Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen

Geraadpleegd op 03-12-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Wet van 2 december 2004 tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het omwille van de rechtshandhaving in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen wenselijk is te komen tot invoering van bestuursrechtelijke handhaving;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel IV

De straffen gesteld op de Wet arbeid vreemdelingen juncto artikel 1, onder 40, van de Wet op de economische delicten strafbaar gestelde feiten waarvoor ingevolge deze wet slechts een bestuurlijke boete kan worden opgelegd en die begaan zijn voor de dag van inwerkingtreding van deze wet blijven van toepassing.

Artikel V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

's-Gravenhage, 2 december 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de negenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie

J. P. H. Donner