g, zoals die wetsartikelen luidden in het kalenderjaar 2001.

5 Ten aanzien van het kalenderjaar 2002 worden de verwijzingen naar de Wet op de loonbelasting 1964 in artikel 107, eerste lid, van dit besluit aangevuld met artikel 11, eerste lid, onder r, en artikel 31, tweede lid, onder g, zoals die wetsartikelen luidden in het kalenderjaar 2002.

Artikel 296. Overgangsbepaling en inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 297. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit WPO/WEC.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 mei 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de zeventiende juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage 1A. Salarisschalen met salarisnummers en maandbedragen behorende bij een normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Schaal 1

bedrag

Schaal 2

bedrag

Schaal 3

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

1252,89

0

1279,21

0

1305,98

1

1305,98

1

1333,66

1

1333,66

2

1358,16

2

1384,03

2

1384,03

3

1384,03

3

1442,11

3

1442,11

   

4

1479,78

4

1523,34

u4

1412,62

   

5

1575,98

u5

1442,11

u5

1523,34

6

1626,80

u7

1479,78

u6

1575,98

   
   

u8

1626,80

u7

1675,81

       

u8

1724,82

       

u10

1771,10

Schaal 4

bedrag

Schaal 5

bedrag

Schaal 6

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

1333,66

0

1384,03

0

1479,78

1

1358,16

1

1442,11

1

1523,34

2

1412,62

2

1523,34

2

1626,80

3

1479,78

3

1626,80

3

1724,82

4

1575,98

4

1675,81

4

1771,10

5

1626,80

5

1724,82

5

1818,30

6

1675,81

6

1771,10

6

1864,58

7

1724,82

7

1818,30

7

1909,96

   

8

1864,58

8

1958,52

u8

1771,10

   

9

2006,16

u9

1818,30

u9

1909,96

10

2051,99

u11

1864,58

u10

1958,52

   

Schaal 7

bedrag

Schaal 8

bedrag

Schaal 9

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

1675,81

0

1909,96

0

2101,46

1

1724,82

1

2006,16

1

2204,01

2

1818,30

2

2101,46

2

2317,91

3

1909,96

3

2204,01

3

2416,38

4

1958,52

4

2263,46

4

2515,30

5

2006,16

5

2317,91

5

2609,24

6

2051,99

6

2365,10

6

2701,81

7

2101,46

7

2416,38

7

2804,36

8

2151,83

8

2469,02

8

2895,57

9

2204,01

9

2515,30

   

10

2263,46

10

2560,23

   

Schaal 10

bedrag

Schaal 11

bedrag

Schaal 12

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

2006,16

0

2701,81

0

3282,65

1

2101,46

1

2804,36

1

3379,76

2

2204,01

2

2895,57

2

3475,05

3

2317,91

3

2986,78

3

3570,80

4

2416,38

4

3078,44

4

3662,91

5

2515,30

5

3180,55

5

3760,02

6

2609,24

6

3282,65

6

3855,77

7

2701,81

7

3379,76

7

3947,89

8

2804,36

8

3475,05

8

4043,64

9

2895,57

9

3570,80

9

4163,43

10

2986,78

10

3662,91

10

4221,97

11

3078,44

11

3712,38

   

12

3180,55

       

Schaal 13

bedrag

Schaal 14

bedrag

Schaal 15

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

3760,02

0

3947,89

0

4282,32

1

3855,77

1

4043,64

1

4402,12

2

3947,89

2

4163,43

2

4522,37

3

4043,64

3

4282,32

3

4641,72

4

4163,43

4

4402,12

4

4767,87

5

4282,32

5

4522,37

5

4898,10

6

4402,12

6

4641,72

6

5031,52

7

4522,37

7

4767,87

7

5191,70

8

4579,55

8

4898,10

8

5357,00

   

9

5031,52

9

5527,95

Schaal 16

bedrag

Schaal 17

bedrag

Schaal 18

bedrag

sal nr.

 

sal nr.

 

sal nr.

 

0

4641,72

0

5031,52

0

5527,95

1

4767,87

1

5191,70

1

5704,02

2

4898,10

2

5357,00

2

5885,98

3

5031,52

3

5527,95

3

6073,85

4

5191,70

4

5704,02

4

6268,07

5

5357,33

5

5885,98

5

6468,18

6

5527,95

6

6073,85

6

6674,65

7

5704,02

7

6268,07

7

6887,93

8

5885,98

8

6468,18

8

7108,01

9

6073,85

9

6674,65

9

7335,36

Bijlage 1B. Maandsalarissen voor jeugdigen met salarisnummers behorende bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 94 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Schaal 1

bedrag

Schaal 2

bedrag

Schaal 3

bedrag

Schaal 4

bedrag

Schaal 5

bedrag

leeftijd

 

leeftijd

 

leeftijd

 

leeftijd

 

leeftijd

 

J15

626,67

J15

639,83

J16

626,67

J16

639,83

J16

652,99

J17

626,67

J17

639,83

J17

652,99

J17

667,06

J17

692,01

J18

751,91

J18

767,34

J18

783,68

J18

800,01

J18

830,42

Schaal 6

bedrag

Schaal 7

bedrag

Schaal 8

bedrag

Schaal 9

bedrag

leeftijd

 

leeftijd

 

leeftijd

 

leeftijd

 

J19

877,16

J19

895,31

J19

914,37

J19

933,43

J20

1002,40

J20

1023,27

J20

1044,60

J20

1066,84

J21

1127,64

J21

1151,24

J21

1175,29

J21

1200,25

Bijlage 1C. Maximumsalarisbedragen per maand bij een normbetrekking, bedoeld in de titels 1, 2 en 3 van dit besluit respectievelijk de titel Algemeen overgangsrecht salarissen, de titel Overgangsrecht directies en de titel Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

A. 15-jaarsuitzicht

kolom 1

sal. nr.

kolom 2

 

schaal

 

bedrag

 

10

10

2986,78

 

10

11

3078,44

 

10

12

3180,55

 

11

6

3282,65

 

11

7

3379,76

 

11

8

3475,05

 

11

9

3570,80

 

11

10

3662,91

 

12

3

3760,02

 

12

4

3855,77

 

12

5

3947,89

 

12

6

4043,64

 

12

7

4163,43

 

13

5

4282,32

 

13

6

4402,12

 

13

7

4522,37

 

14

6

4639,90

 

14

7

4760,15

 

14

8

4887,67

 

15

6

5025,16

 

15

7

5159,48

 

15

8

5294,71

 

16

6

5453,98

 

16

7

5610,99

 

16

8

5769,36

 

17

6

5928,64

 

17

7

6087,01

 

17

8

6245,83

 

18

6

6439,14

 

18

7

6630,64

 

18

8

6822,59

B. gegarandeerde schaal

schaal

 

bedrag

 

11

 

3712,38

 

12

 

4221,97

 

13

 

4579,55

 

14

 

5031,52

 

15

 

5527,95

 

16

 

6073,85

 

17

 

6674,65

 

18

 

7335,36

Bijlage 1D. Begintrajecten met salarisbedragen bij normbetrekking per maand voor de salarisvaststelling van functies als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

nr.

schaal 9

nr.

schaal 10

nr.

schaal 11

3

2006,16

2

2081,49

2

2093,74

4

2040,20

3

2115,52

3

2184,04

5

2074,68

4

2164,08

4

2295,67

6

2108,26

5

2198,11

5

2370,09

7

2142,30

6

2253,02

6

2392,33

8

2178,15

7

2288,87

7

2487,62

9

2198,11

8

2320,63

8

2523,47

10

2216,26

9

2356,48

9

2590,18

11

2235,32

10

2395,05

10

2659,15

12

2260,73

11

2416,38

11

2751,72

13

2283,88

12

2471,74

12

2842,03

14

2309,29

13

2494,43

13

2917,81

15

2331,07

14

2517,12

14

3009,02

16

2355,12

15

2540,26

   

17

2392,33

16

2560,23

   

Bijlage 1F. Bevattende aanlooptraject voor functies in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Nummer

Maandsalaris

 

1

1180,40

Minimumloon

2

1216,58

 

Bijlage 1G. Maandsalaris voor de salarisvaststelling van de functie leraar in opleiding (LIO)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de leraar in opleiding die is benoemd of aangesteld aan een:

– basisschool bedraagt bij een normbetrekking 1003,18 euro;

– speciale school voor basisonderwijs, aan een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel aan een school of instelling voor speciaal en voortgezet onderwijs, bedraagt bij een normbetrekking 1040,75 euro.

Bijlage 1H. Tabellen waarmee het laatstgenoten salaris wordt vastgesteld voor betrokkenen die voor 1-1-00 voor het laatst in het primair onderwijs werkzaam zijn geweest. Zie voor meer informatie publicatie PO/PJ-15 363 (Salarisvaststelling herintreders) van 29 mei 1998, gepubliceerd in Gele katern van Uitleg nr. 15

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Schaal 9

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1

2

 

3

4

werkzaam voor 1-8-85

Carrièrepatroon in de periode 1-8-85 tot 1-8-91

Carrièrepatroon in de periode 1-8-91 tot 1-1-00

Positie laatstgenoten salaris in vanaf 1-1-00 geldende carrièrepatroon (horizontale omzetting)

1479,78

6.0

   

3

1523,34

6.1

 

1

3

1626,80

6.2

 

2

3

1724,82

6.3

 

3

4

1771,10

6.4

 

4

5

1818,30

6.5

7.2

5

6

1864,58

6.6

 

6

7

1909,96

6.7

7.3

7.3

8

1958,52

6.8

7.4

7.4

9

2006,16

6.9

7.5

7.5

10

2051,99

6.10

7.6

7.6

11

2101,46

 

7.7

7.7

12

2151,83

 

7.8

7.8

13

2204,01

 

7.9

7.9

14

2263,46

 

7.10

7.10

15

2317,91

 

8.5

8.5

16

2365,10

 

8.6

8.6

17

2416,38

 

8.7

8.7

8.7

2469,02

 

8.8

8.8

8.8

2515,30

 

8.9

8.9

8.9

2560,23

 

8.10

8.10

8.10

2560,23

 

8.10

8.10

8.10

2560,23

 

8.10

8.10

8.10

2609,24

 

9.5

9.5

9.5

2701,81

 

9.6

9.6

9.6

2804,36

 

9.7

9.7

9.7

2895,57

 

9.8

9.8

9.8

Schaal 10

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1

2

 

3

4

werkzaam voor 1-8-85

Carrièrepatroon in de periode 1-8-85 tot 1-8-91

Carrièrepatroon in de periode 1-8-91 tot 1-1-00

Positie laatstgenoten salaris in vanaf 1-1-00 geldende carrièrepatroon (horizontale omzetting)

1675,81

7.0

   

2

1724,82

7.1

 

1

2

1818,30

7.2

 

2

3

1909,96

7.3

 

3

4

1958,52

7.4

 

4

5

2006,16

7.5

8.1

5

6

2051,99

7.6

 

6

7

2101,46

7.7

8.2

8.2

8

2151,83

7.8

   

8

2204,01

7.9

8.3

8.3

9

2263,46

7.10

8.4

8.4

10

2317,91

 

8.5

8.5

11

2365,10

 

8.6

8.6

12

2416,38

 

8.7

8.7

13

2469,02

 

8.8

8.8

14

2515,30

 

8.9

8.9

15

2560,23

 

8.10

8.10

16

2609,24

 

9.5

9.5

9.5

2701,81

 

9.6

9.6

9.6

2804,36

 

9.7

9.7

9.7

2895,57

 

9.8

9.8

9.8

2895,57

 

9.8

9.8

9.8

2895,57

 

9.8

9.8

9.8

2986,78

 

10.10

10.10

10.10

3078,44

 

10.11

10.11

10.11

3180,55

 

10.12

10.12

10.12

Schaal 11

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1

2

 

3

4

werkzaam voor 1-8-85

Carrièrepatroon in de periode 1-8-85 tot 1-8-91

Carrièrepatroon in de periode 1-8-91 tot 1-1-00

Positie laatstgenoten salaris in vanaf 1-1-00 geldende carrièrepatroon (horizontale omzetting)

1909,96

8.0

 

1

2

2006,16

8.1

 

2

3

2101,46

8.2

 

3

4

2204,01

8.3

 

4

5

2263,46

8.4

 

5

6

2317,91

8.5

9.2

9.2

7

2365,10

8.6

   

7

2416,38

8.7

9.3

9.3

8

2469,02

8.8

   

9

2515,30

8.9

9.4

9.4

9

2560,23

8.10

   

9

2609,24

 

9.5

9.5

10

2701,81

 

9.6

9.6

11

2804,36

 

9.7

9.7

12

2895,57

 

9.8

9.8

13

2986,78

 

10.10

10.10

14

3078,44

 

10.11

10.11

10.11

3180,55

 

10.12

10.12

10.12

3180,55

 

10.12

10.12

10.12

3180,55

 

10.12

10.12

10.12

3282,65

 

11.6

11.6

11.6

3379,76

 

11.7

11.7

11.7

3475,05

 

11.8

11.8

11.8

3570,80

 

11.9

11.9

11.9

3662,91

 

11.10

11.10

11.10

3712,38

 

11.11

11.11

11.11

Bijlage 2. Toelagen en kortingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Onderdeel 1: Minimumloon per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 98 van dit besluit.

bij de leeftijd van

bedrag

23 jaar of ouder

1180,40

22 jaar

1003,30

21 jaar

885,70

20 jaar

735,90

19 jaar

619,70

18 jaar

537,00

17 jaar

466,20

16 jaar

407,20

15 jaar

354,10

Onderdeel 2: Minimum vakantie-uitkering per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 75, derde lid, van dit besluit.

Minimum VU

Bedrag per

Bij de leeftijd van

maand

22 jaar of ouder

124,24

21 jaar

111,82

20 jaar

99,39

19 jaar

86,97

18 jaar

74,54

17 jaar

62,12

16 jaar

62,12

15 jaar

62,12

Onderdeel 3: E.H.B.O-toelage, bedoeld in artikel 115 van dit besluit: 8,26 euro per maand.

Onderdeel 4: Toelagen schoolleiding basisscholen, bedoeld in artikel 140, eerste lid, van dit besluit

 

Maximumschaal

Toelage per maand

Directeur

10

120,25

 

11

48,10

Adjunct-directeur

9

48,10

 

10

48,10

Onderdeel 5: toelage, bedoeld in artikel 140, tweede en derde lid, van dit besluit 96,20 euro per maand, met uitzondering van de toelage voor de adjunct directeur met een maximumschaal 9 (y ≥ 200 leerlingen) waarvoor de toelage gerekend vanaf 1 januari 2001 rekeninghoudend met loonpeil 1 maart 2001 98,47 euro per maand bedraagt.

Onderdeel 6: Uitlooptoeslag per maand bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 273 van dit besluit.

Maximumschaal

Toelage

schaal 9

25,87

schaal 10

22,69

schaal 11

41,29

schaal 12

20,42

Bijlage 3. Bevattende bedragen met betrekking tot de tegemoetkoming in de verhuiskosten en enkele andere bedragen zoals aangegeven in titel 7 van hoofdstuk 1 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1.

Artikel 55, eerste lid, onder a,

 
 

kosten transport

1972,13

2.

Artikel 55, eerste lid, onder b,

 
 

andere kosten voortvloeiende uit de verhuizing

 
 

1 woon/slaapvertrek 6% (minimaal 910,00)

 
 

2 woon/slaapvertrekken 9% (minimaal 1365,00)

 
 

3 of meer woon/slaapvertrekken 12% (minimaal 1820,00) van de berekeningsbasis (bruto jaarsalaris en vakantie-uitkering) met een maximum van 5460,00.

 

3.

Artikel 62, eerste lid,

 
 

maximale reiskostenvergoeding per schooljaar

2097,83

4.

Artikel 63, tweede lid,

 
 

maximale tegemoetkoming in pensionkosten per maand

333,98

Bijlage 4. Overzicht tegemoetkoming reiskosten per maand, bedoeld in de artikelen 59, tweede lid, en 62, tweede lid, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Afstand tussen

               

Woonplaats en gebouw in aantal zones

Aantal reisdagen per week

 
 

1

 

2

 

3

 

4 of meer

 
 

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

1e jaar

volgjaar

3

2,10

2,10

4,71

4,71

6,81

6,81

6,81

6,81

4

6,28

6,28

12,57

12,57

18,86

18,86

20,43

20,43

5

9,43

9,43

19,38

19,38

28,81

28,81

33,00

33,00

6

13,62

9,43

27,24

19,38

40,86

28,81

47,67

33,00

7

17,81

9,43

35,10

19,38

52,91

28,81

62,86

33,00

8

21,48

9,43

42,95

19,38

64,43

28,81

77,52

33,00

9

25,14

9,43

49,76

19,38

74,91

28,81

90,10

33,00

10

28,81

9,43

57,62

19,38

86,95

28,81

105,29

33,00

11

34,57

9,43

69,14

19,38

103,72

28,81

126,24

33,00

12

34,57

9,43

69,14

19,38

103,72

28,81

126,24

33,00

13

41,38

9,43

82,76

19,38

124,15

28,81

151,91

33,00

14

41,38

9,43

82,76

19,38

124,15

28,81

151,91

33,00

15

48,71

9,43

97,43

19,38

146,14

28,81

179,14

33,00

16

48,71

9,43

97,43

19,38

146,14

28,81

179,14

33,00

17

55,52

9,43

111,05

19,38

166,57

28,81

204,81

33,00

18

55,52

9,43

111,05

19,38

166,57

28,81

204,81

33,00

19

62,86

9,43

125,72

19,38

188,57

28,81

232,58

33,00

20

62,86

9,43

125,72

19,38

188,57

28,81

232,58

33,00

21

69,67

9,43

139,33

19,38

209,00

28,81

245,67

33,00

22

69,67

9,43

139,33

19,38

209,00

28,81

245,67

33,00

23

75,43

9,43

150,86

19,38

226,29

28,81

245,67

33,00

24

75,43

9,43

150,86

19,38

226,29

28,81

245,67

33,00

25

82,24

9,43

164,48

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

26

82,24

9,43

164,48

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

27

89,05

9,43

178,10

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

28

89,05

9,43

178,10

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

29

94,81

9,43

189,62

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

30

94,81

9,43

189,62

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

31

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

32

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

33

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

34

102,67

9,43

205,34

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

35

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

36

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

37

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

38

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

39

111,57

9,43

223,15

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

40

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

41

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

42

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

43

118,38

9,43

236,76

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

44

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

45

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

46

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

47

125,19

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

48

130,95

9,43

245,67

19,38

245,67

28,81

245,67

33,00

of meer

Richtlijnen bedoeld in artikel 59, derde lid, van dit besluit.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien binnen 1 betrekking:

1. in een maand per week niet hetzelfde aantal dagen wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw, wordt voor het aantal reisdagen per week uitgegaan van het gemiddelde aantal dagen waarop in die maand per week is gereisd. Het gemiddeld aantal reisdagen per week is het aantal reisdagen per maand x 3/13. Het aldus gevonden gemiddelde wordt rekenkundig afgerond op gehele dagen;

2. in een maand gemiddeld minder dan één keer per week wordt gereisd tussen de woning en hetzelfde gebouw bedraagt de tegemoetkoming in reiskosten per dag waarop naar dit gebouw moet worden gereisd, het bedrag als aangegeven bij 1 reisdag, gedeeld door 4,33, onverminderd het bepaalde in artikel 59;

3. door betrokkene niet op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerdere gebouwen die zijn gelegen binnen hetzelfde zonegebied, wordt het aantal reisdagen per week bepaald op de som van de reisdagen per week naar deze gebouwen;

4. door betrokkene op één en dezelfde dag wordt gereisd naar meerdere gebouwen die zijn gelegen binnen hetzelfde zonegebied, wordt de in artikel 59, eerste lid, bedoelde tegemoetkoming, in afwijking van het gestelde in het tweede lid, vastgesteld op de helft van het bedrag dat op grond van het bepaalde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen de woning van de betrokkene en het eerste gebouw waar door betrokkene op deze dag moet worden gewerkt, vermeerderd met de helft van het bedrag dat overeenkomstig het gestelde in het tweede lid zou hebben gegolden voor de reisafstand tussen het laatste gebouw waar door betrokkene op die dag is gewerkt en zijn woning. De som van het aantal reisdagen mag niet meer bedragen dan 4. Aan de betrokkene die voor de reizen die op bedoelde dag zijn gemaakt, wordt in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming een tegemoetkoming in die kosten verleend welke gelijk is aan het bedrag van de noodzakelijk te maken reiskosten tussen deze gebouwen;

5. het niet mogelijk is het (totaal) aantal zones vast te stellen van de reisafstand (enkele reis) tussen de woning en een gebouw en/of het gebouw niet is gelegen in een zonegebied, dient over het traject dat niet is gelegen in een zonegebied het aantal zones te worden vastgesteld door de reisafstand in kilometers (enkele reis) over dit traject te delen door vier en de uitkomst rekenkundig af te ronden. Het aldus berekende aantal zones over bedoeld traject dient, voor zover van toepassing, te worden opgeteld bij het aantal zones behorend bij de resterende reisafstand tussen de woning en het gebouw waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht.

Bijlage 5. Percentages wegens genot van verstrekkingen aangevuld met maximum inhoudingsbedragen, bedoeld in artikel 99 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

   

max. inhouding

per maand

a.

woning

12%

 

b.

verwarming van de woning

2,4%

44,00

c.

energie

0,9%

16,24

d.

elektrische energie; anders dan voor

   
 

verwarming van de woning en voor

   
 

kookdoeleinden

0,9%

13,62

e.

leidingwater

0,4%

10,48

f.

inwoning

8%

161,86

g.

kost

12%

173,38

h.

vermindering van het bedrag dat voor kost

   
 

verschuldigd zou zijn, bedoeld in het vierde lid: per dag

4,06

 

Bijlage 12-1. bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfuncties directie basisonderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R1 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar basisonderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 10 tot en met 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 133.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 9 tot en met 11 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 135.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfuncties directie basisonderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R1 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar basisonderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de directeur één van de salarisschalen DA tot en met DC + uitloop van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 133.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de salarisschalen AA tot en met AC van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 135.

Bijlage 12-2. bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfuncties directie speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid aan de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R2 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar speciaal en voortgezet onderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR:

– leidt de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

– is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 11 of 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 145.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 10 of 11 van toepassing, als is aangegeven in artikel 146.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfuncties directie speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid aan de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R2 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar speciaal en voortgezet onderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR:

– leidt de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

– is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de directeur één van de salarisschalen DB of DC van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 145.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de salarisschalen AB of AC van toepassing, als is aangegeven in artikel 146.

Bijlage 13-1. bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfunctie leraar basisonderwijs

De functie van leraar omvat:

  • a. het geven van onderwijs alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan;

  • b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

    • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3. het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4. het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Voor een leraar aan een basisschool geldt maximumschaal 9 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder a.

Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt maximumschaal 10 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder b.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfunctie leraar basisonderwijs

De functie van leraar omvat:

  • a. het geven van onderwijs alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan;

  • b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

    • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3. het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4. het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Voor een leraar aan een basisschool geldt salarisschaal LA als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder a.

Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt salarisschaal LB als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder b.

Bijlage 13-2. bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfunctie leraar speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (schaal 10)

De functie van leraar omvat:

  • a. het geven van onderwijs waaronder het geven van ambulante begeleiding, bedoeld in artikel 1 van het Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517) alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden;

  • b. algemene werkzaamheden die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals

    • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3. het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4. het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Bijlage 14-1. bij titel 14 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Normfuncties, taakkarakteristieken, benoemingsvereisten en maximumschalen bij scholen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als aangegeven in paragraaf 3 van titel 14 van hoofdstuk 1.

1. Normfuncties met bijbehorende functietypering en maximumschaal, als aangegeven in artikel 185

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Normfunctie

Taakkarakteristiek

Maximumschaal

1. a Administratief Medewerker verricht:

a. type-werkzaamheden en overige administratieve werkzaamheden;

3

 

b. financieel administratieve werkzaamheden;

 
 

c. werkzaamheden ten behoeve van de leerlingenadministratie.

 

1. b Administratief Medewerker verricht:

a. bovengenoemde werkzaamheden;

4

 

b. bovendien worden die werkzaamheden uitgebreid met: – secretariaatswerkzaamheden en/of – eenvoudige financieel/cijfermatige administratieve taken en/of – taken die een specifieke kennis vereisen i.v.m. de soort (v)so-school.

 

2. Psychologische Assistent

Verricht werkzaamheden met betrekking tot het afnemen van psychologische testen en verzorgt de administratieve (type)verwerking van de gegevens.

4

3. Conciërge

Verricht huishoudelijke diensten, kleine onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan gebouwen, terreinen en inventaris.

3

4. Technisch-assistent

Verricht onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de praktijklessen.

5

5a. Klassenassistent

Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein

3

5b. Klassenassistent

Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein, alsmede eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken

4

5c. Onderwijs-assistent

a. het ondersteunen van de leraar in de onderbouw op zijn aanwijzingen bij het verrichten van eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken;

4

 

b. het begeleiden van leerlingen bij verwerving van vaardigheden;

 
 

c. het leveren van een praktische organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement;

 
 

d. het verrichten van overige werkzaamheden die verband houden met de functie.

 

6. Instructeur mobiliteit

Verricht werkzaamheden die er op gericht zijn om de blinde leerling zich zo volwaardig en zelfstandig mogelijk te leren bewegen zowel in de school- als in de thuissituatie, als in het maatschappelijk verkeer.

7

7. Speltherapeut/creatief therapeut

Stelt aan de hand van de hulpvraag, die voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is verkregen door bestudering van de gegevens van de commissie van onderzoek, behandelingsplannen op met als doel veranderingsprocessen en/of ontwikkelingsprocessen in het gedrag en/of emotie op gang te brengen.

7

8. Ergotherapeut

Verricht werkzaamheden die tot doel hebben de Leerling in staat te stellen optimaal te functioneren in school-, leef- en woonomstandigheden.

8

9. Fysiotherapeut

Stelt een therapeutisch plan op ten behoeve van verbeteren c.q. handhaven van het motorisch functioneren van de leerlingen, verricht de op de specifieke handicap gerichte therapieën.

8

10. Logopedist/akoepedist

Stelt aan de hand van de hulpvraag en voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs door bestudering van de gegevens van de commissie van onderzoek een therapeutisch plan op en voert het plan uit.

8

11. Maatschappelijk deskundige

Maakt indien het een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft deel uit van de commissie van onderzoek en verricht werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing in de school. Verricht tevens werkzaamheden die gericht zijn op het onderzoeken van en het oplossen van problemen met betrekking tot sociale relaties van het kind thuis, in de school en in het maatschappelijk verkeer in het algemeen.

8

12. Orthopedagoog/psycholoog

Maakt indien het een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft deel uit van de commissie van onderzoek. Verricht tevens werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerlingen in de school en in die niveaugroep die de leerlingen de meest optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

11

13. Audioloog

Verricht, vanuit de specifieke deskundigheid (onder andere het interpreteren van de meetresultaten), werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerling in de school en in die niveaugroep die de leerling een optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

11

14. Medisch specialist

Verricht vanuit de medische optiek werkzaamheden die gericht zijn op een verantwoorde plaatsing van de leerling in de school en in die niveaugroep die de leerlingen een optimale kans biedt met betrekking tot de te leveren schoolprestaties en het zich kunnen bewegen in het toekomstig maatschappelijk verkeer.

13

15. Technicus

Verricht onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan apparatuur en hulpmiddelen

4

2. Benoemingsvereisten als bedoeld in artikel 185

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Normfunctie

Benoemingsvereisten

Ergotherapeut

De bevoegdheid tot het voeren van de titel van ergotherapeut.

Fysiotherapeut

Inschrijving in het overeenkomstig artikel 3, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ingestelde register van fysiotherapeuten.

Logopedist/akoepedist

De bevoegdheid tot het voeren van de titel van logopedist.

Maatschappelijk deskundige

H.b.o.-opleiding maatschappelijk werk of een door Onze minister aangewezen diploma.

Orthopedagoog

Academisch gevormd met specialisatie in de Orthopedagogische richting.

Psycholoog

Academisch gevormd met specialisatie jeugd- en Kinderpsychologische richting.

Speltherapeut/Creatief therapeut

Relevante opleiding op h.b.o.-niveau.