In het Gele Katern nummer 19 van 4 september 2002 heb ik informatie verstrekt over
de voorgenomen indiening van een wetsvoorstel waarin de termijn voor de instandhouding
van basisscholen die niet meer aan de geldende opheffingsnorm voldoen, wordt verruimd
van twee jaar naar drie jaar.
Inmiddels kan ik berichten dat het ingediende wetsvoorstel door de Tweede en de Eerste
Kamer der Staten-Generaal is aangenomen en de wet in het Staatsblad is gepubliceerd
(Stb. 2003, 226).
Dit betekent dat onder meer artikel 153, van de Wet op het primair onderwijs als volgt wordt gewijzigd:
In het eerste lid, eerste volzin, wordt ”gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en derde schooljaar
van 3 achtereenvolgende schooljaren” vervangen door ”gedurende 3 achtereenvolgende
schooljaren”.
Ook artikel 158, eerste lid, eerste volzin van de wet wordt in die zin gewijzigd dat er alleen nog maar sprake is van de beëindiging van
de bekostiging dan wel de opheffing van een nevenvestiging als de nevenvestiging gedurende
drie achtereenvolgende schooljaren op de teldatum 1 oktober niet heeft voldaan of
geacht wordt niet te hebben voldaan aan een van de voorwaarden genoemd onder a tot en met e van dat artikel.
Anders dan in de bovengenoemde publicatie is vermeld is ook de regeling dat de aanspraak
op bekostiging wordt beëindigd, respectievelijk een school moet worden opgeheven,
als de school in het eerste en derde schooljaar van drie achtereenvolgende schooljaren
niet aan de opheffingsnorm heeft voldaan, bij de voorliggende wetswijziging komen
te vervallen. Een en ander geldt uiteraard ook voor de nevenvestigingen in het basisonderwijs.
Met ingang van het schooljaar 2003 - 2004 zal voor de eerste maal worden uitgegaan
van de gewijzigde wettelijke bepalingen.
Dit betekent in de uitvoering het volgende. Voor 1 januari aanstaande zal er aan de
schoolbesturen die basisscholen onder hun bestuur hebben en daarvoor in aanmerking
komen, schriftelijk mededeling worden gedaan van het feit dat de betreffende basisschool
gedurende drie achtereenvolgende schooljaren wordt bezocht door minder dan het wettelijk
vereiste aantal leerlingen. Een en ander wordt, in dit geval, beoordeeld aan de hand
van het aantal leerlingen op de school op 1 oktober 2001, 1 oktober 2002 en 1 oktober
2003. Alleen als het aantal leerlingen op alle drie de data minder bedraagt dan wettelijk
vereist, zal het bestuur van die school een mededeling hieromtrent ontvangen.
Uiteraard wordt bij het aantal leerlingen rekening gehouden met het opslagpercentage
van 3%, zoals bedoeld in artikel 152 van de wet en wordt het aantal leerlingen getoetst aan de opheffingsnorm, die geldt voor het
jaar waarin de vergelijking van norm en aantal leerlingen plaatsvindt.
In dit kader wijs ik u er nog op dat er voor alle (delen van) gemeenten in Nederland nieuwe stichtings- en opheffingsnormen zijn
gepubliceerd, die ingaan op 1 augustus 2003. Zie hiervoor het Gele Katern nummer 24
van 30 oktober 2002.
Hoewel daartoe geen wettelijke verplichting bestaat geldt voor nevenvestigingen overigens
ook dat het bevoegd gezag daarvan door mij jaarlijks voor 1 januari wordt aangeschreven,
ongeacht het aantal leerlingen aan de nevenvestiging.