Regeling G.O.- en vakbondsfaciliteiten

Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007 en zichtdatum 30-11-2024.
Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Regeling G.O.- en vakbondsfaciliteiten 2005

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap,

Gelet op:

Besluit

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1. de minister:

    de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap;

  • 2. school: een school voor:

  • 3. werkgeversorganisatie:

    • de VO-raad;

    • de Werkgeversvereniging Primair Onderwijs;

  • 4. SFSVO:

    de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs;

  • 5. [Red: vervallen;]

  • 6. de centrales:

    • de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP);

    • de Christelijke Centrale van Overheids-en Onderwijspersoneel (CCOOP);

    • de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF);

    • het Ambtenarencentrum (AC).

  • 7. personeelsorganisatie: een bij een centrale aangesloten vereniging van onderwijspersoneel;

  • 8. werknemersorganisatie: een organisatie van werknemers die overleg voert over de CAO in de desbetreffende sector.

Artikel 2. Doelomschrijving

  • 1 De minister stelt jaarlijks voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs een budget beschikbaar ten behoeve van de vergoeding van de kosten van de vervanging van degene die lang buitengewoon verlof geniet in verband met werkzaamheden voor het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden voor onderwijspersoneel van scholen of centrale diensten. Dit budget kan ook anderszins worden aangewend voor werkzaamheden ten behoeve van het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden voor het personeel van scholen of centrale diensten.

  • 2 Voor het primair onderwijs wordt het budget, bedoeld in het eerste lid, beschikbaar gesteld tot en met twee jaar na het moment van invoering van de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs.

  • 3 Voor het voortgezet onderwijs wordt het budget, bedoeld in het eerste lid, beschikbaar gesteld tot en met het kalenderjaar 2009.

Artikel 3. Omvang budget

  • 1 Het budget, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor het kalenderjaar 2007 € 7.663.226.

    De Minister stelt het budget, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor het kalenderjaar 2010 opnieuw vast. Deze budgetten worden jaarlijks geïndexeerd.

  • 2 Een besluit tot vaststelling van het budget voor het kalenderjaar 2010 wordt uiterlijk in de maand december van het kalenderjaar 2009 bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 4. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 5 verleende budgetten naar rato verlaagd tot het bedrag van het budget dat na de vaststelling van de begroting ter beschikking staat.

Artikel 5. Verdeling van het budget tot en met het kalenderjaar 2009

Het budget, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt tot en met het kalenderjaar 2009 als volgt naar sector verdeeld:

  • a. 63,73% is bestemd voor het primair onderwijs; en

  • b. 36,27% is bestemd voor het voortgezet onderwijs.

Artikel 6. Beschikbaarstelling van het budget

  • 1 Het budget voor het primair onderwijs wordt tot het moment van invoering van de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs beschikbaar gesteld aan de SFSVO. Vanaf het moment van de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs wordt het budget voor het primair onderwijs gedurende een overgangsperiode van twee jaar beschikbaar gesteld aan de Werkgeversvereniging Primair Onderwijs.

  • 2 Het budget voor het voortgezet onderwijs wordt in het kalenderjaar 2007 beschikbaar gesteld aan de SFSVO en in de kalenderjaren 2008 en 2009 aan de VO-raad.

  • 3 De middelen die de SFSVO ingevolge het eerste en tweede lid in beheer krijgt, worden verdeeld over de centrales. De centrales zetten de middelen in, dan wel verdelen het hun toekomende deel over de personeelsorganisaties, ter vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 4 De middelen die de werkgeversorganisaties ingevolge het eerste en tweede lid in beheer krijgen, worden direct en zonder nadere voorwaarden overgemaakt naar de werknemersorganisaties. De werkgeversorganisaties kunnen er daarbij voor kiezen om de middelen via de SFSVO aan de werknemersorganisaties over te maken, of zelf te verdelen over de werknemersorganisaties op basis van een daarvoor met de SFSVO overeen te komen verdeelmethode.

Artikel 7. Informatieverplichting

De SFSVO en de werkgeversorganisaties verstrekken de Minister informatie over de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor de budgetten op grond van deze regeling worden verleend.

Artikel 8. Financieel verslag

  • 1 Binnen zeven maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor het budget, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is toegekend, dienen de besturen van de SFSVO en van de werkgeversorganisaties bij de minister een financieel verslag in over dat kalenderjaar, bestaande uit de jaarrekening, het jaarverslag en overige financiële gegevens. De besturen van de SFSVO en van de werkgeversorganisaties maken daarbij gebruik van de door de centrales dan wel werknemersorganisaties aan hen overlegde jaarrekeningen, jaarverslagen en accountantsverklaringen.

  • 2 In het geval de werknemersorganisaties of centrales aan de werkgeversorganisaties geen jaarrekeningen, jaarverslagen en accountantsverklaringen overleggen, leggen de werkgeversorganisaties aan de minister financieel verantwoording af over het doorsluizen van de middelen aan de werknemersorganisaties onderscheidenlijk centrales in de reguliere jaarrekening of in een afzonderlijke financiële verantwoording, voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 9. Accountantsverklaring

  • 1 Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt in hoeverre het budget is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling.

  • 2 Voorzover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat het budget is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze regeling vordert de minister het desbetreffende bedrag terug.

Artikel 10. Betaling in gedeelten

  • 1 Het budget wordt in vier gelijke delen aan de SFSVO en aan de werkgeversorganisaties betaald.

  • 2 Betaling van het budget vindt plaats aan het begin van elk kwartaal.

Slotbepalingen

Artikel 11. Overgangsbepaling

De bepalingen van deze regeling, zoals die luidden op 31 december 2006, blijven van toepassing op de verantwoording van subsidies die op grond van die bepalingen in het kalenderjaar 2005 en 2006 zijn verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling G.O.- en vakbondsfaciliteiten.

Deze regeling zal met toelichting in het Gele Katern worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

.