Tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-10-2004 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 09-10-2004 t/m 31-12-2004

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 oktober 2004, nr. DJB-BOS 2520154, houdende regels met betrekking tot het verlenen van uitkeringen ten behoeve van de uitvoering van BOS-projecten (Tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 10 van de Welzijnswet 1994 en artikel 3, tweede lid, van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. BOS-project: een in samenwerking tussen buurt, onderwijs en sport gecreëerd arrangement gericht op het verkleinen van achterstanden in een projectgebied;

    • b. arrangement: samenhangend geheel van activiteiten, aansluitend bij de leefwereld en leefsituatie van jeugdigen, waarvan sport en bewegen in elk geval onderdeel uitmaakt;

    • c. projectgebied: een door de gemeente of samenwerkende gemeenten aangegeven aaneengesloten gebied;

    • d. achterstand: een bestaande achterstandssituatie van jeugdigen op het terrein van gezondheid, welzijn, onderwijs, opvoeding, sport of bewegen, of een achterstandssituatie in de buurt ontstaan door het gedrag van jeugdigen dat door de bewoners van een projectgebied als overlast wordt ervaren;

    • e. jeugdige: persoon in de leeftijd van 4 tot 19 jaar.

  • 2 Projectgebieden overlappen elkaar niet.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De minister kan aan een gemeente een meerjarige uitkering verstrekken ten behoeve van de uitvoering van een BOS-project dat van start gaat in het jaar 2005, 2006 of 2007, met dien verstande dat aan een gemeente niet meer dan één uitkering voor eenzelfde BOS-project kan worden verstrekt.

  • 2 Indien een BOS-project uitgaat van samenwerkende gemeenten, wijzen deze gemeenten één van hen aan als aanvrager van de uitkering.

  • 3 Aan of ten behoeve van een gemeente kan ten hoogste vijf maal een uitkering als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt.

  • 4 De uitkering voor een BOS-project wordt voor minimaal twee en ten hoogste vier jaar verleend.

  • 5 Een aanvraag voor een uitkering wordt gedaan door het indienen van een BOS-projectplan en de daarbij behorende begroting per projectgebied, met gebruikmaking van het format dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een BOS-project:

    • a. heeft een looptijd van tenminste twee jaar;

    • b. is onderdeel van geïntegreerd gemeentelijk beleid op de terreinen gezondheid, welzijn, onderwijs, sport en jeugd;

    • c. komt tot stand met en wordt uitgevoerd door lokale instellingen en organisaties op het gebied van buurt, onderwijs en sport;

    • d. bevat in ieder geval sport- of beweegactiviteiten.

  • 2 Een BOS-projectplan bevat:

    • a. een analyse van de achterstanden in het projectgebied;

    • b. een beschrijving van het arrangement en van de bijdrage die het arrangement zal leveren aan het verminderen van de achterstanden;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop het arrangement aansluit bij de leefwereld en leefsituatie van jeugdigen;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop het BOS-project wordt geëvalueerd, zowel gedurende als na afloop van het project.

  • 3 Een aanvraag wordt getoetst op:

    • a. de beoogde effecten en de begrote kosten;

    • b. de concreetheid en meetbaarheid van de te verwachten resultaten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij de verdeling van het beschikbare budget geeft de minister voorrang aan die aanvragen voor BOS-projecten in een projectgebied waarvoor nog niet eerder een uitkering, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is toegekend.

  • 2 Indien dit, ondanks de toepassing van het eerste lid, voor de verdeling van het beschikbare budget noodzakelijk is, geeft de minister bij de beoordeling van de aanvragen voorrang aan de BOS-projecten die in vergelijking met andere BOS-projecten meer zullen bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van deze regeling, waarbij in ieder geval de volgende criteria worden gehanteerd:

    • a. de mate van betrokkenheid van buurt-, onderwijs- en sportorganisaties bij de totstandkoming en de uitvoering van het BOS-project;

    • b. de duurzaamheid van de activiteiten die in het kader van het BOS-project worden gerealiseerd;

    • c. de mate waarin de verschillende terreinen waarop sprake is van een achterstand geïntegreerd zijn betrokken in de analyse en bij de aanpak van de achterstanden;

    • d. de mate van betrokkenheid van de bewoners van het projectgebied bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project;

    • e. de mate van participatie van jeugdigen bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project;

    • f. de mate van participatie van sportverenigingen bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project;

    • g. de mate van participatie van jeugdorganisaties bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project;

    • h. de mate van participatie van vrijwilligers bij het ontwikkelen en uitvoeren van het project;

    • i. de mate van concreetheid en meetbaarheid van de te verwachten resultaten;

    • j. de verhouding tussen de beoogde effecten en de begrote kosten.

  • 3 Indien dit, ondanks de toepassing van het tweede lid, voor de verdeling van het beschikbare budget noodzakelijk is, houdt de minister bij de beoordeling van de aanvragen rekening met:

    • a. een evenwichtige spreiding van BOS-projecten naar inwonerstal van gemeenten;

    • b. een evenwichtige spreiding van BOS-projecten over het land.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een aanvraag voor een uitkering voor een BOS-project dat na 1 maart 2005 start, wordt uiterlijk 15 december 2004 bij de minister ingediend.

  • 2 Een aanvraag voor een uitkering voor een BOS-project dat aanvangt in 2006 of 2007 wordt uiterlijk 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het BOS-project start bij de minister ingediend.

  • 3 De minister neemt een beslissing op de aanvraag binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 Indien de beslissing een verlening inhoudt, wordt het bedrag van de te verlenen uitkering vermeld.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De uitkering voor een BOS-project bedraagt 50% van de in de door de minister goedgekeurde begroting opgenomen kosten van de uitvoering van het project met een maximum van € 100.000 voor een project van twee jaar, € 150.000 voor een project van drie jaar en € 200.000 voor een project van vier jaar.

  • 2 De kosten van investeringen in accommodaties of materialen bedragen niet meer dan 10% van de begrote kosten van het project.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In een beschikking waarbij een meerjarige uitkering wordt verleend, wordt vermeld welk bedrag elk jaar van de betrokken periode als voorschot zal worden verstrekt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De gemeente doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van een uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De gemeente verstrekt de minister binnen dertien weken na afloop van ieder projectjaar waarover de uitkering is verleend, met uitzondering van het laatste projectjaar, een verslag. Dit verslag geeft inzicht in het verloop van het project en de behaalde resultaten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Binnen zes maanden na afloop van de periode waarvoor een uitkering is verstrekt, zendt de gemeente een schriftelijk verslag aan de minister over de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ten behoeve van de vaststelling van de uitkering gaat het verslag, bedoeld in artikel 10, vergezeld van een verklaring van het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, zijn uitgevoerd. De verklaring wordt ingericht overeenkomstig het format dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, en artikel 10, leggen de gemeenten, genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 4, uiterlijk 15 juli van het jaar na afloop van de periode waarvoor een uitkering is verstrekt, de verklaring van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in het eerste lid, en het verslag, bedoeld in artikel 10, over tezamen met de verantwoording over de andere daartoe in het kader van het grotestedenbeleid aangewezen uitkeringen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De gemeente verstrekt aan de door de minister aangewezen ambtenaren of andere personen op diens verzoek alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak. De bescheiden worden op één adres getoond en de inlichtingen, op verzoek, schriftelijk verstrekt. Indien de gemeente slechts kan voldoen aan deze verplichting door inbreuk te maken op het recht van enig persoon op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, verstrekt de gemeente de verlangde gegevens op zodanige wijze dat deze niet tot personen herleidbaar zijn.

  • 2 Ook anderszins wordt zoveel mogelijk medewerking verleend teneinde de door de minister aangewezen ambtenaren of andere personen in staat te stellen hun taak op een juiste wijze te vervullen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Binnen zes maanden na ontvangst van het verslag, bedoeld in artikel 10, en de verklaring van het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 11, eerste lid, geeft de minister een beschikking tot vaststelling van de uitkering. De artikelen 4:46, 4:49, 4:52, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2007, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de uitkeringen of voorschotten die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling buurt, onderwijs en sport.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

Bijlage 2. Begroting, behorende bij artikel 2, vijfde lid

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

A. Totaal begroting van het project1 (in €)

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Overeenkomstig de toelichting bij de regeling komen alleen directe kosten die samenhangen met activiteiten die een bijdrage leveren aan het verminderen van de door de gemeente vastgestelde achterstanden voor een uitkering in aanmerking.

Kosten BOS-project en gevraagde bijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

 

Totale kosten BOS-project

Totale bijdrage VWS aan BOS-project

Tweejarig project

   

Driejarig project

   

Vierjarig project

   

Tweejarig project2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

 

projectjaar 1

projectjaar 2

Kosten activiteit(en)

   

Personeelskosten

   

Organisatiekosten

   

Kosten accommodatie

   

Kosten materiaal

   

Overige kosten

   

Totale kosten

   

Bijdrage gemeente €

Bijdrage VWS €

Driejarig project3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

 

projectjaar 1

projectjaar 2

projectjaar 3

Kosten activiteit(en)

     

Personeelskosten

     

Organisatiekosten

     

Kosten accommodatie

     

Kosten materiaal

     

Overige kosten

     

Totale kosten

     

Bijdrage gemeente €

Bijdrage VWS €

Vierjarig project4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

 

projectjaar 1

projectjaar 2

projectjaar 3

projectjaar 4

Kosten activiteit(en)

       

Personeelskosten

       

Organisatiekosten

       

Kosten accommodatie

       

Kosten materiaal

       

Overige kosten

       

Totale kosten

       

Bijdrage gemeente €

Bijdrage VWS €

B. Begroting op arrangementenniveau

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Naast de samenvattende begroting van totale kosten dient tevens een begroting op arrangementniveau te worden aangeleverd. Deze detailbegroting dient helder aan te sluiten bij de arrangementen/activiteiten uit de BOS-projectaanvraag.

Bijlage 4. G-30 gemeenten, behorende bij artikel 11, tweede lid

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Tot de G-30 gemeenten behoren de volgende gemeenten:

Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, ’s-⁠Gravenhage, Deventer, Dordrecht. Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo (Overijssel), ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle.

  1. Bij iedere kostensoort dient het opgenomen bedrag te worden gespecificeerd. Dit met zoveel mogelijk gebruikmaking van p × q (prijs maal volume) onderbouwingen. Hiermee wordt bedoeld dat gemeenten bij bijvoorbeeld personeelskosten moeten aangeven om welke functies het gaat, de aantallen, de kosten en het totaalbedrag. ^ [1]
  2. Bij iedere kostensoort dient het opgenomen bedrag te worden gespecificeerd. Dit met zoveel mogelijk gebruikmaking van p × q (prijs maal volume) onderbouwingen. Hiermee wordt bedoeld dat gemeenten bij bijvoorbeeld personeelskosten moeten aangeven om welke functies het gaat, de aantallen, de kosten en het totaalbedrag. ^ [2]
  3. Bij iedere kostensoort dient het opgenomen bedrag te worden gespecificeerd. Dit met zoveel mogelijk gebruikmaking van p × q (prijs maal volume) onderbouwingen. Hiermee wordt bedoeld dat gemeenten bij bijvoorbeeld personeelskosten moeten aangeven om welke functies het gaat, de aantallen, de kosten en het totaalbedrag. ^ [3]
  4. Bij iedere kostensoort dient het opgenomen bedrag te worden gespecificeerd. Dit met zoveel mogelijk gebruikmaking van p × q (prijs maal volume) onderbouwingen. Hiermee wordt bedoeld dat gemeenten bij bijvoorbeeld personeelskosten moeten aangeven om welke functies het gaat, de aantallen, de kosten en het totaalbedrag. ^ [4]